Author: Beuningen H.J.E.  

Tags: archéologie   middeleeuwen   geschiedenis  

ISBN: 90-9006769-8

Year: 1993

Text
                    Rotterdam Papers VIII
A contribution to medieval archeology
Heilig en Profaan
1000
Laatmiddeleeuwse Insignes
uit de
collectie
H.J.E. van Beuningen
door
H.J.E van Beuningen
A.M. Koldeweij


Gepubliceerd door / Published by: Stichting Middeleeuwse Religieuze en Profane Insignes Brink 5 3945 BE Cothen - Nederland Copyright € 1993 Sticluing Middeleeuwse Religieuze en Profane Insignes Alle rechten voorbehouden. Niels nit de/e uiigase mag worden verveelvoudigd еп/of openbaar gemaakt door middel van druk. fotokopie, microfilm of op welke andere wijz.e ook. z.onder voorafgaande schriflclijkc toestemming \an de Stichting Middeleeuwse Religieuze en Profane Insignes te Cothen. CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK. DEN HAAG Bcuningen, H.J.E. van Hcilig oil profaan : 1()(K) laatmiddeleeuwse insignes nil de collcciie van H.J.E. van Beuningen / door H.J.E. van Beuningen, A.M. Koldeweij : |ill. Tom Haartsenl. - Cothen: Stichting Middeleeuwse Religieu/e en Profane Insignes. - 111. - (Rotterdam papers : 8) Met lit. opg. ISBN 90-9006769-8 geb. Trefw.: insignes : geschiedenis : middeleeuwen.
INHOUD Woord vooraf ] Inleiding I H.J.E. van Benningen II Insignes, religious cn pro faun 1 1 A.M. Koldeweij III Tcchnischc aspecten: 16 gielvormen, mctaalsumenstelling H.J.E. van Beuningen IV Nieuwlande 26 H.J.E. van Beuningen V Hel zijn niei alien slagers die lange 33 messen dragen: valse pelgrims en him herkenningstekens A.M. Koldeweij VI Pelgrimstekens in dc marge: 38 middeleeuwse albeeldingen van insignes in handsehriften en een Jacobusschelp die een applique verloor A.M. Koldeweij VII Pelgrimsinsigncs in hel gctijdcnboek 46 ‘D’Oiselel’ A.M. Koldeweij VIII Onze Lieve Vrouw van Aarsehot 49 H.J.E. van Beuningen, F. Jurion, M. de Waha IX Insignes van Onze Lieve Vrouw en 58 Johannes de Evangelist uit VHertogenboseh A.M. Koldeweij X De insignes van Sintc Cuncra le Rhenen 64 H.J.E. van Beuningen XI Pelgrimsinsignes van Elisabeth uit Marburg 69 A.M. Koldeweij XII ‘Loctenen tekenen van sinte GommaerL Lier 76 H.J.E. van Beuningen. A.M. Koldeweij XIII Pelgrimstekens van de Heilige Man Job, 79 Wezemaal H.J.E. van Benin in gen XIV De Heilige Karel de Grate 84 A.M. Koldeweij XV Zilveren, blanke en roodgesehilderde 92 pelgrimstekens van Lconardus uit Dudzele A.M. Koldeweij XVI Een pelgrimsinsigne van hel Stiff Simon 96 en Judas le Goslar A.M. Koldeweij XVII The secular badges 99 Malcolm Jones XVIII Erotische insignes en een 110 Roman de la Rose-handsehrift A.M. Koldeweij XIX Catalogus 115 H.J.E. van Bean ingen. A.M. Koldeweij 1 - 536 Religieuze insignes 1 16 537 - 1036 Profane insignes 240 Summary 324 Literatuur 327 Register 339
WOORD VOORAF HEILIG EN PROFAAN, 1000 laatmiddelceuwse insigncs' werd enige jarcn geleden gekozen als tilel voor de publikatie van een seleclie religieuze en we- reldlijkc draagtekens uit een in de afgelopen deccnnia bijccngcbrachle particulicre verzameling op dit gc- bied. Het aanvankelijk als royaal getaxeerde aantal van duizend insignes, waarbij aan zo’n vijfhonderd profane en vijfhonderd religieuze draagiekens werd gcdacht, bleek al snel ten opzichtc van het bcschikbare malcriaal aan de krappe kant. De rijkdom van de teruggevondcn en bijeengebrachte indertijd en-masse gcproduceerde en nu veelal slechts als unica bckende insigncs van lood-lin en messing, is haast onvoorslel- baar grool. De samenslcllers van het voorliggende bock hopen dan ook met deze publikatie het belang van het onderhavige materiaal duidelijk te maken in mi mere kringen van historiseh geinleresseerden. De 1036 geseleelcerde insignes die in dit boek terecht zijn gekomen, bevinden zich alle in de eolleelie H.J.E. van Beuningen. Dit inipliceeii dus dal los van deze seleclie in openbare en particulicre verzamelingen. nalionaal en inlernationaal, een zeer veel rijker reser¬ voir ligt van soortgelijke cultuurhistorisch belangwek- kende laatmiddeleeuwse insignes. Dit materiaal werd lot nog toe slechts incidcnteel bevverkt en gepubli- eeerd. In feitc zijn we een meer gecoordincerde aan- pak, die niet afliankclijk is van toevallige inzet van individuen, verplicht aan dit inhoudelijk, voorde geschiedenis van mentalileit. geloof en bijgeloof, zo rijke cultuurgocd. Documenlatie en bcstudering in nutionaal en boven- nationaal verband is noodzakelijk, evcnals de nu vaak moeizame samcnwerking zowel vanuit de vcrschil- lendc historische disciplines als vanuit openbare ver¬ zamelingen en overheidsinstellingen enerzijds en anderzijds parliculiere verzamelaars en - het minst grijpbaar en nicest problemalisch - ‘amateur-archeolo- gen’ en/of ‘schatgravers'. Het plan voor een publikatie als deze slamt al uit het midden van de jarcn tachtig. Het bleek toen onmoge- lijk om tot een effectievc samenwerking le komen tussen de vele instantics en personen die laalmiddel- eeuwsc insignes onder hun beheer hebben om uit het in zijn totaliteit beschikbarc materiaal een alomvat- lend boek le maken. De veelheid van het in de afgelo¬ pen deccnnia met behulp van de melaaldetector te- voorsehijn gebrachte insignes en aanverwante zaken, maakl dit laatste ook nagenoeg onuitvoerbaar. Bijna wekelijks wordl door nieuwe vondslen bewezen dat het liier gaat om een schier onuilpiiltelijke beeldrijk- dom, zowel op prof aan als op religious gebied. Het voorliggende boek is op het moment van publikatie daardooral weer achterhaald; het beoogl dan ook vooral een maleriaalpresenialie le zijn die voortgaal in de tradilie van de eerste en nog immer toonaange- vende publikaties op dit gebied die in de jaren vijltig en zestig van de vorige cctiw door Arthur Eorgeais in Parijs wcrden gcschreven. Nieuwe vondslen en nader ondeizoek zal niet alleen nu nog onbekend materiaal met bijpassende intcrpretaties opleveren, ook zal in de toekomst meer van het bier gepresenteerdc materiaal geduid, geinterpretcerd en cultuurhistorisch geplaatst ktinnen vvorden. Het tolstandbrengen van dit boek was niet mogelijk gevveest zonder hulp en inzet van velen. In de eerste plaats werden de 1036 insigncs door vele verschil- lendc handen aan het lichl gebraeht, door vele gravers, amateur-archeologen, die om uiteenlopende redenen gemotiveerd waren voor het /ware en soms zells niet gevaarloze werk; voor een groot aantal onder hen geldt dal dit een opreehte motivatie was, de ‘histori- sclie' prikkel, gevoegd uiteraard bij de aantrekkings- kracht van het *zocken en vinden\ Vele vinders van insignes konden dan ook behoorlijk betrouwbare informatie aan ons verschaffcn inzake vondstomstan- digheden en bij vondslen van de insignes, van essen- lieel belang voor een datering. Tom Haartsen, Ouderkcrk aan de Amstel, spande zich ten zeerstc in om het weerbarstige en veelal grauwe materiaal zo sprekend mogelijk te fotograferen en alle details tot hun recht te laten komen. Drukkerij Groen verwerktc dit folomateriaal cn de door ons aangele- verde teksten met grole accuratesse; zonder de bereid- willige inzet van Dmkkerij Groen zou het boek niet binnen het ook nu weer korte tijdsbestek dal beschik- baar bleek, tot stand zijn gekomen. Malcolm Jones zijn wij zeer erkentelijk voor zijn bijdrage in de vorm van een helder gcschreven essay over de context waarin we de profane insignes moeten plaalsen (hoofdstuk XVII). A. Pol, Rijksmuseum Het Koninklijk Penningkabinet te Leiden, levcrde deskun- dige informatie ten aanzien van de beschreven munt- speldcn. In Museum Boymans-van Beuningen te Rotterdam werd. terwijl de laatste hand aan dit boek nog gelegd werd. met groot enlhousiasme een tentoonstelling over de insignes samengcsteld door Alexandra van Dongen en Dory Kicken; deze exposilic ‘Hcilig en Profaan'
(dccember 1993-februari 1994) geefl do publikatie van dit boek ecu extra dimcnsic. Ecu langdurige en genoeglijkc samcnwcrking tiissen beide auteurs van deze ‘Rotterdam I'apcrs’ deel VIII, cen combinatie van de praktijk van de verzamelaar en de thcorie van de wetensehapper, leidde tot dit bock als blijvcnd resullaat: wij hopen dat dit bock zijn lezers en gcbruikcrs even veel plezier en inspiralie zal geven. H.J.E. van Веип'тцеп AM. Koldeweij
I INLEIDING H.J.E. van Beuningen Het voorbereiden van een publikatie die belrekking heeft op religieuze en profane insignes uit de late middeleeuwen aan de hand van de eigen verzameling, dwingt de verzamelaar die insignes vanuit een andere invalshoek te benaderen dan gedurende de jaren dat hij aan hct opbouwen van de colleclie werkte. Ook al zijn meerdan 2700 insignes bijeengebracht, toch blijft de feitelijke kennis over de verzamelde insignes nog steeds bctrekkelijk gering. Dat doet dan ook de vraag opkomen of die verzameling op dil moment wcl een zodanig beeld geeft dat een publika- tie daarover gerechtvaardigd is. Die twijfel wordl verder vergroot doordat telkens weer nieuwe, tot dan toe onbckende insignes gevonden worden, terwijl het ook nog regelmatig lukt om onbekende, nog niet eerder gei'dcntificeerde, insignes te determineren. Men is zich er daardoor van bewust dat nog heel wat onderzoek zal moeten worden verricht om meer in- zichl te krijgen en het beeld te completeren. Waarom dan toch reeds nu gepubliceerd terwijl van te voren vaslstaat dat op een aanlal ondcrdelen deze publikatie bij verschijning al door nieuwe vondsten en inzichten zal zijn achterhaald? Er is naar mijn oordeel toch een aanlal redenen aan te geven die het verant- woord en zinvol maken om nu naar buiten te treden. De belangstelling voorde middeleeuwen is de laatste jaren zozeer toegenonien dat vanuit verschillende disciplines in toenemende mate aandacht aan deze periode wordt besteed. Studies op velerlei gebied leiden tot nieuwe inzichten. Maar voor wat betreft de wereld van de insignes moct worden geconstateerd dat dit materiaal nauwelijks bij verder onderzoek betrok- ken wordt omdal het veelal onbereikbaar en daardoor onbekend materiaal is. Wil men kunnen profiteren van de kennis en studie van anderen dan zal eerst inzicht moeten worden gegeven in wat thans bekend en bij¬ eengebracht is. Ik verwacht dat daardoor de bclang- stelling voor insignes in grotere kring wordt opgewekt zodat aan de gewensle studie in de toekomst vanuit meer invalshoeken aandacht besteed gaat worden. Behalve de mogelijkheden die nieuwe vondsten kun¬ nen bieden, gaat het ook om het verkrijgen van meer en beter inzicht in de tijd en de wereld loen hct ge- bruik van insignes voor de middeleeuwer een bekend gegeven was. Daarbij speelt ook dat met betrekking tot profane insignes tot dusverre nog nooit een meer- omvattende publikatie is verschenen en dat het daar zeker nagenoeg onbekend materiaal betreft. Onze kennis over achtergronden en aanleiding tot gebruik van profane insignes is dan ook bijzonder gering. Daarbij moeten wij ons realiscrcn dat hct bij profane insignes om beeldmaleriaal gaat, ontstaan in een tijd dat bijna uitsluilend religicuzc kunst vervaardigd werd. Juist daarom kunnen profane insignes inzicht geven in aspecten van het dagclijks leven van de mens in de late middeleeuwen die zondcr deze bron van informatie aan ons voorbij zouden gaan. Verzamclaars van mu men, postzegels en andere voor dagelijks gebruik bestemde voorwerpen kunnen in veel gevallen gebruik maken van gedetailleerd docu- mentatiemateriaal dat inzicht geeft in aard, samensiel- Iing en vaak zelfs de waardebepaling van de betref- fende objectcn. Men weet dan van te voren in vrij grote male waaraan men werkt en wat кап worden verwacht terwijl ook eventuele hiaten van levoren vaststaan. In zekere zin is dat ook het geval met verschillende deelgebieden van archeologische realia. Ook daar staan wetenschappelijk samengestelde en voor alge- nieen gebruik bestemde determinerings- en documen- tatiesystenien ter beschikking die het mogelijk maken om vondsten te identificeren naar type, datering en plaats van ontstaan. De onderzoeker of de verzamelaar kan bij bewerking van het materiaal naar deze bronnen verwijzen. Opgave van naam en nunimer is vaak voldoende om voor eenieder duidelijk te maken waarom het gaat. Wanneer bijvoorbeeld met betrekking tot Roineinse lerra-sigillata scherven een Dragendorff-type wordt genoemd, weet men wat bedoeld wordl. Voor klcinc mctalcn voorwerpen, zeker wanneer deze in latere perioden in gebruik waren - en misschien wel daardoor niet zozeer in aanmerking kwamen om in verzamelingen opgenomen te worden - ontbreken zulke determincringsmogelijkheden bijna geheel. Het aanlal publikaties gewijd aan - om maar enkele voorbeelden te noemen - kledingaccessoires, vinger- hoeden, gespen, knopen, beurshangers, lakenloodjes en dergelijke voorwerpen, is beperkl. De ingebruikname van de metaaldetector heeft de laatste jaren een stroom van nieuwe vondsten op het gebied van kleine metalen voorwerpen tot gevolg gehad. Daardoor is de belangstelling sterk toegeno¬ nien, niet alleen van verzamelaars maar ook van de wetenschap. In Engeland heeft dit geleid tot een publi-
katie over de vele metaalvondsten die de Iaatsle jaren door archeoJogen en metaaldetectorzoekers vooraf- gaand aan bouwwerkzaamheden in Londen en langs de Thamesoever zijn gedaan. Het Museum of London geeft in 'Dress accessoires, medieval finds from exca¬ vations in London’ een overzicht van verschillende typen metalen gebruiksvoorwerpen. Deze publikatie is ook voor Nederlandse vondsten op vergelijkbaar gebied van belang. Innners blijkt een in de loop der ecuwen vaak gelijklopende ontwikkeling van vorm en type in Nederland en Engeland die ook voor andere Wesleuropeese landen geldt. Ook insignes werden in groten getale langs de Thamesoever gevonden en men inoet hopen dal daar- ovcr binnenkort de al geruime tijd geleden door Brian Spencer voorbereide publikatie zal verschijnen. Verwacht mag worden dat daarvoor - ook buiten Engeland - grote belangstelling zal bestaan. Overigens dient opgemerkt te worden dat juist wat insignes betreft er wezenlijke verschillen tussen het Engelse en Nederlandse materiaal voorkomen. Heiligenvcrcring blijkt vaak sterk regionaal gericht te zijn geweest, hctgeen uitwerking heeft op de versprei- ding van pelgrimsinsignes die op bepaalde heiligen en plaatsen van verering betrekking hebben. Wat profane insignes betrelt komen over en weer vergelijkbare afbeeldingen voor, maar ontbreken andere typen weer geheel. Dit is bijvoorbeeld het geval met erotische insignes uit de veerticnde en vijfticnde eeuw die in de Nederlanden veelvuldig voorkomen maar die in Engeland bijna geheel ontbreken. Vooralsnog ontbreekt het ons aan kennis om aan te geven wat de achtergrond is van dit verschil. Of zulks een gevolg is van verschillen in fatsoensnormen zoals een Engelse vriend stelde, waag ik te betwijfelen. Om het inziehl te vergroten en ook om zulke verschil¬ len te kunnen interpreteren is vergelijking van het Nederlandse met het buitenlandse vondstenmateriaal onmisbaar. Voor deze vergelijking zijn wij echter afhankelijk van het gepubliceerde bronnenmateriaal en dat is juist met betrekking tot profane insignes beperkt. Als standaardwerk in het algemeen en meer in het bijzonder voor de in Frankrijk gevonden insignes geldt nog steeds een zestal publikaties van Arthur Forgeais, tussen 1858 en 1866 verschenen onderde litel ‘Collection de Plombs Histories trouves dans la Seine’. In het midden van de vorige eeuw werden bij vemieu- wing van bruggen over de Seine in Parijs veel insignes gevonden welke vooral door Arthur Forgeais werden verzameld en gepubliceerd. In 1858, 1862 en 1863 verschenen de eerste publikaties van Forgeais over pelgrimsinsignes, broederschap- en gildelekens en penningen gevolgd in de jaren 1864, 1865 en 1866 door werken betrekking hebbende op nieuwe vondsten op deze gebieden. Helaas is dat vondstenmateriaal zelt grotendeels verloren gegaan dan wel, voor zover nog aanwezig in het Musee de Cluny, nauwelijks beschik- baar voor bestudering. Een en under heelt tot gevolg dat voor vergelijking met latere vondsten nog steeds op de werken van Forgeais wordt teruggegrepen. Dit is voor wat betreft het identificeren van in Nederland gevonden insignes, zeker wanneer deze op Franse heiligenverering en bedevaartplaatsen betrekking hebben, nog steeds een onmisbare informaliebron. Maar ook de publikaties van Forgeais geven geen volledig beeld. Door hem werden slechts weinig profane, en in het geheel geen erotische insignes gepubliceerd. Dit wekt de indruk dal zulke insignes bij de Seinevondsten niet zouden zijn aangetroffen. Het is echter waarschijnlijker dal Forgeais daarvoor geen belangstelling heeft gehad dan wel dat hij om andere redenen niet tot publikatie is gekonien. Recent ver- scheen een herdruk van ‘A history of Phallic worship’ waarin Thomas Wright in 1866 schreef over ‘The Worship of the Generative Powers During the Middle Ages of Western Europe’. Wright refereerde aan Forgeais bij het publiceren van een aantal erotische insignes gevonden in de Seine. Daamaast blijkt uit andere bronnen dat in de vorige eeuw door Ridder von Lana van de antiquair Joseph Egger in Parijs een groot aantal religieuze en profane insignes werd aangekochl die zich thans nog in de Kunstgewerbe-musea van Praag en Diisseldorf bevinden. En in de Praagse col- Iectie bevindt zich ook een aantal erotische insignes afkomstig uit eerder genoemde Seinevondsten, die in vormgeving geheel vergelijkbaar zijn met erotische insignes die in de Nederlanden zijn gevonden. Wat Frankrijk betreft, zijn na Forgeais weinig meer- omvattende publikaties over insignevondsten versche¬ nen; wel heeft Mevrouw Lamy-Lassalle nog enige vondsten gepubliceerd. Men mag zich afvragen of dit gebrek aan nieuwe publikaties een gevolg is van het niet meer beschikbaar komen van nieuwe vondsten dan wel door het veronachlzamen van dit materiaal. Men zou toch inogen aannemen dat ook in Frankrijk de opkomst van de metaaldetector nieuwe vondsten moet hebben opgeleverd. Voor het onderzoek in Duilsland moet gewezen worden op de vele en belang- rijke bijdragen van wijlen Prof. Dr Kurt Koster
waarop nader wordl leruggekomcn. Wat Engeland betreft heeft Brian Spencer, oud-curator van The London Museum, een belangrijke taak vervuld met belrekking toi de publikalie van vondsten van bede- vaartsouvenirs en profane insignes in Salisbury en Norfolk. Met betrekking tot Scandinavische vondsten publiceerde Lars Anderson in ‘Medieval Archeology 7’ van de serie ‘Lund Studies' onderde titel ‘Pilgrinisniarken och vullfari’ over pelgrimage en daarop betrekking hebbende insignes. Inzake Nederlandse vondsten heeft Jan Baart in 1977 met ‘Opgravingen in Amsterdam, 20 jaar stadskern- onderzoek’ een aanzet gegeven door de publikatie van grote aantallen gebruiksvoorwerpen die tevoorschijn kwamen tijdens de aanleg van de Oostlijn van de metro in de Amsterdam.se binnenstad. Tijdens dat onderzoek werden ook zeven insignes gevonden. Sedertdien zijn ook uit Amsterdam in grand afkomstig uit diepe bouwputten aan Damrak en Rokin waar de vroegstc bewoningslagen aangesncden werden, verschillcnde insignevondsten gedaan. Van wezenlijk belang voor Nederland is de met betrekking tot in Zeeland gevonden pelgrimstekens in 1987 ver- schenen publikalie ‘Heiligen uit de modder’ door R.M. van Heeringen, A.M. Koldewcij en A.A.G. Gaalman, dit naar aanleiding van een lenloonstelling die toen in Middelburg plaalsvond. In het ‘woord vooraf’ werd door Van Heeringen opgemerkt dat, vergeleken met 1978 toen slechts 22 in Zeeland ge¬ vonden pelgrimstekens bekend waren, dit aantal een kleine tien jaar later tot meet* dan 700 was toegeno- men. In de ‘Archeologische Kroniek van Zeeland’ over 1988 tot en met 1991 is de inventarisalie door Van Heeringen voortgezet en werden 298 nieuwe Zeeuwse vondsten toegevoegd. Sedertdien zijn ver- dere vondsten gedaan - en dal niet alleen in de provin- cie Zeeland - die het toen gegeven inzicht vergroten. Dat betreft zowel nieuwe tot dusverre onbekende typen als ook vergroting van aantallen van reeds be- kende typen insignes. Zowel de groep profane insig¬ nes als een aantal van deze nieuwe vondsten wordt hier voor het eerst gepubliceerd. Met relatief zo weinig beschikbaar documcntatiemate- riaal is de in middeleeuwse insignes geinteresseerde verzanielaar grotendeels in het ongewisse waarop zijn aandachl in de eerste plaats gericht dient te zijn. Hij komt in de verleiding ieder fragment le verwerven dan wel op zijn minst te documenteren, teneinde de leg- kaarl van het onbekende gebicd te completeren. Het moet bij dat verzamelen niet alleen gaan om een insigne als object dan wel om de esthetische kwaliteit daarvan, maar ook om andere invalshocken. Zo kan het bepalen van aantallen gevonden insignes een indicatie geven met betrekking tot de betekenis van een pelgrimsplaats en van de daar vereerde relieken maar eveneens tot de ornvang en verspreiding van die verering. Het blijkl dat elk insigne waarvan de gegevens worden vastgelegd, bijdraagt aan vergroting van de kennis. Dat kan leiden tot identificatie van een heilige of van een bedevaartplaats, maar ook komt het voor dat bij fragmenlarisch bewaard gebleven insignes, vergelij- king van delen van identicke insignes afkomstig uit verschillende vindplaatsen duidelijk maakt hoe een insigne er in gave toestand moet hebben uilgezicn. Als voorbeeld daarvan wordt verwezen naar afb. 604-606. Onduidelijke en/of incomplete leksten kunnen bij vergelijking van fragmenten weer leesbaar worden hetgeen dan ook weer kan bijdragen tot een identifi¬ catie. Het gaat niet alleen om het insigne als object maar vooral ook om de interpretatie van wat werd alge- beeld, alsmede om antwoord op de vraag door wie, waarom en onder welke omstandigheden zulke insig¬ nes werden gebruikt. Het moge duidelijk zijn dat het gemis aan gegevens voor mij als verzamelaar ook een aantrekkelijke kanl heeft gehad omdat het beschikbaar komen van tel kens nieuwe gegevens intrigerend werkt. Wanneer men zich zo intensief met een dergelijk onderzoek bezig houdl, groeit de verwachting dat hiermee ook een algemeen belang gediend kan zijn zodat het zinvol is om tot dusverre verkregen gegevens en inzichten vast te leggen en uifrte dragen, ook al is men er zich terdege van bewust dat met deze publika¬ tie slechts een eerste en nog onvolledige aanzet wordt gegeven. Gehoopt moet echler worden dat door het publiceren van deze gegevens een bijdrage geleverd wordt zodat ook anderen zich met de studie van dit materiaal zullen gaan bezig houden en daardoor ook zullen bijdragen aan het invullen van de legpuzzel. Ten aan- zien van insignes en van de wereld waarin het dragen daarvan voor ieder een herkenbaar gegeven was, is een uitwisseling van gegevens uit zowel eigen land als daarbuiten zeer gewenst. Men mag aannemen dat de relatief geringe belangstel- ling voor laat-middeleeuwse insignes vooral verband houdt met onbekendheid van dit materiaal. Want dat er sprake is van onbekendheid, blijkt telkens weer 3
III. 1. De vindplaatsen van de 1036 religieuze en profane insignes die warden afgebeeld en beschreven in hoofdstuk XIX, Catalogus (p. 115-323). Samenstelling L. Hopstaken, Bergen op Zoom. со GET: L.HOPSTAKEN
wanneer men met belangstellenden over de verzame- ling insignes sprccki. Dan wordt steeds weer dc vraag gesteld waarvoor die insignes gebruikt werden. welke betekenis die vroeger hadden en hoe men lot het ver¬ zamelen daarvan is gekomen. Om die onbekendheid te doorbreken en bundeling van krachten en coiitinui'leil in het onder/oek te verkrij- gen, werd recentelijk de *Stichting middeleeuwse religieuze en profane insignes' opgericht. Deze Stichting beschikl over een in omvang en betekenis snel tocnemende collectie documentatiemaieriaal, die verder zal worden uilgebreid. Ter gelegenheid van een lenloonstelling in Museum Boymans-van Beuningen te Rotterdam die van 12 de- cember 1993 tot eind februari 1994 zal plaatsvinden en waar ca. 300 insignes worden getoond, verschijnl nu ‘Heilig en Profaan. 1000 insignes uit de eollectic H.J.E. van Beuningen' als ccrste aanzct lot het in dc publiciteit brengen van religieuzc cn profane insignes gevonden in de Nederlanden. Daarbij is dankbaar gebruik gemaakt van de aanzet die door ‘Heiligen uit de modder' in 1987 werd gcgcven. Verschillende insignes, toen afgebeeld en sedertdien in de collectie opgenomen. worden nu wederom gepu- bliceerd. echter aangevuld met profane en nieuwe, toen nog niet bekende, religieuzc insignes. Ook is een aantal religieuze insignes opgenomen die inmiddels konden worden gedetermineerd naar heilige of bede- vaartplaats. De collectie H.J.E. van Beuningen omvat ruim 2700 insignes. zowel gaaf als fragmentariseh, voor het mcrendecl afkomstig uit Ncderlandse bodemvondsten. Hoewel een groot deel van dc insignes afkomstig is uit het Vcrdronken Land van de Oosterschelde zijn de laatste jaren ook insignes gevonden in andere delen van het land. Zo zijn tijdens de aanleg van de spoor- we°tunnel in Rotterdam die door dc oudste bewo- ningslagen van de Maasstad liep, uit afgevoerde grond verschillende insignes tevoorschijn gekomen. Bij het verzamelen van de insignes is er naar gestreefd zoveel mogelijk gegevens te verkrijgen overde vind- plaatsen omdat plaatsbepaling van wezenlijk belang is voor oils inzicht in de verspreiding van insignes en voor wal religieuze insignes betreft, ook voor onze kennis over de omvang van verering van een bcpaalde heilige. Insignes van bijvoorbeeld Adrianus. die in Zeeland zo veelvuldig worden aangetroffen, komcn boven dc grote rivicren weinig voor. In Engcland werd tot dus- verre slechts een exemplaar van een Adrianus-insigne gevonden lerwijl ook uit Belgie slechts cnkele vond- slen bekend zijn. Vooralsnog onlbreken gegevens over Adrianus-insignes die in andere oils omringende landen gevonden zijn. Uit het voorkomen van aan Adrianus gewijde insignes op middeleeuwse kerk- klokken in Duitsland blijkt echter dat deze heilige ook daar vereerd werd. Wil men de vondstomslandigheden belrekken bij het onderzoek dan vail, enkele uitzonderingen daargela- len. als broil voor verwerving de we re Id van veiling en anlickhandel weg. Want dal verwerving via dc/e kanalen problemen kan opleveren juist wanneer het gaat om gegevens over de vindplaats, bleek bijvoor¬ beeld overduidelijk bij de verwerving van een zoge- naanide Nederlandsc bodemvondsl \an een Thomas Becket-insigne dal echter zoals later bleek niet in Nederland maar in Engeland gevonden was. Helaas worden ook in Nederland gevonden insignes in Engeland aangeboden als zouden deze daar gevonden zijn. Ter voorkoming van onjuisle gcvolgtrekkingen moet dan ook de nodige aandacht worden besteed aan het vaststellen vail de juiste herkomst. Iedere metaaldclectorzoeker hceft zijn eigen vind- plaatsen die hij niet graag aan anderen wil prijs geven uit angst voor conciirrenlie. Wanneer de verzamelaar dan toch vraagt om informatie over de juiste vind- plaals, dan is, wil op die vraag een eerlijk antwoord gegeven worden, een zekere vertrouwensrelatie lussen vinder en verzamelaar nodig. Het is verheugend te conslateren hoe groot de medewerking steeds is ge- weest en hcl is hicr zeker op zijn plants om alien die daaraun bijdroegen dank te betuigen voor hun grote medew'erking en openheid. Regelmatig w'ordt de vraag gesteld of na het verschij- nen van ‘Heilig en Profaan’ het verzamelen en docu- mentcren door mij zal w'orden voorlgezet. Het daarop te geven antwoord is mede alliankelijk van de bereid- heid tot samenwerking van en met andere inslellingen. Uitgangspunl is dat de nieuwe Stichting zich zal inzel- ten om zoveel mogelijk gegevens over in Nederland gevonden insignes te documcnieren. Maar afgevraagd moet worden in hoeverre weten- schappelijke inslellingen en landelijk. provinciaal en stedelijk beroepsmatig werkzame areheologen het belang van een nauwe samenwerking zullen inzien, zeker omdat in die samenwerking ook amateurs en melaaldeteciorzoekers onmisbaar zijn. In dit verband meen ik te mogen opmerken dat de controverse lussen
III. 2. De bedevaartplaatsen waarvan pelgrimstekens zijn opgenomen in hoofdstuk XIX, Catalogus (p. 115-323). Samenstelling L. Hopstaken, Bergen op Zoom.
wetenschap en amateurs met betrekking tot het ge- bruik van metaaldetectoren geen goede zaak is en bepaald niet bijdraagt tot de kennis over en het behoud van insignes. Het past mij hier niet kritiek te uiten op de wetgeving ten aanzien van ons archeologische bodemarchief. Er zullen echter methoden moeten worden gevonden om zeker te stellen dat uiterst kwetsbare en zeer vergankelijke objecten zoals insig¬ nes nu eenmaal zijn, niet meer verloren gaan doordat ze onderhevig zijn aan corrosie in geroerde grondla- gen. Tot ons bodemarchief behoren ook de roerende voorwcrpen en in die legio gevallen waar in gestoorde grand insignes of andere kwetsbare voorwerpen aan- wezig kunnen zijn, moeten er wegen gevonden wor¬ den om deze op te sporen en daarmede het verloren gaan te voorkomen. De op veel plaatsen in Nederland voorkomende voch- tige bodemgesteldheid en de daardoor luchtdichte afsluiting in de grondlagen heeft geleid tot conserve¬ ring van opvallend veel insignes. Wat dat betreft is de situatie in ons land anders dan in de rest van Europa. Hoe groot de invloed is van bodemconservering op tinnen voorwerpen blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat dit materiaal in Keulen met een droge bodemgesteld¬ heid praktisch nooit bewaard is gebleven terwijl in Rotterdam met een vochtige bodem, opvallend grate aantallen goed geconserveerde tinnen gebruiksvoor- werpen gevonden zijn. De grate vondstcomplexen van middeleeuwse insignes zijn dan ook praktisch uitsluilend afkomstig uit voch¬ tige gebieden. En ook daar blijkt telkens weer dat zodra een insigne in geroerde grand of aan de opper- vlakte terecht komt, er op zeer korte termijn ernstige aantasting door corrosie ontstaat en insignes door deze ‘tinpest’ totaal verloren gaan. Belangrijke vindplaatsen zoals een aantal woonkernen in het Oosterscheldegebied zijn in de loop van de laatste jaren zodanig geroerd door menselijk ingrijpen maar ook door de invloed van getijstroming, dal zonder voortgezet onderzoek in ieder geval de nu nog moge- lijk aanwezige insignes grotendeels verloren zullen gaan. Met ingang van 1 Januari 1991 zijn tot behoud van het bodemarchief de meeste plaatsen waar in het Verdronken Land van de Oosterschelde woonkernen liggen, op grand van de Natuurbeschermingswet tot verboden gebied verklaard. Deze maatregel - a double usage - dient bescherming te geven aan onze vogels en weerhoudt mede als gevolg van een aantal wegens verontrusting van vogels bekeurde metaaldetectorzoe- kers, dezcn ervan de slikken verder te betreden. Daarbij wordt echter geen rekening gehouden met de destruclieve gevolgen door corrosie van insignes in geroerde bodemlagen. De directeur van de Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek heeft eens opgemerkt dat het in gebruik nemen van een soort jachtacte voor melaalde- tectorzoekers een oplossing zou kunnen bieden in het spanningsveld tussen wetenschap en amateurs. Ik juich die gedachte toe, maar dan moet - evenzeer als dat bij de jacht het geval is - een behoorlijke metaalde- tector opleiding tot stand komen die na met goed gevolg al'gelegd examen recht geeft op een metaalde- tector-zoekacte. Zulk een detector-zoekacte kan dan zekere rechten geven maar daar horen dan ook strikte verplichtingen tegenover te slaan zodat misbruik voorkomen kan worden. Zou blijken dat iemand toch misbruik maakt, dan zou - evenzeer als dit bij een jachtacte het geval is - be- straffing en zo nodig intrekking van de acle moeten kunnen volgen. Door de overheid aan te wijzen instan¬ ces dienen de richtlijnen op te stellen waaraan de metaaldetectorzoeker zich heeft te houden. Ook zou opgcnomen moeten worden dat alle vondsten dienen te worden aangemeld ten behoeve van documentalie. En, indien het belang zulks wettigt, moet ook een recht tot aankoop door daartoe aan te wijzen instellin- gen worden gegeven, die dan wel ervoor hebben zorg te dragen dat zulke objecten beschikbaar staan voor bestudering en bij objecten van meer algemeen be¬ lang, ook worden tentoongesteld. De verzamelaar komt vaak in de verleiding zijn be- langstelling uit te breiden tot objecten die niet direct tot het feitelijke verzamelgebied behoren, maar die daar toch wel een zeker verband mee hebben. Dat speelt in het voorliggende geval onder meer met be¬ trekking tot de pelgrimsampullen, waarvan wel de religieuze functie vast staat maar waarvan men zich moet afvragen of het om insignes gaat. Wanneer een bescheiden aantal aan de collectie werd toegevoegd, heeft dat veelal betrekking op ampullen die in relatie konden worden gebracht met een specifieke bede- vaartplaats. In ‘Heiligen uit de modder’ zijn ook hand- schoenen, kammen, hoorntjes en ronde insignes met busies en tekst onder de religieuze insignes opgeno- men. Deze zijn door ons onder de profane insignes verwerkl omdat geenszins vaslslaat dat deze voorwer¬ pen een religieuze betekenis hebben. Hoe aantrekke- lijk hel ook is handschoenen aan Thomas Becket en hoorntjes aan Hubertus toe te schrijven, toch blijkt dit 7
niet zonder meer van toepassing te zijn. Wat munt- spelden betreft, was uileraard de draagfunctie bepa- lend voor opname of niet. Mel als consequentie dat miint-imitaties, dus penningen met afbeeldingen aan voor- eii achterzijde, niet zijn opgenomen. Ook wat crucifixen betreft, was hel soms moeilijk om te beslis- sen over eventuele verwerving omdat toeschrijving naar een specifieke plaats van verering vaak onmoge- lijk is en het vaak eerder om ‘devotionalia’ dan om ‘insignes’ gaat. Enkele crucifixen zijn hier opgenomen met name die waarbij hel gaat om aan bedevaartplaat- sen gerelateerde objecten. Ook de miniatuurklokjes en belletjes zijn niet opgenomen alhoewel aangenomen mag worden dat een aantal daarvan wel betrekking heeft gehad op de verering van Antonius. Uileraard probeert de verzamelaar zijn verzameling zo compleet mogelijk te maken, ook al blijkt spoedig dat volledigheid geen haalbare kaart is. Hoe welwillend velen ook waren, toch komt het begrijpelijkerwijze voor dat vinders er de voorkeur aan gaven hun vond- sten zelf te houden. Wanneer het een insigne betreft waarvan nog geen ander exemplaar bekend is, valt zulks uileraard te betreuren omdat daardoor in deze publikatie die insignes niet konden worden opgeno¬ men. Zou echter afgeweken zijn van het uitgangspunt dat uitsluitend insignes uit de eigen verzameling zou- den worden opgenomen, dan zou ook verregaande bewerking hebben moeten plaatsvinden van insignes aanwezig in de collecties van archeologische instellin- gen in ons land, dus die welke tevoorschijn zijn geko- men tijdens opgravingen. Veelal blijven zulke vond- sten onbekend totdat deze als onderdeel van de op die opgraving betrekking hebbende onderzoeksresultaten worden gepubliceerd. Op zich valt het te betreuren dat gcgcvcns over al deze insignes nu niet beschikbaar zijn, want de waarde van een allesomvattende publika¬ tie zou vanzelfsprekend beduidend groter zijn. Dan zou het ook mogelijk zijn geweest om alleen zo gaaf mogelijke insignes af te beelden. Nu moest in een aantal gevallen worden volstaan met het opnemen van in de collectie voorkomende fragmenten terwijl be¬ kend is dat zich elders betere excmplaren bevinden. Regelmatig wordt de vraag gesteld hoe deze verzame¬ ling begonnen werd. De eerste insignes werden in het midden van de zeventiger jaren in de collectie Van Beuningen-de Vriese opgenomen zonder dat het in de bedoeling lag om ook dat materiaal te gaan verzame- len. Maar de benadering was tocn dat binnen een collectie waarin afgezien van gebruiksvoorwerpen van aardewerk en steengoed ook messen, lepels en vorken, knopen en gespen, mantelhaken en andere kleine metalen gebruiksvoorwerpen waren opgenomen, enkele voorbeelden van religieuze en profane insignes niet mochten ontbreken. Gebruiksvoorwerpen van tin hebben overigens steeds mijn grate belangstelling gehad hetgeen resulteerde in een gedurende de oorlogsjaren bijeengebrachte verza¬ meling tinnen voorwerpen uit Rotlerdamse bodem die in 1955 werd toevertrouwd aan de Stichting Museum Boymans te Rotterdam toen door dat museum de unieke tincollectie van A.J.G. Verster verworven werd. In die collectie was ook een aantal insignes opgenomen die toen echter zeker niet in de eerste plaats de belangstelling opwekten. Toen bleven trou- wens nieuwe vondsten van insignes voor zover deze al werden gedaan, onbekend. Zolang de metaaldetector nog niet in gebruik was bij bodemonderzoek, werden insignes evenals zoveel andere kleine metalen ge¬ bruiksvoorwerpen, niet of nauwelijks gevonden en zo wel, dan werd daaraan geen aandacht besteed. De eerste insignes die in de collectie werden opgeno¬ men, waren als oppervlaktevondsten tevoorschijn gekomen uit het Verdronken Land van de Oosterschelde en wel van de plaats waar voorheen de stad Reimerswaal gelegen was. De sterke gelijdestro- men schuurden diepe geulen door de eerder bewoonde stad en de bclangstellenden zochten bij laag water naar bewoningsresten die daar dan bloot spoelden. Het zand schuurde weg en de zwaardere voorwerpen bleven achter en daarvan werd er een aantal opgeraapt die anders verloren zouden zijn gegaan. Drs R.R. Datema voltooide in oktober 1978 een doctoraalscrip- tie over pelgrimsinsignes in Nederlands bezit waaron- der 13 insignes en 7 ampullen uit mijn collectie. Uit die tijd dateert ook het eerste contact met Prof. Dr Kurt Koster uit Frankfurt die zich zo verdienstelijk heeft gemaakt voor de studie van religieuze insignes. De belangstelling van Koster voor deze insignes was gewekt door hel voorkomen daarvan op gegoten mid- deleeuwse kerkklokken in Europa maar vooral in Duitsland. Evenals dat in Nederland gebeurde, waren ook elders in Europa kerkklokken voor oorlogsdoel- einden gevorderd door de Duitse bezetters. Kerkklokken van uitzonderlijke hislorische en cultu- rele betekenis werden voor opsmelten gespaard en Koster documenleerde ten behoeve van het Duitse klokkenarchief de teksten die op deze klokken voor- kwamen. Daarbij viel het op dat op middeleeuwse kerkklokken bij de teksten en dateringen ook wel
pelgrimsinsignes waren meegegegoten. In verschil- lende publikaties heeft Koster op het voorkomen van deze insignes gewezen en duidelijk gemaakt hoe belangrijk juist deze luidklokken zijn voor het deter- mineren en dateren van pelgrimsinsignes. Immers, kunnen door de aanwezigheid van teksten en dateringen, klokken waar ook insignes op afgebeeld staan, helpen bij het dateren van die insignes. Verschillende typen insignes van bijvoorbeeld Qiiiriniis van Neiiss, Adrianus van Geraardsbergen, van de hostiewonderen in Blomberg, Wilsnack en andere komen op gedateerde klokken voor. Aanleiding tot het aanbrengen van een origineel insigne op de vorm van te gieten kerkklokken moet ongetwijfeld zijn geweest dat daardoor de spirituele krachten uit- gaande van het heilige via het in het gietsel opgeno- men insigne door het klokgelui zich ook over de om- geving van de kerk zou uitstrekken. Om zoveel mogelijk vergelijkingsmateriaal vast te leggen, onderhield Koster intensief contact met musea en collectioneurs in alle delen van Europa. De verkre- gen gegevens zijn door hem verwerkt in een archief dat thans, na zijn overlijden, onderdak heeft gevonden in het Germanisches National Museum in Ncurcnbcrg. Helaas wordt zijn onderzoek daar vooralsnog niet voortgezet. Het is evenwel verheugend dat wijlen Dr Koster zo¬ veel van zijn onderzoekresultaten heeft vastgelegd en gepubliceerd. Onze veelvuldige contacten en de daardoor gewekle belangstelling waren aanleiding om sedert 1982 inten- siever aandacht te besteden aan de vele facetten met betrekking tot insignes. Daar droeg toen zeker toe bij dat in die tijd de verzameling gebruiksvoorwerpen, thans bekend onder de naam Collectie van Beuningen- de Vriese, aan de Gemeente Rotterdam ter plaatsing in Museum Boymans-van Beuningen werd overgedra- gen. Met deze overdracht werd - ook mentaal - af- scheid genomen van een collectie waaraan tot dan toe veel tijd en energie was besteed. Er kwam ruimte voor een nieuw aandachtsgebied en de belangstelling voor insignes groeide in toenemende mate vooral toen werd vastgesteld hoezeer het hier ‘terra incognita’ betrof, waaraan zowel in eigen land als daarbuiten tot dan toe slechts weinig aandacht was besteed. Er was toen geen enkele instelling die zich doelgericht verdiepte in dit materiaal. Daarbij kwam dat diegenen die wel eens insignes vonden daarvoor weinig belangstelling had- den en graag bereid deze over te dragen. Dat was het geval met enige verzamelaars uit Belgie die in het Verdronken Land van de Oosterschelde reeds jaren- lang onderzoek naar daar aanwezige bewoningsresten hadden verricht. Toen ook nog een Nederlandse col¬ lectie uit Nieuwlande afkomstig werd verworven, was de basis gelegd voor een verzameling insignes die nu ruim 2700 objecten omvat. Als gevolg van de grote kwetsbaarheid van het veelal fragiele gietwerk en vanwege de lood-tinlegering waarvan het overgrote deel van de insignes is gemaakt, bestaat de collectie uit zowel gave als frag- mentarisch bewaard gebleven insignes. Voor het grootste deel zijn deze vervaardigd in de veerliende en vijftiende eeuw, met een afsluiting omstreeks 1530/1532 toen het Verdronken Land van Zuid- Beveland door verwoestende overstromingen ont- stond. Omstreeks die tijd hebben in de Nederlanden ook politieke en religieuze beroeringen hun invloed doen gelden, leidend tot het afnemen van het gebruik van vooral de religieuze draaginsignes. Wat profane insignes betreft, deze waren toen al uit de mode; deze blijken na het midden van de vijftiende eeuw weinig meer in gebruik te zijn geweest. Zoals elders zal worden aangeduid lijkt het er op dat de Sint-Elisabethsvloed van 1421, toen ook het zuid- westelijke deel van ons land en dus ook het Ooster- scheldegebied door overstromingen geteisterd werd, grote schade moet hebben aangericht met alle gevol- gen daarvan ook voor de bewoners van Nieuwlande en omliggende dorpen. Was aanvankelijk het Verdronken Land van Zuid- Beveland voor het overgrote deel de herkomst van de verworven insignes, later zijn ook vele insignes af¬ komstig uit andere vindplaatsen aan de collectie toe- gevoegd. De toegenomen populariteit van de metaal- detector speelt daarbij zeker een belangrijke rol. De metaaldetectorzoekers weten handig gebruik te maken van grondverplaatsingen die nu eenmaal voortdurend plaatsvinden. Wanneer het dan geroerde grond betreft die afkomstig is uit voorheen luchtdicht afgesloten woonlagen bestaat een goede kans dat kleine melalen voorwerpen gevonden worden en daarmee ook insig¬ nes. Op het belang van zo volledig mogelijke docu- mentatie van zulke vondsten is reeds gewezen. Het ware toe te juichen wanneer een oplossing in deze gevonden zou kunnen worden door de instelling van een nationaal documentatiecentrum. Het is opvallend hoeveel waardering er bij metaalde¬ tectorzoekers bestaat voor de grote medewerking die zij ontvangen van de zijde van het Koninklijk Penningkabinet voor de mogelijkheid die door deze 9
instelling geboden wordt om gevonden munten en penningen te determineren. Is het niet het overwegen waard om ook een ‘Insignekabinet’ in te stellen waar- aan de Stichting middeleeuwse religieuze en profane insignes ook zou kunnen meewerken? Uitgaande van een goede samenwerking tussen docii- mentatiecentmm en vinder zou dan kunnen worden bereikt dat - beter dan thans het geval is - de zeer vergankelijke insignes worden gedocumenteerd en daarmee behouden blijven voor verdere studie. Het belangwekkende materiaal rechtvaardigt zeker een dergelijke oplossing. Het in een periode van ongeveer vijftien jaar bijeen- brengen van zulk een omvangrijke verzameling religi¬ euze en profane laatmiddeleeuwse insignes afkomstig uit Nederlandse bodem en veelal rechtstreeks afkom¬ stig van de betrokken vinders die over geheel Nederland verspreid wonen, is geen eenvoudige zaak. Zulks was alleen maar mogelijk door de sleun van vele anderen die in toenemende belangstelling kregen voor deze insignes. Pelgrimage spreekt tot de verbeel- ding en de vinder van een object denkt al heel gauw een echt pelgrimsinsigne gevonden te hebben. Men leeft mee met de bedevaartganger en met de barre avonturen die deze heeft moeten ondergaan op zijn tochten naar verre bestemmingen. Met ingang van 1 Januari 1990 is een nieuwe monu- mentenwet in werking getreden die, wat de toekomst betreft, het zoeken en het vinden van kleine metalen voorwerpen met de detector er niet gemakkelijker op heeft gemaakt. Dat heeft ook repercussies op de verza- melaar die zich dient af te vragen of het nog wel mo¬ gelijk is voort te gaan met het documenteren en verza- melen van uit de Nederlandse bodem afkomstige voorwerpen, zelfs wanneer deze gevonden worden in geroerde grond. Verreweg het grootste deel van de in de collectie opgenomen insignes is afkomstig uit geroerde grond, die naar elders is afgevoerd en gestort om bijvoor- beeld als ophoging te dienen. Men mag van de weten- schappelijk en professioneel werkende archeoloog niet verwachten dat deze zich letterlijk en figuurlijk gaat verdiepen in vondsten die zouden kunnen worden gedaan in grond afkomstig uit bouwputten van bij- voorbeeld Damrak en Rokin afgevoerd naar laaggele- gen terreinen in Noord Holland of in de grond die met kranen uit de Rotterdamse spoorwegtunnel werd gegraven en werd afgevoerd ter opvulling van de Spoorweghaven. Ik voel mij gerechtigd erover verheugd te zijn dat het fortuin vinder (en wetenschap) welgevallig was toen deze het ‘Rad van Fortuin’-insigne (afb. 1036) met zijn metaaldetector tevoorschijn brachl uit een grond- stort afkomstig uit een onderzoekput in Zierikzee. Want de grond uit die put was geroerd en werd na enkele dagen weer teruggestort. Zou ons Rad van Fortuin, een type insigne waqrvan tot dusverre geen ander exemplaar bekend is, toen niet gevonden zijn, dan zou dat insigne door corrosie binnen korte tijd onherroepelijk geheel zijn verpul- verd. Juist daarom leek het zinvol de inmiddels tot 1036 insignes uitgebreide publikatie, met dat insigne af te sluiten in het vertrouwen dat vele lezers van ‘Heilig en Profaan’ geinteresseerd zullen zijn in wat hier wordt gepresenteerd. 10
II INSIGNES, RELIGIEUS EN PROFAAN AM. Koldeweij *bien ait qui ma fet, qui me vent et qui me porte’, ‘heil voor degene die mij vervaardigde, die mij verkoopt en die mij draagt’ is het opschrift van een lood-tinnen draagspeld met de beeltenis van Maria, die in de vorige eeuw in de Seine te Parijs werd gevonden, naar Victor Gay vermeldde in zijn befaamde ‘Glossaire’. Het opschrift van dit religieuze sieraad wijst ondiib- belzinnig op de betekenis die werd gehecht aan dit goedkope, in massa-produklie lot stand gekomen speldje: kwaadafwerend en gelukbrengend. Onder de titel ‘laatmiddeleeuwse insignes’ wordt in de hier voorliggende publikatie een selectie gepresen- teerd van 1036 in hoofdzaak lood-tinnen ‘insignes’ uit een beduidend omvangrijker verzameling op dit ge- bied. Deze laatmiddeleeuwse, en-masse en goedkoop geproduceerde draagtekens vormen een tot op heden als visuele bron, als object van kunst- en cultuurhisto- rische studie, sterk ondergewaardeerde maar ongeloof- lijk rijke categorie objecten. Deze ‘insignes’ maken deel uit van de beeldtaal die in de late middeleeuwen werd gebruikt voor de presentatie van het individu: individuen en groepen maakten en maken gebruik van attributen en symbolen ten einde zichzelf te voorzien van een bepaald imago. Dit imago bevestigt en/of benadrukt de positie die het betreffende individu binnen de maatschappij inneemt dan wel in wenst te nemen. In de Westerse wereld is deze beeldtaal, gene- raliserend gesteld, gebaseerd op drie tradities, de klassiek-profanc, dc bijbelsc cn christclijk-religieuze, en als derde, het lastigst te benoemen, die van de eigen volkscultuur waarin geloof en bijgeloof onlos- makelijk met elkaar zijn verweven. Deze drie elemen- ten zijn al in de middeleeuwen, waar de basis ligt van de Westerse symbooltaal zoals die tot op heden door- loopt, niet absoluut van elkaar te scheiden en dikwijls blijkt zells dat het samcnvallen of overlappen van beelden en betekenissen essentiecl is (dcnk bijvoor- beeld aan zowel de bijbelse als klassieke grondslag voor het door de Bourgondiers gekozen symbool van het Gulden Vlies). Het meeste onderzoek tot op heden betreffende derge- lijk gebruik van attributen en symbolen, richtte zich op de Westerse vorsten, vorstenhuizen en staatsinstel- lingen.1 Onderzoek naar de ‘insignia’, de symbolen en attributen van lager geplaatste waardigheidsbekleders en van overheden van verschillend niveau, is nog maar lernauwernood geschied. Ditzelfde geldl voor de beeldtaal waarvan grolere bevolkingsgroepen zich bedienden voor hun symbolen en attributen, die deels - en als beslist belangrijk aspect - een afspiegeling vormen van die van hogere sociale groepen, deels daaraan parallel lopen en voor een gedeelte ‘origineeF zijn of in totaal andere bronnen hun oorsprong vinden. De ‘insignia’ uit de late middeleeuwen en het begin van de nieuwe tijd, de periode van de twaalfde tot het midden van de zestiende eeuw, betreffen aldus ener- zijds kostbare unica in edelmetaal, al dan niet gecom- bineerd met afwijkende precieuze materialen, ander- zijds gaat het om en-masse en goedkoop geproduceerde, over zo grool mogelijke bevolkings¬ groepen verspreide insignes, draagtekens en sieraden. De hiema catalogusgewijs gepresenteerde profane en religieuze insignes behoren tot een categorie histo- risch materiaal die als laatmiddeleeuws ‘massagoed’ als het ware de zelfkant vormt van de middeleeuwse ‘insignia’ en dit in verschillende opzichten, uiteenlo- pend van materiaal, vakmanschap en artistieke kwali- teit tot de thematiek van beeld en boodschap. Nader onderzoek van dit ‘massagoed’ zal op verschillende punten innoverend zijn en zal verrassende, deels zelfs shockerende resullaten opleveren die tot bijstelling zullen leiden van de gebruikelijke visie op de laatmid- deleeuwsc cultuur, met consequenties voor vroegere en latere periodes. Met name twee meer spectaculaire aspecten wil ik hier noemen, die in dit boek slechts zeer ten dele aan de orde kunnen komen en die in de toekomst terrein van nader onderzoek zullen moeten worden: 1. Verrassend en volstrekt onbelicht tot op heden, is het aspect van de vroege massaproductie van cultuur- goed in de vorm van insignes, betekenisdragende sieraden, hetgeen grote consequenties heeft voor de verbreiding van beelden en ideeen in de onderhavige periode: sociaal noch geografisch beperkt, een feno- meen dat traditioneel pas in de de vijftiende eeuw en later wordt gesitueerd namelijk gekoppeld aan de opkomst van hout- en metaalsnede, op de voet ge- volgd door de boekdrukkunst.2 2. De duiding en publikatie van een grote groep sie¬ raden met sexuele onderwerpen in een ongelooflijke varieteit en abstractie, met name daterend uit de late dertiende tot de vroege vijftiende eeuw, biedt een nog nagenoeg onbekend facet van de (volks-)cultuur en noopt tot een nieuwe visie op de houding tenminste in de onderhavige periode ten aanzien van het afbeelden van het sexuele.3 Opmerkelijk is dat ook bij deze
categorie een in elkaar overgaan van de eerder ge- noemde tradities te constateren valt: klassieke the- mata, die in de toepassing als in serie geproduceerd goedkoop ‘sieraad’ een sterker erotisch karakter krij- gen dan in elke andere context (zie bijvoorbeeld afb. 539). Meer in het algemeen zal dit ‘sexuele’ materiaal voeren tot herziening van onze ideeen over het christe- lijke en ‘heidense’ van de beschaafde Westerse we- reld; deze beeldciilluur lijkt aan te geven dat elemen- ten van volksgeloof waarvan verondersteld wordt dat ze in de elfde en twaalfde eeiiw definitief onder in- vloed van het Christendom waren verdwenen, in de daarop volgende eeiiwen nog volop floreerden. Bovendien blijkt het essentieel om een specifieke plaats in te ruimen voor het visuele, voor symbool en attribuut, bij de bestudering van de magie en het volksgeloof van de late middeleeuwen en de vroege nieiiwe tijd, hetgeen tot op heden slechts uiterst margi- naal aan de orde werd gesteld.4 Het laatmiddeleeuwse ‘sieraad’ - dal bij uilstek een belekenisdrager was - kan centraal worden gesteld in het antwoord op een aantal essentiele vragen die betrekking hebben op de historische beladenheid van visueel materiaal, de taal van visuele beelden, het functioneren van het visuele beeld en de verbreiding in tijd en ruimte van vorm, symbool en teken. De kunsthistorische discipline zal voor het vereiste nadere onderzoek uitgangspunt zijn; de opgeroepen vragen strekken zich evenwel naar andere vakgebieden uit en eisen een interdisciplinaire aanpak. In de late middeleeuwen vormt het betekenisdragende sieraad of ‘insigne’ een belangrijk aspect van de beeldcultuur. Lieden van alle rangen en standen tooi- den zich met hetzij goedkope, hetzij uiterst kostbare spelden en hangers, waaraan door de drager en be- schouwer een ‘meerwaarde’ werd toegekend. Uiteraard speelde, zoals dat tot op de dag van vandaag zou blijven, het status-aspect een grate rol: welstand was letterlijk afleesbaar. De betekenis en beladenheid van sieraden, en dus van het dragen ervan, lag echter op een ander vlak. Dit impliceert de feitelijke onjuistheid van de gebruikte term: de primaire funktie van het ‘sieraad’ was niet sierend, maar apolropaeisch: kwaad te weren en geluk te brengen. Anders gezegd, het gaat om amuletten in zeer brede zin van het woord, waarbij sterk uiteenlo- pende aspecten de boventoon konden voeren. Voor de middeleeuwer was de primaire functie van religieuze en profane, van christelijke en niet-christelijke insig- nes niet wezenlijk verschillend. De ЧааГ van de in onze ogen veelal erotische, anecdotische of profaan- zinnebeeldige voorstellingen was anders dan die van religieuze verbeeldingen -christelijke symboliek, heiligen en/of hun attributes, echter niet de uiteinde- lijke betekenis en de toegekende waarde.5 Opmerkelijk en tot nu toe volstrekt niet onderkend, is dat de periode van de late twaalfde tot de veertiende eeuw een enorme varieteit kende aan en-masse gepro- duceerde ‘sieraden’, waarbij de christelijke insignes ten opzichte van de overige amuletten misschien zelfs numeriek een ondergeschikte plaats lijken in te ne- men. In de loop van de veertiende eeuw verandert dit beeld drastisch en in de vijftiende en eerste helft van de zestiende eeuw komen nog nagcnocg uitsluitend christelijke en geleidelijk ook meer ‘klassieke’ insig¬ nes voor naast ogenschijnlijk abstracte tekens en figuratieve sieraden als bijvoorbeeld muntspelden. Dit beeld is vooralsnog bijna uitsluitend af te lezen van archeologisch vondstenmateriaal als het hier gepubliceerde (afb. 1 - 1036). Deze selectie is slechts een deel, zij het een uitgelezen deel, van de vele dui- zendcn, naar grove schatting wellicht zo’n 5000 com¬ plete of fragmentarisch bewaard gebleven tinloden insignes, daterend van de late twaalfde tot het midden van de zestiende eeuw, die de afgelopen twintig jaar in Noord- en Zuid-Nederland zijn gevonden. Ander visueel bronnenmateriaal (met name geschilderd en getekend) kan een dergelijk overzicht of zo’n ruim beeld niet bieden gezien de per definitie relatief late ontstaansperiode daarvan, namelijk de vijftiende en zestiende eeuw, maar bevestigt de geschetste situatie voor dat tijdvak. Vondstenmateriaal dat tot op heden elders in Europa tevoorschijn is gekomen, biedt uiteraard ondersteu- ning voor de aan de hand van de recente en talrijke Nederlandse vondsten te trekken conclusies; enerzijds gaat het om kwantitatief misschien vergelijkbare, maar oude (dus archeologisch geheel niet of volstrekt onvoldoende gedocumenteerde) complexen - Parijs, Seine; Rouen, Seine; Noordwest Duitsland, Weser; Antwerpen, Schelde -, anderzijds om weliswaar re¬ cente maar betrekkelijk incidentele vondsten. Overigens moet worden geconstateerd dat de boven gepresenteerde hypothese lijkt te gelden voor het Noordwest-Europese vasteland, maar niet voor Engeland. De grotere vondstcomplexen daar -Londen, Thames; Norfolk, Purfleet; Salisbury- tonen voor de vijftiende en zestiende eeuw een beeld dat, behalve enkele essentiele verschillen, in grote lijnen overeen- 12
komt mel dat van het continent; de daaraan vooraf- gaande periode lijkt essentieel verschillend. Komend onderzoek zal zich moeten richten op de verschillende aspecten van het ‘insigne’ in de late middeleeuwen en de renaissance, met gebriiikmaking van een breed scala van bronnenmateriaal. De hierna puntsgewijs geschetste, onderling uiteraard samenhan- gende thema’s zouden daarbij aan de orde moeten komen. - Individuele duiding en datering van ‘insignes’. - Behandeling van vondstcomplexen, het ‘totaalbeeld’ dat een lokatie, een stad, een streek oplevert, uiteraard gerelateerd aan de tijdsfactor. - Geografische verspreiding: produktiecentra en ver- spreidingsgebied. Met name voor pelgrimsinsignes is dit met grote nauwkeurigheid te bepalen; pelgrimste- kens kunnen vermoedelijk tevens als ‘gidsfossielen’ dienen voor verwant materiaal. - Unica en massaproduktie. Enerzijds de incidenteel en in enkelvoud of uiterst kleine serie vervaardigde luxueuze ‘insignes’, anderzijds de voor de massa in grote aantallen aangemaakte tekens, en hun onderlinge verhouding. Duidelijk gedocumenteerde voorbeelden bieden wederom de pelgrimstekens: voor de elite vervaardigde kostbare unica, voor de gewone pelgrim in grote oplagen vervaardigde massaprodukten (van jaarlijks enkele dozijnen tot een hooglepunt in de vijftiende eeuw met produktie en verkoop van vele tienduizenden exemplaren per seizoen). - Thematiek en beeldtaal zijn voor de unica en het massaprodukt gelijk, de materiele uitwerking is ver¬ schillend. Cultuurhistorisch is belangwekkend dat aldus alle sociale lagen bereikt werden door en ge- bruik maakten van dezelfde beeldtaal. Als voorbeeld: de vorstelijke muntspeld van goud of zilver was voor het volk bereikbaar in de goedkope tinloden equiva¬ lent; de vorsten kochten edelmetalen pelgrimsinsig¬ nes, terwijl voor de arme pelgrims het tinloden giet- werk beschikbaar was. - Deze vroege massaproduktie, waarvan sinds de late twaalfde eeuw sprake is en die haar hoogtepunt lijkt te hebben in de veertiende en vijftiende eeuw, heeft tot nog toe niet onderkende consequenties voor de geo¬ grafische verspreiding van beeldthema’s. Ter illustra¬ te een pelgrimsteken als voorbeeld: vroege en iden- tieke insignes met de voorstelling van de annunciate, vermoedelijk uit Nazareth (late twaalfde en dertiende eeuw) werden in middeleeuwse context aangetroffen op Walcheren, te Parijs, Londen, Visby (Zweden), Middelburg, Amsterdam (afb. 522) en in Tyrus (Soer, Libanon).6 De annunciate, zoals op dit insigne voor- gesteld, is afgebeeld volgens een beeldtype dat juist in deze periode algemeen in de christelijke wereld ver- breid raakt en bijna stereoliep wordl: de conclusie lijkt onontkoombaar dat de insignes ten grondslag liggen aan deze beeldverspreiding. De aldus aangetoonde internationale contacten blijven bovendien niet be- perkl tot iconografische aspecten, maar staan voor een veel bredere uitwisseling van cultuur. Spectaculair in velerlei opzicht is bijvoorbeeld de recente ontdekking te Amsterdam/Diemen van de oudste tot op heden teruggevonden pelgrimsampulla van Thomas Becket uit Canterbury: archeologisch gedateerd in het laatste kwart van de twaalfde eeuw is dit ‘pelgrimsteken’ een uitzonderlijk vroege getuigenis van de bedevaarten naar de in 1174 (!) heiligverklaarde Thomas.7 - Niet relevant bij de massa-geproduceerde profane en religieuze insignes, is de symbolische betekenis van het loegepaste materiaal. Wei is dit aspect, naast de duiding van de vorm en het voorgestelde, van essen¬ tieel belang bij de meer kostbare ‘sieraden’, zeker wanneer daar sprake is van toepassing van edelge- steente, kleurrijk emaille en/of exotische materialen.s Voorde eenvoudiger insignes speelt dit aspect van- zelfsprekend wel een rol wanneer er sprake is van imitatiestenen en dergelijke, en van beschildering. In ander opzicht is metaalanalyse wel van belang. Immers geeft het gebruik van grondstoffen indicaties, hoe lastig te interpreteren ook, over herkomst en produktie-methoden (zie hoofdstuk Technische aspec¬ ten, p. 16-25). - Naturalia als pelgrimsinsignes vormen binnen het geheel van deze devotionalia een aparte groep. Het meest bekend is uiteraard de schelp (Pecten Maximus L.) als verwijzing naar Jacobus de Meerdere en naar Santiago de Compostela (afb. 204 - 205). De groep van naturalia is evenwel uitgebreider, bijvoorbeeld palmtakken voor Jeruzalem en het Heilige Land of, minder bekend en nader te onderzoeken, pennen van stekelvarkens voor Loreto. Grenzend aan de categorie van de naturalia als pelgrimsinsignes zijn de tatouages die men in het Heilige Land placht aan te laten bren- gen of het - tot in de vroegchristelijke tijd te traceren - gebruik op de gewijde lokatie gesmolten was in de handpalm te gieten en het bezoek aldus te bezegelen.9 - De inlerpretaties op de verschillende aspecten zijn doorgaans onderling nauw verbonden en zullen dik- wijls ook verder reiken dan strikt de al dan niet religi¬ euze insignes. Als voorbeeld met een wel zeer voor de hand liggende duiding: de roodgeschilderde insignes uit het bedevaartsoord Wilsnack (Brandenburg) als 13
verwijzing naar aldaar vereerde miraculeuze hosties, die bloedend in het puin van de afgebrande dorpskerk waren teruggevonden (zie afb. 130 - 137); een geheel in rode vodden gehulde bedelaar/pelgrim op een al- taarstuk van Hans Bomeman uit 1444 (Liineburg, Ev.- luth. Gemcinde) komt door het feit dat hij een dcrgc- lijk Wilsnack-insigne draagt, voor een aanzienlijk beladener duiding in aanmerking dan op het eerste gezicht het geval lijkt te zijn.10 - Het laatste hier te noemen onderzoeksterrein betreft de oorsprong van het broederschapsinsigne, ordete- ken, beroepsinsigne (varierend van bedelaarspenning tot insignes van het Gulden Vlies en de Kouseband), waarvan de vroegste voorbeelden vallen binnen het hier geschetste gebied. Het lood-tinnen Franse lelien- schild met koningskroon (afb. 769), of het wapen van Maximilaan I met keizerskroon, Bourgondisch stam- menkruis en keten van het Gulden Vlies (afb. 768) zal ongetwijfeld imiterend bedoeld zijn dan wel hebben gefunktioneerd bij partijvorming op het laagste ni¬ veau. Lood-tinnen hoomtjes werden door questierders die in bedelprocessies over grote afstanden met relie- ken van Hubertus rondtrokken, uitgereikt aan gelovi- gen die zich in de broederschap van St.-Hubert-en- Ardenne lieten inschrijven (vergelijk afb. 935 - 938).11 Ook het latoenkoperen gestansde insigne met het opschrift ‘s iop orden’ zal in een dergelijke sfeer moeten worden bezien (afb. 242). Intrigerend zijn voorts de al vroeg voorkomende, ogenschijnlijk van de oorspronkelijke betekenis losgeweekte goedkope en in serie aangemaakte ‘imitaties’ van dergelijke ordetekenen: als voorbeeld de lood-tinnen schutters- vogels in miniatuur, kennelijk kopieen van de kostbare koningsinsignia van de schuttersgilden (afb. 694 - 699). Schriftelijke bronnen en het visuele bronnenmateriaal dat wordt gevormd door de teruggevonden insignes vullen elkaar aan en vormen te zamen een schier onuitputtelijke cultuurhistorische bron. Te analyseren valt een zeer uiteenlopende thematiek, religieus dan wel profaan, van geloof tot bijgeloof, van verheven tot platvloers. Vanuit detailstudie zal de bestudering van dit laatmiddeleeuwse massaprodukt ook in bredere zin naar resultaat leiden. Als proeve daarvan mag wellicht de vergelijking dienen, die in het essay op p. 110-114 wordt uitgewerkt, tussen de opmerkelijk marge-deco- ratie van een Rozenroman-handschrift en enkele van de erotische insignes, leidend tot een funktie- en bete- kenisbepaling van de sexuele speldjes, niet in meer algemene en antropologische termen, maar vanuit de directe historische context. De objecten vormen de materiele getuigenis van ge- dragspatronen, die als patronen pas reconstrueerbaar worden uit een veelheid aan gegevens: een opeensta- peling van wat curiosa of lokale wetenswaardigheden lijken, kan een bouwwerk worden. Het object kan de toevallige schriftelijke bron, en de schriftelijke bron het toevallig tevoorschijn gekomen object uit zijn isolement halen. Bijvoorbeeld krijgt de vermelding van de Heilig Sacramentdevotie te Boxtel aanzienlijk meer perspectief door confrontatie van de verschil- lendsoortige informatie: voor het eerst worden hier twee, deels bloedrood beschilderde insignes gepresen- teerd van het Heilig Bloed-wonder als getuigenis van devote tochten uit Sluis en Dordrecht naar Boxtel (afb. 123, 124). Een nauwgezet geadministreerde veroorde- ling tussen 1452 en 1458 tot een strafbedevaart vanuit Lier vertelt bijna ditzelfde op andere wijze:12 ‘1 pel- grimagie ten heylegen bloede te boxtel ende goede brieve daer af over brengen’ hetgeen werd uitgevoerd want toegevoegd werd de notitie ‘satisfecit de peregri- nacione’. En ter afsluiting, in uitzonderlijke gevallen hoeven de insignes zelfs niet bewaard te zijn om hun cultuurhis- torisch verhaal te doen, zoals het hier volgend curi- euze citaat bericht over een sober lood-tinnen Maria- insigne dat de heilige koning Lodewijk XI van Frankrijk ooit nederig op zijn hoed placht te dragen. In 1620 werd over het rariteitenkabinet van Fontainebleau genoteerd: ‘Du Cabinet de curiosiles: J’ay memoire, qu’il у a environ vingt ans, que Гоп m’y montra une petite image de plomb representant la Vierge, que Гоп tenoit estre la mesme que Louis XI portoit ordinairement a son chapeau, de laquelle parle Philippe de Commines, au livre second de ses Memoires, chapitre 8. Et de fait j’ay ouy dire a plusi- eurs anciens de ce lieu, qu’ils avoient appris que c’esloit la mesme: mais retournant voirce cabinet depuis peu, ie ly ay cherche et ne Гау pu trouver; ce qui me fait croire que comme elle estoit petite environ la longueur d’un doigt, elle peut estre egaree: elle estoit alors attachee au veloux de ces armoires (Pere Daniel, Tresor des Merveilles de Fontainebleau)’. 14
noten 1. In dit verband moet in de eerste plaats worden genoemd Percy Ernst Schramm, Herrschaftszcichen und Staatssymbolik, Stuttgart 1954-1957 (3 din) en ruimer over dit thcma een reeks studies van zijn hand sinds Kaiser, Rom und Renovatio uit 1929 (Leipzig); vanaf 1962 bracht P.E. Schramm in samenwerking met Florentine Mutherich de reeks Denkmale der deutschen Konige und Kaiser (Stuttgart) uit. Een belangrijke Nederlandse bijdrage op dit gebied, maar in veel bredere zin, leverde Robert W. Scheller met zijn studies ‘Imperial themes in art and litera¬ ture of the early French renaissance: the period of Charles VIH’, ‘Ensigns of authority: French royal symbolism in the age of Louis Х1Г en ‘Gallia cisalpina: Louis XII and Italy 1499-1508’, in: Simiolus 12, 1981-1982, p. 5-69; Simiolus 13, 1983, p. 75-141; Simiolus 15, 1985, p. 5-60. Verder, en dat niet alleen chronologisch gezien, voerl de recent ver- schenen studie Anne-Marie Lecoq, Francois ler imaginaire. Symbolique & politique a I’aube de la Renaissance frangai- se, Parijs 1987. Weer terug bij dc insignia, brengt ons de recente publicatie bij de gclijknamige tentoonstelling in het Louvre: Danielle Gaborit-Chopin, Regalia. Les instruments du sacre des rois de France. Les ‘Honeurs dc Charlemagne’, Parijs 1987. 2. Frappant is dat er een direkte en oorzakelijke rclatic ligt tussen beide vormen van massaproduktie van cultuurgoed: Gutenberg, die de losse drukletter ontwikkelde, hield zich eerder beroepsmatig bezig met de produktie van cn-masse gegoten pelgrimsinsignes. Koster 1956; Koster 1983 Gutenberg. Ook in het recent verschenen monumentale werk van Hans Belting, Bild und Kult. Eine Geschichte des Bildes vor dem Zeitraum der Kunst, Miinchen 1990, p. 474-483, wordt de innoverende rol van de eerste mechanische becldproduktie toegekend aan de ‘Druckgraphik’, waarbij Belling overi- gens het aanvankelijk beslist elitaire karakter (hof, adel, gegoede burgerij) van deze reproduktiemiddelen benadrukt. Zo ook overgenomen in het ‘Besprekingsartikcr van P.G.J. Post, Beeld en ritueel, Volkskundig Bulletin 17, 1991, p. 279-280. Belting kent elders in zijn boek en zeer terloops een vergelijkbare rol toe aan pelgrimslekens, zij het pas voor het eerste kwart van de zesliende eeuw (p. 507-508). 3. Vergelijk bijvoorbeeld de uitspraken hicrover in het gezaghebbende Michael Camille, The gothic idol. Ideology and image-making in medieval art, Cambridge 1989, vooral p. 87-101 en 322-324. 4. Zie bijvoorbeeld Richard Kieckhefer, Magic in the Middle Ages, Cambridge 1989; Keith Thomas, Religion and the Decline of Magic, Londen 1971 (ned. vertaling Amsterdam 1989). 5. Recent werd deze stelling uitgewerkt door J.B. Bedaux. Bedaux 1989: Bedaux 1993. 6. Voor het eerst als zodanig gei'dentiflceerd: van Heeringen, Koldeweij & Gaalman 1987, p. 105-106. 7. van Reenen 1991. Vondst van de ampulla: herfst 1990. 8. Vergelijk hiervoor bijvoorbeeld de eerste publikatie van Dame Joan Evans: Magical Jewels, Oxford 1922. 9. Cynthia Hahn, Loca Sancta Souvenirs: Saeling the Pilgrim’s Experience, in: Ousterhout 1990, p. 85-96. 10. Zie: Braunschweig 1985, Band I, cat.nr. 220 (H.G. Gmelin); van Heeringen, Koldeweij & Gaalman 1987, p. 54-56 nr. 3. Wilsnack (Mark Brandenburg), Heilig Sacrament. 11. Vroom 1993, p. 573, 578 n. 7. 12. van Cauwenbergh 1922, p. 212.
TECHNISCHE ASPECTEN H.J.E. van Beuningen Denkend aan mijn jeugdjaren komen herinneringen op die mij terugbrengen naar het open haardvuur van het ouderlijk huis, toen de Iange winteravonden werden gevuld met het opsmelten van de capsules van de wijnflessen die door mijn ouders en hun gasten waren geleegd. Verschillende vormen voor het gieten van de tinnen soldaatjes lagen gereed om, soms voorbewerkt met het roet van de vlam uit het - te - hoog opge- draaide petroleumstel, gevuld te worden met het uit een oude soeplepel komende gesmolten en dus vloei- bare ‘tin’. Helaas zijn die vormen niet meer beschik- baar en blijft alleen de herinnering over aan het voet- volk, de geknielde soldaat met het geweer in de aanslag, aan de vendelzwaaiers en de cavaleristen die daaruit zilverkleurig tevoorschijn kwamen. Een toevallig tevoorschijn gekomen achttiende-eeuws recept voor het gieten van tinnen medailles vormt een mooie parallel voor deze jeugdherinneringen: de werkwijze van een pastoor die medailles maakte. tot profijt van zijn bedevaartkerk. In een register van het kerkarchief van Huizingen deelde de pastoor het volgende mee: Om medalikens van Sint Jan en Sint Lenaert te gieten tot profijt onser kerk. Anno 1725. Heb ik gekocht van sekeren graveerder N. Blavier een metaele forme, om een permissie-pistool, voor onse kercke, met sijn toebehoorte 2 ijzeren lepels. 1. Koopt oude engels teljoren, smelt die in den grooten ijseren lepel op een cassoor wel met bos- kolen versien. 2. Als 4 tin wel gesmolten is zoo dat het begint te gloeien of vos te sien (want anders sal 4 niet vloeyen in de vorme), 3. neemt dan de vorme, eerst wat berookt in den damp (maer niet vlam) van een brandende keerse of lamp, 4. begint dan te gieten met het kleyn ysere lepelken eerst oock gloeyende ofte door heet, 5. schept ieder keer een luttel gesmolten tin niet langs het totjen van ’t lepelken (dat altijt moet suyver blijven) maer langs den anderen kant, 6. A1 en treffen de medalien in’t eerste niet, hemieuwl soo langh tot dat de forme proportioned door heet is, dan en sal ’t niet meer mankeeren, maar ’t vier moet altijd wel voorzien sijn. (Eigen Schoon en De Brabander, 1939, p. 329) Dat verhaal komt geheel overeen met de eigen herin¬ neringen, ook al zal er een wezenlijk verschil hebben bestaan in de metaalcompositie van de gebruikte engels tinnen teljoren en de flescapsules. De produktie van pelgrimstekens, devotiemedailles en profane insignes was in een verder verleden in principe ook al hetzelfde, zij het dat dit in druk bezochte pelgrims- plaatsen uiteraard wel meer professioneel was georga- niseerd. Op het toegepaste gietprocede gaan wij hier eerst in, waarna we aandacht zullen besteden aan het gebruikte materiaal. Gietvormen Men zou mogen verwachlen dat, met de vele verschil¬ lende typen religieuze en profane insignes die tevoor¬ schijn zijn gekomen, ook regelmatig de vormen zou- den zijn gevonden waarmee die insignes werden vervaardigd. Ook wanneer men Europa in het geheel als maatstaf neemt, is het verbazingwekkend dal er slechts zo weinig vormen bewaard zijn gebleven. Voor zover bekend zijn vooral vormen gebruikt vervaardigd uit leisteen waarin de afbeelding van het te gieten insigne gemakkelijk kon worden uitgesneden. Dat dit grote deskundigheid vereisle moge duidelijk zijn. Het is bekend dat goud- en zilversmeden opdrachten kregen zulke gietvormen te snijden. Aangezien leisteen waar- uit zulke vormen vervaardigd werden, een betrekkelijk onvergankelijk materiaal is, zou men mogen veronder- stellen dat verschillende exemplaren, gaaf of fragmen- tarisch, bewaard zouden zijn gebleven. Forgeais beeldt een aantal gietvormen af die gevonden zijn in de Seine. Er moeten daar toen meer exemplaren gevon¬ den zijn die Forgeais voornemens was om te publice- ren. Daar is het helaas niet van gekomen zodat het ons ook onbekend is in hoeverre het vormen betrof, be- stemd voor het gieten van religieuze of van profane insignes. Ook dient in aanmerking te worden genomen dat het bij de Seine-vondsten vooral ging om vormen uit het bezit van goud- en zilversmeden die in werk- plaatsen en winkels gevestigd op de bruggen over de Seine actief waren. Hier komt dan ook de vraag naar voren in hoeverre het bij de religieuze objecten ging om insignes betrekking hebbend op specifieke heili- gen en/of bedevaartplaatsen. Een afgebeelde vorm bestemd voor het gieten van crucifixen zal waarschijn- lijk voor de productie van kruisjes ten behoeve van meer algemeen handelsgebruik bestemd zijn geweest. Uit Nederland zijn geen vormen bewaard gebleven die voor het gieten van religieuze insignes gebruikt wer- 16
Kccrzijde afb. 579 Keerzijde afb. 581 Kcerzijde afb. 542 Keerzijde afb. 621 Keerzijdc afb. 619 Keerzijde afb. 767 Keerzijde afb. 298 Keerzijde alb. 412 17
den. Wei is een aanlal vormen gevonden die gebruikt zijn voor het gieten van knopen, gespen en penningen. Afgezien van enkele toevalsvondsten aan de opper- vlakte van het Verdronken Land van de Oosterschelde is een aantal andere vormen tevoorschijn gekomen omdat tijdens het zoeken de metaaldetector aansloeg op de metaalresten welke in de vorm vvaren achterge- bleven. Zonder dat zou de kleur van de steen waarin de vormen gesneden zijn tot gevolg hebben gehad dat de bewerkte leisteen waarschijnlijk niet zou zijn opge- merkt. De vrij primitieve vorm van de gietmallen voor deze gebruiksvoorwerpen doet veronderstellen dat een lokale handwerksman zich daar mee heeft bezigge- houden. Hiervoor werd gebruik gemaakt van veelal secundair gebruikte brokken leisteen atkomstig van oorspronke- lijk grotere gietvormen waarvan helaas niet kan wor- den vastgesteld waarvoor deze oorspronkelijk bestemd waren. A1 met al is slechts een gietmal bekend die in Reimerswaal in de loop van de achttiende eeuw ge¬ vonden is waarin insignes werden gegoten met aan de ene zijde de afbeelding van Maria met haar Kind en aan de andere zijde de apostelen Petrus en Paulus met hun gebruikelijke attributen (‘Heiligen uit de modder’, afb. 10; zie alb. 472). Helaas is deze uit twee delen bestaande gietvorm verloren gegaan en resten ons slechts twee aquarellen met de afbeelding ‘der Steene vormen gevonden op de slikken van Romerswale’ die zich thans in het Rijksarchief in Zeeland bevindcn (Verzameling Prov. Zeeuwsch Genootschap, Zelandia Ulustrata 490 I en II). Op deze aquarellen worden drie complete - derhalve steeds uit voor- en achterzijde bestaande - vormen afgebeeld. Dit wijst erop dat de vormen bijeen gevon¬ den moeten zijn. Was de eigenaar van die vormen een linnegieter die produkten van verschillcndc aard ver- vaardigde? Afgezien van de eerder genoemde vorm heeft de andere gediend voor het gieten van penningen met aan weerszijden afbeeldingen van onder andere letters in gotisch lettertype (M, V en T) en zwaarden. Een daar- mee vergelijkbaar type is gevonden in Nieuwlande, en een andere in Westbroek (U.), afb. 983. Deze laatste vorm, eveneens bestemd voor het gieten van pennin¬ gen met letters, wordt ook elders besproken (p. 314). De derde vorm werd gebruikt voor het gieten van handvaten bestemd voor het aanzetten aan tinnen kannen. De vormgeving van het handvat duidt op een datering eind veertiende of begin vijftiendc ccuw. Het is de vraag of de vorm bestemd voor het gieten van de ronde penningen met de afbeeldingen van Maria, Petrus en Paulus bestemd is geweest om daarmee draaginsignes te vervaardigen, dan wel dat het hier om penningen ging. Men moet dat laatste aannemen omdat in de vorm geen ruimte voor het benodigde draagoogje aanwezig is. Uiteraard is het ook mogelijk dat na het gieten van de penning een draagoogje werd aangezet. Het insigne afgebeeld in ‘Heiligen uit de modder’ (afb. 9) gevonden in Londen (Anchor Pub, Southwark) afkomstig uit de collectie Mitchiner heeft wel een draagoogje. Dat insigne kan trouwens nooit gegoten zijn in de vorm die in Reimerswaal gevonden werd omdat volgens de afbeelding Maria met haar Kind daar op een maansikkel gezeten is. Sedert 1987 zijn nu ook in Nieuwlande enkele insignes met draag¬ oogje van dit type - dus zonder maansikkel - gevonden (afb. 472A en B). In dit verband merken wij op dat de kerk van Reimerswaal gewijd was aan Petrus en Paulus en dat daar ook een Mariadevotie bestond. Zowel uit Middelburg, Rotterdam, Amsterdam en Dordrecht zijn uit leisteen vervaardigde vormen be¬ kend. Wat de Amsterdamse vondsten betreft moge worden verwezen naar J. Baart in ‘Opgravingen in Amsterdam’ waar onder afb. 802 en 803 twee in 1970 in de grachtvulling van de Olofspoort gevonden vor¬ men worden afgebeeld welke rond 1400 worden geda- teerd. Een vorm moet bestemd zijn geweest voor het gieten van een standaard met een opening in het mid¬ den en voorzien van vier voetjes, welke konden wor¬ den omgebogen, zodat daarop een heiligenbeeldje kon worden bevestigd. Er is een aantal van zulke stan- daardjes in Rotterdam en Nieuwlande gevonden waarop heiligenbeeldjes - o.a. Johannes de Doper met het Lam Gods - zijn bevestigd. Uit Middelburg is een gietvorm van leisteen afkomstig met de vrij primitieve afbeelding van een met twee pijlen doorboord hart (afb. 908A - B). Ook hier betreft het vermoedelijk secundair gebruik van een oorspron¬ kelijk voor een ander doel bestemde vorm. Opvallend is het in gotische letters aangebrachte opschrilt ‘MAL’. In dit verband moet worden opgemerkt dat er zowel sprake is van gietvormen als van mallen. Er is nog een aantal kleine vormen bekend afkomstig uit Middelburg en Dordrecht met daarin gesneden geome- trische figuren. Voor het helaas slechts fragmentarisch bewaard gebleven deel van een in Nieuwlande gevon¬ den vorm met daarin gesneden de afbeelding van een munt wordt verwezen naar afb. 810. In afwijking van het gebruikelijke patroon betreft het hier geen leisteen maar zeer fijnkorrelige steen. Mogelijkerwijze gaat het hier om Solnhofer kalksteen waarvan bekend is dat
deze voor hct vervaardigen van gielvormen gebruikt werd. Ook is uit Nieuwlande atkomstig de hier afge- beelde leistenen vorm met aan weerszijden ingesne- dcn afbeeldingen. Aan de ene zijdc betreft dit een dikke ring met daarin aangebrachte zig-zag decoratie met punlversiering in de hoeken. Aan de andere zijde worden op vrij primitieve vvijze twee penningen afge- beeld naar voorbeeld van een ‘groot’ of ‘vierlander’ zoals tussen 1434cn 1474 in de Bourgondische Nedcrlanden in omloop was. Wederom is sprake van hergebruik van een vorm die oorspronkelijk voor under gietwerk bestemd moet zijn geweest. De twee hier afgebeelde penningen die in Nieuwlande gevonden zijn hebben zulke vergelijkbare kenmerken dat kan worden aangenomen dat deze in die vorm gegoten werden. Er zijn in Nieuwlande betrekkelijk vaak afvalproduc- ten gevonden die wijzen op het gietproces. Dat betreft onder meer gietproppen welke ontstaan op de plaats van de vorm waar het vloeibare metaal wordt ingego- ten. Soms zijn zelfs nog enkele resten van het gegoten product aan die proppen bevestigd (alb. 984, 985). Bij het in Reimerswaal gevonden Ontcommer-insigne (afb. 297) zijn ook nog op enkele plaatsen gietresten aanwezig welke duiden op een onzorgvuldige afwer- king van het gegoten insignc. Het zo weinig voorkomcn van gietvormen doet de vraag opkomen of er ook sprake kan zijn geweest van het gebruik van ander, meer vergankelijk materiaal. Dat zouden ook bronzen gietvormen geweest kunnen zijn welke, na in onbruik te zijn geraakl, werden om- gesmolten. Uit Lodose is een dergelijke bronzen gict- vorm bekend welke rond 1300 wordt gedateerd terwijl in het British Museum een fragment van een vorm, vervaardigd uit koperlegering berust (MLA 56, 7-1, 2242) gevonden in Hartlepool, te dateren uit het mid¬ den van de veertiende eeuw met afbeeldingen van vogels en tevens van een Rad van Fortuin. Dit is ech- ler niet zozeer een gietvorm als wel een stempelvorm. Het blijft een intrigerende vraag wic bijvoorbeeld de vele vormcn bestemd voor hct gieten van zoveel ver- schillende typen Adrianus-insignes heeft vervaardigd en of deze vormen van steen of metaal waren. Wat werd met zulke vormen nadat deze buiten gebruik gesteld waren, uiteindelijk gedaan? Werden zulke vormen uitsluitend in Geraardsbergen als plaats van verering van Adrianus vervaardigd en gebruikt of waren er ook rondreizende - al dan niet geauthori- seerde - gieters en verkopers die met de verkoop van 19
hun produkten ook buiten die bedevaartplaats inkom- sten verwierven? De vondst in 1890 van een gietvorm bestemd voor het vervaardigen van insignes van Thomas Becket, afge- beeld als bisschop gezeten te paard, in Kingston-on- Hull, dus ver verwijderd van Canterbury waar deze heilige vereerd werd, geeft te denken (British Museum MLA 90, 10-2,1). In de ‘Waterschans’, mededelingenblad van dc gc- schiedkundige kring van stad en land van Bergen op Zoom, 1984-2 gaat Louis Hopstaken in een artikel over ‘een vijftiende eeuws camavalsinsigne uit de Oosterschelde’ uitvoerig in op de wijze van vervaardi- ging van het molenaarsinsigne dat hier onder afb. 579 is afgebeeld. Mij werd vriendelijkerwijze toegestaan de door L.Hopstaken vervaardigde tekening met als voorbeeld een gietmal die in gebruik moet zijn geweest voor het vervaardigen van dit molenaarsinsigne met de door hem gebruikte beschrijving hier over te nemen. 0М0СЙ2Ц* BOVCNHAL III. 3. Reconstructie о и ) PASGAT BOVCNHAI A NAA3 VAN BCIOI BOVIN HAH Voor het gieten werd een vorm van leisteen gebruikt waar in de ondermal een afbeelding was gesneden. De ondermal werd afgedekt met een sluitplaat waarin ook een gietkanaal was aangebracht. Het vloeibare metaal werd door het gietkanaal in de vorm gegoten waarbij de in de afgesloten vorm aanwezige lucht langs fijne kanaalljes kon ontsnappen om plaats te maken voor het vloeibare metaal. Zoals op de afbeelding van de achterzijde te zien valt, bevindt zich daar de draag- speld. Deze werd door de kleding gestoken waarna een klein borgklipje ervoor zorgde dat het insigne op zijn plaats werd gehouden. De draagspeld werd in ёёп keer met het insigne meegegoten wat op het eerste gezicht een moeilijk technisch probleem oplevert. Dit is opgelost doordat de sluitplaat uit twee delen heeft bestaan. De naad van beide helften loopt precies over het hart van de draagspeld wat nog te zien is aan de braampjes van de gietnaad op de achterzijde van het insigne. Verder valt op dat de draagspeld de verkeerde kant opwijst. Wordt het insigne gedragen dan wijst de draagspeld naar boven. De reden daarvoor is waar- schijnlijk van technische aard omdat de bovenzijde van het insigne te zwak werd bevonden om als draag- punt te dienen. Om tijdens het gietproces de onderde- len van de gietvorm precies bijeen te houden zijn de verschillende onderdelen van de gietvorm voorzien van paspennen die pasten in daarvoor bestemde ope- ningen. Omdat de achterzijde van een insigne inzicht geeft in de toegepaste giettechniek err in de wijze van bevesti- ging van draagspelden, wordt hier een achttal afbeel- dingen van verschillende achterzijden getoond (p. 17). Bij het insigne afb. 542 is het draagoog versterkt. Bij de insignes afb. 579, 581,619 en 621 is de bevestiging van de draagspeld op die plaats van het insigne aange¬ bracht, waar de metaalmassa het meest gemakkelijk naar toe kon vloeien. Bij die insignes is ook te zien dat aan de achterzijde gebruik is gemaakt van twee naast elkaar liggende sluitplaten hetgeen een gietnaad tot gevolg had. Op de achterzijde van deze vijf insignes zijn de fijne ontluchtingkanaaltjes die in ruitvorm zijn ingekrast, duidelijk zichtbaar. Het adelaarsinsigne afb. 767 heeft een oogje bestemd voor een beweegbare naald en een borgklip. Het Petrus-insigne afb. 298 duidt aan dat een opbollende contramal gebruikt moet zijn, hetgeen zuiniger materiaalverbruik tot gevolg heeft bij het sterk plastisch vormgegeven insigne. Op de achterzijde van het Aarschot-insigne afb. 412 zijn de hier omgebogen bevestigingslipjes voor het aanbrengen van bijvoorbeeld een gekleurde achter- grond van papier of stof zichtbaar. Het is te hopen dat er in de toekomst meer gietvormen - vooral die bestemd voor het vervaardigen van religi- euze insignes - tevoorschijn zullen komen. Vindplaats en vondstomstandigheden zullen ons meer inzicht kunnen geven over het vervaardigen van insignes. 20
Metaallegeringen Om enigszins zicht te verkrijgen op de mogelijke resultaten van materiaaltechnisch onderzoek en om antwoord te kunnen geven op de veelvuldig gestelde vraag naar de samenstelling van het voor het gieten van insignes gebruikte metaal, werd besloten om contact op te nemen met het Centraal Laboratorium voor Onderzoek van Voorwerpen van Kunst en Wetenschap te Amsterdam. De vraag en probleemstelling was of het mogelijk zou zijn om op grond van non-destructief onderzoek naar de samenstelling van de metaallegering vast te stellen of er bepaalde conclusies te trekken zouden zijn uit het voor de insignes gebruikte materiaal. Bestonden er bijvoorbeeld lokaal of regionaal bindende voorschrif- ten voor de makers van insignes aangaande de metaal- samenstelling? Is er enige uniformiteit te ontdekken in de percentages van de hoofdcomponenten in de me¬ taallegering? Ditzelfde geldt voor de aanwezigheid van de neven- en sporenelementen, voor zover deze met de te gebruiken apparatuur te detecteren zijn. Bij de hoofdcomponenten zal het gaan om het tin- en loodgehalte, de nevencomponenten bij tin-loodlege- ringen zijn gewoonlijk koper, antimoon, zink en bis¬ muth met sporen van ijzer, zilver en arseen. Indien er een patroon zou wordcn vastgestcld, wat is dan het critcrium of wclkc zijn de criteria die moctcn worden aangelegd voor de interpretatie van de resulta¬ ten? Is dat de plaats van herkomst of de periode van fabricage dan wel de aard van het insigne, religieus of profaan? Als mogelijke uitkomsten van het onderzoek werden de volgende hypothesen besproken: - er is geen enkele regelmaat te ontdekken in de samenstelling, - er is een voorschrift of een algemeen geldende regel voor alle soorten objecten, niet aan tijd gebonden en onafhankelijk van de plaats van produktie, - de samenstelling is tijdgebonden, er zijn verschil- lende samenstellingen te herkennen in verschillende perioden, - de samenstelling is afhankelijk van het soort object: insignes, religieus of profaan, ampullen, kinder- speelgoed en dergelijke, - de samenstelling is gebonden aan een produktiecen- trum; waarschijnlijk alleen vast te stellen bij religi- euze insignes, waarvan de produktieplaatsen be- kend zijn; de pelgrimstekens zouden in dat geval als ‘gidsfossielen’ kunnen functioneren, - de samenstelling benadert altijd de meest ideale verhouding voor legeringen van tin en lood, te weten 61,9% tin en 38,1% lood. Deze legering heeft een relatief laag smeltpunt van 183 graden Celcius en is door de dan bereikte fijne kristalstruc- tuur het meest geschikt voor het gieten van objec¬ ten. Overleg met de heren P.R. Hallebeek en E. Moll van het Centraal Laboratorium resulteerde in het besluit dit onderzoek te lalen uitvoeren aan hand van vijftig uitgczochte insignes die vervaardigd leken te zijn van lood-tinlegering, geelkoper, brons of zilver. De keuze viel op insignes behorende tot bepaalde, duidelijk herkenbare groepen religieuze insignes, onder andere Adrianus, Amersfoort en Wilsnack en tot groepen profane insignes zoals erotische insignes, miniatuur- voorwerpen en zogenaamde bustekopjes. Rekening werd gehouden met een geografische sprciding van de pelgrimsplaatsen waarvan insignes zouden worden onderzocht in het huidige Duitsland, Frankrijk, Spanje, Belgid, Nederland en Engeland. Bovendien is geslreefd naar een chronologisch zo ruim mogelijk beeld. Daarnaast werd aandacht besteed aan enkele verwante deelgebieden van onderzoek en analyse, zoals het bepalen van de samenstelling van de rode verfstof welke nog op enkele insignes bewaard is gebleven en van de samenstelling van het ragdunne glanzende metalen plaatje waarvan resten werden aangetroffen bij het insigne afgebeeld onder afb. 432. Bij het onderzoek werd gebruik gemaakt van de Rontgen-Fluorescentie-Spectrometrie-methode (R.F.S.). Wij zijn de medewerkers van het Centraal Laboratoium zeer erkentclijk voor de prcttigc en zorgvuldige wijze waarop zij dit onderzoek hcbben verricht. Het resultaat van hun onderzoek geeft een zeer opvallend verschil te zien in de samenstelling van het metaal van de onderzochle 48 insignes. Gebaseerd op een indeling van 44 insignes op grond van de tin- loodverhouding komt het Centraal Laboratorium tot de navolgende conclusie: 1 insigne bestaat voor 99,67% uit zuiver tin, 1 insigne bestaat voor 87,6% uit tin en 11,8% uit koper, 24 insignes bestaan voor meer dan 50% uit tin met variaties liggende tussen 50% en 65%, 13 insignes bestaan voor minder dan 50% uit tin met variaties liggende tussen 35% en 48%-, 5 insignes bestaan bijna geheel uit zuiver lood met variaties liggende tussen 96% en 98%, 1 insigne bestaat voor 86,5% uit koper en 12% zink, 21
ijzer en arseen, dit insigne is verzilverd met zilver van 99,734% zuiverheid, 1 insigne bestaat voor 75% uit koper, 4% tin en 20% zink, 1 insigne bestaat voor 68% uit koper, 9% tin en 22% zink, 1 insigne bestaat voor 65% uit koper, 22% tin en 12% zink. Het bijgevoegde overzicht (p. 23) geeft een beeld van de resultaten van het onderzoek gebaseerd op alle insignes die werden onderzocht. Opgemerkt dient te worden dat in enkele gevallen de som van de percentages vastgestelde verschillende metalen boven 100% uitkomt. Zulks is het gevolg van onderzoek op verschillende plaatsen van een insigne. Hoewel de gegevens daarover ook bekend zijn, is afgezien van het aangeven van de minimale percenta¬ ges aan sporen van andere aangetroffen metalen. Kort samengevat kan worden vastgesteld dat de eerste hypothese - er is geen enkele regelmaat te ontdekken in de samenslelling - van toepassing is. Er komen grote variaties voor, zelfs bij eenzelfde type insigne. Als voorbeeld moge worden gewezen op de drie on- derzochte insignes van Amersfoort, die gebaseerd op de aangetroffen verhouding tin en lood, het volgende beeld geven: afb. 436 (53%-47%), afb. 437 (38%-61%) en afb. 438 (58%^12%). Bij het toch al onduidelijke beeld vallen vijf insignes op die voor meer dan 96% uit lood zijn samengesteld. Dat betreft afb. 18 (Adrianus-insigne), afb. 135 (Wilsnack-in- signe), afb. 146 (Cornelius-insigne), afb. 165 (Cunera- insigne) en afb. 245 (Johannes de Doper-insigne). Het tingehalte varieert tussen 0,2% en 2,6%. Wij mogen ons afvragen wat de oorzaak is van deze grote afwij- kingen in de op zich toch min of meer gebruikelijke verhouding van ruim 60% tin en een kleine 40% lood (zie hiervoorook Kurt Koster 1985 Braunschweig). De op zich vreemde vormgeving van het Wilsnack- insigne afb. 135, dat zozeer afwijkt van de gebruike¬ lijke vormgeving, doet ons afvragen of dat insigne niet elders een plaatselijk produkt is geweest dat niets met de feitelijke Hostieverering in Wilsnack van doen had. Zou het mogelijk zijn dat ook de andere vier uit bijna zuiver lood vervaardigde insignes buiten de bedevaart- plaats vervaardigd zijn? Opgemerkt moet worden dat tegen deze mogelijke veronderstelling spreekt dat die vier insignes - in tegenstelling met het Wilsnack- insigne afb. 135 - in vormgeving en uitvoering niet afwijken van de gebruikelijke typen. Op een overigens niet in dit boek afgebeeld fragment van een Wilsnack-insigne kwamen duidelijke rode verfresten voor die aanleiding gaven om ook daarvan de samenstelling te laten bepalen. Het Centraal Laboratorium stelde vast dat deze rode verfstof bestaat uit vermiljoen (kwiksulfide). Toen het Akense insigne afb. 432, bestaande uit een omlijsting met daarin een dun gestansd koperen plaatje met de afbeelding van Maria met Kind, de tunica en een votiefscheepje in Rotterdam gevonden werd, bevonden zich achter de resten van een glas- plaatje eveneens resten van een ragdun metalen plaatje waarvan de samenstelling ons interesseerde. Er is inmiddels een aantal van zulke insignes binnen omlijs¬ ting gevonden waar zich tussen twee plaatjes glas een dunne gegoten afbeelding bevindt met daarachter eveneens zulke ragdunne glanzende metalen plaatjes. De vraag rees of deze plaatjes mogelijkerwijze een spiegelfunctie zouden kunnen hebben gehad. Ons vermoeden bleek terecht en aan het rapport van het Centraal Laboratorium ontlenen wij dat de metaalfolie voor 100% uit lood bestaat en dat aan een zijde van de folie een spiegelende laag is aangebracht die de ele- menten silicium, kalium, calcium, ijzer, een spoor zink, lood en koper bevat. Deze combinatie van ele- menten is specifiek voor de samenstelling van een gemiddelde glassoort. Ook is het chloorgehalte in de spiegelende schilfers zeer hoog. Kennelijk is dit ele¬ ment uit het zeewater geabsorbeerd. De conclusie is dan ook dat er oorspronkelijk een zeer dunne glaslaag aanwezig is geweest, die deels opaque is geworden door chemische omzettingen ten gevolge van de ab- sorptie van chloride. Met behulp van rontgendiffractie is getracht de kristalstructuur van de schilfers te bepa¬ len. Gebleken is dat er geen kristalstructuur aanwezig is. Ook uit dit gegeven blijkt dat het hier om glas gaat aangezien glas niet kristallijn is. Onder pelgrimsinsignes komen veelvuldig exemplaren voor met ronde, schildvormige of vierkante openingen die aan de achterzijde voorzien zijn van omgebogen lipjes. De inhoud is bijna steeds verloren gegaan maar het staat vast - en ook Kurt Koster heeft in zijn artikel over de insignes die Gutenberg vervaardigde daarop gewezen - dat binnen die openingen glazen plaatjes waren aangebracht die als spiegel functioneerden. Zulke spiegelinsignes speelden een belangrijke rol bij die vereringen die zulke toevloed van pelgrimsreiziger tot gevolg hadden dat de aanwezigen alleen maar vanuit de verte de toning van de relieken konden bijwonen. Door het beeld van die verering in de spie¬ gel van het insigne op te nemen werd geacht dat ook 22
METAALSAMENSTELLING INSIGNES INSIGNE ADRIANUS ADRIANUS ADRIANUS VENDOME (AMPUL) WILSNACK WILSNACK WILSNACK (FRAGMENT) WILSNACK (FRAGMENT) CLAUDE CORNELIUS CORNELIUS CUNERA JOHANNES DE DOPER KAREL DE GROTE LEONARDUS LEONARDUS LEONARDUS GOSLAR SINT NICOLAAS SINT NICOLAAS PETRUS PAULUS PETRUS ROME QUINTEN/CORNELIUS QUIRINUS QUIRINUS SERVATIUS SERVATIUS THOMAS BECKET THOMAS BECKET UBALDUS GUBBIO AKEN AKEN (FOL1E) AKEN AMERSFOORT AMERSFOORT AMERSFOORT CHARTRES EINSIEDELN ROCAMADOUR PROFAAN-EROTISCH PROFAAN-EROTISCH PROFAAN-EROTISCH BUSTE BROCHE BUSTE BROCHE BUSTE BROCHE MUNTSPELD MUNTSPELD MUNTSPELD GESP BROCHE MINIATUUR KAN METAALSAMENSTELLING AFB. 1NV. LOOD TIN KOPER ZINK ARSEEN 1 1469 46,6 52,5 _ _ 0.6 14 0237 50,4 48,2 - 1.0 18 2124 97,7 0,7 - - 1,5 104 1891 0,1 99,7 - - - 135 1386 96,9 1,7 - - 1,4 137 2475 53,3 45,7 - - 0,8 - 0904 57,5 41,1 - - U - 0904 rode verfstof - vermiljoen 143 1976 1,0 87,6 11,8 0,5 1,0 146 1746 98,0 0,5 - - 1,4 155 0524 56,8 42,4 - - 0,7 165 1800 95,9 2,6 - - 1,4 245 1993 98,2 0,2 - - 1,5 266 0825 36,4 63,1 - - 0,3 269 1922 45,0 54,3 - - 0,3 273 1000 40,4 59,0 - - 0,4 275 0862 52,1 47,1 - - 0,5 289 0593 54,3 44,2 - - 0,4 295 0083 1,3 86,5 12,1 3,9 295 0083 percentage verzilvering: 99,7 299 1907 64,9 33,8 - - 1,1 301 1332 0,4 22,1 65,1 12,3 3,1 309 1714 0,6 X9 74,9 20,4 4,0 316 0936 63,8 34,8 - - 0,8 318 1281 32,8 65,2 0,4 - - 325 1247 38,2 61,2 - - 0,3 338 1732 48,3 51,0 - - 0,4 353 0005 44,2 54,8 - - 0,7 362 0772 36,3 62,7 - - 0,7 368 1027 0,7 9,4 68,0 21,9 0,2 370 0669 56,1 42,5 - - 0,9 422 1181 56,3 42,7 - - 0,7 432 1983 99,1 0,1 - - 0,6 433 1995 36,2 62,7 0,1 - 0,4 436 1662 47,0 52,7 0,3 - - 437 1641 60,8 37,8 0,1 - 1,0 438 0145 41,6 57,8 0,3 - - 445 2130 43,6 60,2 0,3 - 0,1 446 1392 58,9 39,9 - - 0.9 473 0144 58,1 40,6 - - 0,9 612 1842 45,0 54,0 - - 0,7 636 0823 42,0 57,1 - - 0,6 667 1744 38,9 60,7 0,2 - - 722 1893 43,8 55,1 0,2 - - 743 2488 39,4 59,9 - - 0,4 753 0968 46,8 52,0 - - 0,8 779 1478 41,6 57.4 - - 0,4 790 1486 37,4 62,1 - - 0,2 803 1284 44,1 55,5 - - 0,2 865 2450 35,5 63,5 0,1 - 0,2 949 1625 49,1 49,4 - - U 23
de spirituele kracht van de getoonde relieken in dat insigne werd overgenomen. Het zou een goede zaak zijn als, wanneer in de toe- komst insignes gevonden worden waarin het glas en de achterzijde bewaard is gebleven, nieuw laborato- riumonderzoek zal plaatsvinden dat meer inzicht geeft in de samenstelling en produktiemethode van derge- lijke spiegels. De analyses van het Centraal Laboratorium leveren een zeer gemeleerd beeld op wat betreft de metaalsa- mcnstelling van de lood-tinnen insignes. De eerste conclusie lijkt dan ook te zijn dat voor de aanmaak van insignes het willekeurige lood en tin werd benut dat voorhanden was. Helemaal juist is deze conclusie vermoedelijk niet. I miners slechts enkele van de on- derzochte insignes bestaan voor 95 % of meer uit hetzij tin, hetzij lood; verreweg de meeste legeringen geven een grove half-om-half verhouding, min of meer voor de helft tin en voor de helft lood, waarbij een overigens niet heel grote meerderheid tin de groot- ste helft uitmaakt. Kurt Koster publiceerde in 1985 drie insignes en twee ampullen die bij archeologisch onderzoek in Braunschweig waren gevonden. Bij deze vijf lood- tinnen bedevaartsouvenirs betrok hij enkele andere insignes ter verge!ijking. Generaliserend stelt Koster dat door de gieters van de insignes zoveel mogelijk gebruik werd gemaakt van die verhouding lood-tin die een zo laag mogelijke smelttemperatuur oplevert. Ter verificatie van deze these werden de Braunschweiger vondsten en de meeste van de daar aangehaalde verge- lijkbare insignes onderzocht op hun metaalsamenstel- ling. Dit leverde niet, zoals bij het Centraal Laboratorium gebeurde, een exacte bepaling van de percentages op omdat voor een andere onderzoeksme- thode werd gekozen. De resultaten zijn, samengevat, als volgt: Maria met Christuskind, begin 13de eeuw: Noord-Duits ? benadert 69 % tin 31 % lood vondst Braunschweig 1981; Braunschweig, Landesmuseum Maria met Christuskind, 13de eeuw; Noord-Duits ? ca. 69 % tin 31 % lood vondst uit de Weser bij Bremen; Bremen, Focke- Museum Maria met Christuskind, 13de eeuw: Noord-Duits ? bijna volledig tin en zeer weinig lood vondst Ltibeck 1982; Ltibeck, St.-Annen-Museum Sint Servatius, begin 13e eeuw: Maastricht, benadert 69 % tin 31 % lood vondst Braunschweig 1981; Braunschweig Landesmuseum Sint Servatius, begin 13e eeuw: Maastricht, ca. 69 % tin 31 % lood vondst uit de Weser bij Bremen; Bremen, Focke- Museum Vera Icon, le helft 15deeeuw: Rome (?) bijna 100 % lood vondst Braunschweig 1979; Braunschweig, Landesmuseum Ampulla, 2e helft 14de eeuw: lood vondst Braunschweig 1978; Braunschweig, Landesmuseum Ampulla, 14de/15de eeuw: tin vondst Braunschweig 1973; Braunschweig, W. Bentzer De conclusie van de technici Jurgen Ruge en Karl Thomas, die deze analyses maakten, was wat voor- zichter dan de these van Koster: De ideale verhouding om een laag smeltpunt en een hoge vloeibaarheid te verkrijgen is 61,9 % tin en 38,1 % lood. Het smeltpunt ligt dan bij 183’ C. Een bijkomend voordeel van deze legering is dat het metaal fijnkorrelig stolt. Bij enkele van de onderzochte insignes werd de opti- male legering benadert, de middeleeuwse handwerker wist kennelijk uitstekend waar hij mee bezig was. De Engelse verzamelaar Michael Mitchiner, die een grote collectie insignes en verwante objecten bijeen- bracht die voomamelijk in Londen werden gevonden, liet een groot aantal van deze analyseren door het Research Laboratory for Archaeology in Oxford door middel van rontgcn-fluoriscentie. Mitchiner deed eerder ervaring op met metaalanalyse van historisch materiaal als rekenpenningen, onedele en zilveren munten en dergelijke, waarover hij ook publiceerde. In het door hem in 1986 uitgebrachte boek over zijn verzameling insignes publiceerde Mitchiner ruim 230 analyse-resultaten, waarvan er 2 zilver betreffen, ruim 50 een koperlegering en dc overige lood en tin. Mitchiners conclusies zijn wat betreft lood en tin als 24
volgt. In de dertiende eeuw werd het merendeel van de Engelse ampullae en insignes vervaardigd uit tin met een hoge zuiverheid (meer dan 99 %). Relatief weinig insignes werden van lood-tin gegoten. In de veertiende eeuw varieert de legering van de insignes, maar bena- dert veelal de ideale verhouding van 62 % tin en 38 % lood; ampullen worden nog steeds van zuiver tin vervaardigd. In de vijftiende en vroege zestiende eeuw werden de insignes nog steeds in overgrote meerder- heid van de ideale legering gegoten, een klein percen¬ tage van ruwweg 50 % lood en 50 % tin, en zeer weinige waren van lood. Wat de ampullen betreft komt er een ingrijpende wijziging: naast die van zui¬ ver tin, worden er van zuiver lood vervaardigd; echter geen van de lood-tin-legering. Bovendien lijkt er een patroon naar produktieplaats onderscheiden te kunnen worden, in Londen blijven ze van tin, in East Anglia worden ze van lood gemaakt en elders ofwel lood ofwel tin. Het vijftigtal analyses dat door het Centraal Laboratorium werd gemaakt, levert een beduidend warriger beeld op dan Mitchiner op grond van zijn vele analyses en Koster / Ruge & Thomas op grond van enkele analyses konden schetsen. De enige con- clusie die de resultaten van de voor ons verrichte analyses toelaten, lijkt te zijn dat de praktijk lang niet 7,0 ideaal was cn vccl pragmatischer dan eerder ge- schetst. De samenstelling van negen insignes benade- ren de ideale verhouding lood-tin binnen een marge van 4 a 5 %. Wei was kennelijk algemeen bekend dat een verhouding van wat meer tin dan lood het gietpro- cede gunstig zou beinvloeden, en meestal werd dat dan ook min of meer gerealiseerd. Opmerkelijk is welke van het vijftigtal geanalyseerde insignes, de optimale verhouding tin-lood dicht benaderen. Dit betreft, en dat kan geen toeval zijn, twee Akense insignes (afb. 266 en 433), twee exemplaren van Quirinus uit Neuss (afb. 318 en 325), een Thomas Becket-insigne (afb. 362) en een insigne uit Chartres (afb. 445); ook komen drie profane insignes dicht bij de ideale alliage, te weten de dubbele mosselschelp (afb. 667), een van de muntspelden (afb. 790) en een gespbroche (afb. 865). Wat betreft de pelgrimsinsignes valt op dat juist plaatsen met een hoge reputatie als bedevaartsoord en met een ongetwijfeld uitgesproken hoge omzet aan insignes werkten met meer ideale produktie-condities.
NIEUWLANDE H.J.E. van Beuningen Van de 1036 insignes die in dit boek ‘Heilig en Profaan’ worden afgebeeld en beschreven zijn er 534 (51,5%) afkomstig van de plaats waar voorheen het rond 1530 verdronken dorp Nieuwlande was gelegen. Dit geeft reden om, voor zover dat mogelijk is, in deze publikatie ook aandacht te besteden aan de oorsprong van dit dorp en aan de bewoners daarvan. Onder ‘de archeologische context van de Zeeuwse vondsten’ ging R.M. van Heeringen in ‘Heiligen uit de modder’ uit 1987 in op de toen bekende gegevens. Uit de door hem verrichte inventarisatie blijkt dat in 1987 reeds 600 in Nieuwlande gevonden insignes bekend waren, terwijl voortgezette inventarisatie over de periode tot maart 1991 nog 298 nieuwe vondsten opleverde. Van de dan in Zeeland gevonden 1011 insignes zijn er 895 uit Nieuwlande afkomstig. Daarbij dienl te worden opgemerkt dat in ‘Heiligen uit de modder’ uitsluitend aandacht werd besteed aan religieuze insignes waaronder toen ook begrepen waren insignes met de afbeeldingen van kammen, kruisbogen, buste-insignes met tekst, hoomtjes en luidklokjes; buiten beschouwing werd gelaten de groep duidelijk herkenbare profane insignes waarvan toen toch ook ccn aanzienlijk aantal voorbeelden bekend was. In feite gaat het, wanneer alle gevonden insignes in aanmerking worden genomen, om veel grotere aantallen, hetgeen de bijzondere betekenis van Nieuwlande voor onze kennis van deze middeleeuwse insignes onderstreept. Er zijn in Europees verband gezien slechts twee vind- plaatsen bekend waar in zekere zin vergelijkbare aantallen insignes gevonden zijn. Dat betreft Parijs, met de vondsten uit de Seine, en Londen, met de vondsten die na de laatste wereldoorlog langs de Thamesoever zijn gedaan. In beide gevallen is daar in de middeleeuwen echter sprake van grote metropolen terwijl voor zover dat Parijs betreft die insignes bo- vendien gevonden werden bij de Seinebruggen waar- over grote verkeersstromen passeerden. Op 5 November 1530 vond de ‘Sint Felix quade sater- dagh’ - stormvloed plaats die het oostelijk deel van het eiland Zuid-Beveland zwaar trof. De met zware muren omgeven stad Reimerswaal bleef nog geruime tijd enigermate bewoonbaar, maar wat de woonkem van Nieuwlande betreft mag gevoeglijk worden aangeno- men dat deze toen en in ieder geval in 1532 toen Beveland weer door een stormvloed geteisterd werd, geheel verloren ging. Afgezien van enkele stenen gebouwen moet Nieuwlande grotendeels uit houten huizen hebben bestaan ook al zal een aantal daarvan wel op stenen funderingen gebouwd zijn geweest. Het zou intcrcssant zijn, wanneer wij ons een duidelijk beeld zouden kunnen vormen over de aard, de omvang en de samenstelling van de bevolking vanaf de tijd dat Nieuwlande ontstond tot aan het moment van zijn ondergang. Zo’n beeld zou ook wezenlijk bijdragen aan ons inzicht in het gebruik van de in dit dorp aan- getroffen laat-middeleeuwse insignes. Daarbij is een kemvraag of het grote aantal gevonden insignes een ‘normaal’ gegeven moet zijn geweest en of dit grote aantal alleen maar terug te voeren is op de zo gunstige conserveringsvoorwaarden en de bijzon- der gunstige omstandigheid dat het bij Nieuwlande mogelijk was over de gehele oppervlakte van het oorspronkelijke dorp onderzoek te verrichten. Of zijn er ook andere, ons vooralsnog niet bekende bijzondere omstandigheden geweest die op Nieuwlande hebben geleid tot een uitzonderlijk grote concentratie. Of, om de vraag nog beter te stellen: is er bij Nieuwlande sprake van een normale situalie en mag men dus verwachten dat ook elders onder even gunstige conser- veringsomstandigheden en intensieve onderzoekingen, eveneens zulke aanzienlijke aantallen insignes gevon¬ den kunnen worden? Zowel te Amsterdam met insigne-vondsten vooral van Damrak en Rokin, als te Rotterdam, waar de nieuwe spoorwegtunnel voor een groot deel door de oorspron¬ kelijke bedding van de rivicr de Rotte Hep, maar ook te Dordrecht en Middelburg waar eveneens op kleine oppervlakten aanzienlijke aantallen insignes gevonden zijn, is sprake van gunstige conserveringsomstandig- heden: de vondsten kwamen alle uit diep gelegen vochtige en gesloten grondlagen tevoorschijn. Overigens moet opgemerkt worden dat de graaf- en bouwwerkzaamheden aldaar nauwelijks zorgvuldig onderzoek mogelijk maakte, zodat er veelal sprake is van toevalsvondsten met behulp van metaaldetectoren uit naar elders afgevoerde en gestorte grand. Uit de publikaties die op Nieuwlande betrekking hebben, blijkt dat de kennis van de geschiedenis van dit dorp slechts gering is. In 1926 en 1927 werden in opdracht van het Zeeuws Genootschap der Weten- schappen opmetingen gedaan met als doel de nog aanwezige overblijfselen van bebouwing vast te leg- gen en na te gaan waar wegen en wateren hun sporen zouden kunnen hebben nagelaten. 26
In ‘Kerk en toren van Nieuwlande’, een publikatie van het Zeeuws Genootschap, beschrijft J.M. de Nooijer in 1928 het toen verkregen resultaat. Het voornemen, geheel Nieuwlande in kaart te brengen, bleek toen al ondoenlijk omdal door de werking van eb en vloed slechts enkele uren per dag voor het uitvoeren van de opmetingen beschikbaar stonden. Dientengevolge heeft men zich beperkt tot de in oost-west richting gelegen kerk en toren en lot het daaromheen gelegen kerkhof. De kom van het dorp lag - door een plein gescheiden - ten zuiden van de kerk. Ten westen van de kerk Iiep een weg met aan weerszijden de resten van bebouwing. Ten noorden en oosten van de kerk werden toen slechts weinig bewoningsresten aange- troffen. Er werd daarbij opgemerkt dal de nivellerende werking van eb en vloed rond de kerk tot aanzienlijke verlaging van het oorspronkelijke oppervlak moet hebben geleid. De op het kerkhof in 1926/1927 aan de oppervlakte liggende geraamten gaven daarvan getui- genis. Verder worden gegevens genoemd met betrek- king tot de ligging van de toren aan de westzijde van de kerk en over de afmetingen daarvan, met een Iengte van 47 meter en een breedte van 18 meter. Dat slechts zo weinig baksteenresten bewaard zijn gebleven moet worden loegeschreven aan het reeds direct na de over- stroming van 1530 en 1532 aanvangen van de afvoer van bouwmateriaal ten behoeve van nieuwbouw elders dan wel ten behoeve van de oestercultuur. Dat er weinig nieuws onder de zon is, moge blijken uit de hier woordelijk aangehaalde zinsnede uit dit verslag uit 1928: ‘Reeds vele jaren wordl het terrein van Nieuwlande, vooral in de zomermaanden bezocht door personen die, belust op het vinden van voorwerpen van oudheidkundige waarde, de bouwvallen doorwoe- Ien en daardoor oorzaak zijn, dat steeds meer resten en sporen van vroegere bewoning worden vemield’. Of bij de zoekactics ook reeds insignes gevonden werden, vermeldt de historie niet. Wat is het te betreuren dal men in 1926/1927 niet meer is toegekomen aan de voorgenomen volledige opmetingen van wat toen nog, zeker zeer veel beter dan nu het geval is, herkenbaar was. Sedertdien hebben getijstromen, weersinvloeden waaronder het kruiend grondijs en niet te vergeten menselijke invloeden Nieuwlande niet met rust gela- len. Nieuwlande wordt in 1238 als ‘Nova Terra’ voor het eerst genoemd terwijl sedert 1242 sprake is van Nieuwlande als parochie. Uit andere bronnen blijkt dat in het midden van de dertiende eeuw in Nieuwlande - ook wel Nieuw-Cruijningen genoemd - een kerk stond met een loch wel tamelijk welvarende parochie gezien het aandeel dat de Nieuwlandse kerk in 1404 moest belalen aan de Dorn van Utrecht. De Heeren van Cruijningen waren ambachtsheer van Nieuwlande. Men mag aannemen dat het op Nieuwlande gevonden gebrandschilderde raampje met het wapen van de Heren van Wassenaer betrekking heeft op Calharina van Wassenaer als tweede echtge- note van de op 7 april 1543 op zijn kasleel in Heenvliet overleden Heer Joost van Cruijningen. Het staat verder vast dat er banden waren tussen Nieuwlande en de abdij Ter Doest. Misschien ook wel door het verlies van het provinciaal archief door de oorlogshandelingen die Middelburg moest ondergaan. is er verder weinig bekend over Nieuwlande, zijn bewoners en activiteiten. Wat zou men graag meer willen welen over families en personen die daar woon- den en werkten. Het zou toe te juichen zijn wanneer aandacht zou worden besteed aan de op Nieuwlande gevonden bronzen zegelstempels omdat deze gegevens over de families kunnen geven. Tot dusverre is daar- aan nog geen aandacht besteed. Ook zou nadere bestu- dering van de aardewerk- en steengoedvondsten meer inzicht kunnen geven in handelsbetrekkingen, impor- ten en regionale produclie. Men dient ervan uit te gaan dat er wat Nieuwlande betreft geen sprake is geweest van een belangrijk handelscentrum of van een dorp met een gunstige ligging aan belangrijke wegen of waterlopen. Er was zeker scheepvaarlverkeer van enige betekenis en een aanlegkade, voorzien van natuursteen afdekplaten, wijst daarop. Toch moet het scheepsverkeer met ver- houdingsgewijs kleine scheepstypen zijn uitgeoefend. Verder heeft er in Nieuwlande een molen gestaan. De funderingspalen van wat waarschijnlijk een standaard- molen is geweest alsook dikke nu door slib overdekte lagen kaf wijzen daarop. Ook Van Heeringen wees in 1987 op het feit dat er historisch gezien over het dorp Nieuwlande slechts weinig bekend is en hij merkte daarbij op dat alleen archeologisch onderzoek nadere gegevens zou kunnen opleveren. Tot op heden heeft dat nog niet plaats gevonden. In 1987 is de lopografie van het dorp echter wel door Iuchtfotografie vastgelegd en daarbij bleek dat vergeleken met 1926/1927 nog niet zoveel veran- derd is. De overal aan te treffen aardewerkfragmenten duiden op een bloeiperiode vanaf het laatste kwart van de veertiende eeuw tot aan het begin van de zesliende eeuw. Omdat er zo weinig gegevens bekend zijn, wijst Van Heeringen ook op de wenselijkheid om in goed overleg met de gravers die op Nieuwlande onderzoe- 27
z z 0 0-0 э > Э x
kingen hebben verricht, meer feitelijke informatie vast te leggen. Dat is des te meer zinvol omdat blijkt dat de spectaculaire vondsten van de insignes vooral gedaan zijn in afvallagen, in sloten en in met huisvuil opge- hoogde terreinen waaraan het hedendaagse weten- schappelijk archeologisch onderzoek in het algemeen gesproken weinig aandacht besteed. Alleen de daarbij betrokken gravers kunnen nog duidelijk maken, hoe, waar, en onder welke omstandigheden hun vondsten zijn gedaan. De mogelijkheid om over dergelijke informatie te kunnen beschikken valt of staat evenwel met de vertrouwensrelatie tussen de bij een dergelijk onderzoek betrokkenen. Alleen persoonlijke gesprek- ken en uitwisseling en vergelijking van gegevens kunnen een enigszins verantwoord beeld opleveren dat aan ons inzicht kan bijdragen. Schrijver dezes heeft getracht om hieraan een eerste aanzet te geven en het navolgende beeld zou niet gegeven kunnen worden wanneer niet zeer velen daartoe op uiterst positieve wijzc hadden bijgedragen. Op deze wijze is een beeld verkregen dat in ieder geval enigszins de feitelijke situatie zal benaderen. Wanneer de nadruk op ‘enigszins’ wordt gelegd, is dat bedoeld om ervoor te waarschuwen dat de navolgende gegevens niet meer dan een indicatie betreffen en dat ook verder de behoefte blijft bestaan aan nadere we- tenschappelijke vasllegging van de thans nog aanwe- zige feitelijke situatie. De telkens weer door mij ge- constateerde grote belangstelling voor meer inzicht in de achtergronden van het leven van de mensen die op Nieuwlande woonden en werkten, bij iedereen die met die plaats geconfronteerd is, geven mij de overtuiging dat het ook nu nog niet te Iaat is om meer gedetail- leerde gegevens te verkrijgen en vast te leggen. Met het wegvallen van mensen gaat echter ook de door hen vergaarde kennis verloren en dat met die realiteit rekening moet worden gehouden blijkt uit het ons helaas ontvallen van Klaas Peerdeman in 1991. De resultaten van zijn vele onderzoekingen op Nieuwlande zijn te zamen met die van vele anderen in het navolgende bericht zo goed mogelijk verwerkt. Doel van de vele gesprekken en het zorgvuldig vast- leggen van de nu nog bekende gegevens had vooral ten doel om een zo juist mogelijke indruk te verkrij¬ gen waar en onder welke omstandigheden, op welke diepte en in welke grondlagen de insignes werden aangetroffen. Is er een zeker verband te leggen wan¬ neer insignes bijeen worden aangetroffen? Kan door de vondstomstandigheden een datering worden ver¬ kregen? Wanneer in Nieuwlande een Blomberg- en Wilsnack- insigne vlak bijeen gevonden worden dan Ievert dit vergelijkingsmogelijkheid op met een Amsterdamse vondst waar insignes uit beide bedevaartplaatsen, op een houten plankje bevestigd, gevonden werden. En er zijn meer insignes zodanig bijeen gevonden dat men met zekerheid mag stellen dat deze gelijklijdig zijn verloren of weggeworpen. ‘Verloren of weggeworpen’ Ievert ook een vraag op die niet zonder meer beantwoord kan worden. Ook hier zouden vondstomstandigheden een antwoord moelen kunnen geven maar dat is geen gemakkelijke zaak gebleken en de meningen daarover zijn zeer verdeeld. Vast staat dat religieuze insignes heel vaak doelbewust ineengefrommeld worden gevonden. Ervaring Ieert dat menig klompje Iood-tin bij voor- zichtig uiteenvouwen een min of meer gaaf insigne tevoorschijn kan brengen. Het vaak ontbreken van hoofd of onderleden van bijvoorbeeld een Cornelius- insigne duidt ook op moedwillige beschadiging, ter- wijl ook verschillende voorbeelden bekend zijn van het dubbelvouwen van dergelijke insignes. In ‘Heiligen uit de modder’ werden bij de afgebeelde insignes geen archeologisch vastgestelde dateringen vermeld. De schrijvers beperkten zich steeds tot het vaststellen bij de insignes uit Nieuwlande tot het aanduiden: voor 1532 en verder tot een indicering van XlVe, XVe of begin XVIe eeuw. Door ons is een andere benadering nagestreefd en werd het aangedurfd juist mede aan hand van de vele verkregen monde- linge gegevens over vindplaats en vondst-omstandig- heden tot een nauwkeuriger datering te komen en wel door zoveel mogelijk een begrenzing aan te duiden die een periode van 50 jaar omvat. Slechts in enkele ge¬ val Ien is daarvan afgeweken en wel wanneer de be- schikbare gegevens te onzeker waren. Maar voor het overgrote deel hebben wij die dateringen aangedurfd en waar vergelijkingsmateriaal ter beschikking stond - bijvoorbeeld vergelijkbare insignes op gedateerde kerkklokken - Iijkt ons dit verantwoord. Daarbij dient wel opgemerkt te worden dat het moge¬ lijk is dat een insigne al lange tijd in het bezit van de dragers was voordat het opgeruimd werd. Reeds eer- der is opgemerkt dat insignes bijna uitsluitend tevoor¬ schijn gekomen zijn bij onderzoek van huisafval en mestlagen dan wel uit de sloten en grachten die be- bouwingen omgaven. Verder komen insignes voor in grondlagen die gebruikt zijn om het woonvlak uit te breiden of op te hogen. Dat is ook het geval op een aantal plaatsen waar duidelijk opgehoogde paden aanwezig zijn. Ook uit de hard samengetrapte struc- tuur van zulke paden die in de Iage gebieden voor de 29
nodige verbindingen zorgden, zijn verschillende kJeine metalen voorwerpen, waaronder insignes, gevonden. Het is opvallend dat binnen de resten van bebouwing of uit bijvoorbeeld beer- en waterputten geen insignes gevonden zijn. Zou het kunnen zijn dat in het algemeen gesproken wetenschappelijk archeolo- gisch onderzoek naar resten van middeleeuwse bebou- wingen zich veelal beperken tot bebouwde oppervlak- tes met de directe omgeving en dat plaatsen waar insignes wel aangetroffen zouden kunnen worden, tot dusverre minder voor systematisch bodemonderzoek in aanmerking zijn gekomen? Wanneer het bij derge- lijk onderzoek bijna uitsluitend gaat om voorwerpen afkomstig uit sloten of grachten waar de archeologi- sche context moeilijk vast te stellen is, heefl het wci- nig zin daar aandacht aan te besteden, temeer omdat onze archeologie zeker niet in de eerste plaats object- gericht is. Ook al kan men voor dit laatste begrip opbrengen, toch moest er op worden gewezen dat ook ieder voorwerp als materiele bron een bijdrage levert aan de wetenschap die zich bezighoudt met het bestu- deren van alle aspecten in de leefwijze van onze voor- ouders. Aan hand van de aanwezige schriftelijk vastgelegde gegevens maar vooral ook aan hand van mondelinge informatie verkregen uit verschillende bronnen heefl Louis Hopstaken uit Bergen op Zoom meegewerkt aan een kaart waarop Nieuwlande - zoals het nu nog her- kenbaar is - werd vastgelegd. Daarbij is ook gebruik gemaakt van de eerder genoemde luchtfoto’s en van een groot aantal foto’s die de laatste jaren op Nieuwlande werden gemaakt en die belangrijke infor¬ matie geven over details. Alhoewel zonder steun van vele anderen deze kaart niet zo gedetailleerd gemaakt had kunnen worden, komt Louis Hopstaken toch de eer toe op uiterst zorgvuldige wijze een goed werkstuk beschikbaar te hebben gesteld. Zijn steun werd verder ondervonden bij het maken van kaarten van de plaat¬ sen in Nederland waar de hier gepubliceerde insignes gevonden zijn en van de kaart van Europa met daarop aangegeven de verschillende bekende pelgrimsplaat- sen waarvan insignes in deze publikatie staan opgeno- men. Ook is van zijn hand de tekening van de samen- stelling en daarmee de werkwijze van een gietvorm. Op de kaart van Nieuwlande is een verdeling in ge- nummerde en beletterde vierkantjes aangebracht die het in principe mogelijk maakt om de vindplaats van ieder insigne of andere object aan te geven. Hoe is nu de archeologische context van de plaatsen in Nieuwlande waar zowel profane als religieuze insig¬ nes aangetroffen werden? De belangrijkste vindplaats van insignes bevond zich in de noord-oost hoek van het dorp waar ook het haventje heeft gelegen. Men herkent hier nog resten van een kleinschalig buurtje met restanten van enkele geplaveide voetpaden. Bij de onderzoekers wordt deze plaats, op grand van de vele metaalvondsten die daar gedaan werden, ‘de kleine spullen hoek’ genoemd. Tussen dit buurtje en de nog aanwezige kademuur bevond zich een diepe natuur- Iijke havenkom die in de loop van de tijd langzamer- hand is dichtgestort. Aangezien het storten vanaf de vaste oever plaatsvond en zich over vele jaren heeft uitgestrekt, is duidelijk herkenbaar dat begonnen is op de plaats waar het water nog ondiep was en schuin naar beneden afliep. Daar zijn de vroegste insignes aangetroffen die nog in de veertiende eeuw gedateerd kunnen worden. Daar waar het water dieper was, werd zeker in de daarop volgende 100 tot 150 jaar verder gestort, met als gevolg dat daar insignes die tot rond 1525 gedateerd kunnen worden en in de laatste pc- riode van het bestaan van Nieuwlande geplaatst moe- ten worden, tevoorschijn zijn gekomen. De relatief vroege insignes worden bovendien veelal aangetroffen in grondlagen met mestafval hetgeen erop zou kunnen wijzen dat toen in het dorp nog in ruime mate vee gehouden werd. Op plaatsen die bij Iaag water wel eens droogvielen heeft zich aan de bovenkant een opvallend harde grondlaag ontwikkeld van circa 10 cm. dikte waarin ook insignes zijn aangetroffen. Opvallend is dat de daar aangetroffen - ook religieuze - insignes over het algemeen gaaf tevoorschijn zijn gekomen hetgeen doet veronderstellen dat deze doel- bewust in het water zijn weggeworpen en daardoor in vlakke toestand op de zich onder water bevindende grondlaag zijn terechtgekomen. Wat is de reden ge- weest van dit doelbewust in het water wegweipen? Waren die insignes overbodig geworden? Wanneer deze insignes na verre en moeizame pelgrimsreizen mee naar huis waren teruggebracht, moeten deze naar men mag aannemen toch een heel bijzondere beteke- nis voor de reiziger hebben gehad. Of ging die beteke- nis op een bepaald moment verloren en wilde men dan doelbewust daarvan afstand doen? Maar waarom dan niet bestemd voor opsmelten en daardoor de mogelijk- heid verkregen voor nieuw gebruik? Het is een bekend feit dat rondtrekkende tinnegieters in de middeleeu- wen oud, buiten gebruik geraakt afvaltin, gebruikten voor het gieten van nieuw tinnen voorwerpen. Er is een opvallend verschil tussen religieuze en profane
insignes wal belrefl de wijze van conservering. Bij de religieuze insignes komt regelmatig doelbewuste destructie voor maar bij prolane insignes nauwelijks. Zou het kunnen zijn dat bij religieuze insignes reke- ning moest worden gehouden met de mogelijkheid dat deze in verkeerde handen zouden kunnen komen en dat deze dan door anderen zouden kunnen worden misbruikl ten behoeve van bedelarij of anderzins? Pelgrims konden rekenen op de hulp en goedgevig- heid van de burgerij en het is opvallend dat op enkele tekeningen misvormde en kreupele bedelaars worden afgebeeld die pelgrimsinsignes dragen. Opvallend is dat in de gestorte grondlagen slechts weinig fragmenten van aardewerk of steengoed wor¬ den aangetroffen. Maar dat kan ook een gevolg zijn van de behoefle om dit pottersafval te gebruiken voor het verharden van woonoppervlakten of paden. Deze omslandigheid heeft tot gevolg dat het dateren van insignes aan de hand van in dezelfde context gevon- den aardewerk of steengoed nauwelijks mogelijk is. Wei zijn enkele zeer ruwe benaderingen te geven. In lagen met scherven van het vroege blauwgrijs ge- smoorde aardewerk komen insignes nauwelijks voor. Waar reslen van het zgn. hoogversierde Vlaamse aardewerk gevonden worden kan men ook insignes verwachten. Wanneer het Raerense steengoed in ge- bruik komt zijn de profane insignes reeds lang buiten gebruik. Juist met betrekking tot het gebruik van de profane insignes is er nog een opvallende constatering die onze aandacht vraagt. Tussen ca. 1375 en 1425 komen de meeste profane insignes voor. Ook de munt- spelden, imitaties van in omloop zijnde munten en daardoor redelijk goed te dateren, dateren uit die periode. De indruk wordl gewekt dat na 1425 het gebruik van profane insignes verminderd of zelfs geheel afloopt. Zou dat misschien verband kunnen houden met de Sint-Elizabethsvloed die op 19 novem- ber 1421 zonder twijfel ook Nieuwlande moet hebben aangetasl en die wezenlijke invloed op bewoning en welvaart moet hebben gehad? Uit het vorenstaande moge blijken dat insignes bijna uitsluitend los in de verschillende bodemlagen worden aangetroffen. Daarop zijn enkele uitzonderingen waar sprake is van doelbewuste opberging in een pot. Dat betreft onder andere een aan Jacobus gewijde schelp met ingeboorde draaggaatjes van het type Pecten Maximus L. die in een voorraadpot in een klein stenen keldertje werd aangetroffen (ill. 13) alsmede het pro¬ fane insigne afb. 967 dat opgeborgen in een gave kookpot moet zijn weggeworpen. Opvallend is dat profane insignes, meer dan reli¬ gieuze, gevonden worden bovenin lagen met een zekere Ioopstructuur. Daarin bevinden zich vaak ook opvallend grote aantallen resten van schoenen, zool- tjes en andere Ieerresten. Dat was onder meer het geval in het zuidwestelijke deel van het dorp waar een duidelijk herkenbare onverharde weg gelegen is met een breedle van vier lot zes meter en een wegdek met een dikte van circa 30 tot 50 centimeter. Ook hier werden veel schoenresten gevonden en er is zelfs sprake van een helaas slecht geconserveerde schoen die zich nog in precies dezelfde positie leek te bevin¬ den als op het moment dat deze van de voet was ge- glipl. Er is nog een aspect met betrekking tot de topografie van Nieuwlande waar aandacht aan dient te worden besteed. Zoals uit de tekening blijkt, Iiggen ten zuid- westen van de kerk drie sloten parallel naast elkaar. Uit in deze sloten gedane aardewerkvondsten blijkt dat deze in verschillende perioden zijn ontstaan. De meest zuidelijk gelegen sloot moet in gebruik zijn geweest van omstreeks 1450 tot aan het moment dat Nieuwlande ophield te bestaan. In die sloot zijn wel aardewerk gebruiksvoorwerpen en enige gespen maar geen insignes gevonden. De middelste sloot daarente- gen moet in gebruik zijn geweest tussen rond 1350 en 1450. Kogelpotscherven en scherven van braadpannen met holle steel ontbreken terwijl wel scherven zijn aangetroffen van braadpannen met massieve vlakke steel. Juist in die sloot is ook een groot aantal metaal- vondsten gedaan waaronder verschillende profane insignes. Het aantal daar aangetroffen religieuze insig¬ nes is naar verhouding uitersl gering. De meest noor- delijk gelegen sloot moet een diepte van wel drie meter hebben gehad. Deze sloot moet omstreeks 1425 in gebruik zijn genomen en daarin zijn afgezien van enkele broches geen insignes aangetroffen. Het is nu stil geworden rond Nieuwlande en het inten- sieve bezoek door vele gravers is ten cindc. In dc loop van 1990 heeft onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij delen van de Oosterschelde aangewezen als natuurmonument volgens de Natuurbeschermingswet en uit de bij deze verordening behorende kaart blijkt dat ook Nieuwlande lot het gebied behoort dat op de momenlen dal de platen en slikgebieden droogvallen niet meer mag worden betre- den. De Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodem- onderzoek heeft medio 1991 de hen bekende metaal- detectorzoekers per aangetekend schrijven ervan in kennis gesteld dat het niet is toegestaan om met een metaaldetector al dan niet in combinatie met het gra- 31
ven van kuilen in de verdronken dorpen en steden in de Oosterschelde roerende monumenten uit hun ar- cheologische context te Iichten. Degenen die ondanks dit verbod zich nadien toch op de plaats waar Nieuwlande heeft gelegen hebben bevonden zijn daarvoor bekeurd, waarbij opvalt dal de omschrijving van het geconstateerde strafbare feit (NABW art. 16 lid 1) in eerste instantie uitging van: ‘Dieren vangen cq verontrusten dan wel, zulks pogen in een staatsna- tuurmonument’. Wanneer men alleen al uitgaat van de betekenis voor het verkrijgen van meer inzicht in alle aspecten met betrekking tot de laat-middelccuwse insignes, valt het te betreuren dat Nieuwlande nu verloren is gegaan voor verder onderzoek, Ios van de vraag wie dat dan wel zou moeten doen. Dat de nu getroffen maatregel eveneens heel't geleid tot een vergroot spanningsveld tussen wetenschap en amateurs is ook geen goede zaak. Moge uit het vorenstaande blijken dat samen- werking tussen alle goedwillende en zich positief opstellende betrokkenen bijdraagt aan meer kennis waarmee ook de wetenschap wordt gediend. ?
V НЕТ ZIJN NIET ALLEN SLAGERS DIE LANGE MESSEN DRAGEN Valse pelgrims en hun herkenningstekens AM. Koldeweij Het hier volgende hoofdstuk belicht een specifiek aspect van het Iaatmiddeleeuwse religieuze insigne, namelijk het misbruik ervan door bedelaars, boeven, samenzweerders en vagebonden omwille van de privi¬ leges die aan het pelgrim zijn waren verbonden. Door het negatieve effect van de pelgrimstekens te karakte- riseren, wordt tevens aangegeven hoe de tegenoverge- stelde en bedoelde betekenis was. Het misbruik kon alleen ontstaan doordat en was alleen zinvol zolang de ‘communis opinio’ en de algemeen geldende beeld- vorming over de door bedevaartsinsignes als pelgrim gekenmerkte reizigers, zwervers en buiten-maatschap- pelijken nog positief was. Het Liber vagatorum Christianem und Calmieren. Das sind Bettler, die Zeichen an den Huten tragen, besonders romisch III. 5. Rondtrekkende bedelaars. Houtsnede, titelblad van de eerste editie van het ‘Liber Vagatorum’, 1510. Veronika und Muscheln und andere Zeichen. Und gibt jeweils einer dem andern Zeichen zu kaufen, dass man glauben soil, sie seien an den Statten und Enden gc- wesen, wovon sie die Zeichen tragen, obwohl sie doch niemals dorthin kommen. Und sie betriigen die Leute damit, die heissen Calmierer.1 Met deze woorden werden valse pelgrims omschreven in het Liber vaga¬ torum, het ‘boek over de varende luiden’, dal om- streeks 1510 in Nederduitsland werd gedrukt (ill. 5). Bij elkaar staan er in dit ‘buchlin’ zo’n achtentwintig verschillende typen van bedelaars en bedriegers be- schreven. Dat de pelgrims, oprecht of vals, onder deze een vooraanstaande plaats innamen, blijkt al onmid- dcllijk bij de beschrijving van het eerste soort bede¬ laars, de ‘Bregern’: ‘Dat zijn bedelaars die geen bede- vaarlsinsignes dragen of slechts weinige, en zij treden de mensen bescheiden en eenvoudig tegemoet en zij vragen alleen om aalmoezen om Gods- en Onze- Lieve-Vrouwenwille’. Deze ‘Bregern’ zijn in zoverre oprecht dat ze bedelen uit noodzaak en dat weer laten zodra de mogelijkheid zich voordoet op andere wijze aan de kost te komen.2 De tweede groep die beschreven wordt. de ‘Stabulem’. is aanzienlijk minder oprecht, al zijn ze niet echt misdadig te noemen maar ‘halb bose und halb gut, nicht alle sind bos, aber der grossere Teil’. Deze ‘Stabiiler’ trekken bedelend rond, met vrouw en kind, met have en goed, en gaan gepakt en gezakt van de ene bedevaartsplaats naar de andere. Beroepspelgrims zijn het, werken kunnen ze wel en willen ze niet, ze bedelen en pelgrimeren van de wieg tot het graf. De mantels die ze dragen zijn uit vele stukken samengesteld en ze hebben ‘den wetterhan und den wintfang vol zeichen hangen von alien heili- gen’, ‘hun hoed en mantel volgehangen met pelgrims¬ tekens van allerlei heiligen’.3 Het beeld dat hier wordt geschetst in het Liber vagato¬ rum van met pelgrimstekens uilgedosle landlopers is typerend voor het begin van de zestiende ceuw. Enerzijds zijn aan de bedevaartsinsignes wel degelijk eerlijke lieden te herkennen, bedelende pelgrims of pelgrimerende bedelaars en ook andere bedevaartgan- gers al wordt daarover in dit boekje niet gesproken, en anderzijds is het pelgrimsteken een attribuut geworden van de simulant en oplichter. Naar mate de tijd vordert en de metalen pelgrimstekens meer en meer worden verdrongen door bedevaartvaantjes, medailles en andere souvenirs, nam het negatieve imago van de als drager van insignes afgeschilderde figuur toe. In het Liber vagatorum wordt slechts in algemene termen gesproken over pelgrimsinsignes en slechts bij 33
wijze van voorbeeld worden het ‘romisch Veronika und Muschcln’ genocmd als veel gedragen en overbe- kende bedevaartstekens (vergelijk afb. 73 - 80 en 204 - 226). Het is dan ook niet toevallig dat voor deze beide insignes moct worden gestcld dat ze weliswaar oor- spronkelijk golden als kenteken van pelgrims die respeetievelijk Rome en Santiago hadden bezocht, maar al spoedig veel algemcner werden toegepast ter aanduiding van bedevaartgangers. Dit had als gevolg dat deze insignes - zowel de afbecldingen van de zweetdoek van Veronica met de afdruk van Christus1 gelaal, als de schelpen - Iang niet alle daadwerkelijk uit Rome en Santiago afkomstig zijn. Beide typen pelgrimstekens werden ver van hun oorspronkelijke plaatsen van herkomst in verschillende materialen en teehnieken nagemaakt en verhandeld. Dit blijkt bij- voorbeeld voor de ‘Veronika-beeltenissen’ uit acht ongebruikte en zelfs nog niet losgesneden op perka- ment geschilderde exemplarcn die in klooster Wicnhausen zijn tcruggevonden en wcllicht ook daar voor de verkoop werden vervaardigd.4 In Museum Mayer van den Bergh te Antwerpen wordt een leiste- nen gietmal uit het derde kwart van de vijftiendc ceuw bewaard vvaarin pelgrimstekens konden worden gego- ten met de voorstelling van het Heilig Aanschijn of Vera Ikon; ook deze is niet uit Rome afkomstig maar heeft vcrinoedelijk een Duilse oorsprong (Bovcnrijn ?).5 De schelp was zo algemeen als kenteken voor pelgrims dat met uitzondering van de karakteristieke ‘echtc’ Jacobsschelpen (de Pecten Maximus L.) van de Atlantische kust en in git gesneden imitalies, dik- wijls ook eerder aan een produktie voor algemeen gebruik moet worden gedacht dan aan specifieke Santiago-souvenirs.6 Der Bundschuh van 1517 bedevaartsinsignes Uitzonderlijk nauwgezcttc informalie over drie valse pelgrims en de bedevaartsinsignes waaraan ze te her- kennen waren, wordt gegeven in de verklaringen uit 1517 van een gevangene genaamd Michel von DinkelsbUhl. Deze Michel uit Dinkelsbiihl had zich aangesloten bij de ‘Bundschuh’ van 1517, een van de samenzweringen onder leiding van Jos Fritz, die voorafgingen aan de de grote Bauemkrieg van 1524- 1525. Van de vier revolutionaire samenzweringen die onder de naam ‘der Bundschuh’ elkaar in de late vijftiende en vroege zestiende eeuw opvolgden (1493, 1502, 1513 en 1517), werd met name bij de twee Iaatstc gebruik gemaakt van een uitgebreid network van berichtgevers uit de kringen van de rondtrekkende beroepsbedelaars.7 Michel werd als een van hen opge- pakt en aan een diepgaand verhoor onderworpen. Mel verbazingwekkendc nauwkeurigheid schilderde Michel het uilerlijk en de kleding van de samenzweer- ders met wie hij in contact had gestaail. Uit zijn be- schrijvingen blijkt dal Michel al lang in de kringen van de zwervers en vaganten verkeerde en goed op de hoogte was van hun doen en laten. Velen van de land¬ lopers waren herkenbaar aan hun kledij, hun al dan niet voorgewende gebreken, hun eigenaardigheden en hun vaste gewoonten. Tot in kleine, maar kennelijk opmerkelijke details werden de bcschrijvingen van Michel geregistreerd in de verslagen van zijn verhoor dat hem rond 6 September 1517 werd afgenomen. Van een van de leiders wist hij te melden dat hij gehuld ging in een witte, met zwart fluweel omboordc, man¬ tel en ‘ein silberin pfil im birel’ droeg, een zilveren pijl op zijn baret (vergelijk afb. 989).* Onder de vele volgelingen was er een, genaamd Kilian Ratz, die te herkennen was aan de witte veer door zijn baret en een III. 6. Houten plcmkje waarop waarschijnlijk een of enkele pelgrimstekens bevestigd zijn geweest. Vonclst Nieuwlande, 15de eeuw. Coll. H.J.E. van Benningen, Cothen. 34
andere, Allexander geheten, die doorgaans ‘tregt ein swarz biret und ein vergulten pfenning daran’, een zwarte barei draagt met een vergulde penning.9 Drie van de bedelaars die voor de Bundschuh werklen, deden zich voor als pelgrims. Een van hen had twee slechte benen, droeg een kapotte zwarte mantel en een zwarte hoed en ‘zwei zeichen uf zweien brittlin, das ein unser frauw von Eynsidel, das ander sanct Ann’, twee pelgrimstekens op twee plankjes, het ene van Onze Lieve Vrouw van Einsiedeln, het andere van de heilige Anna (vergelijk ill. 6, afb. 446 en 21 - 25).10 Een volgende, met een lange rode baard, droeg een grote, grauwe voennanskiel en had ‘vil heiligen’, volgens een ander afschrift van dezelfde tekst ‘wol acht zeichen’ op zijn hoed, ‘nemlich die 14 nothelfer und unser Frauwen, sanct Olilien’, met name de veer- tien noodhelpers en Onze Lieve Vrouw, sint Odilia.11 Tenslotte droeg er een, die gekleed ging in een lange ijzerkleurige jas, op zijn rode baret ‘das kindlin von Trient’, het Christuskind van Trente (vergelijk afb. 69 - 72).12 De drie eerslgenoemde, meer profane baretversierse- len - de pijl, de veer en de vergulde penning - zijn niet nader te duiden, al kennen we wel conlemporaine afbeeldingen van figuren uil de lagere sociale klassen met vergclijkbare sieraden of dergelijke teruggevon- den spelden. De nogal exact omschreven pelgrimste¬ kens daarentegen zijn betrekkelijk nauwkeurig te duiden. ‘Unser frauw von Einsiedel’ verwijst naar de Engelweihe van Einsiedeln (Schwyz, Zwitserland), een vooral in de vijftiende eeuw populaire Mariabedevaartplaats. Van de pelgrimstekens uit Einsiedeln, die de.wonderlijke kapelwijding door Christus tonen, zijn verschillende varianten bekend (afb. 446).13 Mel het insigne van de heilige Anna is ongetwijfeld een pelgrimsteken uit Diiren bedoeld (afb. 22 - 25). merktekens Met de korte samenvatting ‘Die gefahrlichen Bettler sind an ihren Wahrzeichen kenntlich’ presenteerde Albert Rosenkranz in zijn tweedelige studie Der Bundschuh over de boerenopstanden van 1493 tot 1517, een in het Generallandesarchiv te Karlsruhe bewaard document, waarin de merktekens zijn weer- gegeven van negen bedelaars die bij de Bundschuh waren aangeslolen.14 (ill. 7 a, b en c) Het stuk was vermoedelijk bedoeld als bijlage van een schrijven met gegevens over de ‘Bundschuher’, dat op 9 Sep¬ tember 1517 door de stedelijke overheid van Freiburg werd gezonden aan dc stad Villingen.15 De negen merktekens waarmee de betreffende samenzweerders signeerden, zijn in het dokument omschreven en nage- tekend. Opmerkelijk is dat zes van deze ‘handlckcnin- gen’ verwijzingen bevatten naar pelgrimages. De vierde van de verraders, die volgens het stuk ‘in bott¬ lers wis das Iant besuchen’, voerdc als inerk cen Jacobsschelp met twee gekruiste pelgrimsstafjes: ‘... ein jacobsmuschel und 2 jacobssleb crulz wis do- durch’ (vergelijk alb. 222, 231 en 232). De Pecten Maximus L., in de volksmond de Jacobsschelp gehe¬ ten, met de minialuurbedevaartsstafjes, was in oor- sprong cen specifiek kenteken voor Sanliago-reizigers, maar fungeerde al zeker sinds de dertiende eeuw meer in het algemeen als onderscheidings- en herkennings- teken van pelgrims.10 De achtsle van de nagetekende merken stelt een slagersbijl voor die gestempcld is met een Jacobsschelp. ‘ein lleischmesser und ein muschel dorin’. Dc overige vicr signeerden met ‘ein michels- oder acherhorn und ein ulen dorul", een Michiels- of Akenhoorn met een uil, ‘ein lang schwert und ein michelshorn’, een lang zwaard en een Michielshoorn, ‘ein misthacken und ein michels- oder acherhorn’ een mestvork met een Michiels- of Akenhoorn, en de laalsle voerde ‘ein senessen und ein acherhorn’, een zeis en een Akenhoorn. Mel de hier genoemde en getekende ‘michels-’ of ‘acherhorner’ zijn pelgrimshoorns bedoeld (zie afb. 931 - 938). In de late middeleeuwen bchoorde dc pclgrimshoorn met dc reistas, hoed, staf en schoudermantel, tot de vaste uitrusting van de bedevaartganger. Deze kleine, trom- petachtige blaasinstrumenten werden in dc vcrschil- lende bedevaarlsoorden verkocht en konden zowel van aardewerk als uit metaal zijn vervaardigd. De hoorns werden doorde pelgrims bij reliekentoningen gebruikt om de aangedragen heiligdommen met luid geschal te vcrwelkomen en te eren.17 Dit was vooral gewoonte bij de jubelvaarten van Aken en van de bedevaart- plaatsen die zich daarbij aansloten (de zogenocmde Akense groep), reden waarom dc pelgrimshoorns vaak werden aangeduid als Akense hoorns. Het gebruik was echter veel algemener, zoals bijvoorbeeld ook wordt bewezen door vondsten uit de Thames te Londen, waar hoornljes van lood-tin werden aange- troffen die - te oordelen naar decoratie en opschriften - afkomstig zullen zijn uit het Engelse Mariabedevaarts- oord Walsingham.18 De getekende merken tonen de twee types pelgrimshoorn die naast elkaar voorkwa- men: kort en slechts flauw gebogen zoals het zesdc merk, in feite imitaties van ivoren jachthoorns, of lang 35
II. 7 a, b еп с. Processtukken ‘Verzeichnis der Pettier, die zum Bundschuh gehoren \ 9 September 517. Karlsruhe, Generallandesarchiv Karlsruhe, ireisgau, Generalia, Aktenband 79/3384. ч ■3-‘ * I ; , •* 7’* " ^
en smal, in een of enkele slagen opgerold, als kopieen van metalen hooms. De merktekens in het processtuk beschreven en de insignes waarmee de leden van de ‘Bundschuh’ zich uitdosten en waaraan ze voor hun makkers herkenbaar waren, zijn direct ontleend aan de pelgrimstekens die bedevaartgangers droegen. Pelgrims hadden een dub- bele reden om insignes te dragen die hen herkenbaar maakten als ‘reizigers in Gods naam’: als pelgrim konden ze een beroep doen op eenieders naasten- liefde, wie een pelgrim hulp bood zou daar immers in het hiernamaals voor worden beloond en het effect van de vrome reis zou ook op de weldoeners afstralen. Pelgrims konden op hun reizen gebruik maken van verschillende privileges, zoals verblijf in speciale hospitalen, gastvrijheid in of bij kerken en kloosters, vrijheid van tol en dergelijke meet*. Bovendien kon een pelgrim betrekkelijk veilig reizen: in principe ging een noten Dit hoofdstuk verschijnt gelijklijdig als afzonderlijk arlikel in het tijdschrifl ‘Madoc’, december 1993. 1 Liber vagalorum, hoofdstuk 14, ed. in modem duits naar de uitgave van ca. 1510 in: Boehnke & Johannsmeier 1987. Zie voor de Nederlandse vertaling (1563): de Meyere & Baekelmans 1914. 2. Ibidem, hoofdstuk 1, p. 80-81. 3. Ibidem, hoofdstuk 2, p. 80-81. 4. Appuhn 1973, p. 19-21 (met verdere literatuur). 5. De Coo, J. 1969, p. 272 cal. 2347. 6 Koster 1983 Schleswig; van Heeringen, Koldeweij & Gaalman 1987, met name p. 59-63. 7. Rosenkranz 1927. pelgrim berooid op reis en viel er weinig bij de bede¬ vaartgangers te halen; bovendien zou Gods loom des te sterker worden afgeroepen wanneer een bedevaart- ganger onrecht werd aangedaan. In de late vijftiende en vooral in de zestiende eeuw komt er ernstige kritiek op het aflaatwezen en het daarmee onlosmakelijk verbonden verschijnsel van het pelgrimeren. Het ongunstige daglicht waarin de pel- grim daardoor kwam te staan, vond niet alleen zijn oorzaak in de wantoestanden binnen de Roomse kerk. Evenzeer droegen daar de sociale ontwikkelingen toe bij die uitmondden in met pelgrims gelijkgestelde groepen bedelaars en vagebonden als hierboven be¬ schreven. Enerzijds slool de rnaalschappij de armen letterlijk collectief buiten en oormerkle deze als zoda- nig door het verplicht stellen van insignes, die de pelgrimstekens dicht benaderen, en anderzijds maak¬ ten de armen opportunistisch gebruik van het imago en de daaraan verbonden voordelen van de pelgrim. 8. Rosenkranz 1927, II, p. 269. 9. Rosenkranz 1927, II, p. 279. 10. Rosenkranz 1927,11, p. 280. 11. Rosenkranz 1927, II, p. 281. 12. Rosenkranz 1927, II, p. 282. 13. van Heeringen, Koldeweij & Gaalman 1987, p. 119-120 nr. 42. 14. Rosenkranz 1927, II, p. 292-294 nr. 33. 15. Rosenkranz 1927, II, p. 291 nr. 32. 16. Koster 1983 Schleswig, p. 119-156. 17. van Heeringen, Koldeweij & Gaalman 1987, p. 140. 18. Mitchener 1986, p. 32-33 cat. 25-27. 37
VI PELGRIMSTEKENS IN DE MARGE middeleeuwse afbeeldingen van insignes in hand- schriften en een Jacobusschelp die een applique verloor Voorbeelden van Noordnederlandse handschriften met daadwerkelijk ingenaaide pelgrimstekens of met afbeeldingen van insignes zijn zeldzaam. Tot op heden is slechts een handschrift van Noordnederlandse ma- kelij ontdekt met nauwgezet nageschilderde pelgrims¬ tekens: het zogenoemde Van Alphen-getijdenboek te Baltimore. Meer handschriften zijn tevoorschijn geko- men met afdrukken van eens ingenaaide maar inmid- dels weer verdwenen insignes. Het door het Rijksmuseum Het Catharijneconvent verworven getij- denboek met de afdruk van een zilveren Cunera- insigne is daareen mooi voorbeeld van (ill. 21). In 1989 werd voor het eerst ingegaan op de geschilderde Jacobsschelpen in de marge van het Van Alphen- getijdenboek, in een lezing en later gepubliceerde eerdere versie van het hierna herdrukte artikel. Een van de Jacobsschelpen in het Van Alphen-getijden¬ boek is voorzien van een lood-tinnen applique en dit type insigne wordt in de genoemde studie eveneens belicht aan de hand van een in Nieuwlande gevonden Jacobsschelp (ill. 13). Tot nog toe zijn geen middel¬ eeuwse exemplaren teruggevonden van dergelijke samengestelde pelgrimstekens die het uitgangspunt vormden voor de schelp-imitaties met daarop een afbeelding van Jacobus (zie alb. 210-215). In middeleeuwse handschriften geschilderde pel¬ grimstekens: een voorbeeld uit de Noordelijke Nederlanden AM. Kokleweij 1-X' *Г X., v . - ■j, j aue nfiflnr.mmftttmt * nquurt borne acfcbtr c * * ТУ ab rrtmm ammrmcc m ^1)^тгр^ошагса»(ш^й, a * апЦмп рцтшглийпргг ~ mitmfufiwr.etmnratw qr ■*л!шг.ш)1сгстд t A* ///. 8. De Meester van Catharina van Kleef Noor¬ delijke Nederlanden (Utrecht ?), ca. 1440. Jacobus Maior als pelgrim en in de benedenmarge een priester die een vrouw zegent (voor haar vertrek op pelgrimstocht ?). perkament, 192 x 130 mm. Getijdenboek van Catharina van Kleef. New York, Pierpont Morgan Library, M. 917, p. 216. Het in de late middeleeuwen zo populaire verschijnsel van bedevaarten en pelgrimstochten drong op verschil- lende manieren door tot in de wereld van het geschre- ven boek: van reisgids en reisverslag tot de zegenings- formules die werden uitgesproken over de pelgrim en zijn attributen. Maar niet alleen in tekst, ook in beeld verwierf de bedevaartganger een plaats in het laatmid- deleeuwse handschrift. Ten eerste komt de pelgrim en de als pelgrim weergegeven heilige (bijvoorbeeld Jacobus Maior, Judocus en Rochus) natuurlijk voor in miniaturen, gehistorieerde initialen en in de marges (ill. 8). In de tweede plaats werden met name sinds de veertiende eeuw bedevaartinsignes - door pelgrims in de heilige plaatsen gekochte souvenirs - in handschrif¬ ten opgenomen, hetzij als ingenaaide realia, hetzij in afbeelding. In manuscripten afgebeelde pelgrimste- kcns vormen het ondcrwcrp van het hier volgende artikel. Vooral in het Vlaanderen van de vijftiende en vroege zestiende eeuw komt dit regelmatig voor, maar ook voor de Noordelijke Nederlanden is dit gebruik te signaleren. Waarom echterdit verschijnsel in de Zuidelijke Nederlanden zeer populair was en in de Noordelijke Nederlanden slechts sporadisch valt aan te wijzen, is nog onduidelijk. Pelgrimsinsignes in handschriften Pelgrimstekens werden op uiteenlopende wijze in 38
III. 9. De Meester von de David-seenes in het Breviarium Grimani, Brugge of Gent, 1496-1506. De evangelist Lucas in zijn studeeivertrek, omgeven door een marge met 18 sieraden en pelgrimstekens. perkament. 108 x 79 mm. Getijdenboek van Johanna de Waanzinnige. Lnnden, British Library, Additional Ms. 18852,fol. 184r. handschriften toegepast als versierend element, of beter als extra toegevoegd devotioneel object; elk insignc bezat immers, bijna als een reliek, iets van het heilige uit zijn plants van herkomst. Door met moeite verzameldc pelgrimstekens letterlijk vast te naaien op een of ineer bladen van een gebedenboek, werd het tastbare van het voorwcrp uit de bedevaartplaats sa- mengevoegd met het abstracte van het gebed of dc bijbeltekst. En in feite gebeurde precies hetzelfde bij de, vooral in handschriften uit de zogenoemde Gent- Brugse groep, frequent voorkomendc uiterst realis- tisch afgebeelde bedevaartinsignes (bijvoorbeeld ill. 9, 10). De Duitse specialist op heL gebied van middeleeuwse pelgrimstekens. prof, dr Kurt Rosier uit Frankfurt (ovcrlcdcn in 1986), publiceerde enkele artikelen waarin hij een inventaris maakle van alle handschrif¬ ten hem bekend, die of nageschilderde bedevaartinsig¬ nes of originele ingenaaide pelgrimstekens bevatten. In totaal kwam hij tot een vijfentwintigtal handschrif¬ ten, daterend uit de late veerliende, de vijfliende en de vrocgc zestiende eeuw. Zo goed als al deze manu- scripten vvaren geschreven, verlucht en gehruikt in de Zuidelijke Nederlanden.1 Het pionierswerk van Kurt Roster op het gebied van de systematische inventarisatie en bestudering van de middeleeuwse pelgrimstekens, is ook wat dit aspect III. 10. Vlaams meester. Brugge of Gent, eitul 15de of begin /6de eeuw. De evangelist Lucas in zijn studeerverlrek, omgeven door een marge met 30 sieraden en pelgrimstekens. perkament, 75 x 52 mm. Getijdenboek van onhekende herkomst. Parijs, Bibliotliecjue Nationale, Ms. lat. 10555, fol. 50t: 39
betreft voori tc zcttcn en aan le vullcn. Aan de door hem gesignaleerde reeks Vlaamse randen met uiterst nauwgezet nageschilderde insignes, is bijvoorbeeld toe te voegen het builengevvoon kleine handschrift Parijs, Bibl. Nat. ms. lal. 10555, fol. 50r (ill. 10).2 Dit minuscule getijdenboekje behoort tot een groep vvaar- schijnlijk vooral te Brugge vervaardigde manuscripten uit de late vijftiende en vroege zestiende eeuw, waar- van het getijdenboek van Johanna de Waanzinnige [the Hours of Joanna of Castile] (Gent of Brugge, 1496-1506, British Library, Additional Ms. 18852) het bekendste is (ill. 9).3 Het blad in het kleine handschrift te Parijs dat hier van belang is, toont de evangelist Lucas in zijn studeerver- trek als miniatuur bij de beginwoorden van zijn evan¬ gel ie, omgeven door een blauwgroen gekleurde rand waarop niet minder dan dertig sieraden en pelgrimste- kens staan afgebeeld. Zeker gezien het kleine formaat van dit getijdenboek gebeurde dat verbazingwekkend nauwgezet en realistisch. Een smalle, geschilderde, schaduwrand rechtsonder elk object suggereert een lichtval van linksboven. Met uitzondering van de kleinste penningen zijn alle, opnieuw door de miniatu¬ rist gesuggereerd, met drie of vier rode draadjes vast- genaaid op dc getijdenboekbladzijde. De verzanieling bestaat uit drie rode en twee blauwe in goud gevatte stenen, zes gouden en negentien zilveren religieuze insignes. De zilveren exemplaren zijn door oxydatie ten dele moeilijk en gedeeltelijk helemaal niet meer ‘leesbaar’, de gouden insignes bczitten uiteraard hun oorspronkelijke helderheid nog. De gouden penningen zijn respectievelijk voorzien van de voorstellingen van een (nog) niet te identificeren heilige monnik, sint Barbara met de toren, het Christusmonogram IHS, Maria met Kind op de maansikkel met de letters MA¬ RIA, de portrelbusle van de apostcl Petrus die in zijn rechterhand de sleutel houdt, en tenslotte lijkt de kleinste een afbeelding te lonen van een in een ruime tunica gchuldc figuur of wellicht van een engel die de Akense Heilige Tunica van Maria voor zich houdt. Misschien dus met uitzondering van dit laatste in- signe, is bij de huidige stand van onderzoek geen van de gouden plaquettes in verband le brengen met een bepaalde bedevaarlplaals. Van de donker geworden zilveren insignes zijn er vijftien onherkenbaar; een toont het Christus- monogram IHS en een ander dat van Maria in de afkorting MA; het ronde pelgrimsteken rechtsonder laat vcrmoedelijk een weergave zien van het Ware Gelaal van Christus of Vera Icon en zou als zodanig naar Rome kunnen verwijzen. Het enige op deze bladzijde afgebeelde insigne dat met zekerheid te identificeren en te localiseren valt, is het rclatief grote pelgrimsteken in dc rechterbenedenhoek. De/e pla- quetle toont de beeltenis van een staande, geharnaste figuur met een baret-achtig hoofddcksel en een vvijde mantel, die in zijn rechterhand een getrokken zwaard omhoog houdt. Waarschijnlijk bevond zich under de liggende leeuw waar de ridder met beide voeten op staat, de nuum van de heilige; door de oxydatie van het bladzilver is dit evenwel niet meer zichtbaar. Het gaat hier om de heilige martelaar Adrianus die werd vereerd in Geraardsbergen of Grammonl (Oost- Vlaanderen) en die in de late vijftiende en dc eerste helfl van de zestiende eeuw grote popularileit genoot. Dit insigne komt rclatief zecr vaak voor in de geschil¬ derde colleclies pelgrimstekens in de Vlaamse gebe- denboeken; Kurt Koster noemt in zijn samenvattend artikel uit 1984 maar liefst elf albeeldingen van nauvv verwante insignes in tien handschriften.4 Met de twaalf nu bekende voorstellingen van de Adrianusplaquette corresponderen enkele gedoeumen- teerde of bewaarde, uit zilverblik geslagen insignes van dit type dat waarschijnlijk sinds de tachtiger jaren van de vijftiende en tot ver in de zestiende eeuw te Geraardsbergen werd verkocht (zie afb. 17-19).5 Het Noordnederlandse voorbeeld Tot op heden werden slechts in Vlaamse handschriften (de zogenoemde Gent-Brugse groep) realistische albeeldingen van pelgrimstekens aangetroffen. Het is belangwekkend aan deze reeks een Noordnederlands voorbeeld toe tc voegen dat bovendien dc geschilderde weergave geeft van een bijzonder bedevaartinsigne. In de jaren dat de Meester van Catharina van Kleef het getijdenboek verluchlte waaraan hij -de individuele meester dan wel het atelier- zijn noodnaam ontleent (het getijdenboek van Catharina van Kleef, ca. 1440, New York, Pierpont Morgan Library, M. 945 and 917), werkte hij of een miniaturist in zijn directe omgeving, ook aan een ander verlucht handschrift, het zogenoemde Van Alphen-getijdenboek (ca. 1440- 1450, Baltimore, Walters Art Gallery, Ms. W 782).6 Een van de gedecoreerde randen in het getijdenboek van Catherina van Kleef bestaat uit elf mosselschelpcn en, middenonder, een krab (p. 244, ill. 11). Op vvat lossere wijze werd door een van de miniatuurschilders van het Van Alphen-getijdenboek ook een van de bladzijden omrand met schelpen (fol. 113r, ill. 12).7 Niet alleen zijn deze hier legen eenvoudige ranken geplaatst en minder star geordend, ook zijn behalve de 40
HfcTr hi umrti fffbfnftjr д h»ii tiifrO titfttiiic bi пищ i jttlyctrttmtiftrtratirlmutiflbr , Y«i gfirtoiirnimirAllf mmtgt? Wiff fiytt ^faiirtt^Tnfe it* tic fidf i$ й lit fnt 4%ti- roifiabiiiimiutr.pn* фш Ьо.п ,Л»п1);о1ц ci»fcoyt cl'lout л. ! .^rrnJoficrponmtT cr Jjuiitimf rtitiftif bomt inpapulo fir pntilh tmo.ti Cympw naii\ batttjurmtmbMU.vtbtgiii «flrnamur {uomiffimit rjpf. III. 12. De Meester van Catharina van Kleef Noordelijke Nederlanden (Utrecht ?) ca. 1440-50. Gebed от genade met de initiaal И wacirin da helle- tnond is afgebeeld, omgeven door ecu rand met mos¬ sels, ran krab, een kreefl an twee pelgrimsschelpen ait Santiago dc Compostela, perkament, 145x 111 mm. Van Alpben-getijdenboek. Baltimore, Walters Art Gallery, Ms. W782,fol. IISt: bij uilslek bleef van de pelgrimage naar het graf van Jacobus Maior in Galicie.* Dal de beide kamschelpen die de miniaturist tol voorbccld dienden voor deze margeversiering, inderdaad als pelgrimstckens naar de Noordelijke Nederlanden kwamen, blijkt onmisken- baar uit de duidclijk weergegeven doorboringen aan de bovenzijdc van de schelp om deze vast le naaien op pelgrimstas of kleding. Deze geboordc gaatjes bevin- den zich bij beide schelpen in het midden van de oren aan weerszijden van de spits. In het overzichl van meerdan 180 teruggevonden middeleeuwse pelgrims¬ schelpen dal Koster in 1984 publiceerde, vermeldl hij slechts van drie exemplaren dat de doorboringen zich nict in de spits van de schelp bevinden maar in de oren,9 zoals bij de afgebeelde twee in het Van Alphen- getijdenboek en bij het hier gcreproduceerde exem- III. 11. Dc Meester van Catharina van Kleef, Noordelijke Nederlanden (Utrecht ?)ca. 1440. De kerkvader Ambrosius, omgeven door een rand van mossels en een krab. perkament, 192 x 130 mm. Getijdenhoek van Catharina van Kleef. New York, Pierpont Morgan Library, M. 911, p. 244. krab middenonder en de mossels, nog een aantal andcre schelpen en een kleine kreeft, middenboven, afgebeeld. Met name de twee schelpen die de mossels van de rechtermarge afwisselen, zijn interessant; in beide gevallen gaat het immers om een als pelgrimste- ken gebruikte Jacobs- of kamschelp (Pecten Maximus L.). Deze schelpsoort werd en wordt gevonden aan de kust van dc Atlantische Oceaan en in grote hoeveelhe- den overgebracht naar Santiago dc Compostela om daar aan de pelgrims te vvorden verkocht. Deze schelp werd al vroeg, mogelijk reeds in de loop van de twaalfde eeuw, tot een algemener attribuut ter aandui- ding van elke pelgrim en niet uitsluitend van de Santiagoganger. Dit neemt echter niet weg dat de Jacobsschelp door de eeuwen heen tcvens het symbool 41
III. 13. Pelgrimsschelp uit Santiago de Compostela, I5de eeuw. Pecten maximus L., h. 68 mm, br. 72 mm. Gevonden te Nieuwlande, Verdronken Land van Zuid- Beveland. Roosendaal, collectie M.L.M. Hopstaken. plaar dat uit de vijftiende eeuw zal daieren en gevon¬ den werd in het door de golven verzwolgen dorp Nieuwlande in het Verdronken Land van Zuid- Beveland (ill. J3).10Opmerkelijk is dat de laatmiddel- eeuwse afbeeldingen van pelgrimsschelpen een ander beeld geven dan de overgebleven exemplaren. Van nagenoeg alle teruggevonden schelpen is de spits, het meest stevige, sterk gekromde smalle bovenstuk van de schelp, doorboord11 (zie ook afb. 204, 205) en slcchts bij hoge uitzondering Ireffen we de gaatjes aan in de veel zwakkere oren. De vele honderden pel¬ grimsschelpen die in Vlaamse gebedenboeken werden afgebeeld daarentegen, tonen steeds de doorboorde oren (bijvoorbeeld de brede marge van een blad in een getijdenboek van Simon Bening en atelier - Miinchcn, Bayerische Staalsbibliothek, Clm 28345, fol. 265r - met niet minder dan 52 pelgrimsschelpen).12 Ook bij aanzienlijk oudere weergaves van de Santiago-schel- pen is dit doorgaans het geval, zoals bijvoorbeeld bij drie van de vijf schelpen die de apostel Jacobus Maior omgeven op een gebrandschilderd raampje van voor 1270, afkomstig uit de kapel van het kasteel van Rouen (Parijs, Musee de Cluny, inv. CL 22730) (ill. 14). De reden voor dit opvallende verschil tussen de teruggevonden historische ’realkeif en de blijkbaar vertekende contemporaine weergave van die ‘realiteit’ is duidelijk: uit decoratief oogpunl bezien is de schelp met de doorboorde oren verre te pref'ereren boven die met de altijd slordiger en zekcr bij lager gcplaatste gaatjes in een tweedimensionale albeelding nauwe- lijks adequaat af te beelden doorboorde spits. Ook de miniaturist die de reeks afbeeldingen van schelpen in de rand in het Van Alphen-getijdenboek aanbracht, koos voor de meest perfecte maar in de praktijk de minst gebruikelijke vorm van de Jacobsschelp. Een frappante weergave van een pragmatische bevesli- ging van een keurig in de beide oren doorboorde Jacobsschelp komt voor als detail op een laat-vijf- tiende-eeuws Bourgondisch gepolychromeerd stenen beeld van Jacobus de Meerdere uit Semur-en-Auxois, Cote d’Or (Parijs, Louvre, inv. R.F. 1615). Deze schelp werd niet aan de zwakke oren bevestigd, maar door twee naast elkaar in het midden van de schelp geboorde gaatjes werd een bandje geslagen om dit pelgrimsinsigne op de hoed van Jacobus te hechten. III. 14. Gebrandschilderd glas met de voorstelling van Jacobus de Meerdere, omgeven door Jacobsschelpen, voor 1270, ajkomstig uit de kapel van het kasteel van Rouen. Parijs, Musee de Cluny, inv. CL 22730 (detail midden- stuk). 42
Appliques op Samiagoschelpen De bovensle van de twee in de ‘schelpenrand’ van het Van Alphen-getijdenboek geschilderde pelgrimsschel- pen is zeer uitzonderlijk. Dezc schelp is voorzien van non cr criiolimriitc-citimo cciioU»iirJtc*m'« led erdeo пдл luiir. Vnbiiui сл ro tiicnun clWKibiRimr mnobic* vZrnndmwc^lo r»mvt стс^оплт c|iuh uut^cniti л j>*mc plenum ерлпс c nc:tr.mi?^rrco стиплс-. ixc спили Ч? chert dicra ddcbiimu п:л -sclicrvi. linen. li M 111. 15. De Meester van tie David-scenes in her Breviarium Grimani, Brugge of Gent, 1496-1506. Pelgrimsstafje met Jacobsschelp. perkamenl, detail, bkulmaat 108 x 79 mm. Getijdenboek van Johanna de Waanzinnige. Louden, British Library, Additional Ms. 18852, fol. 183v. een opengewerkte applique met de voorstelling van een relatief grote Jacobus Maior, gezeten onder een gotische architectuur, die aanbeden wordt door twee kleinere aan weerskanten van hem neergeknielde pelgrims. Ook Jacobus zelf is als pelgrim weergege- ven, met pelgrimsstaf als nog juist te herkennen attri- buut. Scdert de veertiende eeuw komt deze voorstel- lin^swijze van Jacobus als pelgrimsheilige die door twee bedevaartgangers -meestal een man en een vrouvv- wordt aanbeden, regelmatig voor, zowcl in Santiago de Compostela als ver daar vandaan.13 Ongelwijfeld werd dit iconografische beeld verspreid door in massaproduktie vervaardigde en in Santiago verkochte devotional ia zoals het hier besproken bede- vaartteken. De op de schelp afgebcelde ajour applique was ongetwijfeld gegoten uit een tin-loodlegering, het mcest gebruikte matcriaal voor de en-masse vervaar¬ digde pelgrimstekens. Tot op heden werd er geen middeleeuws exemplaar teruggevonden van een Jacobsschelp met een daarop gehechte metalen appli¬ que. Zeker niel uilgesloten is echter dat we bij de in Nieuwlande gevonden schelp met een dergelijk pel- grimsinsigne te maken hebben (ill. 13). Het is waar- schijnlijk dat centraal op deze schelp oorspronkelijk een applique was bevestigd; alleen dat kan immers de verklaring zijn voor de uitgebroken dubbele doorbo- % ring midden op de schelp en het, eveneens half wegge- broken, cnkele gaatje in het midden van de onderrand. Deze applique kan een relief zijn geweest zoals bij de { schelp die werd afgebccld in de marge van het hand- schrift in Baltimore (ill. 12). De bevestigingsgaatjes in de schelp uit Nieuwlande (ill. 13) duiden evenwel eerder op een smallere decoratie; en dat zou een Jacobus-afbeelding geweest kunnen zijn (vergelijk ill. 16 en afb. 210 - 215) of een miniatuur-pelgrimsstafje, zoals ik eerder suggereerde (zie ook afb. 231, 232).14 De combinatie van pelgrimsstafje en Jacobsschelp komt uiteraard, zij het in omgekeerde onderlinge verhouding, veel vaker voor, zowel als pelgrimsin- signe (afb. 222) als afgebeeld in handschriften (ill. 15).15 Pas uit veel latere tijd, de zeventiende en acht- tiende eeuw, bleven Jacobusschelpen met tin-lood beslag uit Santiago bewaard. Deze appliques, op archaische wijze gegoten volgens de in de late middel- eeuwen in heel Europa toegepaste techniek, loonden of het borstbecld van Jacobus met pelgrimsstaf, - mantel en -hoed, of de staande heilige in een barok- portaal, de Puerta Santa, al dan niet geflankeerd door PeLrus cn Maria of door enkele verhalende scenes.16 In de vijftiende en zestiende eeuw bestond dit gebruik ook al. De afbeelding in het Van Alphen-getijdenboek is daar het eerste bewijs voor (ill. 12) en de vondst uit Nieuwlande lijkt dit te bevestigen (ill. 13). In de litera- tuur werd overigens al eerder gesuggereerd dat er in de late middeleeuwen te Santiago pelgrimsschelpen werden verkocht met zowcl gitten als metalen appli¬ ques.17 echter zonder voorbeelden die dit bewijzen, afgezien van een geschilderde afbeelding op een altaarstuk uit de vroege zestiende eeuw van een Jacobsschelp waarop een los Jacobusfiguurtje is ge- hecht (ill. 16).18 Metalen en gitten imitaties van schel- 43
Hi 16. Jacobus de Meerdere a Is pelgrim: op zijn hoed ecu viertcd pelgrimstekens. te weten ecu Antoniuskruis en insignes van Rome, Santiago en ecu Mariabedevaartsoord. Detail van een altaarretabel, Tirool, ca. 1510. S. Peter ob Me ran, Zuid-Tirool. pen waarop versieringcn zijn aangebracht, bcwijzcn deze praktijk bovendien (alb. 210 - 215).14 Behalve dal toegevoegde appliques de schelpen allraclicver en betekenisvoller maakten, was het nodig de pelgrims- sehelpen uil Santiago als zodanig herkenbaar te ma- ken, want ook elders en met name op de Mont-Saint- Michel werd de Pecten Maximus L. aan bedevaartgangers verkocht (zie ook alb. 294).20 De beeltenis van de heilige was daar natuurlijk het nicest geschikt voor, en respectievelijk werden Jacobus en Michael op de schelpen genageld om de pelgrims op hun verdere tocht of terugreis naar huis te vergezellen en bescherming te bieden. De Santiagoschelp met de gegoten Jacobusvoorstelling die vervolgcns in handen kwam van de miniaturist uit de omgeving van de Meester van Catharina van Kleef, werd door deze, samen met het ongedecoreerde exemplaar, afgebeeld in de marge naast een smeekbede om genade. De gehistorieerde initiaal H van Here toont de dreiging van de zielenverslindende hellemond, een lot dat misschien op voorspraak van Jacobus, die door de Santiago-insignes aanwezig is, afgcwend of verlicht zou kunnen worden. (Millennium. Tijdschrift voor Middcleeuwse studies 6, 1992, p. 99-110) noten Het hier gcprcsenteerde artikel is een bewerking van ‘Pilgrim Badges painted in Manuscripts: a North Netherlandish Example’, in: K. van der Horst en J.-Chr. Klamt (ed.). 1991. Masters and Miniatures. Proceedings of the Congress on Medieval Manuscript Illumination in the Northern Netherlands (Utrecht, 10-13 December 1989). Doornspijk (Studies and facsimiles of Netherlandish Illuminated Manuscripts 3), p. 211-218. Met dank aan M.L.M. Hopstaken te Roosendaal voor gege- vens over de archeologische context van door hem gevon- den pelgrimsschelp (ill. 13), drs Isolde den Tonkelaar te Zoelmond voor informatie ovcrdc Pecten Maximus L., dr G. Dogaer te Brussel en H.J.E. van Beuningen te Colhen. I. Kostcr 1965; Koster 1979; Kostcr 1984, Gemalte Kollektionen. 44
2. V. Leroquais, Les Livies d’Heures manuscrits de la Bibliotheque Rationale, 2, Parijs 1927, 12-15 nr. 175. Fol. 50r van dit handschrifl werd zondcr nadere omschrij- ving en zondcr vcrmclding van de signaluur afgebecld bij: Endhoven 1978, 53. 3. Het getijdcnboek Parijs, Bibl. Nat. Ms. I at. 10555 wordt als zodanig vcrmeld door: W. Calm en J. Marrow, Medieval and Renaissance Manuscripts at Yale: A Selection. In: The Yale University Library Gazette 52 (1978), 261; Th. Kren. Flemish Manuscript Illumination 1475-1550. In: Th. Kren (ed.), Renaissance painting in manuscripts. Treasures from the British Library, New York 1983, 62, n. 5. 4. Rosier 1965, met name p. 492: Roster 1973, p. 103-120 (met name p. 115-116); Roster 1984, Gemalte Kollcktionen, met name p. 524 no. 12. 5. Roster 1979, p. 121-122. 6. W.C.M. Wiistefeld, The Master of Catherine of Cleves, ca. 1430-1460. In: The Golden Age of Dutch Manuscript Painting, Stuttgart 1989 (tcntoonstellingscatalogus Utrecht/ New York), p. 148-149. 7. Deze pagina werd, toen het getijdcnboek nog in bezit was van Ph. van Alphcn, Doom gereproduceerd in de cata- logus bij een tentoonstelling waar het van 1 juli - 10 sept. 1961 was geexposeerd: Nederlandse Primitieven uit Nederlands particulier bezit, Laren 1961, p. 28, cat. 128, pi. 48. 8. Zie meer in het algemeen over de bedevaart naar Santiago en tevens over de Jacobsschelp als pelgrimsteken: Gent 1985. Over de Pecten maximus L. als bedevaartinsig- ne: Hohler 1957, p. 49-70; Roster 1983, Schleswig, p. 119- 155; Roster, Pelgrimsschelpen en -tekens van Santiago de Compostela en de Europcsc bedevaartwegen naar Sint- Jacob in Galicie. In: Santiago de Compostela, 1985, 85-95; van Heeringen, Koldeweij & Gaalman 1987, p. 59-63. 9. Roster 1983 Schleswig, p. 125 nr. M 5b (12de ecuw ?), p 130 nr. M 23b (14de/15de eeuw) en nr. M 26 (15dc eeuw ?). 10. Deze Pecten Maximus L. werd gevonden door M.L.M. Hopstaken, Roosendaal, te Nieuwlande, een in de jaren 1530-1532 overstroomd en sedertdien verlalen doip in het Oosterschelde bekken. De schelp werd aangetrolfen in een aardewerk voorraadpot, die in de late vijftiendc eeuw moet worden gedateerd en die zich in een ‘keldertje’ bevond. Uit de directe omgeving van deze vondst is een tinnen minia- tuur-dolkje gevonden dat eerder door mij werd aangezien voor een souvenir uit Santiago. Zie alb. 862 en hierna; bovendien van Heeringen. Koldeweij & Gaalman 1987, p. 62, nr. 5.6. 11. Roster 1984, Gemalte Kollektionen, p. 150. 12. Meer voorbeelden worden genoemd door: Roster 1984, Gemalte Kollektionen, p. 526, n. 17; zie ook G.l. Lieftinck, Boekverluchters uit de omgeving van Maria van Bourgondie c. 1475 - c. 1485, Brussel 1969, p. 68, 70, pi. 88,215-216. 13. Steppe 1985, p. 140. Iconografisch direct vergclijkbare voorstellingen van de zittendc Jacobus met twee pclgrims aan zijn voeten zijn bijvoorbceld het Jacobusbeeld van de Mcistcr der Emmerichcr Lcuchterkrone, ca. 1503, in dc St. Nicolaikirche te Kalkar cn verscheidene exemplaren van een uit Santiago afkomstigc gitten kusplaat uit het begin van de zestiende eeuw met in relief de afbeelding van de pelgrimsheilige, De Werd 1986. p. 16-17, pi. 15; Gent 1985, p. 303, nr. 218; Miinchen 1984, p. 145-146, nr. 213. 14. In ‘Masters and Miniatures’, 1991, publiceerdc ik bij de schelp cen in de directe omgeving van deze schelp aange- troffen klein uit tin-lood gegoten voorwerp (zie alb. 862). Dit zag ik aan voor een pelgrimsslafje. Metalen dan wcl uit hout, been of ivoor gedraaide ‘bordoncillos’, miniatuurpel- grimsstatjes, werden sinds dc vijftiende eeuw evenals de schclpcn in groten getale te Santiago als pelgrimsiekens verkocht (vergelijk afb. 231, 232). Het vermeende stafjc uit Nieuwlande is, zo blijkt evcnwel uit andere vondslen, geen pelgrimsstalje inaareen miniatuur dolkje. Het lemmet ver- toont cchter insnoeringen aan dc punt en direct onder de handgreep, waarvan dc maten vvondervvel correspondcren met de doorboringen van dc schelp. Op grond daarvan con- cludeerde ik dal deze daarop bevestigd was geweest; de duiding van de staf als dolk maakt dit in feile onmogclijk. 15. Een sourtgelijk insigne van tin-lood werd le Nieuwlande, Vcrdronken Land van Zuid-Beveland, gevon¬ den door N.B. Peerdeman, Bergen op Zoom, en een daaraan nagenoeg identick exemplaar bevindt zich in Musee dc Cluny, Parijs. Gent 1985, p. 299; van Heeringen, Koldeweij & Gaalman 1987, p. 61-62, nr. 5.5 (= hier alb. 222). Dc afbeelding in het getijdenboek van Johanna de Waanzinnige, fol. 183v, afb. 12) staat niet allecn. Soortgelijkc voorstellingen van een pelgrimsslafje met Jacobsschelp komen bijvoorbeeld voor in de marge van Kassel, Murhardsche und Landcsbibliothek, 4’ Ms. math, et art 50, fol. 5r (in goud), en Parijs, Bibl. Nat. Ms. Iat. 1166, fol. 21 v (kostbaar versierd met parels en edelstenen). Rosier 1965, p. 495-496. 16. Roster 1983, Schleswig, p. 137-139, nr. M 6U, M 61, M 62, p. 146; Roster 1985. Gent, p. 87. Roster benadrukt het ontstaan van deze schelpen in de zeventiende cn achttiende eeuw, ook al werd een van deze (M 60) hcrhaaldelijk en voor het laatst nog in dc catalogus Gent 1985, p. 294-294, nr. 177, in de late vijftiendc eeuw gedateerd. 17. Roster 1983, Schlesw'm, p. 146; Roster 1985, Gent. p. 86-87. 18. Roster 1983, Schleswig, p. 146, n. 215. 19. Gent 1985, p. 295-296, nr. 185-186, 188; van Heeringen, Koldeweij & Gaalman 1987. p. 60-61, nr. 5.3-4. Het hier afgebeelde exemplaar werd gevonden te Nieuwlande door M.L.M. Hopstaken, Roosendaal. 20. Lamy-Lassalle 1971, p. 113-126. 45
PELGRIMSINSIGNES IN НЕТ GETIJDENBOEK ‘D’OISELET’ A.M. Koldeweij De Koninklijke Bibliothcck te ’s-Gravenhage verwicrf door aankoop in hct najaar van 1993 een vijftiende- eeuws handschrift met een spectaculaire verzameling zilveren en verguld zilveren pelgrimstekens. De in dit handschrift ingenaaide pelgrimstekens vormen de grootste bekende verzameling laatmiddeleeuwsc bedevaartsinsignes van edelmetaal, te weten 23 stuks waarvan vier verguld. Alle werden met hetzelfde roze garen vastgenaaid op het laatste blad perkament ach- terin het getijdenboek. Dit blad werd tegclijk met de latere, vroeg-negentiende-eeuwse band toegevoegd aan het manuscript, ter vervanging van de oude, laat- middeleeuwse band en bijbehorend schutblad. Afdrukken op het laatste blad van het vijfticnde- eeuwse getijdenboek gctuigen er van dat de insigne- verzameling ook voordat het manuscript opnieuw werd ingcbonden, al in het handschrift was opgeno- men. Alleszins aannemelijk is dat de insignes die alle uit de late vijftiende en vroege zestiende eeuw date- ren, toen al - dus omstreeks 1500 - in het handschrift werden verzameld. Belangwekkend is dat deze collec- tie pelgrimstekens tot op heden in totaliteit in het handschrift bevvaard is gebleven. Bij alle insignes gaat het om in zilverblik gestansde - in een vorm gestempelde - afbeeldingen. Deze tech- niek leent zich uitstekend voor reeks- of massaproduk- tie en was in de late vijftiende en vroege zestiende eeuw populair met name voor vervaardiging van latoenkoperen en zilveren pelgrimstekens. Het handschrift, een getijdenboek geschreven en verlucht te Brugge in het derdc kwart van de vijftiende eeuw, telt 89 folio’s, die in het begin van de vorige eeuw opnieuw werden gebonden in een kalfslederen bandje met zilveren klampen. De band meet 250 x 140 mm, de bladmaat 196 x 134 mm. Bij het opnieuw inbinden werd het oude bockblok enigszins afgesne- den, evenwel zonder besnoeiing van tekst en decora- tie. Het ingevoegde blad waarop de insignes zijn genaaid, meet 194 x 128 mm. Het getijdenboek is voorzien van 13 gekleurde en versierde grote initialen op bladzijden waartegenover een bladgrote miniatuur; van deze oorspronkelijk eveneens 13 miniaturcn zijn er nog 11 aanwezig. De miniaturen kunnen worden toegeschreven aan de anoniemc Brugse miniaturist die wordt aangeduid met de noodnaam ‘Meester van de spleetogen’ (vriendelijke mededeling van mevr. dr Anne Korteweg, conservator handschriften Koninklijke Bibliotheek ’s-Gravenhage). De olficie- en gebedsteksten en dc kalender in het getijdenboek zijn in het Iatijn gesteld, later door verschillcnde han- den toegevoegde gcnealogische notitics zijn Franstalig. Uit deze aantekcningen blijkt dat hct hand¬ schrift ecuwenlang in bezil was van dc Franse adel- lijke lamilie d’Oiselet. De eerste bezitter die slant vermeld in het getijdenboek, is Simon de la Chambre de Montjustin, escuyer, die in 1467 vader werd van Claude de la Chambre. Deze Claude kreeg in I486 een dochter Jeanne. Gezien de datering van de insig¬ nes, zal Claude de la Chambre degene zijn die als devoot reiziger de 23 pelgrimstekens bijeenbracht nil bedevaartplaatsen van Provence tot Zuid-Holland en deze hechtte in het getijdenboek. De in 1986 overleden Duitse bibliothccaris Prof. Dr Kurt Koster deed onderzoek naar in Iaatmiddelceuwse handschriften bewaarde insignes en publiceerde als enige over dit onderwerp: ‘Kollektionen metallener Wallfahrts-Devotionalien und klciner Andachtsbilder, eingeniiht in spatmittelalterliche Gebetbuch- Handschriften’, in B. Haller (ed.), Erlesenes aus der Welt des Buches, Wiesbaden 1979, p. 77-130. Koster beschrijft in deze studie alle hem bekende handschriften waarin metalen insignes bewaard zijn gebleven; in totaal waren dat slechts vier manuscrip- ten. Respectievelijk zijn in deze handschriften 5, 5, I en 3 pelgrimstekens bevestigd, resterend van een oorspronkelijk aantal van 19 (21 ?), 6, 1 en 5 stuks; deze oorspronkelijke aantallcn kunnen worden ge- noemd op grond van afdrukken die de insignes nalie- ten in het perkament van de betreffende manuscripten. Het nu door dc Koninklijke Bibliotheek verworven handschrift bezit. zoals tegen deze achtergrond blijkt, een spectaculaire en hoogst uitzonderlijke collectie pelgrimstekens. Bovendien zijn al deze 23 insignes - in merkwaardig contrast tot het gegeven dat het om laatmiddeleeuwse serieprodukten gaat - nu unica, op een uitzondering na. Slechts van het zilveren insigne (nr. 11) van de heilige Adrianus uit het Oostvlaamsc Geraardsbergen zijn identieke of nagenoeg gelijke exemplaren gedocumcnteerd: een als los object in een oude Antwerpse verzameling (huidige verblijfplaats onbekend), en een in een under gebedenbock genaaid (Wenen, Oostcnrijkse Nationalbibliothek. hs Ser. Nov. 2624, fol. 253r). Dit zilveren Adrianus-insigne komt daarenboven sterker dan alle andcrc overeen met zijn goedkopere lood-tinnen tegenhangers (zie afb. 17 - 19). Van geen van de andere 22 insignes is momenteel een tweede exemplaar bekend en zelfs vomit een 46
III. 17. 23 Ingenaaide laat-vijftiende- cn vroeg-zestiende- eeuwse pelgrimstekens in het getijdenboek ‘d'OiseletBrugge, derde kwart I5de eemv. 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek. 47
aantal van dc hicr bijeengcbrachte pelgrimstekens het eerste bewijs dat in het betreffende niiddeleeuvvse bedevaartsoord dergelijke devotionalia werden ver- kocht. Voor de Noordelijke Nederlandcn is daar wcl het meest opmerkelijke voorbeeld van het fraaie ronde insigne van VGravenzande (nr. 15): onder een rijk en fijn uitgevverkte gotische architectuur is de annunciatie afgebeeld, de engel die Maria bericht dat zij de Moeder Gods zal worden. Onder de voorstclling staat de elk misverstand uitsluitende plaatsnaam ‘SGRA- VESAND’ en rond het geheel staat de tekst AVE ORA PNA, uit te schrijven als ‘Ave Ora pro nobis amen’, de bede ‘Weest gegroet, bidt voor ons, amen*. Bij de huidige stand van onderzoek kunnen nog niel alle 23 insignes worden geduid en gelokaliseerd. Nadere studie zal evenwel meer aan het licht brengen. In feite onderstreept dit overigens het belang van dcze bewaard gebleven laatmiddeleeuwse insigneverzame- ling. Samenvattend kan op dit moment het volgende over- zicht worden gcgeven van de pelgrimstekens in het gelijdenbock: 1. rond, 21 mm, ridder le paard, mogelijk Hubertus uit Saint-Hubert in de Ardennen. 2. rond, verguld, 18 mm, Heilige Rok en engel, Aken. 3. plaquette, halfrond afgesloten, h. 35 mm, br. 27 mm, de Driekoningen voor Maria en het Christuskind, wellicht Keulen. 4. rond, verguld. 19 mm, bisschop in zetel, opschrift ‘S CLAUDE', St.-Claudc in dc Jura. 5. rond, 24 mm, bisschop kromstaf en scepter, op¬ schrift *S G\ 6. rond, 36 mm, laag zilvergehalte, Christus vvekt Lazarus vveer tot leven, de Provence (La Sainle Beaume, Aix-en-Provence?). 7. rond, 33 mm, opschrift ‘S QUI(n)TINUS\ St.- Quentin 8. rond, 37 mm, laag zilvergehalte, hemelvaart van Maria Egyptiaca (Maria Magdalena), de Provence (La Sainle Beaume, Aix-cn Provence?). 9. rond, 25 mm, Maria met Kind in slralenkrans; hiervoor ecn wapcnschild met beer (Bern ?). 10. rond, verguld, 21 mm, Maria met Kind in stralcn- krans op maansikkel, opschrift ‘D MOnTROLA’ (?). 11. plaquette, met spitsboog afgesloten, h. 33 mm, br. 19 mm, riddder met zwaard en aambeeld op Iceuw, opschrift ‘ADRIANUS’, Geraardsbcrgen. 12. rond, verguld, 20 mm. bisschop op in zetel, op¬ schrift ‘SAINT CLAUDE’, Sl.-Claude in de Jura. 13. rond, 26 mm, heilige Margaretha op de draak, opschrift‘S M’ voor ‘Sancta Margaretha’. 14. rond, 33 mm, de heilige Nicolaas met de drie kinderen in de tobbe en een in aanbidding neerge- kniclde pclgrim, opschrift ‘S:N:DE:PORT’ voor Saint-Nicolas-de-Port als plants van herkomsl. 15. rond, 33 mm, de Annunciatie in een golisch bouw- werk, opschrift ‘SGRAVESAND’ en ‘AVE ORA PNA’ voor ’s-Gravenzande als plants van herkomsl en de bede ‘Ave Ora pro nobis amen’ 16. rond, 23 mm, de Annunciatie. 17. rond, 26 mm, Heilig Kruis met een wapenschild. Naast het kruis als opschrift THS XRS' voor Jhesus Christus, en als randschrift het gebed ‘O CRUX AVE SPES UNICA’, ‘gegroet о Kruis, enige hoop’. 18. rond, 29 mm, zegenende bisschop achtcr een wapenschild, en twee geknielde pelgrims, opschrift‘S THEOBALDUS’. afkomstig uit Thann in de Elzas. 19. rond, 30 mm, zegenende bisschop in zetel, op¬ schrift ‘SAINT CLAUDE’, St.-Claude in de Jura. 20. rond, 25 mm, onthoofding van een martelares die in haar samengevouwen handen een palmtak vast heeft; een engel plaatst dc martelaarskroon op haar hoofd. 21. rond, 29 mm, Anna-te-Drieen geflankeerd door twee bisschopsbusten. 22. rond, 34 mm, wijding van een kapel met een beeld van Maria met Kind, door een bisschop, opschrift onleesbaar, Einsiedeln. 23. rond, 31 mm, abt met kromstaf en in zijn handen zijn kruin, opschrift ‘S D\ mogelijk voor Saint Denis, de heilige bisschop Dionysius vereerd te St.-Denis bij Parijs en in Parijs. 48
ONZE LIEVE VROUW VAN AARSCHOT De viering van *650 jaar Onze-Lieve-Vrouvvekerk Aarschot' in 1987 was aanleiding vooreen tentoon- stelling in het koor van dc genoemde kerk, waar onder andere lwee van de in dit boek gepubliceerde pel- grimstekens werden geexposeerd (afb. 411 en 413). Het lijdschrift ‘Het Oude Land van Aarschot5 gaf ruimte aan het ‘Herdenkingscomite’ om een aflevering bij wijze van tenloonslellingscatalogus te vullen met enige artikclen en een overzicht van de geexposeerdc objecten (de insignes betroffen cat. D 1 en D 2). Een drictal auteurs greep die gelegenheid aan om in te gaan op de bedevaarlen naar Aarschot en de aldaar in de late middeleeuwen verkochte pelgrimstekens. Dit artikel wordt hierna herdrukt en geeft te zamen met de inleiding op het vijftal Aarschotse insignes (alb. 411 - 415) de huidige stand van kennis over dc insignes van deze Mariabedevaartplaats. Over pelgrimstochten naar Aarschot en daarop betrekking hebbende insignes H.J.E. van Beuningen, F. Jnrion, M. cie Waha Dit artikel is het resultaal van samenwerking tussen Nederlandse en Belgische onderzoekers en vloeil voort uil verschillende vakgebieden, in het bijzonder archeologie, wapenkunde en geschiedenis. Het traeht nieuwe inzichten - hoe fragmentarisch ook - te geven over het begin van de Maria-bcdevaart van Aarschot, de religieuze betekenis daarvan, alsmede het belang daarvan op sociaal en economisch gebied. Wanneer de historicus religieuze gevoclens buiten beschouwing Iaat en afziet van plaatselijk chauvi- nisme, moet vvorden vastgcsteld dat historischc gege- vens over pelgrimstochten naar Aarschot uiterst zeld- zaam zijn. Terwijl in publikalies van Divaeus,1 Wichmans2 of Grammaye3 wordt gesteld dat de bede- vaarttochten naar Aarschot tot zeer vroeg in het vcrle- den teruggaan, blijkt telkens weer dat men elkaar aanhaalt, zonder exacte bronnenvermelding of nieuwe feitelijke gegevens. Ook artikels en boeken van de hand van Aarschotse geschicdschrijvers zoals Coveliers,4 J. Van Brabant5 en - meet* recentelijk - van C. Van Haesendonckfi slagen er niet in op onweerleg- bare wijze en aan de hand van feitelijke documenten aan te tonen tot hoe vroeg de Maria-verering in Aarschot teruggaat. Het lijkt dan ook gewaagd om verband tc willen leggen tussen het begin van de bouw van het kerkkoor door J. Piccart in 13377 en het ont- staan van de pelgrimstochten naar Aarschot. Pater de Moreau geeft in zijn monumentaal boekwerk Histoire dc 1’Eglise en Belgique de meest betrouwbare gege¬ vens over de verspreiding van de Maria-verering in het noorden van Brabant, het hart van het oude hertog- dom. Wanneer men zich uitsluitend baseert op bekende historische documenten dan staat vast dat in het begin van de zestiende eeuw bedevaarltochten naar Aarschot plaatsvonden. Over welke tijd deze bedevaarttochten zich uitstrekten staat niet vast maar aangenomen mag worden dat Scherpenheuvel, beroemd geworden door het bezoek der aarlshertogcn Albrecht en Isabella, en weldra gevolgd door dc bouw van de grote kerk van Wenzel Coebergher,8 de betekenis van Aarschot als bedevaartplaals wezenlijk en nadelig zal hebben be'm- vloed. Een andere wijze om de pelgrimstochten naar Aarschot te beliehten is het onderzoek naar voorbeel- den van opgelegde rechterlijke of strafbedevaarten. Wanneer E. van Cauvvenbergh in zijn klassieke werk9 Aarschot als rechterlijke of strafbedevaartplaats noemt, verwijst hij naar de vonnisregislers van Oudenaardc en van Licr, zonder de exacte datering van deze bronnen aan te geven. In de boetedoeningsta- rieven die van Cauwenbergh publiceert en die dateren uit de vijfticndc eeuw, wordt Aarschot niet vermeld. Het lijkt wel of hij voor de middeleeuwen gegevens betreffendc dc zestiende eeuw heeft gcextrapoleerd, hetgeen ons helaas niet toelaat aan de hand van zijn publikalies de oorsprong van de bedevaarltochten naar Aarschot nader te bepalen. De vroegsle melding van een strafbedevaart naar Aarschot in geschreven bronnen gaat terug tot 26 maarl 1511 (n.s.) Bartcllcmccus Vckcnmans Bertellommeeuszone moet bedevaart doen naar Wilsnack wanneer hij lerugkomt in het land van Turnhout. Zijn broers moeten gaan, of laten gaan, een bedevaart naar O-.L.-Vrouw van Alsemberg, naar O.- L.-Vrouw van Halle en naar O.-L.-Vrouw te Aarschot.10 In 1517 en in 1519 neemt de schepenbank van Turnhout opnieuw' haar toevlucht tot het opleggen van soortgelijke straffen. En in 1519 wordt in Herentals Jan Vermolen, die zijn grootvader Geerden had dood- geslagen, lot ‘zes weehen’ vcroordeeld: 'Item dal hij zall gaen, oec ter laeffenissen dcr voers. zielen, eenen weeh ende bevaert tot onsser Liever Vrouwe tot 49
Aarschot. Noch eenen wech tot Sintc Peelers ende Pauwels tot Romen... Noch zall hij gaen eenen wech of bevaert ten heylighen bloede lot Wilsenaken. Ende noch zall hij gaen oft reijsen eenen wech tot Sint Jacob in Gallisicn’.11 Dergclijkc strafbedevaarten konden, bij misdrijf of overtreding, zovvel door een kerkelijke als door een wereldlijke jurisdietie worden opgelegd. De strafbede- vaart die van overheidswege vverd opgelegd en de zoenbedevaart die in een verdrag werd overeengeko- men, behoorden tot de niet vrijwillige bedevaarten. Tot de plaatsen waar strafbedevaarten in de eerste helft van de zestiende ecuw naar ‘Onset* Vrauwen te Aerschot by Luevene’ werden opgelegd behoorden Oudenaardc,12 Lier,y Herentals,11 Vilvoorde13 en Gent.1*1 Deze lijst van plaatsen, die Aarschot op hun lijst van strafbedevaarten had opgenomen, zal bij verder systematisch archiefonderzoek - ook in de noordelijke Nederlanden - /eker uitgebreid kunnen worden.15 Toch toont deze opsomming een zekere uitbreiding van de Aarschotse Mariaverering aan, maar alle tot dusverre bekende geschreven bronnen brengen ons steeds terug tot een zestiende-eeuwse chronologie met als vroegste vermclding cn datering 1511. Wanneer men rekening houdt met een zekere traagheid, die de reehtcrlijke wereld eigen is, dan mag men aannemen dat het begin van de bedevaarten naar Aarschot vroe- ///. 18. Bedevaartmeckiille, Aarschot, eiml 15de-begiu 16de eeuw, afgebeeld door Nahuys J882. ger Iigt, maar dat omstreeks 1511 deze bedevaarten voldoende gestructureerd waren om er zekcr van te zijn dat de aan de veroordeelden opgelegde verplich- lingen ook inderdaad onder het daarvoor vereiste toezichl konden worden vervuld. Afgezien van schriftelijke bronnen met betrekking tot de bedevaart naar Aarschot is in dc afgelopen jaren zovvel in Belgie als in Nederland een aantal pelgrims- insignes gevonden die en door de albeeldingcn daarop en door de lekst zonder enige twijfel aan Aarschot kunnen worden toegeschreven. Reeds in 1882 be- schreef Graaf Maurits van Nahuys een kleine bede- vaartmedaille, die op Aarschot betrekking heeft.I6Het betreft een insigne uitgevoerd in verguld koper, dat bestaat uil twee dunne plaatjes gevat in een ronde ring. Aan deze ring is een oogje bevestigd, dat het mogelijk maakt het insigne als hanger te dragen. Afgebeeld is een zittende Maria met ter linker zijde een zittend Christuskind. Onder de liguur van Maria staat een lelie afgebeeld en ter weerszijde staat in gotische minuskcls AERSCHOT (ill. 18). Wat vorm en uitvoe- ringstechniek betreft bestaat er grote overeenkomst met gelijkvormige insignes, die in de laatste jaren in het verdronken land van de Oosterschelde in Nederland gevonden werden.17 De op deze insignes voorkomende afbeeldingen zijn niet vergelijkbaar met het eerder genoeinde Aarschotse insigne. Zij hebben betrekking op andere vereringen. De vondstomstan- digheden maken echtcr duidelijk dat dit type insigne aan het eind van de vijftiende cn aan het begin van de zestiende eeuw ook elders in gebruik was. De plaatsen waar deze insignes gevonden werden waren tot om¬ streeks 1530 bewoond totdat zij als gevolg van overs- tromingen en walervloeden onbewoonbaar werden. Helaas zijn van het Aarschotse kleine insigne geen vondslomstandigheden bekend, die ons kunnen helpen bij de datcring daarvan. Palcografisch onderzoek maakt een dalering, niet voor het einde van de vijf¬ tiende eeuw en eerder in de zestiende eeuw, waar- schijnlijk. Tijdens een opgraving door Fr. Jurion uitgevoerd op de plaats waar het slot te Sint-Lambrechts-Woluwe nabij Brussel gelegen was, werd in 1984 een bijzon- dere vondst gedaan beslaande uit een metalen pel- grimsinsigne van Aarschot, van het type als alb. 412. Tijdens het wetenschappelijk onderzoek kon de chro¬ nologie van dit met een gracht omgeven slot nader worden vastgesteld.18 Op een vroegere bewoning uit de veertiende eeuw, gekenmerkt door lemen gebouwen op stenen funderin- gen, volgt met enige aanpassingen een uitgestrekt 50
rechthockig hoofdgebouw gemaakt van Ledese grie- zelzandxtecn, dat voor/ien is geweest van kruisramcn en irapgevel. Hel onderzoek levcrdc bclangrijke en gedelailleerde gegcvens op voor vvat betreft de strati- gralle van het vondslenmaleriaal. Het Aarschotsc insignc wcrd gevondcn in ccn gcul, die loodrccht op de zuidwcsiclijkc buitcnmuur van hei kasteel was gegraven. Die muur is homogeen van bouw en kan zowel door middel van bouwontleding als door hel onderzoek naar de bouwvolgorde van de murcn ten opzichle van de noordoostelijke pendant, wordcn gedatcerd in het begin van de zestiende eeuw. Het insignc wend ontdekt in de onderste slolgrachtla- gen didit bij de muur en wel op het laagste peil nogal nauw verbondcn met de muurfunderingen. Het chro- nologisch verband tusscn de muur en het insigne staat daarmede vast. Bovendien moct wordcn opgcmerkt dat le zamen met het insigne kenmerkende keramiek uit dezelfde periode aangetroffen werd. Ook vund men op deze plants verschillende pcnningen uit Neurenbcrg en andere door de hertogelijke Antwcrpse Munt gesla- gen naar aanleiding van het overlijden in 1500 van de kleine infant don Miguel. Deze gebeurtenis had tot gevolg, dal Philips de Schonc en zijn echlgenole erfgcnamen van de Spaanse kroon werden. De pen¬ ning met het Spaanse wapen draagt als opschrift: ‘Philippus Dei Gratia Archidux Austriae, Dux Brabantiae* en de legende: ‘de absentibus nil nisi bonum’, geeft 1500 aan als datering,19 hetgeen mag worden beschouwd als terminus a quo van het tijdstip waarop dil insigne verloren werd. Hel is dus alleszins rcdelijk om aan te nemen, dat dit Aarschotse insigne waarschijnlijk kort na 1500 en zeker voor 1530 is ontstaan. Verdcr onderzoek maakt het nu mogelijk deze hypothese verder uit te diepen. Hel vijfhoekig insigne20 vertoont aan de onderkant geschrevcn in gotische minuskels ‘Aerschot’ met daaronder ccn lelieblad, dat nog steeds het wapen van de stad is. In het midden tekent zich scherp af de afbeelding van een Madonna met het kindeke Jezus aan de borst. Aan weerskanten van hel hoofd van Maria merkt men twee wapenschilden op, die ogen- schijnlijk op elkaar gelijken, maar vvaarvan de ver- schillen voor onze studie en voor de exacte datering van groLe bclekenis blijken te zijn. Het linkse, mecst eenvoudige wapenschild is gevieren- decld; dat wil zeggen 1 en 4 in zilver drie dwarsbalken van keel, bekend als het wapen van het gcslacht van Cray en 2 en 3 in zilver drie disselbijlen (doloires) van keel, de twee bovenste afgewend, bekend als het wapen van het geslaclit Rcnty. Dit wapenschild loont hel wapen van de belangrijke familie van Cray, die vanaf 1432 in Aarschol gevestigd was door hel huwe- lijk van Margarelha van Lolharingcn, erfgename van de heerlijkheid Aarschol, met Antoine van Cray.21 1 let rechtse, mccr gecompliceerde wapenschild ver¬ toont hetzelfde wapen. maar met over alles heen een middenschild waarin een naar links kijkendc Iccuw staat. Bovendien bevinden zich om dit wapenschild heen de versierselen van de Ordc van het Gulden Vlies. Door hel ontbreken van hel blazoenwapen van Margaret ha van Lolharingen als eigenares van de heerlijkheid Aarschot is het mogelijk het tijdstip van het vervaardigen van het insigne te bcpalcn tot op het moment waarop de familie van Cray, door vererving van hun moeder Margarelha, cigcnaren zijn gevvorden van het land van Aarschot. Daarbij komt dat de sa- menhang van twee verschillende wapenschilden, die ieder verband houden met hel geslacht van Cray, geen verband kunnen houden met aanverwantschap, omdat dit in eenzclfde familie door huwelijksbeletsels verbo- den was. Daarentegen schijnen die twee wapenschil¬ den wel te belekenen dat men de nadruk heeft willen leggen op het beslaan van twee van Croy generatics, die in verbinding staan met de pelgrimstochten naar Aarschot. Het gaat er nu om een van Croy te vinden in het bezit van Aarschot (de familie van Croy is op dat ogenblik al in verschillende takken verspreid), die bovendien ridder in de Ordc van het Gulden Vlies is - een waar- digheid waarmee menig lid van de Croy-familie ver- ccrd werd - en die bovendien het familiewapen belast met een leeuw in hel middenschild voert. De samen- hang van deze drie voorwaarden, vvaarvan geen enkcle afzonderlijk volstaat om een lid van de familie uit te zonderen, moet hel mogelijk maken dat lid van de familie van Croy tc idenlificcren die het insignc Iict vervaardigen. Nu doet zich de moeilijkheid voor dat geen enkel lid van de familie van Croy zijn wapenschild belast met een cnkele leeuw midden in hel hail. Alle leden van de van Cray’s, die het hart van hun wapenschild belas- ten, doen dit door middel van een geviercndeeld mid¬ denschild, al dan niet vveer gedeeld waarin onder meer ook leeuwen afgebeeld staan. Men kan begrijpen dat de afmetingen van het wapen¬ schild op het bedevaartinsigne van 8 bij 16 mm het duidclijk weergeven van ccn ingewikkeld wapen zoals een gevierendeeld middenschild niet goed mogelijk maken. Ook dient erop te worden gewezen dat het 51
gieten van dergelijke uit een lood-tin alliage bestaande insignes in hardstenen gietmallen gocdkoop mocst blijven, zodat de toegepaste techniek een zorgvuldige gcdetailleerde uilvoering niei goed mogelijk maakte. Als bevvijs van deze stelling moge dienen de verwij- zing naar hei zegel van Willem van Croy uit I490.22 Dit zegel van zulk een belangrijke figiiur, die gcbruik kon maken van gespecialiseerde vaklieden om een fijn gegraveerde afbeelding in hard metaal te vervaardi- gen, mag docn verwachten dat de details exact wordcn wcergegeven. Desondanks vertoont het zegel een vervvaarloosd middenschild. zodat de onjuiste wapen- voorstelling voort moet vloeien uit een begrijpelijk vereenvoudingsproces. De vraag doel zich voor aan vvelk lid van de familie van Croy het wapenschild met daarin die zo bcvoor- rechtc leeuw toebehoort. Het zegel in het Algemcen Rijksarchief in Brussel behoort toe aan een bij uitstek beroemd persoon, namelijk Willem van Croy- Chievres, gouverneur van Karel V en bovendien bczit- ter van het land van Aarschot zoals door een akte van verdeling van 1494 wordt geattesteerd.23 Willem van Croy-Chievres Iiet verschillende belang¬ rijke gebrandschilderde kerkramen uitvoeren met daarop afgebeeld het van Croy vvapen met een leeuw in het vierendeel. Die leeuw is niet altijd identiek zoals R. Van Uytven aantoonde bij de beschrijving van Willem van Cray’s kerkraam, dat zich vroegcr in Aarschot bevond en thans in het bezit is van het Victoria and Albert Museum in London.24 Fouten gemaakt bij afbeeldingen van wapenschilden op ge¬ brandschilderde ramen waren niet zeldzaam. Zo is in het koor van de Sint-Waltrudis-Collegiale in Bergen de leeuw van sabel gei'dentificeerd met 4e comte de Flandre’.25 Niets in de van Cray’s genealogie recht- vaardigt zulk een kwartier. tenzij het een verkeerde restauratie van de in zijn tijd zo bekende glasschildcr en restaurateur Capronnier betreft. Integendeel geeft het Wapenboek van de Orde van het Gulden Vlies de wapens en de kwartieren op de juiste wijze weer. De leeuw is van keel, gewapend en getongd van azuur, hetgeen het vvapen van Luxemburg is. Dit verwijst duidelijk naar het huwelijk van Philips I van Croy met Jacqueline van Luxemburg, dochter van de beroemde maar ongelukkige Lodewijk van Luxemburg, graaf van Saint-Pol en connetable van Frankrijk.26 Zo is het ons mogelijk om de van Croy, wiens vvapen op het Aarschotse bedevaartsinsigne voorkomt, te identife- ren. Het betreft hier Willem van Croy-Chievres (1458- 1521), gouverneur van Karel V, de almachtige kapi- tein-generaal der Nedcrlanden.27 Willem van Croy-Chievres kwam in 1494 in het bezit van Aarschot. Het insigne kan dus wordcn gedateerd tussen 1494 en 1521. Die jaartallen vormen nog ruime tijdsgrenzen. Dank zij de studie van R. van Uytven is bekend dat Willem van Croy-Chievres en zijn echtge- note, Maria van Hamal, in 1503 gebrandschilderde kerkramen aan de Onze-Lieve-Vrouvvckerk van Aarschot schonken. I let wekt de indruk dat Willem van Croy zeer bezield was door de Maria-devotie, daar men gebrandschilderde ramen lot haar eer aantreft met daarbij ook afgebeeld de biddende sehcnkers in de kerk van \s Herenelderen en in Bergen waar dit echt- paar in 1516 een Maria Hcmelvaarlraam aan de Sinl- Waltrudis-Collegiale aanbood.28 Daarbij is de naam van Willem van Croy-Chievres ook verbonden aan de bedevaart naar Onze Licve Vrouwe ten Braambos gelegen in zijn heerlijkheid Chicvres. Het ware toe te juichen wanneereen nadere studie zou plaatsvinden met betrekking tot dit pelgrimsoord. Door het met elkaar in verband brengen van gebrand¬ schilderde glasramen ter ere van de Maagd Maria en de insignes met betrekking tot de bcdevaarttochten naar AarschoL kunnen we meer inzicht krijgcn in de belangslelling, die Willem van Croy-Chievres had voor de Maria-verering in Aarschot. Men hoeft er niet aan te twijfelen dat de machtige gouverneur van Karel V al zijn invlocd zal hebben aangewend om de pel- grimstochten naar Aarschot te stimuleren. Dit brengt ons ertoe het ontstaan van het insigne te datcrcn rond het jaar 1503. Hoe groot ook de steun was van Willem van Croy- Chievres, toch was hij niet de initiatiefnemer of be- werker daarvan. Dat blijkt uit het feit dat hij in dit geval niet tweemaal zijn eigen vvapen met de keten van dc Orde van het Gulden Vlies Iiet afbeelden of, zoals op alle gebrandschilderde kerkramen voorkomt, het wapen van zijn vrouw daarbij Iiet aanbrengen. Naar onze mening verwijsl het linkse wapenschild van het insigne, waarop het eenvoudige van Croy-wapen voorkomt, naar een ander lid van deze familie. Dit kan naar onze mening alien maar betrekking hebben op de persoon van Philips van Croy, de vader van Willem van Croy-Chievres. Dat deze Philips van Croy de initiatiefnemer is gc- weest moge uit het navolgende blijken. Het is moge¬ lijk een aantal werkhypothesen met betrekking tot de pelgrimstochten naar Aarschot te noemen. Het verkrij- gen van het recht van dc allcenheerlijkheid van de van Cray’s in Aarschot in 1461 na de dood van Margaretha van Lotharingen viel samcn met twee
belangrijke gebeurtenissen. Philips van Croy ver- leende Aarschot een marktkeur, dal tol docl had hcl verkeer lussen dczc plaats cn hct achterland le doen toenemcn, lerwijl binncn Aarschoi zelf een hele reeks ambachtsbcdrijven tol onlwikkeling zouden kunncn komen.29 Hct is hier niei de juisie plaats nadcr in te gaan op de geschicdenis van Aarschoi, maar wij be- perken ons door crop te wijzen dat dczc wijze van handelen getuigt van een liberaal economisch-politiek beleid. Het vvekt de indruk dat Philips I van Croy getracht heeft de inkomsten van zijn heerlijkheid te vermeerderen. Terzelfdertijd maakte hij van de pa- rochiekerk een collegiale, die hij begiftigde.30 Deze laatste stichting ligt in de lijn van een lange heerlijke traditic. Uit ovcrwegingen van maatschappelijk bclang en eigen prestige stelden Landsheren van oudsher kapitlels in. Aarschot is daarvan zcker een Iaat voor- beeld. Is het dan zo vreemd om te veronderstellen dat Philips van Croy zijn economisch beleid en zijn religi- cuze betrokkenheid heeft vvillen vcrsterken door mid- del van een religieus-economisch gegeven, te weten het instellen en dc ontwikkeling van een bedevaarl, die naar men hoopte zoveel pelgrims naar Aarschot zou trekken dat ook de plaatselijke economische bedrijvig- heid daardoorzou worden geslimuleerd? Wij stellen als werkhypolhese dat Philips van Croy zijn heerlijk¬ heid Aarschoi heeft vvillen ontwikkelen door samen- hangende maatschappelijke, economische en religi- euze maatregelen, gaande van marktkeuren tot het stichten van een kanunnikenkapittcl, naar het instellen van de Onze-Lieve-Vrouvvebedevaart. De wisselvalligheden door Aarschoi beleefd in de opstand van 1489 Helen de ontwikkeling van die nieuwe instellingen nicl toe voor het einde van de vijftiende eeuw en voor de komst van Willem van Croy-Chievres aan hct hoofd van de heerlijkheid. Willem’s grote Maria-devotie moest de bloei van dc Aarschotse pelgrimslochten stimulcrcn. Dat dit resul- taat opleverde blijkt uit het feit dat o.m. in de rekenin- gen van de stad Brugge meldingen worden gedaan over boetebedevaarlen naar Aarschot in hct midden van de zesliende eeuw, met name in 1545, in 1549 in 1554,3,"32 lerwijl de oHicialiteit van het Bisdoni Gent in 1571 nog een boetebedevaart naar Aarschot voor- schreef naar aanleiding van een gepleegde overtre- ding.33 Die opkomst in de Brugse bronnen is wel typerend voor het ontwikkclingsproces van een pel- orimstocht, die moot zijn begonnen in de tweede helft van de vijftiende eeuw, maar die zijn bloei pas be- reiktc onder Willem van Croy-Chievres in het begin van de zestiende eeuw. Het is hier de juiste plaats om nader in te gaan op de vondsten van Aarschotse pelgrimsinsignes, die in de afgclopen jaren zijn gedaan op plaatsen in het Verdronken Land van Zuid-Beveland in de Ooslerschelde. Vcrschillendc archieven bewaren topo- grafischc kaarten, die een beeld geven van de grote vervvoestingen die de Sint-Felixvlocd op 5 november 1530 veroorzaakte in het gebied van Zuid-Beveland gclcgen ten westen van Bergen op Zoom. Omstreeks 1546 vervaardigde Jacob van Deventer kaarten waarop — nauvvelijks 16 jaren na de ramp — dorpen die ver- woesl werden slechts door enkele lijntjcs of ovale symbolen worden aangegeven. De ligging van Reimerswaal en van de kerk van Krabbendijke is nog door middel van cen tokening aangegeven, maar dor- pen zoals Tolscndc en Nieuwlande moeten, zo korl na de ramp, al grotendeels verdwenen zijn. Na de kaarl van Zeeland van 1546 door Jacob \an Deventer zijn verschillende andcrc kaarten uitgegeven, die betrek- king hebben op oostelijk Zuid-Beveland. Het blijkt dan dat aan de juiste plaats waar de vroegere dorpen gelegen waren steeds minder aandacht gegeven wordt, zodat de betrouwbaarheid steeds verder afneemt.34 Deze Sint-Felix vloed trof bijna alle polders gelegen tussen Bergen op Zoom en Antwerpen, lerwijl ook verschillende Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden getroffen werden. Pogingen om door herslel van de dijken deze ondergelopcn polders vveer terug te win- nen hadden in vele gevallen een gunstig resultaat. Maar voor wat betreft het Verdronken Land van Zuid- Beveland leverden dczc pogingen, mede als gevolg van een aantal elkaar snel opvolgende watervloeden zoals in 1532, in 1551 en de Pontiaansvloed op 13 januari 1552, geen succes op. Een groot gebied waar vroeger welvarende steden en dorpen gelegen waren ging voor altijd door deze overstromingen verloren. Voor wat betreft een belangrijke stad als Reimerswaal. die voor Zuid-Beveland een centrale funetie vervulde, heeft het proces van afkalving tot lolale vernieliging cnige tientallen jaren geduurd. Het is bekend dat bescherming door dijken, wallen en stadsmuren tot gevolg had dat Reimerswaal nog lot omstreeks 1560 een kwijnend bestaan heeft gehad. maar spoedig nadien hebben, mede onder invloed van nieuwe overs¬ tromingen, verwoestingen door brand, oorlogsgeweld en het verloren gegane achterland, ook de meeste bewoners deze stad vcrlaten.35 Voor zover de dorpen in het overstroomde gebied niet beschermd waren door dijken, wallen of muren kan worden aangenomen dat de verwocstcndc werking van het water veel sncller is gegaan, zodat de bewoners 53
wel gedwongen zullen nioeten zijn spoedig na 1530 hun haardsteden te verlatcn. Aangenomen mag dus worden dat gevonden gebruiks- voorwcipen voor hct overgrote deel van voor 1531 dateren. Afgezien van voorwcrpen gemaakt van aarde- vvcrk. steengocd, lioul, leer en been zijn ook verschil- lende kleine nietalen gebruiksvoorwerpen gevonden zeals gespen, mantelhaken, knoopjes, vingerhoeden, lakenloodjes en ook profane en religieuze insignes. De afsluiting door modder, water en aarde hccil tot ge- volg gehad dat deze voorwerpen, die op zich/elf fragiel en kvvetsbaar zijn, opvallend goed bewaard bleven. Helaas zijn de vondsten mccstal niet gedaan tijdens onderzoek door wetenschappelijk geschoolde archeologen, zodat datering aan de hand van bijvond- sten ofgebaseerd op stratigrafisch bepaalde lagen slechts in enkele gevallen mogelijk was. Een tentoonstelling in het Gemeentemuseum van Bergen op Zoom ter gelegenheid van het feit dat 700 jaar geleden de Heerlijkheid van Slad en Land van Bergen op Zoom, het latere Markiezaat, tot stand kwam en de ter gelegenheid daarvan verschenen uil- voerige catalogus geven een interessant beeld van het overspoelde Oosterschcldebekken en van de daar in de afgelopen jaren tevoorschijn gekomen vondsten.36 Het zijn deze voorwerpen, die ons terugbrengen naar Aarschol, want onder het vondstenmateriaal bevindt zich een aantal insignes rechtstreeks verband houdend met tochten naar verschillende bedevaartplaatsen. Maar beperken wij ons hier uitsluitend tot de insignes, die herkenbaar zijn als belrekking hebbende op Aarschot als bedevaartplaats. Het voorbehoud van herkenbaar zijn moet wel worden gemaakt, omdat het altijd mogelijk is dat ook insignes in omloop zijn geweest zonder de naamsaanduiding van ‘Aerschot’ of de beide wapensehilden van de van Cray’s. Met be- trekking tot andere bedevaartplaatsen is bekend dal insignes van verschillen type en uitvoering in omloop zijn geweest. Terwijl, zoals uit het vorengestelde reeds bleek, tot dusverre in Belgie slechts een aan Aarschot toe te vvijzen pelgrimsinsigne gevonden werd, is het opval¬ lend dat in de afgelopen vijftien jaren in het Verdronken Land van de Oosterschelde niet minder dan zeven exemplaren, gaaf of fragmentarisch, van deze Aarschotse insignes werden ontdekt. Opvallend is echter ook dat bij opgravingen in Amsterdam of Dordrecht, waarde laatste jaren toch verschillende insignes gevonden werden, tot dusverre geen Aarschotse insignes zijn ontdekt, terwijl wel bewijzcn van bedevaarttochten naar Rome, Wilsnack, Maastricht en andere plaalsen aangetroffen zijn. Uiteraard is het steeds mogelijk dal dit een toeval is, maar evenzeer zou men daaruil kunnen afleiden dal bedevaarttochten naar Aarschot loch lot een meer regionaal gebied beperkl bleven, dan wel dat in de eersle helft van de zestiende eeuw weinig pelgrims- lochten naar Aarschot vanuit deze boven de grote rivieren gelegen plaatsen werden gemaakt. Zo is het ook opvallend, dat in de studie van Dr Jan van Herwaarden over de praklijk van het oplcggen van bedevaarten - met name in de stedelijke rechtspraak - in de Nederlanden gedurende de late middeleeuwen Aarschot alleen maargenoemd wordt met belrekking tot Brugge, Nijvel, Kortrijk, Lier en Luik.37 Aarschot als bedevaartsoord kornt niet voor in de vele aange- haalde gegevens met belrekking tot correeties en zoenen in de genoemde plaatsen gelegen in Nederland. Misschien dat het stadsarchief van Reimerswaal, dat in 1635 op last van de Staten naar de Zeeuwse Rekenkamer in Middelburg was overge- bracht, ons nog enig inzicht had kunnen geven, maar dit archief ging te zamen met een groot deel van het Rijksarchief in Zeeland op 17 mei 1940 door oorlogs- verwoesting verloren. Wij kunnen dus geen geschreven bronnen aanhalen, die inzicht geven in de relatie van Aarschot als bede¬ vaartplaatsen met plaatsen zoals Reimerswaal en Nieuwlande, waar de laatste jaren door de vondst van de Aarschotse insignes kon worden vastgesteld dat er wel degelijk sprake is geweest van een veelvuldig contact. Want wellicht ten overvloede dient er op te worden gewezen dat het aantreffen van zeven insignes duidt op een veel grotere frequentie van pelgrimsloch- ten dan uit dit kleine aantal zelf zou kunnen worden opgemaakt. Wij hebben ons hier dus te beperken tot een nadere beschrijving van de in het Verdronken Land van de Oosterschelde gevonden insignes. Gevonden werden een gaaf insigne in 1972 op de plaats waar vroeger Reimerswaal gelegen heeft en zes exemplaren tussen 1982 en heden (1987) op de plaats waar voorheen Nieuwlande gelegen was. Hoewel in een aantal andere verdronken dorpen zoals Tolsende, Rilland-Bath en Schoudee ook insignes gevonden zijn, werden daar voor zover bekend tot dusverre geen insignes met relatie lot Aarschot gevonden. Van deze zes insignes zijn twee exemplaren praklisch gaaf bewaard gebleven (afb. 411, 412), twee exemplaren zijn niet geheel compleel, terwijl van de twee andere insignes slechts fragmenten gevonden werden, een Mariafiguur met een gedeelte van de ‘Aarschotse'- tekstband, de andere beperkt zich tot het linker wapen- 54
gedeelte (afb. 414). Hct is intcrcssant om de acht insignes, dus nu inclusief het in Belgie gevonden exemplaar, met clkaar te vergelijk.cn. Dan valt op, dat er van twee duidelijk verscliillende uitvoeringen sprake is en dat er van het type dat in Belgie gevonden werd /even voorbecldcn zijn, tervvijl in Nieuwlande ecn insigne gevonden is dal qua vormgeving afwijkl (afb. 413). Waar vaslstaat dat dcze insignes in stenen vormen gegoten werden, is het interessanl om na te gaan of de uitvoering van dezc zeven gelijkvormige insignes zodanig overeenstemt dat mag worden aangenomen dat al deze insignes in een en dezelfde vorm gegoten werden. Daarbij moet er rekening mee worden gehou- den dat door aantasting van de kwestbare lood-tin- alliage in de bodem, maar wellicht ook door het ge- bruik tijdens de terugreis van Aarschot naar de plaats van bestemming en mogelijk ook als gevolg van slij- tage aan de mallen, die optreedt bij een veelvuldig herhaald gietproces, dikwijls niet met zekerheid is vast te stellen of insignes van eenzelfde type ook in de- zelfde vorm gegoten zijn. Hicr kan worden vastgesteld dat er op het oog bij deze zeven insignes - ook bij kritische vergelijking - geen verschillen aanvvijsbaar zijn, zodat dit crop zou kunnen duiden dal deze insig¬ nes in dezelfde vorm gegoten zouden kunnen zijn. Met als uitgangspunt de drie gave insignes, die in Reimerswaal en Nieuwlande gevonden zijn, komt men lot de volgende beschrijving. Binnen een verticaal rechthockige omlijsting met aan de bovenzijde een dakvormige afsluiting, waarin een opengewerkte klaverbladvormige driepas waarvan de top met een kruis afgeslotcn wordt, zit frontaal en symmetrisch Maria, met aan vveerszijden lang afhan- gend golvend haar, op haar zetel. Zij draagt een hoog- gesloten aan beide zijden afhangende geplooide schoudermantel met op haar hoofd een kroon met daarachter een waaiervormige stralennimbus. Zij houdt met haar linkerarm het zittende Christuskind op haar schoot. De verticale dubbele spijlen, aan weers- zijden opengewerkt aangebracht, vormen de zijkanlen van haar zetel. Links en rechts van het hoofd van Maria zijn twee wapenschilden aangebracht, die elk in vier kwarliercn zijn gedeeld. Het linkse, nicest eenvoudige wapen- schild is gevierendeeld met 1 en 4 in zilver drie dwars- balken van keel (geslacht van Croy) en 2 en 3 in zilver drie disselbijlen (doloires) van keel; de twee bovenstc afgewend (geslacht Renty). De onder/ijde van het wapenschild is afgerond glad afgewerkt. Het rechtse, meer gecompliceerde wapenschild is cveneens gevie¬ rendeeld met I en 4 in zilver drie dwarsbalken van keel en 2 en 3 in zilver drie disselbijlen (doloires) van keel, de twee bovenstc afgewend. Over alles heen een middenschild, waarin een naar links kijkende klau- wende leeuw slaat. Aan de onderzijde van dit wapen¬ schild bevindt zich als versiersel de keten van de Ordc van het Gulden Vlies. In een band aan de onderzijde van het insigne staat, beginnend met een kruis, in gotische minuskels ge- schrcvcn AERSCHOT, welke teksl wordt afgesloten met een guiiiande. In hct midden onder de tekstband staat in een klcin wapenschild een lelie, die ook voor- komt in het wapen van de stad Aarschot als symbool van de zuiverheid van Maria. In de met een pijlspitsmotief versierde hoeken van de geveltop bevinden zich twee oogjes, die werden ge- bruikt om het insigne op hoed of mantel te bevestigen. Aan de boven-, de zij- en de onderkanten bevinden zich telkens twee kleine omgebogen bevesligingslip- pen, die gebruikt werden om aan de achterzijde een al dan niet gekleurde papieren achtergrond te bevestigen. De maten van do meest gave insignes zijn als volgt: insigne:38 hoogte midden over geveltop 81 mm hoogte linker zijkant 58 mm hoogte rechter zijkant 58 mm breedle onderzijde 45 mm insigne: 3‘) 78 mm 59 mm 58 mm 42 mm insigne: 10 76 mm 58 mm 57 mm 43 mm Het in de vormgeving afwijkende - ook in Nieuwlande gevonden - Aarschotse insigne is helaas niet gaaf bewaard gebleven; er onlbreekl de rechter zijkant en het rechtse wapenschild (afb. 413). Maar wedcrom is er sprake van een verticaal rechthoekige omlijsting met aan de bovenzijde een dakvormige afsluiting waarin een opengewerkte klaverbladvormige driepas. afgesloten door een kielboog met hogels. De topver- siering is verloren gegaan, zodat niet vastgesteld kan worden of dit ook hier een kruisvorm heeft gehad. Maria zit half frontaal en minder hieratisch afgebeeld op haar zetel. Van haar schoudermantel is een slip van de linkerzijde over haar rechterknie afvallende omge- slagcn. Een horizontale band geefl dc scheiding tussen boven- en onderlijf aan. Op haar hoofd draagt Maria een veel minder expressief gevormde kroon met daar- achtcr een rondc nimbus. Dc haartooi is kort. Maria draagt het Christuskind, met om het hoofd een slralen- nimbus, op haar linkerschoot. De verticale dubbele spijlen van haar zetel zijn - nu 55
cchtcr gcsloten opgenomen in dc massa van het in¬ signe - aan weerszijden vervverkt. Links van het hoofd van Maria is vvederom een in uitvoering iets spitser vvapenschild afgebeeld, ook ditmaal gevierendceld met 1 en 4 in zilver dric dwars- balken van keel (geslacht van Croy) en 2 en 3 in zilver dric disselbijlen (doloires) van keel; dc twee bovenste afgewend (geslacht Renty). De onderzijde van het wapenschild is niet glad rond afgewerkt, omdat de nog afwezige resten van de hier incomplete spijlen van de zetel aan dit vvapenschild verbonden zijn gewcest. Het rechtse wapenschild is vcrloren gegaan, zodat onzeker blijft of ook hier het wapenschild vergelijk- baar is met het eerder beschreven rechtse wapenschild bij het andere type insigne. Ook is niet vast te stellen of de versiersclen behorende bij dc Orde van het Gulden Vlies ook hier oorspronkelijk aangebracht waren. In de tekstband aan de onderzijde van het insigne staat in een onduidelijker lcesbaar lcttertype, met nu geen kruis als beginteken, alleen AERSC... te lezen. Ook is er geen herkenbare aanwijzing dat aan de onderzijde van het insigne het kleine wapenschild met lelieband bevestigd is gevveest. De gehele vorm- geving, de houding en de kleding die Maria draagt, passen veel ccrder in het begin van de zesliende eeuw dan de insignes van het eerder beschreven type, dat een vvelhaast laatmiddeleeuwse indruk maakt. Alleen de vondst van een compleet insigne van dit andere type zal antwoord kunnen geven op mogelijke andere verschillen. De afmetingen van dit laatste insigne41 (afb. 413) zijn: hoogte, gemeten over hoogste punt geveltop (niet complect) 74 mm hoogte, gemeten over linkerzijkant 66 mm breedte, gemeten aan onderkant (niet compleet) 42 mm noten 1. Divaeus 1584, p. VII. 2. Wichmans 1632, p. 498-499. 3. Grammaye 1610. 4. Covclicrs 1912. 5. van Brabant 1938, p. 345-358. 6. van Haesendonck, 1982, p. 113-128. In dc laatste jaren zijn. behalvc in Nederland, ook in vele andere landen pelgrimstekens gevonden, die ons inzicht in dit zo belangrijke fenomeen hebben ver- grool. Helaas is tot dusverre nog geen allesomvaltende beschrijving van dcrgclijke insignes lot stand geko- men en hebben wetenschappers zich beperkt tot be¬ schrijving van incidentele vondsten of van insignes, die verband houden met een speeifieke pclgrimsplaats of heilige. Hoezeer ook het fenomeen pelgrimsreizen tegenwoordig in dc bclangstelling staat, toeh moet het als een groot gemis worden gezien dal nog geen alles¬ omvaltende studie heefl plaatsgevonden. Want zoals bestudering van het Aarschotse insigne doet blijken, komen - afgezien van rcligieuze aspecten - ook ge- hcel andere facetten naar voren, die verband houden met de persoonlijke belangstelling van de leden van een bepaalde familie om, afgezien van religieuzc, ook andere, in dit geval economische belangen te dienen. Terwijl bij de groei van dc bclekenis van een pel- grimsplaats ook de kerkelijke en wereldlijke rechter- lijke machl gaarne profiteren van geboden mogelijk- heden, die hetzij vervulling van een pelgrimstocht- met als consequentie die lijdelijke verbanning van een veroordeelde — dan wel de afkoop voor geld ot anders- zins, boden. Tot dusverre zijn er, voor zover wij we- ten, geen andere pelgrimsinsignes bekend, die zoals bij Aarschot het geval is, in zo sterk mate leden van een bepaalde familie, in dit geval van Croy, in een precies te daleren periode, aan de ontvvikkeling, groei en bloei van een bepaald pelgrimsoord verbinden. (Het Oude Land van Aarschot 22, 1987, p. 115-136) 7. Bouwen door de eeuwen hcen. Inventaris van het Cuhuurbezit in Vlaanderen. Deel 1, Provincic Brabant - Airondissement Leuven, p. 14-15. 8. Pallemarts 1934-1936; Hasquin 1981, p. 2683 (R. van Uytven, Scherpenheuvcl). 9. van Cauwenbergh 1922, p. 138. 10. Peelers 1956, p. 61, 84, bijlage VI nr. 12. 11. Goetschalck 1891, p. 273-274. 56
12. van Lerberghe & Rousse 1845, p. 132. 13. Nauwelaers 1937. p. 63. 14. tie Brouwer 1971-1972, p. 228. 15. Gerits 1983, p. 165-167. 16. Nahuys 1882, p. 286-289, pi. X1I1-2. 17. Colleclic H.J.E. van Bcuningcn, nr. 0177. 18. Jurion 1984 Woluwe-Saint-Lambert; Jurion 1984 Annales, p. 115-116. 19. Met oprechte dank aan Gaston Preud’homme. Rijksarchivaris te Doornik, voor de gcgcvcn inlichlingen uil eigen vverk geput. Aan deze penning zal een aparte sludie worden gcxvijd. Over dc Spaansc troonopvolging: Mencndez Pidal 1969. p. 474-507. 20. de Waha 1984, p. 447-457. 21. Guillaume p. 524-525; Wijmans 1977, p. 6, 8; Bom 1981, p. 42; Marlin 1980, p. 16-20. 22. Brussel, Algemeen Rijksaichief, Zegclverzameling, N. T3653. 23. Dansaert z.j. p. 25-26; Guillaume 1873, p. 528-533; Gachard 1846, p. 127, 199 nr. 54. 24. Londen, Victoria and Albert Museum, inv. 2210/1855. van Uytven 1973, p. 66-87. 25. Helbig 1949, p. 173 nr. 1590. 26. Brussel, Algemeen Rijksaichief: Wapenboek van hct Gulden Vlies: met oprechte dank aan de beer archivaris R. Laurent; Guillaume 1873, p. 528; Wijmans 1977, aft. VI; Martin 1980, p. 21-25. 27. Dansaert z.j.; Guillaume 1873, p. 528-533. 28. van Uytven 1973; Helbig 1949, p. 173 nr. 1590: Deviller 1857, p. 35; Helbig & Vandcnbemden 1974, p. 261-270. 29. Hasquin 1981, p. 1745-1747 (R. van Uytven, Aarschot); Aarschot 1962, p. 8-19. 30. Aarschot 1962, p. 50-65. 31. Aarschot 1962, p. 10-11: Doutrepont <& Jodoigne 1935, p. 128-129; Cuvelicr 1912, p. 432. 32. Viaene 1982, p. 42. 33. de Brouwer 1971-1972, p. 228. 34. Gcbaseerd op een (verlorcn) kaart door Jacob van Deventer, ca. 1546: kaart van Zeeland, uitgegcvcn door Willem Sylvius, 1560. Blad 18 van de heruitgave door Nijhoff, 1941. Rijksarchicf in Zeeland, Middelburg, Zelandia Comitatus Novissima Tabula. Blad 6 van de kaart van Zeeland in 9 bladen. Uilgegeven door Nic. Visscher naar lekeningen van Zacharias Roman, 1654/1655. Gemeente-archief Bergen op Zoom. Kaerle van Zuydtbevelandt beooslen de Yersek-Ec, door G. Hollestelle, uitgegeven door J.M.C. Pot, Tholen 1897. Rijksarchicf in Zeeland, Middelburg, verz. Zelandia Illustrata I 436. 35. van Boxhorn 1644, p. 414-420. 36. Bergen op Zoom 1987. 37. van Hervvaardcn 1978. 38. Bodemvondst Rcimerswaal 1972, particuliere collectie Bergen oj^ Zoom. 39. Colleclic H.J.E. van Beuningen, nr. 0004 (=afb. 411). 40. Collectie H.J.E. van Beuningen, nr. 0959. 41. Collectie H.J.E. van Beuningen, nr. 0732 (= aft. 413).
INSIGNES VAN ONZE LIEVE VROUW EN JOHANNES DE EVANGELIST UIT ’S-HERTOGENBOSCH Ben grote groep pelgrimstekens vvordl gevormd door dc insignes uit 's-Herlogenbosch. Deze insignes tonen als belangrijkste figuur Maria mei Kind, vergezeld door Johannes de Evangelist. De Bossche kapittelkerk, waareen miraculeus Mariabeeld werd verecrd, was aan de Evangelist gevvijd. In ‘Heiligen uit de modder 1987, werd voor hct cerst de idcntificatie van de Bossche insignes aan de hand van een drielal exein- plaren gcpubliceerd. Onlangs verscheen het hierna herdrukte artikel, waarin het betoog over de Bossche Maria-insigncs tot in detail wordt uitgewerkt. lnmiddels zijn daar alweer aanvullingen op te geven; enkele nieuw ontdekte exeniplaren bevestigen we- derom de populariteit van de Bossche ‘Zoete Lieve Vrouw’ en, belangrijker, er blijken nog meer varianten te zijn dan tot afgelopen voorjaar bekend was: hct uit Nieuvvlande afkomstige insigne-fragmenl dat als alb. 536 nog is geordend onder de niet te lokaliseren Maria-insignes, moct aan de reeks Bossche pelgrims¬ tekens vvorden toegevoegd. Onder ecn Sint-Jan met drie torens Pelgrimstekens uit ’s-Hertogenbosch A.M. Koldeweij Op 8 april 1441 werd in de Sint-Janskerk te V Hertogenbosch een bedevaartscertificaat uitgeschre- ven en gezegeld door de kanunnik Willem Voet. De priester Willem Voet lag begraven in de Sint-Jan voor dc kapel van de Lieve-Vrouwe-Broederschap en zijn overlijden werd jaarlijks herdacht door het kapittcl op 31 januari, dc vijfde avond na het feest van Antonius.1 Het bedevaartscertificaat was bestemd voor ene Van Morselen uit de stad Lier, die door de wereldlijke overheid aldaar was veroordccld tot een stralbedevaarl naar Onze Lieve Vrouw van ’s-Hertogenbosch. Van Morselen toog naar huis, ongetwijfeld gelouterd door zijn pelgrimage en het te Lier door hem ingeleverde certificaat werd opgenomen in het Corrcclie Boeck van der stadt Lyere.2 Het gerccht van Lier sprak vaker de veroordeling uit tot ecn boetevaart naar Onze Lieve Vrouw van *s- Hertogenbosch en dat steeds voor betrekkelijk Jichte overlredingen. Zo werden er enkele jaren cerder korl na elkaar twee maal drie volders onder meer wegens werkweigering veroordeeld tot een gcklboete en *(■••) so selen dese III persone elc I pelgrimagic doen te weten (...) te S. Servaes te Maestricht ende (...) tons vrouwen ten bossche ende (...) te S. Mertens tot Utrecht (...)\3 De pelgrimage vanuit Lier naar Sint Servatius te Maastricht. Sint Murtinus in Utrecht en Onze Lieve Vrouw van ’s-Hertogenbosch werd kenne- lijk, ondanks het verschil in afstand. als een vergelijk- baar zware straf bcschouwd of althans als even heil- zaam. Certificaten van de volbrachte boetevaarten van het zestal volders zijn niet in het Lierse Correctie Boeck opgenomen, maar we mogen aannemen dat ook deze veroordeelden bij hun tcrugkomst dergelijke bewijsstukken uit de drie bedevaartsoorden hebben overlegd. In het handschrifl Mirakelen van Onse Lieve Vrouvve tot shertoghenbosch, waarin de wonderen uit de jaren 1381-1603 zijn genotuleerd, is slechts twee maal sprake van een in de Sint-Jan afgegeven akte waarin werd vastgclcgd dat ecn bedevaart werkelijk was volbracht.4 De eerste dateerde van 8 november 1382 en werd opgemaakt door Arnt vanden I lout, kapclaan en kanunnik.5 Het certificaat werd overhandigd aan een schipper uit het Oostzeegebied die uit de vieren- twintigkoppige bemanning van een miraculeus gcred schip was geloot om de Bossche Maria te gaan dan- ken: ‘(—) ende heeft brief ontfacn f= ontvangenj, van der cappellaen voers., dat hi sijn bedevaeit en oiierande gedaen heeft voer alle sijn gesellcn ende hi was ten Bosche op denselven dach voers., (...)’. De tweede vermelde bewijsbricf werd door dezelfde kanunnik afgeven aan een man uit de stad Groningen die met zijn buren namens een wonderbaarlijk gene- zen stadgenoot een zilvercn hart had gebracht aan de Lieve Vrouw van ’s-Herlogenbosch ter inlossing van een belofte voorafgaand aan de genezing: ‘(—) ende I heeft] brieven ontfaen van den cappellaen, dat sie offerande ghedaen hebben (...)’. Beide bedevaartcerti- ficaten werden uitgeschreven ten behoeve van pel- grims die zich thuis voorderden hadden te verant- woorden over hun bezoek en hun geschenken aan het Bossche Mariabeeld. En zij hadden daar hetzelfde bewijsstuk voor nodig als de tot een boetevaart naar ’s-Hertogenbosch veroordeelde delinc]uenten. De bewijsbrieven werden in de Sint-Jan verstrekt door hct kapittcl dat een of enkelen van zijn kanunniken met die taak had belasl. De inkomsten die dit ople- verde en vermoedelijk ook anderc gclden die dc pcl- grims binnenbrachten, kwamen kennelijk aan het kapittel en niet. zoals op vecl plaatsen het geval was, 58
aan de kerkfahrick cn dc kerkmeesters ler voltooiing en voor het onderhoud van het kerkgebouvv. Dit moet de achtergrond zijn van een nict gehcel volledig over- geleverde opmerking uit 1506, waaruil blijkt dat de Bossche kerkmeesters van mening waren dat zij de certificatcn, en dan ook voorzicn van het zegel van de kerkfabriek, eigenlijk zouden moeten afgeven aan de pelgrims en dat dat geen zaak was van het kapitlel want het behoorde immers niet tot de eredienst:6 ‘Aengaendc tcstimonialen ofte certificatie te geven den pclgrommen, die coenien ende versucken ons lieve vrouwe (...) zoo verdunct hen |de kerkmeesters| vvael stedelick [gepast] wesen, dat zij daeraf certifica¬ tie geven onder den segel der fabricck ende niet die heeren van den capiltele (...); niet te min, coemen die pelgrims tot hen Ide kanunnikenj ende begeren van hen te hebben een certificatie, die kerckmeesters zijn wael te vreden (...) want zij en houdent niet, het ver- leenen van den certificatie ofte teslimonia te wesen eene officie’. Andere berichten overdeze kwestie zijn niet bekend, vermoedelijk bleef de praklijk zoals deze was en behield het kapittel zijn rechten. Bedevaartcertificatcn waren voor de pelgrims bewijs- stukken met juridische betekenis; pelgrimstekens die uit de bedevaartplaatsen konden worden meegebracht, hadden een nteer ideele bewijskracht en een sacro- sancte, bijna magische vvaarde. Wanneereen pelgrim een bedevaartsoord had bereikt en het lokale hcilig- dom had bezocht, was het gebruikelijk dat liij een of enkele pelgrimsinsignes verwierf om deze zichtbaar op hoed of mantel te dragen als ‘bewijs’ van het afge- legde bezoek. Ook zullen vaak meer pelgrimstekens cn wellicht ook andere devotionalia zijn aangeschaft voor gebruik na afloop van de pelgrimslocht. Zekcr niet ongewoon was het om de insignes met het ‘hei- lige’ in aanraking te brengen, met het heiligengraf, het reliekschrijn of een andere reliekhouder, de relieken zelf, de reliekenkapel of het bezochte kerkgebouw. Ook het pelgrimsteken kreeg aldus in zekere zin re- liekwaarde. Bij de zogenoemde spiegelinsignes gc- beurde dit niet door letterlijke aanraking, maar werd het ‘heilige’ opgevangen in een spicgcltje dat deel uitmaaktc van het pelgrimsteken. Dit type insigne werd dan ook populair toen de pelgrimages massaler werden en het dus nauwelijks of niet meer mogelijk was dat pelgrims de kostbare relieken en reliekhou- ders van nabij konden aanschouwen en vereren, Iaat staan konden aanraken. Onbekend is hoe het vanaf de late veertiende eeuw tot dc Reformatie in \s-Hertogenbosch zat met de rechten op produktie en verkoop van pelgrimsinsignes en overige devotionalia van de Sint-Janskerk en het miraculeuze Mariabeeld aldaar. Misschien had het kapitlel van Sint Jan het alleenrecht in handen, al is wellicht meer waarschijnlijk dat controle onmogelijk was en dus dat ook specifieke devoionalia verspreid door de stad aan de man werden gebrachl. Tot voor kort was zelfs onbekend dal er pelgrimstekens van Onze Lieve Vrouw van ’s-Hertogenbosch bestonden, hoezeer het ook voor de hand ligl dat deze op mime schaal, letterlijk cn-masse, moeten zijn aangemaakl en verkocht.7 Schriftelijke bronnen hierover kwamen te \s-Hertogcnbosch of elders nog niet tevoorschijn, wel zijn inmiddels minstens twintig varianten van de Bossche insignes geidentificccrd.8 Voor zover mij bekend, zijn er momenteel zeker zo’n vijfendertig complete of fragmentarische exemplaren door archeo- logen, amateurarcheologen en schatgravers aan het licht gebracht, het merendeel uit Ncderlandse bodem, een enkel exeniplaar in het buitenland. In Zeeland zijn de afgelopcn decennia zo’n vijfcntwintig Bossche insignes gevonden, maar ook uit Amsterdam, Rotterdam. Leiden, Dordrecht, Schiedam, Zwolle en Londen zijn exemplaren bekend.9 De verschillende pelgrimstekens van het miraculeuze Mariabeeld en de Sint-Janskerk te ’s-Heriogenbosch bezitlcn een aantal vaste beeldelementen die te zamen in feite de basisiconogratie voor de Bossche insignes vormen: de gekroonde Maria met Kind en scepter, Johannes de Evangelist, een of enkele bomen en ver¬ schillende ex-voto’s. De belangrijkste plaats in het midden van de pelgrimstekens wordt steevast ingeno- men door de voorstelling van de wonderdadige Onze Lieve Vrouw met haar Kind, waaromheen in beperkte vrijheid werd gevarieerd. In principe bevindt Johannes de Evangelist, dc patroonheilige van de kapittelkerk. zich met zijn vaste attribuut de gifbeker aan Maria’s rechterhand en is links van Maria de ‘bosboom’ afge- beeld. Deze ‘bosboom’ werd sinds het begin van de twaalfde eeuw door dc stad 's-Hcrtogenbosch als wapenteken gevoerd. Zeker bij de vroegere toepassin- gen, zoals op het stadszegel van ca. 1200, is dit steeds cen boom met drie kruinen of een grotcre boom, geflankeerd door twee kleinere.10 Voor de identifieatie van de Bossche bedevaartsinsig- nes is het zegelstempcl van groot belang dat in dc late veertiende of in de vroege vijftiende eeuw voor de kerkfabriek van de Sint-Jan werd gesneden.11 De voorstelling op dit zegclstempel van dc kerkfabriek laat grotendeels hetzelfde zien als de pelgrimstekens, zij het dan dat hier de beeldende elementen anders zijn gegroepeerd: onder een centrale boom met drie 59
III. 19. Zegel van cle kerkfabriek van de St.-Jan te \s- Hertogenbosch, afdruk van 1492. Foto en gegevens overgenomen uit: Mosmans 1931, p. 36 afb. 19. kruinen - dc ‘bosboom’ - staan Maria met Kind en Johannes de Evangelist (ill. 19). De ex-voto’s die steeds boven Maria en Johannes op de pelgrimsinsignes worden weergegeven, verwijzen naar de reele situatie in de Mariakapel van de Sint- Janskerk, waar de uit dank of na een beloftc aan Maria gegeven geschenken werden opgehangen en uitgestald rond het miraculeuze beeld. Er was zelfs een speciale functionaris aangesteld oni de ex-voto’s in de kapel tc beheren. In het mirakelboek van de Bossche Onze Lieve Vrouw is vanaf het eerste begin sprake van ex- voto’s die aan het wonderbeeld werden geschonken. Naar vorm, materiaal en kostbaarheid waren deze zeer versehillend en er werd, zo blijkt, /ells bewust een zekere exclusiviieil nagestreefd. Dil kon ver voeren, zoals bijvoorbeeld in 1384 loen een dief die op voor- spraak van de Bossche Maria was ontkomen aan de dood door ophanging, in de Mariakapel een nogal bizar ex-voto achterliet van een vorm die, zo had hij nagevraagd, er nog niet was:12 *(•••) ene galgihe van wasse ende enen man daeraen hanghende met ene zeele |=touw] om sine kelen ende aen die galghe ghcbonden Toch verwees ook dit curieuze ex- voto ook naar een wonderbaarlijke interventie van de Bossche Maria. De op de pelgrimsinsignes te onderscheiden ex-voto’s zijn minder uitzonderlijk. Bijna steeds gaat het om dezellde reeks: een been, een paar krukken, boeien, een scheepsmodel en een hemd. In het mirakelboek zijn tal van getuigenissen te vinden van vergelijkbare geschenken. Op 12 en 18 november 1382, 1 augustus en 3 december 1383, 26 februari, 1 en 19 rnaart 1384 en nog op 12 november 1519 werden bijvoorbeeld bencn van was of zilver geschonken uit dank voor genezing. Krukken werden regehnatig achtergelaten in de kapel nadal de Bossche Maria had gezorgd dat ze niet meer nodig waren: voor het jaar 1383 is dit niet minder dan twaalf kcer vermcld en vervolgens werd ditzelfde genoteerd voor 16 april en 26 juni 1384, 8 juli 1385 en 6 mei 1521. Op 1 maart 1383 werd zelfs in het mira¬ kelboek op schrift gesteld dat een vrouw in de zomer van 1382 een paar krukken uit dc Mariakapel had gelecnd en deze vergat terug te brengen na haar gene¬ zing; dit deed ze pas nadat Maria haar enkele keren in haar slaap had gemaand: ‘(...) Brenct die krucken in der kerken, daer si gheleent sijn (...)’! Boeien werden ook meer dan eens aan de wonderda- digc Maria van ’s-Hcrtogenbosch geschonken na bevrijding uit gevangenschap op haar voorspraak. De eerste in het mirakelboek beschreven verlossing van een ten onrechte gevangen genomen man dateert al van Sint-Wilbertsdag (Willibrordus, 7 november) 1381, waarna de beloofde bedevaart naar Den Bosch werd gemaakt en ‘een wessen veter’, een ketting van was, als ex-voto aan het Mariabeeld werd geschonken. Ketenen nagemaakt in was werden voorts op 5 okto- ber 1383 en op 6 juni 1387 gegeven uit dank en als getuigenis van de bevrijding op voorspraak van de Bossche Maria. Echte aan gevangenschap overgehou- den boeien, touwen en klemmen kreeg Maria op 20 oktober 1383, ergens in 1385 (wonder 408) en rond 20 juni van dat jaar, op 2 november 1386 en op 17 juli 1444. De laatste schenking van ketenen die in het 60
mirakelboek staat genoteerd, vond plaats op 20 Sep¬ tember 1520: een gevangene onlsnapte op miraculeuze wijze met medeneming van een deel van zijn boeien en expliciet werd aan het slot van bet wondcrvcrhaal vermeld dat die ‘(...) veteren ende knuysteren hangcn voir Ons Lieve Vrouw om te sien (...)’. De meest opvallende van de op de pelgrimstekens weergegcven ex-voto’s zijn een schecpsmodel en een malienkolder of ander hemdvormig kledingstuk. Bijna steeds hangen deze direct naast het gekroonde hoofd van Maria; slcchts bij een variant van de Bossehe insignes ontbreekt het hemd en bij een ander type ontbreekt het scheepsmodel en is ter weerszijden boven Maria een (malien)hemd afgcbeeld (а!Ъ. 458).13 Een malienkolder als ex-volo valt niet in het mirakel¬ boek terug te vinden. Wei staan cr anderc kledingstuk- ken in vermeld als geschenk aan Maria, zoals een op 8 maart 1383 en een rond 1 januari 1384 geschonken ‘hemde’. Een scheepsmodel was voor geredde zeelieden en andere schippers een voorde hand liggend ex-voto; in het Bossehe mirakelboek worden drie scheepjes van was vermeld (28 juli 1383, 28 januari en 12 maart 1384) en een tweetal van zilver. Op 11 augustus 1383 loste een schipper zijn belofte in, namelijk om een ex- voto in de vorm van ’(...) ene cogghe van wasse (...)’ te schenken en hij *(•••) offerde enen cogghe van sil- vere Op 17 februari 1384 kwam een zeeman in ’s-Hertogcnbosch Maria danken voor de redding van zijn kogsehip en ‘(-) brochte een cogghe van 10 loed zilvers, ghelijc als hi gheloeft hadde (...)’. De zilveren modelschepen waren waarschijnlijk de kostbaarste geschenken die Maria ontving als dank voor al dan niet compleet met lading en bemanning uit de nood geredde schepen. Als zodanig namen deze opzichtige ex-voto’s ongetwijfeld een geprononcccrde plaats in binnen de Mariakapel en werden ze op hun beurt dus weer als karakteristiek element direct naast Maria afgebeeld op de insignes. De vroegste Bossehe pelgrimstekens hebben de hooast ongebruikclijke vorm van een schild, waarin op een met vierpassen opengewerkt podium Maria met haar Kind staat. Aan haar rechterann knielt Johannes de Evangelist en links van de console ont- spruit de bosboom; aan de bovenrand van het schild hangen verschillende ex-voto’s (alh. 455). Bij enkele varianten van het schildvormige insigne verschijnt neergeknield onder de bosboom een pelgrim ten to- nele. Op de latere Bossehe insignes komt de pelgrim die het Mariabecld vereert, steeds temg. Waarschijnlijk dateren de gietmallen voor de schild- vonnige insignes nog uit de late veertiende eeuw; hoe lang deze mallen in gebruik bleven is uiteraard onbe- kend. In de loop van de vijftiendc eeuw werden er naast of in de plaats van de schildvormige insignes twee andere types van pelgrimstekens met de Bossehe Maria en Johannes dc Evangelist in produklie geno- men. Deze types sluiten in hoofdvorm meer aan bij insignes uit andere plaatscn en volgen een tendens die vermoedelijk in cerste instantie door Akense pelgrimstekens was bepaald. De voorstelling van Maria, Johannes de Evangelist en de bosboom werd geplaatst binnen een cirkcl die vvordt bekroond door een schematise!! aangeduid kerkgebouw als verwij- zing naar de Sint-Jan. Bij de ene groep is dat een zij- aanzicht (noord- dan wel zuid-) van de kerk (afb. 458 - 461), bij de andere groep zijn dit twee torenachtige architectuurelementcn ter weerszijden van een spie- gellijstje. Een teruggevonden exeinplaar van dit laatste type insigne is nog compleet met een glazen spiegel- tje; dit exemplaar bevindl zich in het Museum voor Religieuzc Kunst te Uden (bruikleen Bisschoppelijk Museum ’s-Hertogenboseh) en is identiek aan het insigne van afb. 463. Op de tot op heden bekende Bossehe spiegclinsignes is het aantal afgcbceldc ex- voto’s gereduceerd tot het scheepsmodel en het hemd. De andere groep bestaat uit meer gcdetaillccrdc insig¬ nes die behalve het bootje en het hemd een reeks ex- voto’s tonen die zijn opgchangcn in het schip van de bekronendc kerk: steeds zijn daar been, boeien en krukken te herkennen (afb. 458 -461). Alle bekende Bossehe pelgrimsinsignes zijn ajour gegoten en zullen oorspronkelijk een met de aangego- ten lipjes vastgeklemdc achtergrond van gekleurd perkament, papier of leer hebben gehad. Bij geen van de teruggevonden exemplaren werd nog iets van een dergelijk fond aangetroffen. Drie identieke en bij elkaar gevonden spiegelinsignes (onder andere afb. 463) evcnwel waren toen ze werden gevonden in het Verdronken Land van Zuid-Bcvcland, gcheehl op een Iederen achtergrond; deze is bij geen van de drie insignes behouden.14 De vroegste, schildvormige insignes bezitten geen aangegoten bevesligingsoogjes aan de zijkant om ze vast te hechten op een onder- grond, maar wel ophangoogjes aan de bovenzijde. Enkele achtergebleven schakels van een ketting van tin-lood aan een zo’n pelgrimsteken en een met omge- bogen schakels aan een ander dergelijk schildje beves- tigde bewaard geblcvcn ketting van tin-lood tonen aan dat het gebruik was deze insignes als hanger te dragen (afb. 455, 457). De latere rondc pelgrimstekens zijn wel voorzien van oogjes om ze ergens op vast te hech- 61
ten. Opmerkelijk is dat het gebruik om de insignes als hanger te dragen, kennelijk werd overgenomen voor de latere Bossche insignes: bij een in Dordrecht opge- graven builengevvoon gaaf rond Bosch pelgrimsleken werd eveneens een hieraan bevestigde ketting gevon- den waaraun het insigne was opgehangen. Curieus is dat bij enkele varianten van het vroege type insigne uit 's-Hertogenbosch in het opengevverkte schild bij Maria en de bosboom niet de kerkpatroon Johannes de Evangelist is afgebeeld, niaar onmisken- baur Johannes de Doper. De profeet is in zijn rnige woestijnkledij gehuld en draagt op de linkerarm zijn vaste attribuul, het Lam Gods (afb. 457). Deze per- soonsverwisseling berust beslist op een vergissing. Deze is evenwel niet geheel onbcgrijpelijk. Johannes de Doper komt nogal eens voor als kerkpatroon, de Evangelist daarentegen zelden; inclusief de Sint-Jan in ’s-Hertogenboseh vinden we de Evangelist slechts viermaal als kerkpatroon in het deel van Noord- Brabanl dat oorspronkelijk tot het bisdom Luik be- hoordc, tegen negentien kerken in dit gebied met dc Doper als patroonheilige.15 Bovendien genoot ook Johannes de Doper in de Bossche Sint-Jan een zekere verering en aandacht. Zo werden in het zuidertransept- portaal scenes uit zijn leven afgebeeld en vond de grote Mariaprocessie al sedert de late veertiende eeuvv plaats op de zondag na het feest van Johannes de Doper (24 juni); de nieuwe proosten van de Lieve- Vrouwe-Broederschap werden op het vigilie van dat feest gekozen (dus op 23 juni).16 Intrigerend is de vraag in hoeverre de op de pelgrims- tekens weergegeven architectuur ‘realisiisch’ bedoeld is als weergave van de Bossche Sint-Janskerk. Het kerkgebouw in zij-aanzicht met de ex-voto’s is. afhan- kelijk van voorbeeld en kopie van de insignevarianten, weergegeven met de hogerc toren en dus de ingangs- partij links dan wel rechts, overigens zonder dat dit andere verschillen met zich meebrengt (afb. 458 - 461). Deze westtoren verwijst ongetwijfeld naar de romaanse bakstenen toren uit de jaren 1250-1260 die nog steeds de wcstzijde van de Sint-Jan markcert. Het verdere kerkgebouw op de insignes moet wel verwij- zen naar de situatie van de kerk van v6or het huidige, gotische schip, transept en koor, welke langzaam niaar zeker in de lijdspanne 1380-1520 tot stand zijn geko- men. Over de romaanse voorganger van de gotische Sint-Jan weten we in feite nauwelijks iets. Er zijn berichten dat cr nog tussen 1280 en 1312 een nieuwe kerk zou zijn gebouwd, maar eveneens is mogelijk dat de bouwactiviteiten uit die jaren slechts werkzaamhe- den, verbouwingen of uitbreidingen, betroffen aan de oudere parochiekerk.17 Beschrijvingen van of andere bronnen met betrekking tot het oudere kerkgebouw ontbreken. In 1469 werd er over gezcgd dat het bouw- vallig was;18 mogelijk was loen reeds het oude koor gesloopl om plaats te maken voor tie gotische nieuvv- bouw, mogelijk volgde de afhraak onmiddellijk na 1469. Hoe dan ook. in de late veertiende en in de eersle helft van de vijftiende eeuvv, in de periode toen de Bossche pelgrimstekens hun vorm kregen, was de romaanse voorganger van de gotische Sint-Jan de fuiictionerende parochie-, kapittel- en bedevaartskerk, en was de prestigieuze nieuwbouw nog een drukke bouwplaats en grotendeels zelfs nog toekomstdmom. De twee hierboven beschreven latere hoofdtypcs van de Bossche pelgrimstekens - de spiegclinsignes en de insignes bekroond door de kerk in zij-aanzicht - vor- men de vroegste bekende visuele verwijzingen naar de Sint-Jan en vermoedelijk zijn zij de enige weergave van de voorganger van de huidige gotische kerk. In detail kunnen we uiteraard niets concluderen uit deze relatief grove, onnauwkeurige en misschien zelfs wel primitief te noemen afbeeldingen, echter wel wat betreft de hoofdvormen van het kerkgebouw. De ene westtoren tegen het schip van de kerk is problcemloos, en vanzelfsprekcnd is dat daar aan de ooslzijde weer het oude koor op aansloot. Hicr tonen de insignes evenwel een spectaculair detail: twee torens flankeren dit koor. Bij de insignes met de kerk in zij-aanzicht is dit duidelijk zo weergegeven (alb. 458 - 461) en de architecturale opbouw van de spiegelinsigncs bewijst dat dit detail als een serieuze, waarhcidsgetrouwe vcrw ijzing naar de reele situatie moet worden be- schouwd: ook hier zijn op de twee ‘torens’ ter vveers- zijden van het spiegeltje, respectievelijk een forse en twee kleinere torenspitsen geplaalst (afb. 463). Gezien de strikt symmetrische opbouw van deze spicgelinsig- nes, is dit een te opvallend detail om toevallig te zijn en gezien dc overeenkomst met dc kerk op de andere pelgrimstekens moeten we ook deze torenspitsen interpreteren als respectievelijk de westtoren en twee koortorens. Dit betekent dat de oude romaanse stads- kerk die het veld moest ruimen voor de gotische colle- giale kerk aanzienlijk meer status en allure had dan tot nog toe werd verondersteld en zelfs dat deze eertijds het silhouet van ’s-Hertogcnbosch domineerde met een toren meer dan haar gotische opvolgster. (Bouwkunst. Studies in vriendschap voor Kees Peeters. Amsterdam 1993, p. 304-315) 62
notcn 1. Hezenmans 1X86, p. 133; Spiel ings 1979. p. 56. 2. van Cauwenbergh 1922. p. 218. 3. ibidem, p. 210-211; Koldeweij 1985. p. 13. 4. Hens, van Bavel. van Dijek, & Franl/en 1978. p. 171 (mirakel 1) en p. 546 (mirakel 326). Zie ook p. 68-69, waar ten onrechte wonder 472 in dit verband wordt vermeld; daar gaat hel echtcr niet om ecu algegeven bedevaarlseerlificaal, maar om ecu echthcidsverk hiring van een te V Hertogcnbusch gebeurd wonder. Ovcrigens logensiraft het certificaal dal in het Lierse Correeiie Boeck is overgele- verd, de stellige uitspraak van Hens, van Bavel, van Dijek & Frantzen, p. 69: “Hel is bijzonderte beircuren, dal cr geen enkele eertificatie meer over is’. 5. Spielings 1979, p. 28. 6. J. Mosmans 1931, p. 410; Hens, van Bavel, van Dijek & Frantzen 1978, p. 69. Hier geciteerd naar Mosmans, die ook door Hens c.s. vverd gevolgd; dc origincle tekst, indertijd in bezit van het Provineiaal Genootschap van Kunsten en Weiensehappen in Noord-Brabani (Hs. 330 G o) is momcn- teel onvindbaar. Zic over de verdeling tussen kerkfabriek, kapillel en Lieve-Vrouwe-Broederschap van inkomsten die pelgrims braehlen: Peeters 1985, p. 54-55. 7. In 1987 werd door mij op de tenloonsielling en in de (Tclijknamige publikatie ‘Heiligen uit de modder’ de identi- ficatie van de Bossche insignes voor hel eerst gepresenieerd aan de hand van drie in Zeeland gevonden exemplaren. Sedcrtdien is deze identifieatie algemeen overgenomen. van Hceringen, Koldeweij & Gaalman 1987, p. 46, 76-80; Utrecht 1988, pp. 90, 117; van Heeringcn 1989, p. 143 nr. 8; van Hceringen 1991, p. 133; Volksdevolie. Beelden van religieuze volkscultuur in Noord-Brabant, tenl.cat. Museum voor Religieuze Kunst, Udcn 1990. p. 143; Harbison 1991, p. 181-182; Koldeweij, A.M. 1989. In Buscoducis/Tc's- Herlogenbosch. In: Koldeweij 1989, deel 2: Bijdra^en 1990, p. 362-363. 8. Het grootsle aantal en de grootste verscheidenheid naar type is bijeengebracht door H.J.E. van Beuningcn tc Col hen. 9. Behalve in dc al genoemde lileraluur (noot 7) werden Bossche insignes. zij het nog ongcidcntificeerd, op vele plaatsen gepubliceerd. Fen gedelailleerde opgave hiervan in; Koldeweij 1993, p. 315 n. 9. 10. Koldeweij 1985 Stadszcgels, p. 124-127; Koldeweij 1985 zegelstempels, p. 223-227, 257. 11. Mosmans 1931, p. 34, 36. 12. Hens, van Bavel, van Dijek & Frantzen 1978, p. 531 (wonder 314). 13. Verinoedelijk belreft het schccpsloze type een slordige variant, Lenzij nil (nog nict ontdekte) complete exemplaren 7ou blijkcn dat hel schip loch aanwezig is. 14. Ue/e drie spiegclinsignes raakten verspreid en bevinden zicli nu respectievelijk in Rijksmuscum Het Catharijneeonvent tc Utrecht (inv. RMCC m 35), hel Museum voor Religieuze Kunst le Uden als bruikleen van hel Bisschoppelijk Museum van 's-Hertogenboseh (aan- koop 1988) en de collectie II.J.E. van Beuningen (alb. 463; inv. I. 0944). Zie: van Heeringen. Koldeweij & Gaalman 1987, p. 79-80 nr. 1 1.3, waarlen onrechte wordt gezegd dat de drie insignes op een sink leer vvaren bevesligd. 15. Peeters 1985, p. 2. 16. Koldeweij 1982, p. 8-11. 17. Peeters 1985, p.385. 18. Peelers 1985, p. 18,392. 63
DE INSIGNES VAN SINTE CUNERA ТЕ RHENEN In 1990 vcrscheen in hct verenigingsblad The Coinhunter het artikcl ‘Pelgrimstekens van Sinte Kunera’. Deze publikatie bood een overzicht van de tot dat moment bekende pelgrimstekens van Cunera uit Rhenen: negen lood-tinnen insignes van vier ver- schillende typen, naast een zilveren exemplaar. De vier varianten in tin-lood zijn in dit boek vertegen- woordigd door dc als afb. 162 - 165 afgebeelde insig¬ nes; het zilveren insigne is hierals ill. 21 afgebeeld. Het artikel in The Coinhunter was een bijgewerkte samenvatting van een tweelal artikelen door H.J.E. van Beuningen in het Maandblad Oud-Utrecht, die hierna zijn herdrukt. Inmiddels is nieuw materiaal tevoorschijn gekomen met betrekking tot de Cunera-insignes uit Rhenen. In totaal zijn nu eenentwintig pelgrimstekens en insigne- fragmenlen van Cunera gedocumentccrd, alle binnen de Nederlandse grenzen gevonden, met een duidelijke concentratie op het rivicrcngcbied. Het aantal varian¬ ten bleef hetzelfde. Van type I (afb. 164) zijn momcn- teel veertien exemplaren bekend, van type II (afb. 162) twee sluks, van type III (afb. 163) een en van type IV (afb. 165) vier exemplaren. Het van dun plaatzilver gestansde insigne in het British Museum is nog steeds een unicum, maar wel vverd een spoor van een dergelijk pelgrimsteken ge¬ vonden waardoor ook dit type uit zijn isolement is gehaald. In het vroege voorjaar van 1992 wist Rijksmuseum Het Catharijneconvent te Utrecht uit particulier bezit een buitengewoon fraai Haarlems getijdenboek van ca. 1460-1475 aan te kopen (Utrecht, Rijksmuseum Het Catharijneconvent, StCCh.I). Dit Iaatmiddcleeuwse manuscript op perka- ment is niet alleen bijzonder door zijn Noordnedeiiandse oorsprong, de zes miniaturen van de hand van de ‘Meester van de Haarlemse Bijbel’ en het fraaie penwerk op nagenoeg alle bladzijden, maar ook omdat de geschiedenis van het handschrift voor een deel bekend is. Volgens een negentiende-eeuwse nolitie voorin het getijdenboek was het afkomstig luit de Familie van Adrichem’ en ook sindsdien vverd het binnen dezelfde Haarlemse familie vererfd. In de tweede helft van de zestiende eeuw was het manu¬ script, opnieuw volgens een notitie in het boek. in bezit van een Catrijna Pietersdochter. Waarschijnlijk is deze te identificeren met een Kathrijn, dochter van een Pieter van Adrichem die in 1565 is overleden. Voorin het manuscript bevindt zich boven de negen- у с/// г /s /' //f Ac cAf . /У7 /< ^ / f / У f/ • Vr / SJ / 4 /<-* Irs С 111. 20. ВЫ in het Van Adrichem-hamlsell rift met een ingenaaid stukje perkament waarop de afbeelding van het Vera Icon en met een afdruk van een zilveren Cunera-insigne (diameter 30 mm). Het manuscript dateert uit de jaren 1460-1475, het Cunera-insigne uit de late 15de of vroege I6de eeuw. Utrecht, Rijksmuseum Het Catharijneconvent, RMCC hs 1. tiende-eeuwse aantekening een ingenaaid devotie- plaalje met de geschilderde voorstelling van het Vera Icon (ill. 20). Wellicht moet ook dit prentje worden gezien als een bedevaartsinsigne ( vergelijk de inlei- dingen bij afb. 73 - 80). Naast dit geschilderde Vera Icon is de afdruk nog duidelijk zichtbaar die achter is gebleven van een daar ingenaaid en weer verdwenen rond metalen pelgrimsteken. In de negentiende eeuw was dit insigne daar nog aanwezig, want in hetzelfde handschrift vverd er boven geschreven ‘Sancta Cunera’. De afdruk is afkomstig van eenzelfde insigne als in het Brits Museum bewaard is en vermoedelijk gaat het zelfs om een identiek Cunera-insigne. De diameter is exact gelijk en ook de voorstelling en het randschrift lijken overeen te komen. Het gaat zeker niet om hetzelfde exemplaar: de bevestigingsgaatjes die bij deze gestansde insignes steeds betrekkelijk slordig werden aangebracht, bevinden zich op ver- schillende plaatscn. Onbekend is wie het insigne uit het Van Adrichem-handschrift verwijderde en waar het is gebleven. Onbekend is ook waar het Londense 64
Cuncra-insigne vandaan is gckonicn, maar niel on- waarschijnlijk is dal ook dat exemplaar uil ccn gebe- denboek is gehaald. Een nieuw type pelgrimsteken van Sinte Kunera H.J.E. van Heuningm Hel Kunerafeesl, dat dit jaar [1987] na vele eeuwen wederom in Rhenen gevierd werd, was aanleiding om in een artikel1 nader in le gaan op hel feest dat in 1571 aldaar ter ere van Kunera plaatsvond. Er wordt verwe- zen naar de Kerkrekening van Rhenen over 15712 waarin twee posten voorkomcn betrekking hebbende op betaling aan ‘Adriaan van Ham ijC en XXV pont loots, daermee teijekenen afgegoten heeft voor die pelgrims’ en aan ‘Sweer Hendrikcksz van ijC pont loijen teijekens te gieten voor die pelgrims’. Aan de hand van het gewicht van een bewaard gebleven pel- grimsinsigne van Kunera [type van alb. 162], wegende circa 18 gram, komt Deys, uitgaande van een gewicht van 425 pond lood op basis van circa 485 gram per pond, tot de conclusie dat in 1571 ongeveer 11.800 pelgrimslekens gegoten zouden zijn. Uit de Kerkmeestcrsrekeningen van Rhenen over de jaren 1519-1522 blijkt dat dan reeds pelgrimstekens in gebruik waren, alhoevvel daar alleen sprake is van ‘silveren teykenen ende vergulden teykenen', waar- voor XVII gulden werd betaald.3 Aan de rekening over 1572-1573 кап worden ontleend dat aan ‘Gerrit Vastrick voor C en X pont loods, dat 1 pond si. daervan gegoten zijn teykenen voor die pel- grims’ een bedrag van V g. X st. betaald moest wor¬ den. Ook komt voor ‘Van waeghgelt om tselfde loot te wegen’ van 1 '/•> st., tcrwijl blijkt dat de gieter ‘Sweer Vcrhuet van lCenX pont loyen teyckens te gieten. dat pont 42 st.’ betaald krijgt, facit II g XV st.’.4 Gerrit Vastrick Ieverde dus het lood, dat lood werd gewogen om het exacle gewicht vast le stellen en Sweer Verhuet zorgde voor het gietproces. De betaling daarvoor vond plants op basis van het in dat jaar ge- bruiktc gewicht van 110 pond. Onduidelijk is wat hier onder ‘lood’ moet worden verstaan. Is hier sprake van een bepaalde alliage? Is er al tin - dat vecl duurder dan lood was - toegevoegd om een kwalitatief beter produkt te verkrijgcn? Aan de hand van melaalanalyse kon bij andere typen pelgrimsinsignes worden vastge- steld dat daar sprake is van lood-tin alliage met - weliswaar wisselende percentages - tin als toevoe- ging. Of werden dc drie tot dusverre gevonden insignes van Kunera van zuiver lood geinaakt en zou dat de oor- zaak kunnen zijn dat deze insignes als gevolg van aantasling van het materiaal zo slecht bewaard zijn gebleven? Dit dient door analyse nader te worden onderzoeht (zie afb. 165). Deze slechte conditie kan echter ook een gevolg zijn van de omstandigheden waarander dat insigne in de grand bewaard bleef. Want bepalend voor de kvvaliteit van de conservering zijn bijvoorbeeld vochtigc (mest of huisafval) lagen, die zorgen voor bescherming legen oxydatie en temperatimrsinvlocden. Recentelijk is weerccn exemplaar van een Kunera- pelgrimsinsigne ondekt [ zie afb. 162]? Dit exemplaar werd door een amateur-archeoloog met een metaalde- tector gevonden in losse grand afkomstig uil Wijk bij Duurstede. Tijdens dc vondst is als gevolg van wortel- groei het toen nog gave insigne in twee gcdeeltcn geborgen, die echter wel aancenpassen. Het is belangrijk dat dit Kunera-insigne van geheel afwijkende vorm is dan de eerder bekend geworden en gepubliecerde insignes.6 De uitvoering is verfijndcr. de kwaliteit veel beter, zowel afmetingen, albeeldingcn en tekst wijken af. Dc afmetingen bedragen 66 mm hoog, 45 mm breed, 2 mm dik en bet gewicht bedruag 21 gram. Ook hier drie figuren. die elk op zich staan in eigen nis voor- zien van een dakvormige afsluiting. Kunera staal in hel midden en draagt op het door een nimbus omge- ven hoofd een kroon. Zij houdt haar handen gevouwen voor het lichaam. De dakvormige bekroning is hoger dan die aan haar beide zijden en is versierd met een klaverbladvormige top. Aan haar linkerzijde staat de koningin, die herkenbaar is door een kroon op haar hoofd. Aan haar rechterzijde staat haar dienares. die door haar borslwelvingen duidelijk als vrouw herken¬ baar is. De koningin en de dienares houden de uitein- den van de om de hals van Kunera geslagen wurgdoek vast. Zoals aangeduid zijn de dakvormige nisbekro- ningen boven deze beide figuren iets lager dan die boven Kunera. Opvallend is de oplopende balk, die tussen de rechter en de midden dakbekroning aangc- bracht is en die voorzien is van een draagoog. Er is geen enkele aanwijzing dat er oorspronkelijk ook ter linkerzijde een dergelijke balk met draagoog aan- wezig is gewccst. Aangenomen mag dan ook worden dat dit insigne van slechts een draagoog voorzien was, bestemd om het te bevestigen op pclgrimshoed of -jas. Van verschillende pelgrimsplaatsen zijn leistenen gietmallen bekend en er mag gevoegelijk worden aangenomen dat ook de Rhenense Kunera-insignes in 65
dergelijke stcnen mallen vervaardigd werden. De beeldsnijder, die dergelijke gietmallen moest maken, diende over groot vakmanschap te beschikken en gezicn de kvvaliteit van het vorenbeschreven insigne was dit hier zeker het geval. Toch is er bij het snijproces een fout gemaakt, welke tot gevolg had dal de letters U en N verwisseld wer¬ den, waardoor de tekst op de schriflband, onder de drie figuren kwam te luiden: S N U T E *** К U N E R A Dczc fout, die ook bij andere insignes blijkt voor te komen, heeft echtcr nict verhinderd dal - zoals uil de vondst bij Wijk bij Duurstcde blijkt - dit insigne toch gegoten en verspreid vverd. Ten aanzien van de datering past voorzichtigheid. Het insigne vverd in losse context gevonden, zodat er geen mogelijkheid is een datering te bepalen aan de hand van bijvondsten. Ook de kleding kan moeilijk een basis vormen voor een juiste datering en schrijver dezes is er geenszins zeker van dat een dalering in de vijftiende eeuw, zoals aangeduid bij het in Heteren gevonden Kunera-insignc, wel juist is |type van afb. 162; zie Heijenga 1983J. Een dalering in de eerste helft van de zestiende eeuw is aannemelijkcr, geba- seerd op de vormgeving van het insigne, het lettertype en het feit dat ook het in Amsterdam (grond Waterlooplein) gevonden exemplaar [zie afb. I63]7 eerder in de zestiende dan in de vijftiende eeuw geda- teerd moel worden. Zou het kunnen zijn dat het fraaier en veei gedetail- leerder uitgevoerde in Wijk bij Duurstede gevonden insigne dateert uit de periode toen de Kunera-verering in Rhenen hoogtij vierde, terwijl tegen de tijd dat de feesten gingen verlopen kwalitatief minder goed uitgevoerde, minder wegende en derhalve goedkopere insignes in omloop werden gebracht? Gehoopt moet worden dat verder onderzoek door beroeps- en amateur-archeologen in de komende jaren nog mecr insignes afkomslig nil Rhenen en betrekking hebbend op Kunera tcvoorschijn zal brengen. Misschien blijkt dan wel dat er nog andere vormen gebruikt werden. Tenslotte mag de vraag gesteld worden waarom Sintc Kunera in het algemeen in het hedendaagse taalge- bruik met een ‘C geschreven wordt. ‘De teekenen ende mirakelen, die God almachtig gedaen heeft door die heylighe maget ende martelaresse Sinte Kunera', ‘Van Sincte Kuneren Vaerl’ en de ‘Sunle Kunere teykeneiv dienen aanleiding te geven lot heroverwe- ging van het vvoordgebruik rond de naam van deze heilige. Nogniaals de insignes van Sinte kunera H.J.E. van Beuningen In het Maandblad Oud-Utrechl van november 1987 (60 jig. nr. 11) werd een afwijkend type insigne van Sinte Kunera, in Wijk bij Duurstede gevonden, gepu- bliceerd |zie alb. 162]. Tot dal moment waren vier Kunera-insignes bekend, allc van ccnzclfdc vormgeving. Drie van deze insignes werden al eerder gepublieeerd en afgebeeld (Maandblad Oud-Utrechl, juli/augustus 1987); deze drie waren gevonden in Heteren, Achtcrberg en Amsterdam. Ill 21. Pelgrimsieken met de winging van de heilige Cunera, Rhenen, eind 15de of begin 16de eeuw, zilver, diameter 30 mm. Louden, British Museum, inv. 85, 5-6, 106. Er is aanleiding om nogmaals op deze Sinte Kunera- insignes terug te komen. Brian Spencer, specialist op het gebied van laat-middelccuwsc religieuze en pro¬ fane insignes in Engeland, maakte mij altent op de aanwczigheid van een zilveren Cunera-insigne in het British Museum te London (ill. 21). Dank zij de be- reidwilligheid en medewerking van het Department ot Medieval and later Antiquities van het British Museum kan dit insigne hier nu worden afgebeeld. Het insigne werd in 1885 als onderdeel van een gro- tere collectie verworven en bevindt zich sedertdicn onder inv. nr. 85, 5-6, 106 in het British Museum. Er zijn geen gegevens bekend over de verdcre herkomst. 66
Het insigne bestaat uii ccn rond zilveren plaatjc met een diameter van 30 mm. In het plaatje zijn 4 gaatjes geslagcn welke moeten dienen voor het bcvestigen van dat plaatje op hoed, kleding of wat ook voorkwam in een gel ij den bock. Om alle details duidelijk zichtbaar te maken is het insigne hier vergroot afgebeeld. Binnen twee parelran- dcn staat in golische minuskels de tekst SANCTA - CliNERA. Waar bij het ccrder gepubliceerdc in Wijk bij Duurslede gevondcn insigne sprake is van een schrijfwij/e van Kunera is hier gebruik gemaakt van de schrijfwijze Cunera waaruit blijkt dat in dezelfde periode de naam van de heilige zowel met een К als een C geschreven werd. Midden in het insigne staat de gekroonde Sinte Cunera met aan haar rechterzijde de cvencens ge- kroonde jaloerse koningin en aan haar linkerzijde de met een hoofddoek getooide dicnstmaagd. Zoals bekend gaat de geschiedenis dat Cunera als een van de elfduizend maagden uit Keulen kon vluchten in Rhenen terechtkwam waarde heidense koning Radboud haar in het paleis opnam. Zij wekte door haar ijvcr en inzet de jaloersheid op van de koningin die met lede ogen zag hoezeer Cunera in de gunst van de koning kwam. Samen met haar dienslmaagd wurgde zij Cunera toen de koning op jachl was. De wandaad werd ontdekt, de koningin werd krankzinnig en maakte een eind aan haar leven en de koning stichtte een kerk ter ere van Sinte Cunera. Nadien zorde ‘die heylighe maget ende martelarcsse Sinte Kunera voor vele teekenen ende mirakclcn’. Tussen de hoofdcn van Cunera en dienslmaagd staan twee kleinc Franse lelies afgebeeld. Het insigne is niet eegoten maar is ontstaan door het persen van de dunnc zilveren plaat door middel van een vorm. Deze tech- niek komt aan het begin van de zestiende eeuw in gebruik. Veelal worden daarbij koperen plaatjes ge- bruikt die papierdun zijn. In Zeeland uit het Oostcrschelde gebied zijn verschillende van zulke plaatjes gevonden die betrekking hebben op de vere- rino van Thomas van Canterbury, Barbara, Sint Job en de H Dymphna |/ie afb, 45-47, 78 A-B, 80. 114, 184- 185, 227, 242-243, 309, 350. 367-369, 487, 523-524j. Ook deze exemplaren kunnen gedateerd worden in het begin van de zestiende ccuw. Zoals in het cerder aangehaalde arlikel werd opge- merkl is het opvallend dal de drie cerder te zamen gepubliceerde insignes welke van ecu lood-tin alliagc aemaakt zijn, van zo matige kwalitcit zijn. Hicrdoor zijn de afbeeldingen en de tekst op de insignes niet lot in detail herkenbaar. Daarom ook is het verheugend dat recentelijk uit afgevoerde grond afkomstig uit de binncnstad van Kampen cen Sinte-Cunera-insigne tevoorschijn kwam waarvan de kwaliteit veel beter bewaard geblcvcn is |zie alb. 164]. Zo is de tekst SU(N)T CUNERA hier beter leesbaar. Ook de topbe- kroning is, afgezicn van de pinakel aan de rcchtcr- zijdc, onbeschadigd gcbleven. Opvallend is hel ont- breken van bevestigingsogcn tcrwijl er ook geen aanwijsbare lekenen zijn die duiden op het vroeger we I aanwezig zijn. Het insigne bevindl zich thans onder inv. nr. 1595 in de collcctic Van Beuningen. De afmeiingen zijn 65 mm hoog cn 35 mm breed terwijl het insigne 12 gram weegt. Cunera stelt ons voor nog meer verrassingcn. Uit afgcvoerde grond afkomstig uit de bouvvput van het bankicrshuis Pierson Heldring & Pierson aan het Rokin te Amsterdam werd door een metaaldetector- zoeker een ander, gehcel afwijkcnd Cunera-insigne - helaas sterk beschadigd en incompleet - gevonden | zie afb. 1631. Ook dit insigne bevindl zich thans onder inv. nr. 1423 in vorengenoemde collcctic. Het fragment hccft een hoogte van 43 mm en een breedte van 44 mm. Hel is gegotcn in cen vorm van een al- liage van lood en tin. Wcderom staat de gekroonde en hier van een nimbus achler het hoofd voorziene Sinte Cunera in het midden. De wurgdoek wordt door de twee vrouwcnfiguren ter linker en ter rechter zijde om de hals van de heilige getrokken. Cunera staat met gevouwen handen. Het is spijtig dat de banderol welke zich onder de drie vrouwcnfiguren bevindl ook be¬ schadigd is waardoor aan de linkerzijde en in hel midden enige letters zijn weggevallen. Bovendien zijn de letters aan de rechterzi jde enigszins gevloeid waar¬ door de tekst minder goed leesbaar wordt. De tekst luidt: (SV)NTE KV(N)ERA TO RE.[....| Reeds in 1934 verscheen in het Maandblad Oud- Ulrecht (9c jrg. nr. 5) een uitvoerig arlikel aan de hand van A.H. [Het is niet na te gaan vvie zich achter deze initialen verschuill. Misschien dr A. Hulshof (red.)] over Sinte Kunera, de heilige van Rhenen wuargewe- zen wordt op de belangrijke bron van inkomsten die verkregen werd uit de inkomsten van aflaatbricvcn. Ons tegenwoordige Rhenen wordt in dit artikel Renen genoemd terwijl ook in de in 1988 vcrschenen herdruk van ‘Dat Leven/ende die passie/ende verhefllnghe vander heyliger maget Sinte Kunera die in de stadt van Renen rustende is met haer tekenen ende mirakelen die gheschiet sijn en nodi dagelix gcschien die God gedaen heeft doer die heylighe Maghct Sinte Kunera’ duidelijk gesteld wordt dat ‘Dit boecxken vercoopt- men in die stadt van Renen’. 67
Bij een vorig artikel stelde ik de vraag of heroverwe- ging van het vvoordgebruik bij CUNERA of KUNERA zinvol zou kunnen zijn. Hct is maar bctcr om deze vraag niei te beantwoordcn omdal beidc namen gelijkertijd dooreen gebruikt blijkcn te zijn. Hct lijkt mij dus ook zinvol toe verder Rhenen maar Rhenen te laten. De opgelegde bedevcmn naar Rhenen Tussen 1386 en 1538 vverden in de stad Schiedam 401 personcn tot 425 bedevaarten vcroordecld. Daarondcr komen vicr bedevaarten voor welke zijn opgelegd met bestemming St. Cunera in Rhenen. Met dank aan het Gemeentearchief in Schiedam, aan mevrouw Schreurs-Verwcr en aan de heer C. Hoek voor hun steun, volgt hier de tekst van akte nr. 532 welke op 29 October 1502 werd opgelegd: ‘Ten dage voirseit sat den baliu mitten gerichte oplen stedehuys omme te corrigieren ende stiver te setten enige van den heeren van Sinte Antonys hier пае volgende verclaert. Te wcten mijnheer den drager, Jan Blijfhier, Claes den Helsen ende Symon Rutgerssoen, omme dat sij’t mandaet van tsheeren wegcn ende van den burgcmccsters niet geobiediert en hebben lot twee of driemaal toe ‘t welck men van hemluyden noch nycmant geheyngen vville. Soe is hair samen tenden tsheeren bruecken dal sij den heeren bidden zullen om vergiffenissc. Ende daren tenden sullen sij uitgaen lusschen dil ende Pinsdagen naeslcomende een bede- vaert te Renen tot Sinte Kunier ende niet binnen der stede vrijheit comen zij en hebben guedt betooch gebrocht dat den bedevaert gedaen is ol de stede te gcvcn clcx thien stuvers te betalen tusschen dit ende vastenavondt naestcomende (= 28.2.1503), die te verborgen binnen daech sonneschijn. Ende dit gebied- inen hemluyden te volbrcyngen op een peyne van thien cronen’. Hclaas is niet bckcnd of de gestraften gekozen hebben voor het volbrengen van de hcdcvaart naar Rhenen dan wel voor bctaling van tien stuivcrs elk. (Oud-Utrecht 60, 1987, p. 105-106) (Oud-Utrecht 62, 1989, p. 123-125) 4. Utrcchtse Statenarchicf, Kerkmeesters tc Rhenen (nr. 159). Rekeningen over 22 fchruari 1571-22 tebruari 1574. nicer in het bijzonder de rekeningen over 1572/1573. 5. Zie afb. 146, inv. 1146. noten I.De>s 1987, p. 75-79. 2.0ud Archief Rhenen 763. 3.Maris 1945/1946. p. 214-219; Rijksarchicf Utrecht, Domkapittel, 4371. 6. Heijenga 1983; zieook nool 1. 7. Collectie H.J.E. van Beuningen, Cothen, inv. 0517. 68
XI PELGRIMSINSIGNES VAN ELISABETH UIT MARBURG Kort nadat in 1988 hei hicrna herdrukte artikel was verschcncn over hel op dat moment enige bekende exemplaur van ecn insignc met voorslellingen van de heiligen Elisabeth en Franciscus, kwam uit Dordrecht ccn tweede soortgelijk pelgrimsteken levoorschijn (alb. 193). Andere exemplaren of fragmenten zijn nog niet bekend. Dit insigtie is afkonistig uit Marburg, de stad waar Elisabeth van Thuringen Icefde, stierf, werd begraven en onmiddellijk na haar dood in 1231 als heilige werd vcreerd. Haar heiligverklaring volgde al in 1235. De pelgrimage naar bet graf van Elisabeth maakte metcen opgang. In 1244 (op 3 februari) werd bijvoorbecld een pauselijke oorkonde uitgevaardigd ter bescherming van de pelgrims cn ten gunste van het pelgrimshospitaal te Marburg; deze akte was een vervolg op eerdere pauselijke bemoeienis met de bedevaartgangers naar het graf van Elisabeth: al op 21 oktober 1233 had paus Gregorius IX de bisschop van Hildesheim belast met de zorg voor pelgrims en hospi- taal te Marburg. De bedevaartgangers stroomden toe en de oude aan Franciscus gewijdc kerk was spoedig te klein. Op 4 november 1249 vaardigde paus Innocentius IV een oorkonde uit met de opdracht dat het graf van Elisabeth ovcrgebracht moest worden naar het oostelijke koor van de nieuw gebouwde kerk. De situatie rond het graf van Elisabeth in de Franciscuskerk was door de grote toeloop van pel¬ grims en de te kleine ruimte niet zonder gevaar gewor- den (tent. cat. Marburg 1983, decl 7, p. 61 nr. 44, p. 63 nr. 50). Het te Dordrecht gevonden insigne van Elisabeth en Franciscus uit Marburg betreft een jongere variant van het in 1870 te Lund gevonden exemplaur. Franciscus is op het Dordtse insigne volgens zijn latere, vaste iconografie afgebeeld: gekleed in de Franciscanenpij staat hij met beide handen opgeheven en loom hij aidus zijn stigmata, de tekenen van Chrisms’ kruis- wonden die hij op handen, voeten en rechterzijdc ontving. Dit pelgrimsinsigne behoort tot de vroegste voorbeelden van deze vooral in de Noord-Europese kunst stereotiep geworden uitbeeldingswijze van Franciscus. De verheerlijkte Christus houdt hier de kronen duide- lijk boven het hoofd van de twee heiligen, zelfs boven hun nimbus; op het insigne te Lund word! de kroon direct op het hoofd van Elisabeth cn Franciscus ge- plaatst. De grieksc letters Alpha en Omega terzijde van dc Christusfiguur op het insigne te Lund, ontbre- ken bij het exemplaur uit Dordrecht. Opvallend bij hel Dordtse exemplaur is dc later ingekerfde krullenrand aan beide zijden en aan de onderkant; een dergelijke kwetsbare versiering is nauwelijks van andere insignes bekend (vgl. afb. 343). Hel insigne uit Marburg dal in Lund levoorschijn kwam, werd door Kurt Koster voorzichtig in de veer- tiende eeuw gedateerd, in het hierna volgende artikel wordt voor dat insigne een datcring onmiddellijk na de heiligverklaring van Elisabeth voorgesteld, wellicht nog voor het midden van de dertiende eeuw. 1 let exemplaar uit Dordrecht is een latere navolging van hel in Lund aangetroffen type. Voorzichtigheidshalve geven wij hier voor dit pelgrimsteken van Elisabeth cn Franciscus uit Marburg een datering in de eerste helft van de veertiende eeuw. Een dertiende-eeuvvs pelgrimsteken uit Marburg: Elisabeth van Thuringen en Franciscus van Assisi door Christus gekroond A.M. Koldeweij In 1870 kwam uit cen middeleeuwse beerput in het Zuidzweedse Lund een fraai pelgrimsteken tevoor- schijn, dat tot op heden een unicum is gebleven1 (ill. 22). Andere exemplaren of fragmenten van dit bede- vaarlinsigne, dat perdefinitie indertijd als een massa- artikcl mocl zijn geproduceerd, werden nog niet ge¬ vonden en evenmin zijn er varianten van dit pelgrimsteken bekend. De voorstclling op dit insigne is hoogst opmerkelijk en maakt een nauwkeurige datering van deze bodemvondsl mogelijk. Bovendien lijkt ook dit ‘souvenir’ te getuigen van de actieve propaganda die met name vanuit Marburg werd ge- voerd voor de status en de verering van de heilige Elisabeth van Thuringen. De in 1986 overleden Duitse specialist op het gebied van pelgrimslekens, prof, dr Kurt Koster publiccerde in 1981 hel bedevaartinsigne uit Lund in dc catalogus ‘Sankt Elisabeth, Fiirstin, Dicnerin, Heilige’ bij de gelijknamige tentoonstelling die dat jaar te Marburg werd ingericht naar aanleiding van het feit dat 750 jaar eerderde heilige Elisabeth daar was overleden.2 Koster stelde voor het insigne toe tc schrijven aan Marburg en het te pktalsen in de ‘Fruhzeit der dortigen Elisabelh-Wallfahrt’. Zijn datering liield hij voorzich¬ tigheidshalve op ‘14, Jahrhundcrt (?)’. Hel insigne dat de naam en de afbeelding draagt van zowel Elisabeth van Thiiringen als Franciscus van Assisi, was ongc- 69
twijfeJd bestemd voor verkoop aan pelgrims die Marburg bezochten. Het door Elisabeth persoonlijk gestichte hospitaal in Marburg was door haar onder bescherming van dc heilige Franciscus gesleld en ook de bedevaartskerk, de voorganger van de huidige Elisabeth-Kirche, had Franciscus als patroonheilige. De verering van Elisabeth te Marburg nam al meteen bij haar dood in 1231 en nog sterker na haar heiligver- klaring in 1235 een hoge vlucht en de door Elisabeth zelf in Marburg gepousseerde Franciscusverering wend daardoor naar de achtergrond gcdrongen. Dit alleen al pleit voor een vroegere dalering van hct insigne. De door de Duitse Orde direct na Elisabeth’s hciligverklaring lot stand gcbrachte nieuvvbouw van kerk en hospitaal te Marburg ging gepaard met de patroonwisscling: Elisabeth trad in de plaats van Franciscus.3 De iconografle van het Marburgse pelgrimsteken maakt even we 1 een nog nauwkeuriger datering van de produktie en de verkoop van dit bedevaartsouvernir vvaarschijnlijk, namelijk in een bctrekkelijk korte III. 22. Pelgrimsteken nit Marbug met de kroning door Chrisms van Elisabeth en Franciscus. Tin-loodlege- ring, ca. 1235-1250, 57 X 39 mm. Lund, Museum ‘Kulturen \ inv. nr. KM 5876. periode die onmiddellijk volgde op de hciligverklaring van Elisabeth op 1 juni 1235. Op het pelgrimsteken zijn in een gevelvormig veld dat oorspronkelijk met twee lorens was bekroond, Elisabeth en Franciscus voorgesteld ter weerszijden van een tot een parelrand geabstraheerde zuil. Boven deze zuil is niet, zoals tot nu toe wend verondersteld, het ‘Vera Icon’ of Ware Gelaat van Chrisms weergege- ven, maar de Verlosser is daar bijna ten halve lijve algebeeld en hij plaatst een kroon op de hoofden van de twee heiligen voor hem. De breed-omrande kruis- nimbus geeft onmiskenbaar aan dal het hier Christus betrcft en dit wordt nogmaals bevestigd door de twee letters van het randschrift die hem flankeren, namelijk cc en со, begin en einde van het griekse alphabet en als eerste en laatste het symbool voor God de Vader en Christus. Terzijde van de vrouwcnfiguur links lezen we dat het om S(an)C(t)A ELIS ABET gaat en rechts dat dc man S(anctus) FRANCISCUS verbeeldt. Christus is baardloos voorgesteld en lijkt in een soort antieke toga te zijn gekleed. Elisabeth draagt een lang, lot op de grond vallend gewaad, achler haar gcsluierde hoofd is een nimbus aangegeven en Christus krooni haar met zijn rechterhand. Met zijn andere hand plaatst hij cen kroon op het hoofd van Franciscus. Ook deze is als heilige gekarakteriseerd doorde nimbus achter zijn hoofd. Zijn kleding moet gezien de mar- kante, over de rug geslagen spits toelopende кар worden geinterpreteerd als een Franciscaner pij. Om zijn middel draagt de heilige een koord waarvan het lange, naar beneden afhangende einde niet met de gebruikelijk drie, maar met vier knopen is gesierd. Opmerkelijk is bovendien dat Franciscus modieuze puntschoenen draagt en niet, zoals zijn vasle iconogra- tle voorschrijft, barrevoets gaat. Deze voorstelling in zijn geheel, de Christusfiguur die twee hem flankerende figuren kroont, bezit een eigen en lange beeldtradilie. Een Irani voorbceld uit het derde к wart van de twaalfde eeuw bevindt zich in dc Sint-Servaaskerk te Maastricht. In de maanden tusscn de zomer van 1167 en die van 1168 werd in die kerk het monumentale dubbclrclicf opgcsteld dat, in tegen- stelling tot de huidige situatie, oorspronkelijk met de tjgu rati eve zijde naar het oosten was gericht4 (ill. 23). In het benedendeel van dit relief is Maria met het Christuskind algebeeld, tronend in een manclorla en geflankeerd door twee cngelen.5 In het bovensle ge- dccltc, waar hct ons hier om gaat, is Christus weerge- geven die de apostel Petrus en de heilige Servatius kroont. Door de teksl in de lijst die het halfronde relief 70
111. 23. Christus kroont Petrus en Servatius, en cle Majestas Mariae. Dubbei relief op cle grens van schip en westbomv in cle Sint-Servaaskerk te Maastricht. Maastric lit 1167-1168. Benedengedeelte 111 X 176 an, bovengedeelle 73 X 176 cm. omvat, wordt de essentie van hei voorgestelde nog eens verwoord: de bekroning van twee heiligen door Christus als beloning voor hun verdiensten op aarde, de kroon van heiligheid wordt hen door Christus op het hoofd geplaatst.6 Ter weerszijden van het gelaat van Christus zijn, zoals ook het geval is op het Marburgse pelgrimsteken, de letters a en со aange-' bracht en in de hollijst boven de geknielde heiligenfi- guren staan him namen vermeld, respectievelijk S. PETRUS en S. SERVATIUS. Hier is vooral van be- lana dat Petrus en Servatius in principe als clkaars ^el У ken zijn voorgesleld, beide heiligen worden door Christus gekroond en beide tonen opzichtig hun bete- kenisvolle attribuut de sleutel(s). Wei gcniet Petrus, de eerste der apostelen, hier een zekere voorrang door zijn positie ter rechterzijde van Christus. Het voert in het kader van dit korte artikel te ver om in te gaan op de politieke, kerkhistorische en theologische implica- ties van dit relief; elders behandeldc ik dat al uitvoeri- ger.7 Het vroegste mij bekende Wcsterse voorbeeld van het type heiligenkroning van het in Lund opgegraven pelgrimsinsigne en van het Maastrichtse relief, is ccn miniatuur in een handschrift dat in het laatstc kvvarl 71
III. 24. Maria krooni de martelaressen Margoretha en Regina, en aatearsportret. Aanvangsminiatuur van de ‘Passio Sanctissinuie Reginae Margaretae', Fulda, ca. 975-WOO, 20,6 X 14,5 cm. Hannover, Niedersciehsische Landesbibliothek, M 189 Jol. 11 v. van de tiende ecuw te Fulda werd geschreven8 (ill. 24). Hei grote belang van dil manuscript ligt vooral in hei feit dat het de vroegste doorlopend gei'llustreerde heiligenlevens bcvat die in verluchte handschriften bekend zijn. Het eerste gedeelte, de ‘Passio Sancti Kyliani’, is met elf afbeeldingen gei'llustreerd; het tweede deel, de ‘Passio Sactissimae Reginae Margaretae* is met dertien scenes in elf miniaturen verlucht. De aanvangsminiatuur van deze laatste reeks toont de kroning door Maria van de heilige Margaretha en de heilige Regina. Margaretha bevindt zich als de belangrijkste van de twee martelaressen aan de rechterkant van de hemelkoningin die haarde kroon op het hoofd plaatst. Het geheel is kennelijк gekopieerd naar een Byzuntijns (?) voorbeeld van Christus die twee uitverkorene kroondc: de Mariafiguur is niet ten overvloede in griekse kapitalen als zodanig aangeduid [MAPIA 0EWAEKWC (sic!)J, vvant in de miniatuur is ze niet als moeder Gods her- kenbaar en zonder het opschrift zou ze onherroepelijk als Christus worden gei'dentificeerd. Iconografisch is bovendien interessant dat de afbeelding vail de volle- dig legendarische heilige Regina die hier door Maria met de linkerhand wordt gekroond, verreweg de oud- ste bekende voorstelling van deze martelares is. De levensbeschrijving van Regina werd overgenomen van de vita van Margaretha en haar verering is al voor628 aantoonbaar tc Alesia of Alise-Ste-Reine (C6tc-d‘Or), de plaats waar zij de niarteldood gestorven zou zijn.9 De oudste tot op lieden in de literatuur gesignaleerde afbeelding van Regina is een vermoedelijk uit de dertiende eeuw daterend becld in de aan haar gewijde kapel van Alise-Ste-Reine. Deze miniatuur met de III. 25. Christus krooni de marteluren Victor en Gereon. Keulen. ca. WOO, ivoor, 17,7 X 9,8 cm. Keulen, Schniitgen-Mnseum, inv. nr. В 98. 12
kroon vail Margarctha cn haar lolgcnoot Regina, of Rcine. zuals zc in liet Frans heel, daieert als vermeld uit het laatstc к wart van tie tiende eeuw. Uit de elfde en twaalfde eeuw kuiinen vele kronings- voorstellingcn volgens het hierter sprake gebrachtc schema wordcn opgesomd. We zullcn hier met enkele voorbeelden volstaan die illustratief zijn voor deze traditie. Omstreeks het jaar 10(10 werd te Keulen het bekendc ivoren relief gesneden met de heilige Gereon en Victor die door de verheerlijkte Christus worden gekroond10 (ill. 25). Op het laat-elfde-ceuwse, in zilverblik gedre- ven gevelstuk aan de achterzijde van de Hadelinusschrijn te Vise is Christus afgebeeld die de heilige Remaclus en Hadelinus een kroon boven het hoofd houdt.11 Kort na J136 ontstond te Echternach een bundel hciligenlevens waarin als initiaal M van Maximiano de kroning door Christus van de martela- ren Sergius en Bachus volgens dit schema is voorge- steld.12 Dc verspreiding van de martelaren van dit beeldtypc van de tronende Christus die met gestrekte armen twee heiligen ter weerszijdcn van hem een kroon op het hoofd plaatst, was niet beperkt tot het noordwesten van Europa. Als zuidelijk voorbeeld van dit voorstellingsschema kan de absisschildering wor¬ den genoemd in het zuidtransepl van de kerk van Santa Maria de Tarassa (prov. Barcelona), toegeschre- ven aan de meester van Espinelvas en te dateren in het Iaatste к wart van de twaalfde eeuw. In de basis is de marteldood uitgebeeld van Thomas van Canterbury en de monnik Edward Grom, waarboven de tronende Christus in mandorla, die de beide martelaren kroont.13 Uiteindelijk komt het thema van de Christus die twee naast hem staande of geknielde figuren de hand oplegt of kroont, voort uit een By/antijnse tradi- tie. Het bekendste voorbeeld daarvan is wel het ivoren relief dat wordt bewaard in het Cabinet de Medailles te Parijs. Dit relief ontstond in de jaren 945-949 en toont Christus die keizer Romanos II en keizerin Eudokia kroont door handoplegging.14 Een volgend voorbeeld uit deze traditie is het ivoren relief uit de jaren 972-983, dat zieh in het Musee dc Cluny te Parijs bevindl, met de voorstelling van de Duitse keizer Otto II en keizerin Theophanu die door Christus worden gekroond15 (ill. 26). Bij de genoemde Byzantijnse toepassingen van dit beeldschema gaat het niet zozeer om de plaatsing van de kroon van heili"hcid op de hoofden van tw'cc uilverkorenen, alswel om de goddelijke machtbckleding van zijn vertegenvvoordigers op de aarde. Ook in het Westen en met name in het Duitse keizerrijk kende de kronings- ///. 26. Christus kroont keizer Otto 11 en keizerin Theophanu. Byzantium, 972-983, ivoor, 18 X 10,3 an. Parijs, Musee de Cluny. scene deze toepassing.16 Zo toont een miniatuur in een te Echternach omstreeks 1050 voltooid evangeliarium dat door keizer Hendrik II aan het stift van Simon en Judas te Goslar werd geschonken, de kroning door Christus van deze keizer en zijn cchtgcnotc Agnes.17 En in het ‘Liber ad honorem Augusti' van Petrus de Ebulo uit 1195-1196 is de voorstelling opgenomen van keizer Frederik Barbarossa die nauvvkeurig vol¬ gend ditzelfde schema zijn twee zonen, Hendrik IV en Philip von Sclnvaben, respeclievelijk kroont en de hand op het hoofd legt18 (ill. 27). Een andere interes- sante verwerking van dit beeldschema ter voorstelling van een machlsbeklcding ontstond rond het midden of in het derde kwarl van de twaalfde eeuw te Canterbury. In een bijbelhandschrift, toegeschreven 73
aan de schrijver Eadvvine, is als initiaal bij hei bock Makkabeeen een zittende vorst afgebeeld die twee ter weerszijden van hem staandc vrouwen kroont.19 Deze scene werd tot op hedcn niet geheel overtuigend ver- klaard, maar het lijkt te gaan om keizer Alexander bij de verdcling van zijn rijk (1 Makk. 1:7-9). De gesug- gereerde verwantschap van dit handschrift met manu- scripten ontstaan op het vasteland van Europa, zou bchalve op de stijlkenmerken ook op de in deze minia- tuur toegepaste beeldtaal kunncn worden gebaseerd. Tot slot is in de context van dit arlikel interessant dal dit kroningsschema ook voorkomt in het zogeheten bEgbert-Psalter’ (Reichenau, ca. 980) dat door verer- ving in bezit kwam van de heilige Elisabeth van Thiiringen en dat door haar persoonlijk in 1229 aan de domkerk van Cividalc werd geschonken. In het mid¬ den van de elfde eeuw waren aan dit ‘Egbert-Psalter’ ft — r—e III. 27. Frederik Barbamssa zegent en bekleedt zijn zonen Hendrik IV en Philips van Zwaben met macht, alvorens op kruistoeht te vertrekken. Miniatuur in het 'Liber ad honorem Augusti' van Petrus de Ebido, 1195-1196, 31 X 20 cm. Bern, Burgerbibliothek, cod. 120 fol. 143. III. 28. De honing van Franciscus en Elisabeth door Christas en Maria. Gebrandschihlerd glas, ca. 1240- 1250. Marburg, Elisabethskirche, Elisabethvenster (detail). verschillende gebeden en een vijftal minialuren in Byzantijns-russische stijl loegevoegd, waaronder een kroningsscene van het hier beschreven type (fol. 10v).20 Op het Marburgse pelgrimsteken met de kroning door Christus van Elisabeth en Franciscus (ill. 22) is het voorstellingsschema van de heiligverklaring en macht- bekleding gepopulariseerd in die zin dat het hier niet gaat om een uniekc en kostbare verwerking ervan op artistiek hoog niveau, bestemd voor een beperkte groep van erudiete en vvelgestelde beschouwcrs. Het pelgrimsteken is nogal primitief van makclij, moet in grote aantallen zijn geproduceerd en werd in zo goed- koop mogelijk materiaal, een tin-loodlegering, gego- ten; het was bestemd voor massale verkoop aan de in drommen toestromende pelgrims die in Marburg de heilige Elisabeth van Thiiringen kwamen vereren. De kroningsvoorstelling op het bedevaartsinsigne kan, op basis van de hierboven beschreven traditie en aange- haalde voorbeelden, worden uitgelegd als een zeer nadrukkelijke gelijkstelling van de heilige Elisabeth met haar grote voorbeeld Franciscus, waarbij Elisabeth zelfs als de belangrijkste van de twee ter rechterzijde van Christus werd geplaatst. Elisabeth, die op 1 juni 1235 binncn vier jaar na haar dood heilig werd verklaard, is geprononceerd als de gelijkwaardig 74
en zelfs als de mecrdere van de /even jaar ccrder gectmoniseerde en dan algemeen als heilige vereerde Franciscus van Assisi afgebeeld. Alleen onmiddellijk bij en in dc cerate periode na de heiligverklaring van Elisabeth was hel /invol om via een dergelijke voor- stelling de verheven positie van de heilige vorstin te propageren. Het pelgrimsteken is wat dit bene ft ondubbelzinnig en zelfs meer uitgespruken dan de vergelijkbare voorstel- ling uit dezelfde jaren in de Elisabethkirche te Marburg: ook bovenin het Elisabeth-venster van ca. noten 1. Kjellberg 1937, p. 28 e.v.; Stockholm 1951, p. 42 nr. 106: Maortensson & Wahloo 1970, p. 25 nr. 29; Koster 1981, p. 458-459 nr. 100; Marburg 1983, p. 62 nr. 47. 2. Koster 1981, p. 458-459 nr. 100. 3. W. Moritz, Das Hospital dcr heiligen Elisabeth in seinem Verhiiltnis /um Hospitalwesen des frlihen 13. Jahrhunderls. In: Marburg 1981, p. 101-116; W. Bruckner, Zu Heilieenkult und Wallfahrtswesen im 13. Jahrhundert. Einordnungsversuch dcr volksfrommen Elisabelh- Verehrung in Marburg. In: Marburg 1981, p. 117-127; H. Boockmann, Die Anfiinge des Deutschen Ordens in Marbur® und die frlihe Ordensgeschichte. In: Marburg 1981,рЛ37-150. 4. Koldeweij 1985, p. 92-93, 117-118; Mekking 1986, p. 259-264. 5. Mekking 1986, p. 264-269. 6. Koldeweij 1985, p. 118. 7. Koldeweij 1983, p. 217-239, 278-283: Koldeweij 1985, p. 117- 128; vgl. ook Mekking 1986, p. 255-268. 8 Hannover, Niedersachsischc Eandesbibliothek, M 189; Elbern 1962, p. 93 nr. 434. 9 J Oswald, Regina. In: Buchberger 1957-1968, 8, kol 1067- Grivol 1974, p. 350-351; F. Tschochner, Regina. In: Kirschbaum & Braunfels 1968-1976, 8, kol. 256-257. 10. Keulen, Schniitgen-Museum. inv. В 98; Elbern 1962. p. 78 nr. 361; Keulen-Brussel 1972, p. 205 nr. E 10. 11. Vise, Eglise Saint-Martin; Timmers 1971, p. 315-316; Keulen-Brussel 1972, p. 242 nr. G 4. 12 parijs, Bibliotheque Nationale, ms. lat. 9740, fol. 212v; J Plotzek, Zur rhcinischen Buchmalcrci im 12. Jahrhundert. In: Keulen-Brussel 1972, 2, p. 314-315. 1240-1250 is dc ‘kroning van Franciscus en Elisabeth’ afgebeeld21 (ill. 28). Hier zijn beidc heiligen eveneens als elkaars gclijken voorgesteld, maar ter rechtcrzijde w'ordt Franciscus gckroond door Christus en aan hun linkerkant krijgt Elisabeth de kroon van heiligheid uangereikt door Maria.22 (Millennium. Tijdschrift voor Middeleeuwse Studies 2, 1988, p. 89-101) 13. Demus 1970, p. 112-113,482-483. 14. Parijs, Cabinet des Medailles, inv. nr. 300; Talbot Rice 1968, p. 444-446; Kampfer 1978, p. 59; Brussel 1982, p. 98 nr. Iv. 7; Koldeweij 1985, p. 128. 15. Parijs, Muscc de Cluny; Elbern 1962, p. 66 nr. 297; Lasko 1972, p. 94. 16. F. Miitherich, Das Evangcliar Heinrichs des Lowen und die Tradition des mittelaltcrlichen Herrscherbildes. In: Miinchen 1986, p. 25-34. 17. Uppsala, Universileitsbibliotheek, Goslar-evangeliari- um. fol. 3v; Weitzmann 1966, p. 14; Schramm & Miitherich 1962. pi. 103; Dodwcll 1971, p. 46: Miitherich 1986 (zie nool 16), p. 25-26. 18. Bern, Burgerbibliothek, cod. 120, fol. 143; Stuttgart 1977,1, p. 647-648 nr. 810; Willemsen 1977, p. 14; Koldeweij 1985, p. 126. 128. 19. Cambridue, Corpus Christi College, ms. 4, fol. 139v; Cahn 1982. p. 202, 259. 20. Cividale, Museo Archeologico Nazionale, Codice Ms. CXXXVI fol. lOv; K. Bierbrauer, Sog. Egbert-Psaller. In: Marburg 1981, p. 336-338 nr. 12. 21. R. Kroos. Zu frlihen Schrift- und Bildzcugnisscn iiber die heilige Elisabeth als Quellen zur Kunst- und Kulturgeschichte. In: Marburg 1981, p. 222-223; Klamt 1983, p. 171-174 (met verwijzing naar M. Bierschenk, Die figiirlichcn Glasmalereien der ersten llalflc des 13. Jahrhunderls in der Eli.sabethen-Kirche zu Marburg, disser- tatie Freie Universitiit Berlin 1983): Marburg 1983, p. 31- 33. 22. Op de iconografischc parallel tussen deze kroning van Franciscus en Elisabeth in het gebrandschilderde venster tc Marburg en die van het in Lund opgegraven pelgrimsinsig- ne werd ook al gevvezen door Scrvus Gieben in 1983: Gicben 1983, p. 339-340 nool 4. Met dank aan Lydia Beerkens, van wie ik deze verwijzing inocht ontvangen na het afsluitcn van de tekst van dit artikel. 75
‘LOETENEN TEKENEN VAN SINTE GOMMAER’, UEK In 1990 waren vier fragmenten en een nagenoeg gaaf excmplaar van pelgrimstekens die verwijzen naar de te Lier verecrde heilige Gummarus bekend (zie afb. 198). Sedertdien zijn nog drie fragmenten tcvoorschijn gekomen. Dcze insignes van lood-tin werden door het Lierse Sint-Gummaruskapittel verkocht; ook waren zilveren en verguld zilveren pelgrimstekens van Gummarus besehikbaar. Van dc edelmetalen insignes zijn nog geen exemplaren teruggevonden, wel wordt er in geschreven bronnen naar vervvezen zoals in het hierna volgende artikel is vermcld. Daarentegen is er wel een zilveren gedenkpenning bewaard gebleven die vermoedelijk in 1517 ter ere van Gummarus werd geslagen, waarschijnlijk bij gelegenheid van de vol- tooiing van het hoogkoor van de aan Gummarus ge- wijde hoofdkerk van Lier (ill. 29 A en B). Op de voorzijde is de Lierse heilige afgebeeld, op de keer- zijde de Gregoriusmis. Opmcrkelijk is dat Gummarus, die geflankeerd wordt door de wapens van de stad Lier (links) en het Lierse kapittel (rechts), over zijn lange gewaad hicr, evcnals op het pelgrimsteken, een korte schoudermantel draagt die middenvoor is gcslo- ten door middel van een spang met opnieuw het wa- pen van het kapittel. Onderzoek in de kerkrekeningen van Lier heeft sinds de Gummarusherdenking van 1990 nog interessant nieuws opgeleverd met betrekking tot dc Lierse Gummarus-insignes. De heer Marc Mees te Lier bracht de volgende rekeningpost aan het licht: item betaelt willem van eynde van loetenen tekenen van sinle Gommaer xvij pont ende cost elc pont vij-z gl’ waarvoor de uitgave van fl. 127,5 werd genoteerd (archief van de Gummaruskerk te Lier, inv.nr. 43/1/А, kerkrekening 15-2-1476 (1477 nieuwe stijl) - 15-2- 1477 (1478 nieuwe stijl), fol. 11 v). Deze aankoop van een grote hoeveclheid ioetenen teekenen van sinte Gommaer’ werd gedaan door de kerk twee jaar nadal in 1475 er na eeuwen weer mirakelen hadden plaats- gevonden en waarna de Gummarusverering een hoge vlucht nam. In eerdere kerkreken ingen, die evenwel incompleet bewaard bleven, werd geen vermelding van pelgrimstekens aangctroJTen. Behalve dat deze rekeningpost aangeeft dat in ieder geval in 1476/1477 te Lier lood-tinnen Gummarus-insignes besehikbaar waren, blijkt er ook uit dat dc Gummaruskerk de verkoop in eigen hand hield: de kerk kocht grote hoeveelheden in en droeg kennelijk zelf zorg voor verdere distributie. III. 29 A-В. Gedenkpenning, voorzijde: Gummarus, keerzijde: Gregoriusmis. Gummaruskapittel te Lier, ca. 1517. zilven diameter 3,8 cm. Brussel, Koninklijke Bibliutheek, Penningkabinet. Pelgrimsteken van Sint Gummarus, Lier, laatste kwart 15de of begin 16de eeuw H.J.E. van Bean in gen, A.M. Koldeweij Het pelgrimsteken van sint Gummarus toont de heilige volgens zijn vaste iconografie. Gummarus staat binnen een omlijsting in de vorm golische architectuur, waar- van aan de bovenzijde slechts enkele details uit het traceerwerk, hogels en pinakels ontbreken. Dc tekst op dc onderrand van het insigne bevestigt de identiteit van de heilige: S:GOMMAER. Middenonder en rechtsboven bevindt zich een oogje waarmee het pelgrimsteken vastgchecht kon worden, een derde oogje linksboven is afgebroken (alb. 198). Gummarus is voorgesteld als landedelman op de wijze zoals sinds de tweede helft van de vijfticnde eeuw gebruikelijk was. In nagenoeg dezelfde kledij, met dezelfde attributen en zelfs in ongeveer dezelfde hou- ding werd Gummarus bijvoorbeeld weergegeven op het gebrandschilderde glas van Vilain-Immerzele uit 1475-1476 door Rombout Kcldcrmans en op het glasraam van Jan van Immerseele uit ca. 1475, beide in de Sint-Gummaruskerk te Lier. In zijn linkerhand houdt Gummarus een paar handschoenen en in de rechterhand heeft hij zijn reisstaf; hij draagt een - vermoedelijk met hermclijn afgezette- muts en de nimbus achter zijn hoofd karakteriseert hem als hei¬ lige. De ruime, lange mantel is met hermelijn gevoerd en heeft een royale hermelijnen kraag waarop midden¬ voor als sieraad een schildje is bevestigd met het wapen van het Gummaruskapittel. Links en rechts van Gummarus zijn respectievelijk een put en een boom afgebeeld. De put bevindt zich onder de reisstaf van de heilige en verwijsl naar de bron die volgens de 76
legende op miraculeuze wijze zou zijn ontsprongen door toedoen van Gummarus. De boom is cveneens een vcrvvijzing naar hot heiligenleven van Gummarus. Duidelijk is de om de boomslam gebonden riem van de heilige weergegeven: aldus groeide op voorspraak van Gummarus een omgehakte boom weer aaneen. Zowel de gordel van Gummarus als de door hem met zijn reisstaf geslagen bron worden nog steeds vereerd en naar beide wordt in bet pelgrimsteken nadrukkelijk vervvczen. Het pelgrimsteken is opmerkelijk gedelailleerd uitge- werkt. Zo is bij de voering van de mantel, de hoedrand en de brede kraag duidelijk een structuur van het bedoelde materiaal aangcgeven, namclijk hermelijn. De om de boom geslagen riem van de heilige is even- eens fijn uitgewerkt: de gesp is nauwkcurig weergege¬ ven en zelfs zijn aan het andere uiteinde de gaatjes aangeduid. De door het wonder van Gummarus her- stelde boom, tenslotte, is hcrkenbaar als een eik: in de kruin zijn vier eikels zichtbaar. De verering van Gummarus bcleefde in het laatste kwart van de vijfliende eeuw een sterke opleving en in dat kader moet de produklie dan ook worden gczien van goedkope en ongetwijfeld ook te Lier in grote aantallen vervaardigde pelgrimstekens. Uit archivali- sche bronnen is echter nauwclijks iets bekend over de vervaardiging en verkoop van pelgrimsinsignes te Lier. In het rckeningenbock van de Sint- Gummaruskerk werd bijvoorbeeld in het jaar 1576 genotcerd: ‘Men verkoght dit jaer op ommegancksdag een buytengevvoon groot getale lenne beelkens of medalien van St. Gummari en hoorne en pampiere beelekens’. Behaive prentjes en pelgrimshoorns ver- kocht men ‘tenne beelkens of medalien*, waaronder we ongetwijfeld late varianten moeten verstaan van de middelceuwse pelgrimstekens. Ditzelfde geldt voor de ontTevccr vierduizend tinnen Sint-Gummarusbeeldjes die de Lierse tinnegieter Reynier Coomans in de jaren 1600-1605 en voor de veertig dozijn Sint-Gummarus- beeldekens die zijn stads- en ambtsgenoot Jan Keulemans in 1629 aan de Sint-Gummaruskerk le- verde. Het enige ons bekende bericht over Gummarus- insienes uit de vijfticnde eeuw, dateert uit 1475. In dat jaarwaren er in Lier extra aflaten, - verleend door de paus te Rome en door de bisschop van Kamerijk -, le verdienen waardoor het bezoeken van de ‘ostensie’, de plechtige toning van de relieken van Gummarus, des te aantrekkelijker werd. Het Lierse kapiltel liet de ‘ostensie’ wijd en zijd afkondigen, in de eerste plaats gebeurdc dit met ‘brieven*. geschreven of misschien al gedrukte proclamaties. Maar bovendien werd hierover genotuleerd: ‘Nog wacren veele particuliere persoonen na Holland, Vlaendcren met brieven en teeckenen gesonden, |...J, die teeckenen en brieven alomme droegen |...|. Onderdie teeckenen waren silvere en vergulde, dat waeren beldckens of printen van den H. Gummarus’. Ook prentjes en ‘teeckenen’, pelgrimstekens waaronder zilveren en vergulde exem- plaren, werden als propagandamateriaal meegestuurd met de aankondiging van de toningsplechtigheden. Niet onwaarschijnlijk is dan ook dat de mallen voor het Lierse Gummarus-pelgrimsteken, die ongetwijfeld vele jaren in gebruik bleven, werden gesneden met het oog op de groots opgezctte manifesiatic van 1475 die een herleving van de Gummarusvercring te Lier bete- kendc. Van het bedevaartinsigne van sint Gummarus waren tot voorkort geen exemplarcn bekend. Inlensief ar- cheologisch onderzoek met metaaldetectoren heel'l daar verandering in gebracht: onder de grote hocvecl- heden kleine metalen sier- en gebruiksvoorwerpen die de laatste jaren werden ontdekt, bevinden zich vele pelgrimstekens en, zover bekend, tot op heden vier fragmenten van Gummarusinsignes uit Lier en het hier afgebcelde nagenoeg gave exemplaar. Dit vijftal Lierse pelgrimstekens is gevonden in de Nederlandse provincie Zeeland. Onderling afvvijkende details van de vijf bekende excmplaren laten zien dat te Lier bij de produktie van de pelgrimstekens van verschillende gielmallen gebruik is gemaakt. Ongetwijfeld werden ook hier meer insignes tegelijk gegoten en bovendien zullen in de loop der tijd mallen zijn vernieuwd. Het bijna gave insigne kwam in 1982 tevoorschijn uit de bodem van Nieuvvlande in het Vcrdronken Land van Zuid-Beveland, een in 1530-1532 overslroomd en sedertdien verlaten dorp in de Oosterschelde. In totaal werden te Nieuwlande meer dan zeshonderd pelgrims- tekens teruggevonden, waarvan dc grootstc helft af- konistig is uit Vlaamse bedevaartplaatsen. De Sint- Gummarus-insignes tonen aan dat vanuit Zeeland ook Lier door bedevaartgangers werd bezocht. Wei moeten we voorzichtig zijn met deze conclusie, het valt im- mers niet te stellen dat ieder gevonden pelgrimsteken ook staat voor een afgelegde bedevaart: elke pelgrim kon uiteraard meer insignes mee naar huis of naar andere plaatsen nemen, de tekens werden ongetwijfeld ook verhandeld en tenslotte konden de insignes, zoals we in het hierboven aangehaalde citaat bijvoorbeeld lazen, door de kerkelijke instantics zelf worden ver- spreid. Hoe dan ook, in elk geval bevesligen de vijf Gummarus-insignes de bekendheid van de Lierse 77
heilige in Zeeland en waarschijnlijk duiden ze op uitgevoerde pelgrimstochten naar Lier. Ook uit andere bronnen is bekend er vanuit Zeeland bedevaarten naar Gummarus' graf en relieken in Lier werden onderno- men, al komt deze bestcmming, zover tot nu toe be¬ kend, niet voor onder de vanuit Zeeland opgelegde boetevaarten hetgeen bijvoorbeeld te Antwerpen wel het geval was. In hel kader van de genoemde propa¬ ganda die in 1475 werd gevoerd voor de Licrsc ‘osten- sie’, predikten broeders-observanien in Holland cn Zeeland over 'de mirakelen van den H. Gommarus die te Lier geschiede’ en brieven waarin de plcchlighedcn werden aangekondigd, waren onder andere meegege- ven aan een pricster uit Middelburg. In 1478 werd in het reken ingen bock van het Gummaruskapittel boven- dien nog expliciet gesprokcn over ‘eenen priestcr van Zeelant, die Sinte Gommaer seer promoveerde’. In het Boek der Mirakelen tenslottc dal over de periode 1475 tot 1499 in opdracht van het Sint-Gummaruskapittel werd bijgehouden,werden naar aanleiding van de 232 wonderen die op voorspraak van Gummarus waren geschied, niet minder dan veertien Zeeuwse stedcn en dorpen genoemd als plants van herkomst van de be- gunstigden. (Sint-Gummarus. Iconografie en verering. Catalogus samengesteld door P. Baudouin, M. Bosehmans, M. Darquennes en M. Mees. Lier, Museum Wuyts-Van Campen en baron Caroly, 1990, p. 56-58 cal. 132) literatuur Met dank aan Marc Mees, Lier, die onmisbare hulp verleen- de ten aanzien van specifiek Lierse literatuur. Mccrbergen 1937, p. 242-247; van In 1938, p. 128-131; de Proost 1989, p. 8; van llervvaardcn 1978; van Hecringcn, Koldeweij & Gaalman 1987, p. 94. 78
XIII PELGRIMSTEKENS VAN DE HEILIGE MAN JOB, WEZEMAAL In de jaarrekening over 1472 van de kerk te Wezemaal werd veranlwoord dat 4008 lood-linnen pelgrimstekens werden verkochi van sint Job. terwijl er datzelfde jaar 4800 van deze ‘gewone’ insignes vvaren ingekocht. Deze zelfde nauwkeurige bron, het betreft immers de financiele verantwoording, maakt ook melding van aan- en verkoop van zilveren pelgrimstekens, die kennelijk in iwee niaten bcschikbaar waren, gewone cn ‘cleynder’. De mallen voor de ‘cleynder’ zilveren insignes werden in 1472 gesneden door de zilversmid Zeger uil Mechelen. Een tingicter met de naam Augustijn leverde de lood-linnen pelgrimstekens met 100 dozijn tegelijk. De jaarrekening mei deze infor- matie werd al in 1939 uilgegeven door A. Erens in hel tijdschrift ‘Eigen Schoon en De Brabander’ (25, p. 1- 12). Een vergissing door Erens in zijn inleidend essay bij de bronnenpublikatie zettc latere vorsers op het verkeerde been: in plaats van de 280 dozijn die in de rekening vermeld worden, sprak Erens over 280 stuks. hetgeen uiteraard een nogal groot verschil maakt. In de tcntoonstcllingscatalogus ‘Pelgrims naar Sint Job’, Wezemaal 1988, en in de eerderc versie van het hierna herdrukte artikel leidde dit tot enkele verkeerde vra- gen en interpretalies. Bij de gewijzigde hendruk die hier volgl, zijn enkele verbeleringen aangebracht cn het slot van het artikel is in verband hiermee enigszins gewijzigd. Het is niet bekend wanneer de Jobsverering te Wezemaal is ontstaan. De pelgrimage naar de Oudtestamentische figuur Job heel daar in 1410 al zo’n omvang te hebben dat een kloosterslichting wordt afgehouden omdat bedcvaarlgangers teveel onrust zouden veroorzaken. De al aangehaalde kerkre- kening van 1472, bewaard in hel archief van de abdij van Averbode, geeft enig idee over de omvang van de bedevaart: in een jaar tijd werden nicer dan vierdui- zend lood-tinnen insignes verkocht. Hoogtijdag was natuurlijk Sint Jobsdag, 10 mei: drie pijpcrs speelden voor het beeld van Job in de kerk en er vond een processie plaats. In het offerblok werd aan het eind van die dag maar liefst 70 gulden en 3 stuiver aange- trolTen en er zouden 53 dozijn ‘teekens* ofvvel 636 insignes over de toonbank zijn gegaan. De behoorlijk grote aantallen die in deze jaarrekcning worden ge- noemd, corresponderen met de in Zeeland teruggevon- den aantallen en vooral met de aangelroffen varianten van de Job-insignes: dat negen en wcllicht zells elf verschillende pelgrimstekens uit Wezemaal levoor- schijn kwamen, impliceert dat daar op behoorlijk grote schaal insignes werden geproduceerd (alb. 233 - 243). ‘Van silveren ende andere tcckcnen van sint Job te WesemaaP H.J.E. van Beiuiingen Reeds spoedig nadat op 29 december 1 170 Thomas a Becket in de kathedraal van Canterbury werd ver- moord, stroomden uil alle delen van Europa pelgrims naar Kanlelberg, zoals deze bedevaartplaats in de Nederlanden werd genoemd. De grote verspeiding van de verering van de spoedig na de gcplecgdc moord heilig vcrklaarde Thomas blijkt onder meer uil de vele pelgrimsinsignes wclke, afgezien van in Engeland, ook op verschillende plaatsen in Europa zijn gevon- den. Wat Nederland betreft zijn insignes met belrek- king tot Thomas ondermeer gevonden in Dordrecht en in het Oosterschcldcgebied. Het overgrote gedeelte van de Thomas-insignes is echter afkomstig van Engelse bodemvondsten, vooral uit London, Salisbury en Canterbury. Brian Spencer en Michael Mitchiner hebben in verschillende publikaties op Thomas-insig- nes uit Engels bodemvondsten de aandachl gevestigd.1 Het aantal op het vaste land van Europa gevonden Thomas-insignes is in vergelijking met andere soorten heiligen-insignes naar verhouding gering. Omgekeerd is hetzelfde beeld te signaleren. Naar verhouding zijn tot dusverre in Engeland ook betrekkelijk weinig insignes gevonden welke gemaakl zijn in en/of afkom¬ stig zijn uit pclgrimsplaatsen gelegen op het Europcsc vastcland. Een uitzondering moet worden gemaakt voor insignes welke betrekking hebben op Rome en Santiago de Compostela, omdat daarvan ook in het Verenigd Koninkrijk meer exemplaren zijn gevonden. In 1987 werd tijdens werkzaamheden in de rivier Stour bij Canterbury een fragment van een insigne gevonden dat betrekking heeft op de verering van sint Job te Wezemaal.2 Waar kwam de reiziger vandaan die op hel einde van de vijftiende eeuw de verre reis tussen Wezemaal en Canterbury maakte. Wat gaf hem - of was het een haar? - aanleiding om deze toen loch moeilijke reis te maken? Voor zover de beschikbare gegevens reiken, is tot op heden Canterbury de verst van Wezemaal gelegen 79
plaats waar een insigne van sinl Job gevonden werd. De sterk toegenomcn stroom van in dc bodcm gevon- den insigncs mag docn verwachten dal dit record spoedig gebroken zal vvorden. Dichtcrbij zijn, vooral in het Vcrdronkcn Land van de Ooslersehelde, ver- schillcnde insigncs van sint Job te Wezemaal gevon- den. Deze vondslen zijn voor bet groolsle deel afkom- stig van plaatsen waar voorheen steden en dorpen lagen zoals Reimerswaal, Nieuvvlande, Tolsende, Valkenisse en Lodijke. Deze plaatsen gingen tussen 1530 en 1532 door stormvloeden verloren en op de slikken waaronder de resten van vroegere bewoning liggen, is nauwelijks meer icls ziehtbaar dal daaraan nog herinnert. Op de plaats waar voorheen het dorp Nieuvvlande lag werd rcccntelijk een gaaf insigne van sint Job gevon- den dat identiek is aan het in Canterbury gevonden exemplaar (afb. 237). Waar sprake is van encrzijds een gaaf insigne en anderzijds van een fragment moel voorop worden gesteld dat de vergelijking gebaseerd is op het fragment. Aangezien momenteel een publikatie in voorbereiding is met betrekking tot de gedurende de afgelopen tien- tal jaren in Nederland gevonden religieuze en profane insignes, is het niet mogelijk om in dit artikel allc vormen en typen insignes welke lot dusverre van sint Job bekend zijn gevvorden en welke betrekking heb- ben op Wezemaal hicr te beschrijven (zie afb. 233- 243). Wij beperken ons hier tot een besehrijving van het in Nieuvvlande gevonden gave insigne (zie alb. 237). Eerst nog een enkele algemene opmerking. Tot voor kort werden naar verhouding slechts heel weinig pelgrimsinsignes gevonden. Bekend zijn de vondsten welke midden vorige eeuw werden gedaan tijdens de nicuwbouw van bruggen over de Seine in Parijs. Deze vondsten zijn tocn gepubliceerd door Arthur Forgeais en ten dele tentoongcsteld in het Musee de Cluny in Parijs.3 Wat Engeland betreft zijn grolc aantallen insignes gevonden in Londen en wcl vooral aan de oevers van de Thames, waar ‘mudlarks’ met behulp van metaaldetectoren hun vondsten deden. Wat Nederland betreft is het overgrote gedeelte van de kleine metaalvondsten eveneens afkomstig uit voch- tige bodemlagen. De uit lood-tin-alliage gegoten insignes blijken uitermale kwelsbaarte zijn voor aantasting door oxydatie en ze zullen dus alleen dan bewaard blijven wanneer de bodemgesteldheid ge- schikt is. Zulks is voor wat betreft het Verdronken Land van de Oosterschelde zeker het geval omdat elke dag de working van eb en vloed zorgt voor de zozeer vercistc vochtige bodemgesteldheid. Maar ook uit diepe grondlagen waar de kleine melalen voorwerpen, vaak in dikkc mestlagen, goed al'gesloten blijven, kan men inleressantc metaalvondsten verwachten. Doorde komst van de metaaldeteclor worden lhans voorwer¬ pen gevonden welke tot voor kort niet zouden zijn opgemerkt. Voor het vervaardigen van insignes werd gebruik gemaakt van gietmallen. De/e hestaan veelal uit lei- steen waarin het negalief voor het te gieten insigne is uitgesneden. Het in leisteen snijden van de gevvenste, vaak gecompliceerde albeelding, vereist groot vak- manschap. Uit bewaard geblcvcn schriflelijkc bronnen blijkt dal dit werk doorgoud- en zilversmeden werd uitgevoerd. Bij de leistenen gietmallen heeft men een voor- en aehterzijdc welke op elkaar passen en door middel van pinnen en galen op de juiste plaats gehou- den worden. Bij het gietproces werd gebruik gemaakt van een legering van lood en tin en wel in zodanige samenstclling dat het melaal gemakkelijk kon smelten bij niet te hoge temperatuur terwijl het product toeh voldoende sterk en hard moest zijn om goed houdbaar te blijven, ook wanneer een dergelijk insigne op hoed of mantel gedragen werd. A1 naar gelang de vraag kan men aannemen dat gelij- kertijd meer gietmallen in gebruik zullen zijn geweest. Aangezien de leistenen gietmallen, mede als gevolg van veelvuldig gebruik en de voortdurende tempera- tuurwissclingcn, aan slijtage onderhevig zijn terwijl ook gemakkelijk breuk kon optreden, zal cr regelmatig sprake zijn geweest van aanschaf van nieuwe mallen. Geen enkele gictmal is identiek aan de andere en al naar gelang de gietmalsnijder zal er steeds sprake zijn van onderling - soms nauwelijks herkenbare - ver- schillen in uitvoering. Voor zover bekend zijn tot op heden nog geen mallen gevonden waarin de insignes van sint Job te Wezenmaal gegoten werden. En toch zullen deze gietmallen juist in Wezemaal gebruikt zijn en het valt te hopen dat wanneer er grondwerkzaamhe- den rond de kerk worden uitgevoerd, aandacht besteed wordt aan de mogclijkheid zulke gietmallen te vinden. Hier dient erop te worden gevvezen dat de leisteen waarin de mal gesneden werd van verre moest worden aangevoerd zodat ook een gebroken leisteen gietmal vaak nog voor andere doeleinden hergebruikt werd; hierbij valt te denken aan mallen voor kleincre voor¬ werpen zoals knopen en gespen. Het is moeilijk om aan de hand van de vormgeving van een insigne een juiste datering te bepalen. 80
Alhoewel bij bepaalde typcn insignes van heiligcn welke lange lijd vereerd worden, sprake is van aan- zienlijke verschillen in vormgeving in de loop van dc tijd, is zulks voor wal betrefl do insignes van sint Job te Wezemaal veel minder hot geval. Voor exacte date- ring zijn precies le dateren bijvondsien van belang en gezicn de vochtige context vvaarin pelgrimsinsignes veclal gevonden worden, komen zulkc vondsten he- laas weinig voor. Voor wat betrefl de insignes van sint Job welke in hot Verdronkcn Land van de Oosterschelde gevonden werden, kan op goede gronden ervan worden uitge- gaan dal - voor zover het insignes betrefl vervaardigd uit een lood-tin legering - ccn dalering in de tweede helft van de vijftiendc ccuw juist is. Vanaf het eind van de vijftiende ecuw komt een afwijkend type in- signe in omloop dat niel meer gegoten wordt door gebruik te maken van gietmallen maar waar dunne plaatjes latoenkoper in stenipelvormen geslagen wor¬ den. Ook met belrekking tot sint Job is een aantal van dergelijke insignes, gemaakl uit latoenkoper, in de Oosterschelde gevonden (zie alb. 242. 243). Deze groep kan worden gedateerd in het begin van de zes- tiende eeuw. Zowel het nagenoeg gave insigne van sint Job te Wezemaal gevonden in Nieuwlande (alb. 237) als dat gevonden in de rivier Stour bij Canterbury is gegoten in gietmallen bij gebruikmaking van een lood-tin- alliage. Op het insigne wordt sint Job afgebeeld, gckleed met lendendoek cn dragende een muts waaromheen een nimbus. De heilige zit aan de linkcrzijde van het in¬ signe, naar rechts gekeerd. op een mesthoop en kijkt de aanschouwer frontaal aan. Zowel op de benen, de armen, als op het onlblote bovenlichaam zijn vele pestbuilen zichtbaar. Rechts boven het hoofd - in het midden van het insigne - is een bel met klepel afge¬ beeld. Men mag aannemen dal deze bel verwijst naar de betekenis van sint Job als beschermheilige voor diegenen welke aan pest of melaatsheid leden. Lijders aan^zulke besmettclijke ziekten vvaren verplicht om met bel of klepper hun aanwezigheid aan te kondigen, zodat passanten op tijd konden vluchten om besmet- ting te vermijdcn. Met zijn rechterhand reiki de heilige een muntstuk aan twee rechts van hem staande muzikanten. Dc linksc muzikant draagt een muts met pluim terwijl deze een snaarinstrument voor het lichaam houdt. De meest rechtse muzikant blaast op een lange hoorn. Op een banderol welke slingerend vanaf het hoofd van Job onder de bel langs naar rechts loopt. staat in gotische letters de tekst: GOD GAF GOD NA(M) waarbij de letter M is uitgevallen. Aan de onderkant van het insigne is een tweede banderol met als tekst: S JOB VA(N) WESEM(ALE). Ook hier ontbreken dus en- kele letters. Er zijn echter vergelijkbare voorbeelden van hetzelfde type bewaard gcbleven, waarbij de volledige tekst wel bewaard geblcvcn is (zie alb. 233- 236). Aan de bovenzijde, welke wordt afgcslotcn door een spitsboog met pinukels, bevindt zich links cn rechts een oogje dat hestemd was om het insigne op hoed of kleding te kunnen bevestigen. Reeds eerder verscheen een artikel dal een aantal insignes van sint Job tot onderwerp had.4 In 1937 werd een vijftal insignes (medailles, pelgrimstekens) uitgevoerd in zilver, koper en tin/lood, gepublicccrd welke zich toen bevonden in de collecties van Belgische musea. De op drie van deze afgebeelde insignes voorkomendc teksten. respectievelijk SANC- TUS JOB + DE + WEESMALE + 1491, dan wel S. JOB. D. WES en SENTE JOB VAN WESEMALE BIDT. VOOR. ONS. lalen geen twijfel bestaan over de heilige en de betreffende bedevaartsplaats. In 1987/1988 vond in het Zecuws Provinciaal Museum te Middelburg een tenloonstelling plants waar een drietal insignes van sint Job werd tenloonge- steld.5 Van de tot midden 1987 in Nieuwlande gevon¬ den circa 600 religicuze insignes konden 377 exem- plaren worden toegeschrevcn aan een herkenbare pelgrimsplaats en heilige. Verreweg het belangrijkst was Geraardsbergen met 82 insignes betrekking heb- bende op S. ADRIANUS. Daarop volgde Ninove met 45 insignes betrekking hebbende op S. CORNELIUS. Wezemaal komt met 29 insignes betrekking hebbende op S. JOB op de derde plants. Sederl midden 1987 zijn in de provincie Zeeland nog minslens 10 andere insignes van sint Job aangetroffen. Buiten Zeeland zijn voor zover tot nu bekend, slechts weinig insignes van sint Job gevonden. Uit de aan de IJssel gelegen oude Hanzestad Kampen is een frag¬ ment van een sint Job-insignc bekend.6 Men zou uit het vorenstaande kunnen opmaken dat de verering van sint Job een betrekkelijk regionale aange- legenheid is geweest en dat Wezemaal en sint Job vooral plaatselijke bekendheid hebben gehad. Dit veronderstellende moet wel het voorbehoud worden gemaakt dat het zeer vergankelijk materiaal waaruit de insignes gegoten werden, gemakkelijk tot foute con- clusies kan leiden wanneer men zich alleen baseert op de vondsten. Deze zijn bovendien vaak zeer lragmcn- 81
tarisch en zullen niet aJtijd als bchorendc tot insigncs van sint Job herkend worden. Het blijft dus heel goed mogelijk dat de verering van sint Job te Wezemaal veel wijder verspreid is gewecst dan aan hand van dc tot dusverre teruggevondcn aantallen insignes blijkt. Vast staat dat sint Job in de late middeleeuwen, toen de bevolking zo geteisterd werd door peslepidemieen, in de Nederlanden zeer populair was. Het voert le ver om hier uitvoerig in te gaan op de betekenis van de verering van sint Job te Wezemaal en de populariteit van deze heilige welke het gevolg was van de behoefte bescherming te vinden ‘teghen de pocken, teghen sieckten ende gebrecken, namelijk teghen de kreupelheyt die uyt diversche accidenten kan geschieden'. Hiervoor vvordt hier verwezen naar de publikatie welke in 1988 door de Kulturele Kring Wezemaal werd uitgegeven.7 Vcrschillende bedevaartplaatsen hebben in de late middeleeuwen een belangrijke rol gespeeld bij het opleggen van bedevaarten als strafmaatregcl. A1 naar gelang de zwaarte van het misdrijf werd een straf opgelegd om te pelgrimcrcn naar een dichtbij of ver- der afgelegen bcdcvaartplaats. Archicfbronnen van vcrschillende plaatsen in Nederland leveren gegevens op over de aanlciding van opgelegde strafbedevaarten, over de bestemming van de bedevaart waarheen men ter genoegdoening moest gaan, maar ook over dc mogelijkhcid die geboden werd deze strafbedevaart af te kopen op basis van geldbedragcn dan w'el door de levering van vervangende hoeveelheden baksleen ten behoeve van de bouw van kerkelijke of stedelijke gebouwen. De kerkelijke en stedelijke an tori tei ten maakten in de vijftiende en begin zestiende eeuw graag gebruik van deze mogelijkheid. Zo hield men misdadigers buiten de poort want w ic geen gevolg gaf aan de uitvoering van de opgelegde strafbedevaart en die daarvan niet het bewijs van volbrenging kon leve¬ ren, moest rekening houden met de zwaarst denkbare straffen waaronder het verlies van leven. Het is opval- lend dat Wezemaal praklisch niet voorkomt in de lijsten van in Nederlandse steden opgelegde strafbede¬ vaarten. Op 21 mei 1524 werd een vrouw uit Amsterdam wegens ketterij veroordceld tot een straf- bedevaarl naar Wezemaal. Tussen 1524 en 1540 is er sprake van nogmauls vijf soortgelijke straffen, maar daarmede neemt Amsterdam dan ook een uitzonde- ringspositie in.8 Voor zover gegevens ter beschikking staan zijn vanuit Zeeland geen strafbedevaarten be- kend welke met bestemming Wezemaal werden opge¬ legd. Dat valt des te meer op omdat vanuit Middelburg, Goes, Reimerswaal en Zierikzec 623 strafvonnissen met een bedevaartplaats als bestem- ming bekend zijn.y Nader onderzoek moet worden verricht om antwoord te kunnen geven op de vraag welke aanleiding er was om Wezemaal niet op te nemcn in de lijsten van be- stemmingen waarheen een strafbedevaart werd opge¬ legd. Waarom wel Geraardsbcrgen en sint Adriaan en niet Wezemaal en sint Job? Was Wezemaal wellicht een bestemming waarheen alleen devote lieden pelgri- mccrden? Uit bewaard gebleven kerkrekeningen welke uit 1472 dateren en vvaarin alle ontvangsten en uitgaven door het kerkbestuur werden opgelekend blijkt dat op Sint Jobsdag, 10 mei 1472, 53 dozijn ‘leekens’ werden verkocht met een opbrengst van 8,5 gulden.10 Verder blijkt dat buiten dc hoogdagen van sint Job nog ver¬ kocht werden vier ‘onssen silveren tcekeneii’ en 280 ‘dosynen andere teekenen’, die de som van 75 gulden 7,5 stuiver opbrachten. Dat verkoop vlak in de omgeving van het in Wezemaal vereerdc beeld van sint Job moet hebben plaats gevonden, tcrwijl in de wintertijd de belangstel- ling voor deze pclgrimstochten minder grool moet zijn geweest, blijkt uit de navolgende aantekening:11 ‘Item onlfaen van Mattys Kynderen voer j dosyne teekenen die hij inden winter synen gasten vercocht omme datter doen niemant voer sint Job en sat - jz skivers'. In dezelfde kerkrekening staan nog andere interes- sanle gegevens met belrekking tot de insignes van sint Job te Wezemaal die ons een inzichl kunnen geven in productie en afzet. Daar zijn verder weinig vergelijk- bare gegevens bewaard gebleven zodat het van belang is deze navolgend in het geheel te vermelden:1- Ander vuytgeven van silveren ende anderen teekenen van sint Job bijden vs. momboren gecocht. lerst ontfaen van Zcgeren den silversmet te Mechelen des goensdaeghs in de paesdage j onse silveren teeke¬ nen, eel. ij gul. viij st. Item vanden selven een half onse cleyndcr silveren teekenen gelevert voir sint Jobs dach ende noch z onse na sint Jobs dach, maecl j onse tsamen. daer voere betaelt xxx stuvers ende den bode diese bracht j ski¬ ver, maken iij gulden j stuver. Item gegeven vander vormen te makenen token silve¬ ren cleynen teekenen den selven Zeger betaelt j gul. v stuvers. Item ontfaen vanden selven Zegeren den silversmet te Mechelen omtrent sint jansmisse ij onsen cleynder 82
silveren leekenen, elc onsc om xxjx si. v gul. viij stuvers. Iiem ontfacn van Augustyncn te Brusele opien kcrs- avonl jc dosyncn leekenen. maect iij gulden hollanl, valent vj gul. iiij sluvers. Item ontfaen van den selven Augustyncn voir sint Jobs dach jc dossynen leekenen, maect vj gul. iiij stuvers. Item den bode die die leekenen bracht gegeven ij stuvers. Item noch ontfaen indcn ingaende vander Oegstmaanl vanden selven Augustyne jc dosynen teekenen, valent vj gul. iiij stuvers. Item noch van Augustyne ontfaen Looser kermissen jc dossynen maken oic vj gul. iiij stuvers. Juist omdat maar zo weinig van dergelijke bronnen bekend zijn, zijn de uit Wezemaal bcwaard geblcven gegevens van grote betekenis voor het inzicht in pro- ductie en afzet van pelgrimsinsignes. Zo blijkt dat Zeger de zilversmid uit Mechelen vor- men maakte voor het gieten van insignes. Waren dat leisteen mallen of waren de gietmallen toen reeds uit metaal gemaakt? Verder blijkt dat genoemde Zeger kleine zilveren insignes goot. Onderde ‘andere teeke¬ nen’ moeten ongelwijfeld lood-tinnen insignes worden verstaan, die in grolere aantallen dan de zilveren pelgrimstekcns werden verkocht. Een zekere Augustijn te Brussel leverde de lood-tinnen excmpla- ren en voor de hoogtijdagcn werd de voorraad telkens aangevuld. Werden insignes van sint Job alleen in Wezemaal verkocht of kon men ook buiten Wezemaal zich zulke insignes aanschaffen? Zijn de in Nederland gevonden noten 1 Spencer 1968. p. 137-154; Brian W. Spencer was tot 1989 senior keeper van het Department of Medieval Antiquities van The Museum of London. Van zijn hand zijn verschiHende artikclen verschenen met betrekking tot in het Vercni°d Koninkrijk gevonden insignes. Zijn meest recenle boek; PiWim Souvenirs and Secular Badges, Salisbury 1990 (Salisbury Museum Medieval Catalogue. Part 2); Miichiner 1986. 9 Vriendelijke mededeling van Brian W. Spencer. Foto welwillend beschikbaar gesteld door The Museum of London. Het insigne-fragment is thans in bezit van Mr. Peter Shaffery die zo vriendelijk was tocstemming tot publikatie te geven. 3. Forgeais 1858, 1863, 1865, 1866. Job-insignes alle terug te vocren op effectief naar Wezemaal afgelegde bedevaarten? Waarom werden de insignes weggeworpen en deed men dat doelbewust zodat de/e daarom tcrccht kwa- men in de alvallagen met huisvuil in bijvoorbeeld Nieuwlande? Waarbij veelal wclbcwust de insignes zijn verkreukcld of opgevouwen. De bestudering van het fenomeen pelgrimsreizen, en de daarmcc verband houdende insignes, staat nog in de kinderschoenen. Tot dusverre is slechts w'einig en dan veelal nog zeer verspreid liggend documentatie- materiaal bcwaard gebleven en gepublieeerd. In Belgic zijn veel plaatsen gclegcn waarheen in de middeleeuwcn in groten gelale vverd gepelgrimeerd. Afgezien van Geraardsbergen, Ninove en Wezemaal welke reeds genoemd werden, kan ook gcwczen wor¬ den op de betekenis van Saint-Hubert (Hubertus), Dudzele (Leonardus), Geel (Dymphna), Aarschot (O.L.V.),12 Lier (Gommarus), Anderlecht (Guido van Anderlecht), Halle (O.L.V.), Gistel (Godelieve), Mechelen, enz. Deze opsomming is geniakkelijk aan te vullen, zeker wanneer men de pelgrimsplaalsen van meer lokalc betekenis in aanmerking neemt. Niet alleen gegevens over gevonden insignes zijn belangrijk, maar evenzeer de bronnenstudie waaruit een beter inzicht verkregen kan worden, dan thans beschikbaar is. lndien dit artikel zou hlijken bij te hebben gedragen tot het intensiveren van het zozeer gew'enste en noodzakelijkc onderzoek dan heeft dit aan het gestelde doel beantwoord. (Het Oude Land van Aarschot 25, 1990. p. 161-171; hier enigszins gewijzigd herdrukt p. 161-168, 169- 171) 4. Hoc 1937, p. 39-48. 5. van Hecringcn, Koldevveij & Gaalman 1987. 6. Sint Job-insignc gevonden in Kampen, Coll. H.J.E. van Beuningen, inv. 1242, h. 61 mm, br. 46 mm. 7. Wezemaal 1988. 8. Zie nool 7. 9. van Herwaarden 1978. 10. Erens 1939, p. 5. 11. Erens 1939, p. 6. 12. Erens 1939, p. 10-11. 83
DE HEILIGE KAREL DE GROTE Aken was een bedevaartplaats met een grote rijkdom aan relieken. De Akense schatkamer herbergde en herbergt nog steeds vele kostbare relickhouders cn andere waardevolle objecten, reden voor tallo/e be- wonderaars om al dan niel ‘mente devota', met vrome bedoelingen, of uit nieuwsgierigheid daarheen te reizen en de hciligdommcn te aanschouwen of te vereren. Twee devoties treden in Aken op de voor- grond: die van de Moeder Gods, de ‘Maria Aquensis’ of Akense Maria, en die van Karel de Grote. Maria is patrones van de Onze-Lieve-Vrouwemunster te Aken; Karel de Grote - die uitsluitend te Aken en omgeving als heilige mag wordcn vereerd - was de daar ook begraven en vervolgens plechtig verheven stichter van deze kcrk. De pelgrimstekens die in de hoge cn late middeleeuwen te Aken werden verkocht, verwijzen naar beide devoties, soms afzonderlijk, soms in coni- binatie en soms nog verbonden met andere (zie afb. 264 - 267 en afb. 416 - 435). Een uitzonderlijk lood- tinnen ‘huisaltaartje’ (ill. 33) dat in 1986 werd gevon- den in het centrum van Middelburg, was enige jaren geleden aanleiding om aandacht tc vestigen op de Akense devotionalia van zowel Karel de Grote als de ‘Maria Aquensis’. Het miniatuur-schrijntje met de in aanbidding voor Maria neergeknielde Karel de Grote datcert niet, zoals in 1987 en 1989 werd gepubliceerd, uit de veertiende, maar uit de vijftiende eeuw.1 In het hierna herdrukle artikel is deze datering gecorrigeerd. Het ‘huisaltaartje’ moel in de eerste plaats beschouwd vvorden als een souvenir aan het Akense ‘Marienschrein’. Het kwam tevoorschijn uit grond afgevocrd van een grote bouwpul aan de Korte Geere in het oude stadscentrum van Middelburg. Het schrijn- tje was bewaard gebleven in een vijftiende-ecuwse stortlaag die zich bevond boven een beerput, waarin onder andere onmiskenbaar vijftiende-eeuws aarde- vverk was aangetroffen. Nieuwe vondslen en nader ondcrzock hebben moge- lijk gemaakt in het hier voorliggende boek meer en andere pelgrimstekens te publiceren die verwijzen naar de verering Karel de Grote te Aken, al dan niet gecombineerd met de Akense Maria-devolie (zie de inleidingen bij de Akense insignes, а!Ъ. 264 -267 en afb. 416 - 435). Karel de Grote-souvenirs uit Aken A.M. Kokleweij Bedevaarten naar Maria en Karel de Grote in Aken Een anonieme pelgrim ging in juli 1433 vermoedelijk vanuil /ijn woonplaats Geraardsbergen op rcis om de zcvenjaarlijkse reliekentoning van Aken bij te wonen.2 Hij combineerde dat bezoek aan Aken met drie andere bedevaartsoorden in die omgeving, te weten Maastricht, Kornelimunster cn Keulen. In Kornelimunster en Maastricht werden in aansluiting op de plechtigheden te Aken, ook dat jaar reliekento- ningen georganiseerd. in Keulen vonden geen bijzon- dere evenementen plaats maar de pelgrim bezocht er de meest voor dc hand liggende plaatsen.3 De Akense heiligdomsvaart was in 1349 voor de eerste keer ge- houden, die van Kornelimunster heet in een bulle van 1359 al een bestaand gebruik, en dc Maastrichtse zevenjaarlijkse toning gaat in iedergeval terug tot 1391 maar is vermoedelijk enkele periodes van zeven jaar ouder.4 Het effect van de tegelijkertijd of, nauw- keuriger, van de direct op elkaar volgende relickento- ningen was dat alle drie de plaatsen meer bezoekers trokken en om de aantallen pclgrims was het uileinde- lijk begonnen. Voor Kornelimunster en Maastricht, die beide in de schaduw van Aken stonden, was dit effect des te grater omdat op deze wijze vele bedevaartgan- gers naar de Onze-Lieve-Vrouwemunster in Aken trokken en nu ze toch in dc buurt waren ook een be¬ zoek aan respeetievelijk de kerk van de heilige Cornelius en die van Servatius brachten, plaatsen en heiligen waarvoor ze afzonderlijk vermoedelijk geen grate reizen zouden ondernemen. In de stroom van pelgrims en bezoekers aan de rclie- kentoningen wist ook de genoemde anonymus van 1433 in korte tijd een hoog rendement van zijn pel- grimstocht te bereiken, binnen enkele dagen kreeg hij vele en belangrijke relieken te zien. Van deze tocht maakte hij aantekeningen, een beknopt rcisverslag, waarin hij vooral noteerde wat werd getoond in de plechtigheden en hoeveel aflaten er voor de gelovigen te verdienen waren. Opmerkelijk genoeg is de ruimte die hij in zijn aantekeningen bestceddc aan de rclie- kentoning van de Sint-Servaaskerk te Maastricht, verreweg het grootst.5 De aanleiding voor de tocht was evenwel ook voor hem de ‘Aexchc Vault* of ‘Akencr Vaart’. en voorafgaand aan zijn aantekenigen schreef hij ‘Van aen pardoene dat tAken es XV daghen lane, 84
beghinncnde up der VII ghebroedern dach, Xstc dach in hoymaent, allc vij jarciv. Over de toning in Aken, waar hct ons hicr cm gaat, noteerde hij als voIgt: ‘Tonser Vrouwen lAken: Daer toecht (=toont) men Onser Vrouwen himdc. Item Josephs cousen, daer Ons Heere in ghewonden was, ende in de crebbe daer mede gheleit. Item drie cleederc, deen dal Ons Vrouwe warp an Onscn Heere, doe hi an tcruce ghc- daen was. Item tcleet daer Onsc Heere met gheleit was int graf. Item een cleet daer sente Jan Baptiste up onthoeft was. TAkcn gheloeft men tc verdiencnc aflact van alien sonden ten tijt voorscreven gheduerende.' De hier opgesomde relieken, waarvan het eerstc -de tunica van Maria, de patroonheilige van de Akcnse Domkerk- als de bclangrijkste gold, wenden buiten de kerk getoond aan de samengestroomde mcnigte gelo- vigen. Aken was de eerste plaats waar een openlucht- toning plaats vond zodal velen tegelijk de vanaf grote hooete getoondc heiligdommen konden bewonderen en vereren. In 1322 had bisschop Adolf 11 van Luik toestemming gegeven voor het vieren van de mis bij de reliekentoning vanaf de torengalerij, en dal was het begin van een langc traditie die nog steeds in Aken zelf en in vele plaatsen daarbuilen voortduurt. De vanaf de torengalerij van de Onze-Lieve- Vrouvvemunster getoonde heilige objekten vormen de oude kern van de nicest spectaculaire relieken die in bezit waren van deze kerk. Later verworven relieken, zelfs als deze van groot belang waren en bovendien interessant om tc zien, werden veelal niet nicer toege- voegd aan hct sterk traditioneel bepaalde ritueel van de toning. Ook voor de Maastrichtse toning van de relieken uit de Sint-Servaaskerk was dit duidclijk aantoonbaar, de later aan de kerkschat toegevoegdc Servatiana en andere voorwerpen, werden niet in de plechtigheden opgenomen; dil had als resultant dat verschillende van de aan Servatius toegeschrevcn objecten. en daarbij de meest vereerde en nicest ‘po- forth " tcjbdr tuc £njrn itwisty ^ ^“3ft£frotfc/afc w , , Juatetwie й* сиф it&ittjymd Ьмфг mtb vkimfato&Uptc bcr erbflmi fote jfi tot midr ib arfjeica bin-dUb аЬЩ ци vfttftfne ba$ mart tea ь* smnrn oter agto tom ^ Ш оЩащ fc&jgrtimdjtttmtf пайК мт&ЫщСШшяшМv fonoebtrrtncgM cu шГу^й (pcraci • armfcesljnhct * aBto3dnu> > 'jtetinttttyba mlar^temgtvjoM tgmfbcrpobtmgflotometoatt. vst cntfroujrtct Satt отй gtfaf"vast* ntytrtniil: bt агте Ы font <£omhus }tc man ?oi«rt emtudj b vttkrhte. mtjtfftgtm tit fis&mrtbnttknm Лпшп otnrt-cflau Ittm tot ‘ (m trrfjttr ЙГПГ item bi%Wbnfittd) to^ofepbwp '(omtommtm hramtn kvtt ъ cr шЬаггмш tnote*-^ f III 30 Toningsfonnitlier voor de heiligdomsvaart van Maastricht, Aken en Kornelimiinster. Mainz of Middenrijn, 1468 Anonienie houtsnede, papier ingeklenrd met rood, blanw, geel en groen. 27,5 x 37,5 cm. Miinchen. Staatliche Graphische Sammlung, Im\H8308. 85
pulaire’ waaronder de zilveren slcuteJ ‘van hemelse makelij’ en de grote ivoren hoom die de heilige vol relieken mee uit het Heilige Land zou hebben ge- braeht, niet in het openbaar vverden getoond.6 De kerngroepen van dc in Aken. Maastricht en Kornelimiinster elke zevcn jaar in juli getoonde relic- ken, waarvan de meeste dan ook door de geciteerde anonymus vverden genoteerd in zijn verslag, zijn afgebeeld op een gemeenschappelijk toningsformulier dat vermoedelijk in het jaar 1468 le Mainz werd ge- dmkt.7 (ill. 30) Ook dit toningsformulier geefl, zonder dat de reden daarvoor duidelijk is, als eerste en meest uitgebreid beschreven overzicht de Maastrichtse kost- baarheden die vverden getoond, vervolgens de Akense relieken cn tenslotte die van Kornelimiinster. Het enige cxemplaar dat van deze houtsnede bevvaard is gcbleven, is lichl met walerverf ingekleurd met geel, groen, blauvv cn rood. De middelste kolom geeft afbeeklingen met beschrijvingcn van de meest opmer- kelijke Akense relieken: dc tunica van de maagd Maria, dc lendendoek die Christus droeg toen hij werd gekruisigd, de doek waarop Johannes de Doper werd onthoofd, en als laatste de kousen van sint Jozef waarin het Christuskind was gevvikkeld toen het in de kribbe lag. Deze ‘Viergrossen Heiligtiimer’ waren op 19 maart 1238 aangetroffen in een oude karolingische reliekhouder en op 19 maart 1239 overgebracht in het nieuwe Mariaschrijn. Het ‘Marienschrein' werd slechts bij gelegenheid van de heiligdomsvaart ge- opend en allccn dan waren die beroemdc texlilia te aanschouwen. Dit reliekschrijn ontstond te Aken in de jaren 1220-1238, in aansluiting op het ‘Karlschrein’ dat in 1215 was voltooid als schrijn voor de in Aken teruggevonden overblijfselen van Karel de Grote.8 De aanwezigheid van de sloffelijke resten en van verschillende in Aken vereerde voorwerpen die als persoonlijk bezit van Karel werden beschouwd, moet eveneens van grote invlocd zijn geweest op het succes van de Akense heiligdomsvaarten en op dc ook buiten die periodes grote toeloop van pelgrims. De Karels- relieken kwamen weliswaar niet in de toningsplechtig- heid voor, maar werden dan wcl, met nog andere relieken, in de Dom ter verering opgesteld. En uiter- aard speelden ze een gepronceerde rol bij de konings- kroningen te Aken en bij andere koninklijke bezoeken, wannecr vorsten die in feite opvolgers van Karel waren of in ieder geval zichzelf als zodanig beschouwden, naar zijn laatste rustplaats kw'amen om vervolgens in zijn voetspoor te treden.9 Karel de Grote is op het ‘Marienschrein’ afgebeeld op een prominente plaats: aan de ene zijde voor de dwarsgevel in het midden van de langs/.ijde van het schrijn is Maria met het Kind, en daar precies tegen- over voor de dwarsgevel aan de andere zijde van het schrijn 7it keizer Karel met als attribuut een model van de Munsterkerk. Behalve het ‘Karlschrein’ en enkele andere reliekhou- ders met resten van de heilige vorst, waren er in Aken vele voorwerpen die door de legcndcs met Karel in verband werden gebracht en als zodanig door de gelovigen ook als Karclsrelieken werden beschouwd: een borstsieraad dat ooit een kruisreliek bevatte, zijn jachtmes en een sabel, een jachthoorn, een borstkruisje met kruisreliek, een talisman-hanger en een hanger met de beeltenis van Maria geschilderd door dc evangelist Lucas.10 Bovendien w;as natuurlijk eigenlijk de hcle Paltskapel -met het in het jaar 1000 en in 1165 geopende keizersgraf en sedcrl I 165-1215 het ‘Karlschrein’, en de aan de westzijde in de om- gang op de bovenverdieping opgestelde stenen troon van Karel-, een soort gigantische reliek van de heilige Karel de Grote. Het ‘Karlschrein’ bevatte het grootste deel van de teruggevonden Karelsrelieken. Het was in opdracht gegeven door Frederik Barbarossa in 1165 toen Karel werd heilig verklaard, cn voltooid toen Frederik II van Hohenstaufen er in 1215 bij zijn koningskroning de laatste spijker in sloeg. Voor een arm van Karel had Frederik Barbarossa omstreeks 1165 een afzonderlijk reliekkistje laten vervaardigen." Later kwamen daar nog andere Karelsreliekhouders bij die door vorm en formaat op de laatmiddeleeuwse pelgrims vermoede¬ lijk een minstens zo grote indruk achterlieten als het grote kostbare romaanse schrijn. In de eerste plaats was dat het grote reliekenborstbeeld van Karel de Grote met diens schedel, dat Karel IV bij gelegenheid van zijn koningskroning in 1349 le Aken ten geschenke gaf; de buste dateert van kort na 1349 en ontstond waarschijnlijk in Aken, de kroon was ver¬ moedelijk kon voor de plechtigheid te Aken in Praag gemaakt en door Karel IV meegebracht12 (ill. 31). Tussen 1350 en 1360 werd, eveneens in opdracht van Karel IV, in Aken een kostbare in gotische architec- tuurvormen opgebouwde reliekhouder vervaardigd met onder andere Iijdensrelieken van Christus en van Karel de Grote drie tanden, een armbot (in werkelijk- heid gaat het om een beenbot) en nog andere beender- fragmenten.13 De derde in de late middeleeuwen toe- gevoegde houder, ook w'eer een zogeheten sprekende, anlropomorfe reliekhouder evenals dc buste, is de reusachtige reliekarm die koning Lodewijk XI van Frankrijk in 1481, vermoedelijk te Lyon, liet vervaar- 86
III. 3 J. Reliekbaste van Karel de Grate, geschonken in ]349 door honing Karel IV cum de Doni te Aken. Aken, 1349 of ко rt daarnci (kroon: Praag, 2de kwart I4de eeiiw). Zilven vcrguld zilver. edelslenen, emaille. H.86,3 cm, br.57,2 cm. Aken, Domschatzkammer. digen en vervolgens aan de Akcnse Domkerk schonk. Op 12 October 1481 werd een armbot uit het ‘Karlschrein’ genomen, aldus een in het schrijn bc- waarde oorkonde, en in de nieuwe amireliekhouder geplaatst.14 Wanneer we het vroeg zeventiende-eeuwse ‘Pilgerblatt’ bekijken, een prent die een overzicht geeft van de tijdens de Akense heiligdomsvaart vanaf de torengalerij en in de Domkerk getoonde relieken, valt de constateren dat het middelceuvvse rilueel nog steeds werd volgehouden: de ‘Vier grosse Heiligtumer’ uit het ‘Marienschrein’ werden buiten oetoond, de overige reliekhouders kregen een opstel- fing in de kerk. Op de prent is de toning vanaf de galerij dan ook bijna letterlijk weergegeven in de bovenste rij van vier voorslellingen, geensceneerd in een als het ware doorlopende ‘Paltskapel-achtige’ architectuiir en onderling door strenge klassieke zuilcn van elkaar gcscheiden: vier keer toont een groep prela- ten een van de heilige textilia, de tuniek van Maria als eerste, vervolgens de kousen van Jozef en daarna de beide doeken. Daaronder is in drieentwinlig kaders met onderschrifl de reliekensehal afgebecld die in de kerk werd geexposecrd ter gelegenheid van dc hcilig- domsvaarl. Van deze kostbaarheden werd een relaticf groot deel op een of andere wijze direct met Karel dc Grote verbonden; bij meerdan tien in het midden van de prent gegroepeerde voorwerpen staat ofwel uit- drukkelijk vermcld dat het om een Karelsreliek gaat ofwel dil was voor de beschouwer beslist duidelijk. Bovendien werd ‘S(anctus) CAROLUS MAGNUS RO(anorum) IMPERATOR ET GALL(orum) REX POTENTISSIMUS’ afgebeeld als stichter van de kerk met een model van het Paltscomplex op dc rcchtcr- hand, in de rechter benedenhoek van de prent, met Maria aan wie de kerk was gewijd15 als pendant in de linker benedenhoek. Maria, met het Christuskind op de rechterarm, is hier weergegeven omringd door neergcknielde pelgrims die haar in de Paltskapel kwa- men vereren, een traditionele voorstelling te Aken.1(1 Maria was de eerste die de pelgrims in de late middel- eeuwen te Aken kwamen vereren, maar Karel de Grote volgde daar onmiddellijk op. Ook de Karelsverering was voor vele gelovigen uit alle sociale groepingen -van paupers tot koningszonen- reden om een bedevaarl naar Aken te ondernemen. Met name grote groepen pelgrims uit Midden- en Oost-Europa kwamen in Aken ter verering van keizer Karel, een traditie die sterk was gepropageerd door de Luxemburger Karel IV van Bohemen.17 De ‘Aachenfahrer’ uit Bohemen, Slowakije en Hongarije vormden zelfs ecu zo groot percentage onder de pel¬ grims dal de Italiaan Antonio de Beatis in zijn reisver- slag uit het heiligdomsvaartjaar 1517 noteerde dat *de zonen van de poesta mijlenver in de omgeving te ruiken waren’.18 Souvenirs De Akense Maria neemt op de tot op heden gepubli- ceerde devotionalia die te Aken in de late middcleeu- vven en renaissance aan pelgrims werden verkocht, de belangrijkste plaats in. Stcrkcr nog, naast de 'Vier grosse Heiligtumer’ lijkt op de pelgrimslekcns uitslui- tend de Madonna voor te komen als de vereerde fi- guur, soms met twee engelcn of priesters die haar tunica tonen, op enkele types gecombineerd met de 87
voorstclling van de oordelende Christus, het ‘Vera icon’ (Christus’ Ware Gelaat), de picta of van de gekruisigde Christus, al dan niet vergezeld van de treurende Maria en Johannes. Ecn enkele keer ook is Maria voorgesteld als hemelkoningin, zittend naast de verheerlijkle Christus. Dikvvijls was bovendien ecn spiegeltje waarin het bceld van de getoonde reliek kon vvorden ‘opgevangen’, een belangrijk onderdecl van de Akense insignes19 (alb. 422). De tunica van Maria - waarmee de zevenjaarlijkse reliekentoning ook vverd aangevangen- blijkt zelfs te worden gebruikt als het nicest karakteristieke beeld voor de bedcvaarl naar Aken, het ‘unser lieben frowen hemde’ waarvan men geloofde dat Maria het in de Kerstnacht had gedragen, ontbreekt nooit (afb. 426). Het werd bijvoorbeeld ook samen met de kousen van Jozef getoond door een engel, afgebeeld op enkele pelgrimsflessen in sleen- goed en aardewerk.20 Tegen dc achtergrond van de bovengeschetste situatie le Aken, waar Karel de Grote naast de ‘Maria Aquensis’ iniensicf als heilige werd vereerd en vcle pelgrims trok, is het onbegrijpelijk dat tot nog toe gecn devotionalia van de heilige Karel de Grote bc- kend zijn. Indien we de huidige stand van onderzoek representatief zouden achten voor de historische situ¬ atie, moest geconcludeerd worden dat de bedevaart- gangers te Aken geen pelgrimstekens of andere souve- nirs/devotionalia konden kopen om him herinnering aan en verering van dc heilige keizer levendig te hou- den. In de tot op heden verschenen studies over ener- zijds de bedevaarten naar Aken en de devoties al- daar,21 en anderzijds over Karel de Grote, zijn verering en vooral ook zijn iconografie,22 word! met geen woord gerept over dergelijke massa-produkten. Ook Kurt Koster, die in 1983 een uitvoerig artikcl over dc Akense pelgrimstekens publiceerde, beschikte kenne- lijk niet over gegevens betreffende Karel de Grote- insignes, niet van bewaard gebleven exemplaren, niet van afgietsels op luidklokken, en niet van vermeldin- gen in archiefstukken of Iiteraire teksten.23 In de afgelopen decennia en vooral de laatstc jaren is door het gebruik van de metaaldeteclor bij archeolo- gisch onderzoek veel en verrassend nieuw' vondsten- materiaal ontdekt, dikwijls kleine onopvallendc voor- werpen die vroeger bij de traditionele opgravings- technieken veelal verloren gingen. Ook door amateurs en schalgravers werd er door toepassing van die tech- nische hulpmiddelen veel tcvoorschijn gebracht, deels ontrukt aan een archeologische context waardoor veel informatie onherroepelijk verloren is gegaan, groten- deels ook gered van de ondergang. Met name in het III. 32. Pelgrimsteken uit Aken. Voorgesteld zijn de toning van de tunica door twee priesters. de Maria Aquensis, en de Karelsbuste in een ronde omlijsting waarop een gebouw dat de Akense Domkerk verbeeldt. Aken, 2de helj'l I4de eeuw. Tin-loodlege- ring, gevonden te Zutphen, Hagepoortplein. H.82 mm, br.55 mm. Zutphen, Stedelijke Musea. Zeeuwse deltagebicd met de verschillende over- spoelde en sindsdien verdwenen laatmiddeleeuwse bewoningskernen, is op deze wijze veel spectaculair materiaal gevonden,24 maar ook ciders en vooral in de oude sladskemen worden met grote regel maul vond- sten gedaan. Zo w'erd in de zomer van 1987 in een bouwput te Zutphen (Hagepoortplein) een pelgrimsin- signe gevonden dat onmiskenbaar uit Aken stamt25 (ill. 32). Vorm en voorstelling komen grotendeels overeen met al eerder bekende exemplaren.26 Weergegeven is de toning door twee priesters van de tunica van Maria -als gebruikelijk over ecn lange stok geschoven-, daaronder is de ‘Maria Aquensis’ afge¬ beeld, en bovenop de ronde omlijsting is een gebouw 88
gcplaatsi dat ongetwijfeld refereert naar hot Domcomplex te Aken. Afwijkend van allc bckende Akense insignes is echlcr dat ook een koningskop op het insigne is voorgesteld: in het cirkelsegmcnt boven de tunica, op de plaats waar soms wel het ‘Vera Icon” vverd gezet,27 bevindt zich hier een gekroond borst- beeld, in de Iinkerhand een leliescepter houdend, de rechterhand opgeheven terwijl daar misschien een attribuut is verdwenen. De enige mogelijke duiding van de7e gekroonde figuur is dat het keizer Karel betreft. De insignes waarmcc dit cxemplaar vergelijk- baar is, worden nog in de veertiende eeuw gedatecrd en het lijkt aannemelijk te veronderstellen dal het exemplaar uit Zutphen behoort tot een recks pelgrims- tekens die vverd gcgotcn na de schenking van de Karelsbuste in 1349 door de Karel IV. Een in 1984 of 1985 te Dordrecht gevondcn insigne geeft een realisti- sche afbeclding van het reliekenborstbeeld van keizer Karel, en moet dus eveneens van na 1349 datcren2x (afb. 264). De gelijkenis van deze koningskop met keizersbuste in de Domschatzkammer te Aken is frappant, zeker wanneer wc ons rcaliscren dat de huidige met Fransc lelies gcdccorccrdc sokkcl onder het borstbeeld van later datum is29 (ill. 31 en afb. 264). Van een tvveedc, wat klcincr speldje van tin-lood, dal eveneens in Dordrecht werd gevondcn en dat vvaar- schijnlijk uit de zestiende eeuw dateert, valt (nog) niet te zeggen of het de Karelsbuste verbecldt dan wel mecr in het algemeen een koning of keizer (afb. 265).30 Tot een andere categorie in serieproductie vervaar- digde, relatief goedkope bedevaartsouvenirs behoort een ‘huisaltaartje’ dat enkele jaren geleden werd aangetroffen in afgevoerde grand uit de stadskeni van Middelburg31 (ill- 33). In de uit ccn grotc bouwpul afgevoerde grand werden voorwerpen aangetroffen waarvan de datering uiteenloopt van de veertiende tot de tw intigste eeuw. De bewoningsgeschiedenis van de betreffende plaats binnen Middelburg gaal lot in dc tvvaalfde eeuw terug.32 Dit driedimensionale, uit losse van tin-lood gegoten onderdelen opgebouwde ‘huisal¬ taartje’, dat op enkele kleine fragmenten van de archi- tectonischc bekroning na geheel gaaf en compleet is, werd eerder onder voorbehoud omschreven als moge- lijk afkomstig uit Keulcn, en dat op grand van dc voorstelling die werd beschouwd als ‘Maria op een rustbed, terwijl boven haar in een kribbe het Christuskind prijkt en aan haar voeten een van de Drie Koningen is neergeknield’.33 Bij nader inzicn is het wel zecr onwaarschijnlijk dat in een weergave van de Aanbidding door de Drie Koningen, sleehts een van de drie zou worden algebeeld. De identillcatie van dit lot op heden unieke devolie-graepje leidt opnieuw naar Aken. Voorgesteld is ongetwijfeld de in aanbid¬ ding voor Maria en het Christuskind ncergckniclde keizer Karel. Deze voorstelling komt in enigszins 111. 33. Karel de Grate neergeknield voor de Maagd Maria en het Christuskind in de kribbe. Aken, I4dt eeuw. Tin-loodlegering, gevondcn te Middelburg, Korte Gee re (afgevoerde grand). 11.95 mm, br.43 nun, d.21 nun. Groot Abeele, coll. B.deBree. 89
andere vonn (in die zin dal Karel daar bovendien hei kerkmodel aan de madonna aanbiedt) ook voor op hel achlsle en Iaatste relief van het dak van hel ‘Karlschrein’ uit de late twaalfde eeuw, en wcrd nagc- volgd op hel zogeheten ‘jungeren KarlssiegeF, een Akens zegelstempel van 1328 of kort daarvoor.34 Ook op het ‘Simeonsreliquiar’ in de Domschat te Aken, daterend uit het tweede kvvart van de veertiende eeuw, komt de scene voor -op twee emailles aan de boven- zijde van hel allaar- van de v oor de Mocdcr Gods met het Christuskind necrgeknieldc Karel de Grote.35 Ernst Giinthcr Grimme omschrccf deze voorstelling als ‘eine reduzicrtc Epiphanic’, een verkleinde Aanbidding door de Koningen, en dat is precics waar we bij de Middelburgse bodemvondst ook mee te niaken hebben. Het gegoten schrijntje werd waarschijnlijk in het midden of de eerslc helft van de vijftiende eeuw als souvenir in Aken verkocht, als herinnering aan het ‘Marienschrein’ waarop ook Maria met Kind en Karel noten 1. van Heeringen, Koldeweij & Gaalman 1987, p. 38; Koldeweij 1989, passim. Met dank aan H. Hendrikse te Breskens die nauwkeurigcr informatie over de vondstom- standigheden te berde bracht. Ook zijn wij dr Ulrich Schneider erkentelijk die op andere grondcn evcnecns plcit voor een datering in de vijftiende eeuw (brief van 30 okto- ber 1990). Met gecorrigeerde datering werd het schrijntje afgebeeld en beschreven in de catalogus van dc veiling ‘Furniture, Clocks, Sculpture and Works of Art’, Christie's Amsterdam, Sale Number 2150, 27 juni 1991 (p. 20 nr. 107). waar het onverkocht bleef. 2. Willems 1839, p. 408, 410. Zie ook; Koldeweij 1985. p. 262, 265. 3. Zie voorde geschiedenis van de reliekentoningen, de onderlinge relalie en de afhankelijkheid van vele toningscy- cli van de Akcnsc turnus: Bocren 1962 en Wijnands 1986. dc Grote als hoofdpersonen figureren. En alvorens in de bodem te verdwijnen om zo’n zes ceuwen te over- leven, zal het in Middelburg dicnsi hebben gedaan als devolie-objecl ter ere van de maagd Maria en de hei- lige Karel dc Grote. Beiden werden intensief in Aken vereerd: de tunica van Maria werd tijdens de heilig- domsvaarten van grote hoogte aan de pelgrimsmassa getoond terwijl de Karelsbuste in de Dom stond opge- steld, de keizer werd letterlijk zijn ‘opvolgcrs' tege- moel gedragen wanneer zij Aken bezochten, en dan bleven de ‘Viergrosse Heiligtiimer’ in him schrijn. De vrome souvenir-handel zal stellig voortdurend zowel de hemclkoningin als de aardse keizer hebben geeta- lccrd. (Bedaux, J.B. & Koldeweij, A.M. (ed.). 1989. Annus Quadriga Mundi. Opstellen over middeleeuwse kunst opgedragen aan prof. dr. Anna C. Esmeijer. Utrecht/ Zutphen (Clavis Kunsthistorische Monografieen 8), p. 116-128) 4. A.M.Koldeweij, Reliekentoningen, hciligdonisvaarten, reliekenprocessics en ommegangen. In: Utrecht 1985, p.63- 64 (met vcrderc litcratuurverwijzingen). 5. De notities overde Maastrichtse relickenschat van deze pclgrim zijn dan ook van groot belang voor dc geschiedenis van die kcrkschat, aangezien cr nauvvelijks vroeg lokaal bronnenmateriaal is overgcleverd. De details die door de anonymus worden genoemd, analysecrde ik nauvvkeurig in mijn proefschrift, Koldeweij 1985. 6. Koldeweij 1985. 7. Miinchen, Kupferstichkabinett, inv.nr. 118308. Koldeweij 1985 (noot 4), p. 65 en p. 180-182 cat. 67; Koldeweij 1985, p. 314 (met verdere literatuuropgave). 8. Grimme 1972, p. 66-69 cat. 44, p. 71-73 cat. 48; Wynands 1986, p. 59-63 (met verdere literatuuropgave). 90
9. Grimme 1967, p. 257-258 (hicrbij bovendicn een repro- ductie van de voorstclling van Karel de Grotc op hei ‘Marienschrcin’, afb. 16); Grimme 1972, p. 88-89 (naar aanleiding van de beschrijving van de Karelsbusie, met ver- derc literatuuropgave). 10. Over reliekcn cn ‘bezittingen’ van Karel de Grote: Aken 1965, p. 375 cat. 557 en p. 489-501 cat. 671-682; Grimme 1967. p. 230-259; Grimme 1972, p. 14-15 cat. 7, 16-19 cat. 10-12, p. 45-46 cat. 29, p. 48-50 cat. 33, p. 52-54 cal. 34. 11. Grimme 1972, p. 64 cat. 43. 12. Grimme 1972, p. 88-90 cat. 69; Frit/ 1982. p. 196-197 cat. 84. 13. Grimme 1972, p. 90-94 cat. 70. 14. Grimme 1972, p. 113 cat. 100. 15. Zie samenvattend over hei Maria-patrocinium van dc dom te Akcn: Wynands 1986, p. 42-48. 16. De Akense "Scliutzmantelmaria* is te herleiden op dc laatmiddeleeuwse ‘Mater omnium’. Zie verder hicrvoor dc beschrijving door Ernst Gunther Grimme van het in 1989 door imj gercproducccrdc voorbccld, dat vvaarschijnlijk door Karel dc Stoule in 1473 bij gclegcnhcid van zijn bezoek aan de paltskapel, vverd geschonken. Grimme 1972, p. I 13-114 cat. 101. 17. Wynands 1986, p. 75-78. 18. Pastor 1905, p. 110. Zie hierover ook; Koster 1983 Gutenberg, p.30; Koldeweij 1985, p. 263, 269-270. 19. Koster 1972 Rijn en Maas, p. 149-152 (VIII 1-15); Koster 1983 Gutenberg; van Heeringen, Koldeweij & Gaalman 1987, p. 66-71. 20. Munchen 1984, p. 153-154 cat. 127; Koldeweij 1985, p. 20-21, p. 167, p. 210-211, p. 313; Koldeweij 1985 (noot 4), p. 175-176. 21. Samenvattend en verwijzend naar oudcrc literatuur: Koster 1972 Rijn en Maas; Munchen 1984, p. 148-154; Wynands 1986, p. 41-106. 22. Aken 1965, p. 489-562 (Das Naehleben Karls dcs Grossen in derbildenden Kunst); Grimme 1967, p. 229- 272; D. Kotzsche, Darstellungcn Karls dcs Grossen in der lokalen Verehrung des Mitlelallcrs, in: Aken 1967, p. 157- 214; P. vSchocncn, Das Karlsbild der Neuzeit, in: Aken 1967, IV, p. 274-305; M. Zender, Die Verehrung dcs hi. Karl im Gebict des mittelalterlichen Reiches, in: Aken 1967, p. 100-112. 23. Koster 1983 Gutenberg, p. 24-44. 24. Bergen op Zoom 1987; van Heeringen. Koldeweij & Gaalman 1987. 25. Lood-tinlcgering. h. 82 mm, br. 55 mm. De achterzijde van het insigne is vlak, de fragiele, simile delen zijn met ribben verstevigd. Bodemvondst Zutphen, zomer 1987, in ccn bouwput aan het Hagcpoortplein. Dc vondst vverd getlaan door P.van Dijk uit Voorst die het insigne, na res- tauratie door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonder7oek te Amersfoort, in bruikleen afstond aan de Stcdclijke Musea van Zutphen. 26. Koster 1983 Gutenberg, p. 31 afb. 2-4; met name alb. 2 is zeer verwant, een op ccn vermoedelijk nog veerliende- ceuwse luidklok afgegoten Akens insigne. 27. Koster 1983 Gutenberg, p. 31 alb. 4, p. 37 alb. I()a. 28. Lood-linlegering. h. 57 mm, br. 45 mm. Bodemvondst Dordrecht, 1984/1985. Cothen, Collectie II.J.E.van Bcuningen, inv. 1.0530 (= afb. 264). 29. Grimme 1972, p. 89. 30. Lood-linlegering, h. 38 mm. br. 27 mm. Bodemvondst Dordrecht, 1985. Cothen, Collectie H.J.E.van Bcuningen, inv. 1.0660 (= alb. 265). 31. Lood-linlegering, h. 95 mm, br. 43 mm, d. 21 mm. Bodemvondst 1983, Middelburg, Geere-gebied; gevonden in afgevoerde grond uit de bouwput voor ccn parkccrkelder. Groot Abcele, Coll. B. de Bree: van Heeringen, Koldeweij & Gaalman 1987, p. 37-38. afb. 19. 32. Mel dank aan de H.Hendrikse, Breskens, die een zo vol- ledig mogelijk ovcrzicht maakte van de vondslen die in de afgevoerde grond van het Geere-gebied werden gedaan. 33. van Heeringen, Koldeweij & Gaalman 1987, p. 37-38. 34. Grimme 1967, p. 238-239, alb. 14 cn 13. 35. Grimme 1967. p.239. 91
ZILVEREN, BLANKE EN ROODGESCHILDERDE PELGRIMSTE- JKENS VAN LEONARDUS UIT DUDZELE De verering van de hcilige Leonardus van Noblat te Dudzelc (West-Vlaandcren) was naar het zich laat aanzien een nogal regionale aangelegenheid. Het Scheldegebied bchoorde zeker tot die regio cn relatief zijn dan ook grote aantallen van de Lenaart-insignes uil Dudzclc tevoorschijn gekomen in dat gebied. Van dc Leonardus-insignes uit Dudzele zijn drie typen bekend die dateren uit de vijftiende en vroege zes- tiende eeuw. Van elk type is een aantal exemplaren teruggevonden. Van het eerste (vgl. afb. 273) kennen we nu vier exemplaren (Vlissingen 1, Middelburg I, Nieuwlande 2), van het tweede model (vgl. afb. 274) eveneens vier stuks (Middelburg 1, Tolsende 1, Nieuwlande 2) en van het derde en jongste type (vgl. afb. 275) niet minder dan elf fragmenten en min of meer gave exemplaren (Nieuwlande 6, Middelburg 3, Reimerswaal 1, RiHand 1). Toen Kurt Koster in 1983 zijn overzieht publiceerde van alle hem bekende Leonardus-insignes uit Noblat (zie afb. 269 -271) behandcldc hij ook de hem be¬ kende, maar nog niet aan bepaalde bedevaartplaatsen toe te schrijven insignes. Twee Leonardus-insignes uit Dudzele van het jongste type, met de dubbele ‘d\ bracht hij voorzichtig in verband met Dudzele of met Zoutleeuw als andere belangrijke Leonardusbedevaarlplaals in de omgeving, maar concludeerde dat er ‘keinerlei plausible Verbinding’ te leggen was tussen deze insignes en een van beide pelgrimsoorden. Inmiddels bleek wel mogelijk dc insignes uil Dudzele als zodanig te identificeren. Dit werd voor het eerst gepresenlecrd in het boek ‘Heiligen uit de modder’ in 1987, en vervolgens ver- dcr uitgevverkt in het hier deels herdrukte artikel uit datzelfde jaar. Maurits Coornaert, de ook hierna nog genoemde auteur van een uitvoerige geschiedenis van Dudzele, publiceerde kort daarop een artikel waarin hij de tot dan bekend geworden gegevens over pel- grimstekens cn vroege bedevaartvaantjes van Dudzele opnieuw op een rij zct.1 Uit dc rekeningen die in Dudzele bewaard bleven, werden drie categorieen pelgrimstekens onderscheiden, te vveten ‘zelveren ende lode’, zilveren en loden insignes, en ‘roode teekenen’. Over de interpretatie van deze laatste aan- duiding, is cnigc onduidelijkheid. A1 te makkelijk werd tot nu toe gesteld dat er dus ‘roodkoperen’ insig¬ nes werden verkocht, wat beslist onjuist is. Nog ner- gens kwamen pelgrimstekens van roodkoper tevoor¬ schijn ! Koster is in zijn publikatie uit 1983 voorzich- tiger en zegt over de ‘roode teekenen’: ‘das heisst kupferne oder messingne’.2 Niet onvvaarschijnlijk is dat we het ‘roode’ heel anders moeten interpreteren. In de rekening van de kerkfabriek over 1527-1528 staat meer precies 'roode teekenen, ende cleene wytte teekene van lode’ en veel later, in 1575-1576 vvordt gesproken over de verkoop van ‘de cleyne roede ende witte loode teekens’. Van elders kennen we lood- tinnen insignes die met mde verf zijn gekleurd; overi- gens is dat de enige kleur die op teruggevonden pel¬ grimstekens is aangetroffen. Bij de Wilsnack-insignes (alb. 130 - 137) heeft het rood een duidelijke beteke- nis - de bloedende hosties evenals bij het Boxtelse pelgrimsteken waar de altaardwaal rood van het bloed van Christus is (afb. 123 - 124). Bij andere is dat niet het geval en was het insigne kennelijк ter verfraaiing of om het meer op te laten vallen, rood geschilderd zoals bijvoorbeeld een in Nieuwlande gevonden Antonius-insigne (afb. 29) en een door het Provinciaal Overijssels Museum te Zwolle enige tijd geleden verworven pelgrimsteken met de Aanbidding door de Driekoningcn uit Keulcn (gevonden uil stort Broerenkerk, Zwolle). De lood-tinnen pelgrimstekens van sint Lenaart te Dudzele werden kennelijk zowel wit, dat wil zeggen in het blanke metaal, als rood, dus rood geverfd, verkocht. Het feit dat er ook geen la- toenkoperen of andere koperen insignes zijn terugge¬ vonden die overeenkomsten tonen met de toch fre¬ quent aangetroffen Leonardus-insignes uit Dudzele, bevestigt in zekere zin deze interpretatie. ‘Teekenen van mynheere st. Lcnaert’ AM. Koldeweij Met name het standaardvverk over de Vlaamse bede¬ vaartvaantjes van Emile van Heurck uit 1922 en vooral ook de recentc tweedelige publikatie van Maurits Coornaert uit 1985 over het Ambacht cn de parochie van Dudzele, levercn vele gegevens over de Leonardusverering te Dudzele en over de aldaar aan de pelgrims en andere gelovigen verkochte devotiona- lia.3 Aan pelgrimsinsignes werd in beide studies even- wel niet expliciet aandacht besteed en de cilaten cn historische gegevens in het hiema volgende betoog werden dan ook verspreid en in ander verband aange¬ troffen in de genoemde publikaties. 92
Sinds dc elfdc eeuvv vvordt de heilige Leonardus te Dudzcle vereerd. De ommegang ter ere van Sint Lenaert ontstond vermoedelijk in de cerste helfl van de vijftiende eeuw. De parochiekerk van Dudzele was oorspronkelijk gevvijd aan Sinl-Picters-Banden, doch dit patrocinium wcrd in de late middeleeuwen over- schaduwd door de sterk in populariteit toenemendc Leonardusverering. In de kerkrekeningcn van Dudzele wordt bij de inkomsten en uitgaven herhaaldelijk gesproken over pelgrimstekens. De oudste bewaard gebleven kcrkrekening betreft hct jaar 1502-1503 en daarin zijn de inkomsten geboekt ‘vande zelveren tcckenen die vercocht zyn binden voorseiden jare ten profyte vander kercke’. Opmerkelijk is dat in dat- zelfde jaar ook sprake is van zeshonderd bedevaart- vaantjes die werden aangekocht om aan de pelgrims le vvorden uitgcdeeld, een rclatief zeer vroege vermel- ding van deze later 70 populaire vaantjes. Tot 1527- 1528 vvordt jaarlijks telkens ongeveer hetzelfdc bedrag aenoteerd in de rekeningen als inkomsten uil de ver¬ koop van zilveren pelgrimstekens, terwijl ook het aantal vaantjes min of nicer gelijk blijft. In het tvvcedc kwarl van de zestiende eeuw wordt er steeds minder over de Leonardus-insignes gesproken, maar het aantal bedevaartvaantjes neemt toe tot rond de dui- zend. lncidenteel lezen we dan nog over pelgrimste¬ kens, zoals bijvoorbceld in 1543-1544 toen de aan- koop werd geboekt van ‘eene halfve once zelver teekens 0111 te vercopcn voor mynheere sinte Lenaars’ en in 1533-1534 toen als inkomsten drie Parijse pon- den werden genoteerd voor ‘14 selveren teekenen van mynheere St. Lenart’. Onder invloed van de Reformatie liep de Leonardusdevotie van Dudzele in 1579 ten einde. Dc laatste vermelding van insignes komt voor in dc lijst van ontvangsten over het jaar 1569-1570: ‘vanden zelveren tekenen die vercocht zyn voor minheere ste Lenaert’, terwijl er toen ook weer zeshonderd vaantjes waren uitgedeeld. De kerkfabriek van Dudzele verkocht blijkens deze rekeningen uitsluitend zilveren insignes. De inkom¬ sten uit de verkoop van andere devotionalia en souve¬ nirs kwamen ten goede aan het ‘Commun vande kercke’, een instantie waarmee in Dudzele alle perso- nen te zamen werden bedoeld die een bijdrage lever- den aan de liturgische plechtigheden, zoals de pas- toors, kapelaans, kosters en roedragers (ordebewaarders). Van dit ‘Commun’ blcvcn slechts enkele rekeningen bewaard. Over 1522-1523 ontving hct vier Parijse ponden ‘van tproffyt vanden cleenen wasse ende zelveren ende lode teekenen te vercopene voor mynheere ste Lenaert inde kercke van Dudzcele'. Enkele jaren later wordt er in dezelfde zin gesproken over onder andere ‘mode teekenen. ende clcene wytte teekenen van lode’ (rekening 1527-1528). Voor deze verkoop van devotionalia in dc kerk van Dudzele was zelfs een speciale funktionairs aangesteld. die van het ‘Commun* een salaris kreeg uilbetaald voor zijn be- zigheden die waren omschrcven als ‘van tcleene was ende de zelveren ende lode teekenen alle tc vercopene voor mynheere ste Lenaert'. Tot op heden waren geen van deze zilveren, roodkope- ren4 of loden pelgrimstekens uit Dudzele als zodanig herkend. Een aantal in Zeeland gevonden bedevaarts- insignes met de voorstelling van de heilige Leonardus kan eehter worden geidemificeerd als afkomstig uit Dudzele. Van Noblac, dc belangrijkste Leonardus- bedevaartplaats in de middeleeuwen, werd een exem- plaar in Zeeland gevonden5 terwijl weer een under type Lconardus-insignc afkomstig moet zijn uit een van de overige Zuidnederlandse Leonardus-pelgrims- oorden, zoals Aartselaar, Sint-Lenaarls (Brecht), Zoutleeuw of Huizingen.6 Essentieel voor de identificatie van de insignes uit Dudzele is de plaaisaanduiding op deze pelgrimste¬ kens. Bij dc bceltenis van Leonardus, die soms van de Nederlandse vorm van zijn eigennaam ‘Ledenart’ is vergezeld, staat steeds een enkele of dubbele gotische letter d vcrmcld als afkorting voor dc plaatsnaam Dudzele. Dit is, voor 70ver mij bekend, nergens an- ders op deze wijze op pelgrimstekens gedaan. Het gebruik van de beginletter van een slad als plaatsaan- duiding en zelfs als garantieteken voor de herkomsl. к warn daarentegen vvel vaker voor. Zo was in Brugge een gekroonde gotische b sinds de veertiende eeuw het symbool dat voorkwam op de stadszegels. Op 2 mei 1547 w-erd diezelfde gotische b als officieel merk- lekcn door de Brugse overheid toegekend aan de plaatselijke tapijtwevers. terwijl ook de Brugse zilver- smeden de gekroonde gotische b als stadskeur ge- bruikten; от В rugs laken tc merken werd cvcneens de b van Brugge met de kroon in de lakenloodjes aange- bracht.7 De heilige Leonardus wordt meestal afgebeeld als clericus, gehuld in religieuze kledij: als abt, voorzien van de bijbehorende waardigheidstekenen. of als diaken met een boek. Als vast attribuul, waaraan hij dan ook direct herkenbaar is, heeft deze heilige bijna altijd enkele boeien en ketenen bij zicli; hij is immers de patroonheilige van de gevangenen.8 Op de pel¬ grimstekens van Leonardus, die te Dudzele werden verkocht, staat de heilige afgebeeld als diaken met 93
boek en ketenen. Hoevvel er nog geen gegcvens be- schikbaar zijn over de meer precieze datering van de twee typen insigne die nu van Dudzclc bekend zijn, lijkt het opengewerkte pelgrimsteken het oudsle en de gesloten plaquette wat jonger. Dit meet worden ge- concludecrd op grond van vcrgelijking met de ontwik- keling van pelgrimstekens elders. Uit de Zeeuvvse vondstomstandigheden blijkl voor beidc modellen een areheologische datering in de vijftiende en vroegere zestiende eeuvv, terwijl de meeste gevonden vverden in het Verdronken Land van Zuid-Beveland en dus in ieder geval van voor 1532 dateren. Het opengewerkte Leoiiardus-pelgrimsteken Van het ajour-gegoten Lconardus-insigne uit Dudzele zijn twee vcrschillende modellen bekend, die we hier beide zullen beschrijven. Op het pelgrimsteken van afb. 273 zien we Leonardus onder een gotische driepas, geflankeerd door twee kleine, geknielde figuurtjes. In zijn rechtcrhand houdt de heilige een dubbele handboei omhoog, met de linkerhand drukl hij een boek tegen zijn borst. Als gewoonlijk is Leonardus hier als diaken gekleed. De twee adoranten, de neergeknielde figuurtjes, stellen vermoedelijk pelgrims voor die de heilige vereren, wat ook op insignes van andere heiligen wel voorkomt; ook is mogelijk dat er twee gevangenen bedoeld zijn, die zich tot Leonardus, hun patroonheilige wenden om hulp en bescherming. Leonardus wend vaker in gezel- sehap van gevangenen afgebeeld, zoals bijvoorbeeld in het begin van de vijftiende ecuw doorde in Parijs vverkende en vermoedelijk uit Vlaanderen afkomstige miniaturist met de noodnaam meester van het Boucicaut-getijdenboek' (Parijs, Musce Jacqueman- Andre, ms. 2, fol 9V). De omlijsting van dit pelgrims¬ teken is huis- of gevelvormig. Op de beide bovenhoe- ken bevond zich oorspronkelijk een opengewerkl torentje dal met een bevestigingsoogje was bekroond. De daklijsten zijn met hogels versierd en ook de ge- veltop was met een ornament bekroond, wellicht een kruis of een kruisbloem. In de spilsboog die wordt gevormd door de driepas boven het hoofd van Leonardus, is de letter d geplaatst, die geduid moet worden als de beginletlcr van Dudzclc, de plants waar dit model insigne zal zijn vervaardigd en aan de bede- vaartgangers werd verkocht. Het andere type opengewerkte Leonardus-insigne troonl de heilige volgens dez.elfde iconografie, maar beide adoranten/gevangenen ontbreken en Leonardus is hier spiegelbeeldig ten opzichte van het hier voor beschrevcn model weergegeven (alb. 274). De gevel- vormige omlijsting is nu dichter tegen de diakenfiguur geplaatst, zodat een betrekkelijk smal en hoog pel¬ grimsteken ontslond. De geveltop is opnieuw versierd met hogels en wordt hier bekroond door een kruisje. Op beide bovenhoeken was weer een torentje geplaatst. Tegen de zijkanten bevonden zich bij het gave insigne vier bevestigingsoogjes. De onderrand is relatief hoog en daar is in een wat primitieve belette- ring de naam van de heilige te lezen: ‘S Ledenart’. Opmerkelijk is dat bij deze variant van het Leonardus- insigne niet alleen de Leonardusfiguur zelf spiegel¬ beeldig, dus positief in de gietmal, werd afgebeeld, maar ook de letter d boven het hoofd van de heilige. De achterzijde van dit pelgrimsteken is vlak, wat ook bij het hiervoor beschreven model het geval is. Waarschijnlijk werden bij dit soort opengewerkte insignes gekleurde fonds van papier, perkament, leer of textiel, achter het pelgrimsteken geklemd ter ver- fraaiing. Bij verschillcndc exemplaren zijn de omge- bogen lipjes waarmee deze achtergronden werden vastgeklemd, nog aanwezig. Het gesloten Leonardus-insigne De derde variant van de pelgrimstekens die te Dudzele werden verkocht, is een gesloten, plaquette-vormig insigne (afb. 275). Hiervan werden de laatste jaren diverse identieke. meeren minder gave exemplaren in Zeeland teruggevonden. In 1884-1885 was er boven- dien een dergelijk pelgrimsieken uit de Schelde (bij Antwerpen?) tevoorschijn gekomen, dat zich vroeger in de befaamde colleclie van de oudheidkundige Frans Claes te Antwerpen bevond. Geen van al deze geslo¬ ten Leonardus-pclgrimstckens is volledig gaaf; uit de verschillende exemplaren te zamen blijkt evenwel dat dit insigne voorzien was van opmerkelijk veel bevesti¬ gingsoogjes. Deze bevonden zich op de vier hoeken en midden boven. Bovendicn waren tegen de beide zijkanten naast de grote ogen op de hoeken nog vier kleinere ringetjes aangebracht. Ongetwijfeld houden deze dubbele ringen, samen met de kabel die van linksonder naar rechtsonder om het hele insigne hcen- loopt, verband met de vaste iconografie van Leonardus als patroon van de gevangenen, en zijn ze bedoeld als ketenen of boeien. Leonardus zelf is op dit type insigne weer als diaken weergegeven. Achter zijn hoofd - hier met duidelijke kruinschering - is evcnals bij de andere pelgrimstekens, een nimbus weergege¬ ven, terwijl hij als attributen in de linkerhand het boek 94
cn in de rcchterhand de dubbele handboei vasthoudt. Aan de bovenzijde is de plaquctte met een rondboog afgesloten en ook de driepas daaronder is nit rondbo- gen samengcstcld. Op dc bredcre ondcrlijst staat de naam van de heilige ‘s lederna’, waarbij de'd' vveer Spiegelverkeerd is weergegeven. Deze naam ‘lederna’ moet een verbasterde vorm zijn van het Zuidnederlandse Ledenart of Ledenaart voor Leonardus. De beginletter ЧГ van Dudzele, die bij de twee andere insignes in de spitsboog boven het hoofd van de heilige stond, is op deze plaquette vervangen door tvveemaal dezelfde letter ‘d’ ter weerszijden boven de schouders van de heilige. De ontstaansdatum van dit model Leonardus-insigne ligt vermoedelijk noten 1. Coornaert 1988, p. 241-256. 2. Koster 1983 Schleswig, p. 40. 3 van Heurck 1922, p. 106-108; Coornaert 1985. p. 35-40, 70-107. 4. ‘Roodkopcr’ berust op een verkeerde interpreiatie van laat in de vijftiende ecuvv. In feite hebben we hier te maken met een vorm die was ontvvikkeld voor de in die tijd veel voorkomende dunne gestansde lalocn- koperen pclgrimspluatjes. Ilier is deze vorm echter toegepast bij een gegoten insigne. Van dergelijke geslagen, uiterst dunne koperen Leonardus-insignes, die vvellichl ook hebben bestaan, zijn nog geen voor- beelden teruggevonden. (Biekorf - Westvlaams Archief 87, 1987, p. 305-317; herdrukt p. 308-317) bronnenmaleriaal; zie de inleiding voorafgaancl aan dit arti- kel en dc inleidende tekst bij de alb. 273 - 275. 5. van Hcerimien, Koldevveij & Gaalman 1987. p. 112-113 eat. 36.1. Zie alb. 269-271. 6. Zie alb. 276 en evenzo afl->. 277 - 280. 7. Dclmarccl & Duvcrgcr 1987, p. 137-138. 8. DLinninger. J. 1974. Leonhard von Noblac. In: Kirschbaum & Braunfels 1968-1976, 7, kol. 394-398. 95
EEN PELGRIMSINSICNE VAN НЕТ STIFT SIMON EN JUDAS ТЕ GOSLAR Tien jaar gelden kwam uit de bodem van het Waterlooplein te Amsterdam een spectaculair pel- grimsinsigne tevoorschijn (ill. 34 en а!Ъ. 289). Dit insigne is relalief groot van maat en buitengewoon gedetaillcerd: in een gotische architectuur staan drie mannelijke heiligen en zijn twee reliekschrijnen ter weerszijden van een adelaar, een kruis, een monstrans en een rclickarm weergegeven, en is op de onderrand een tekst geplaatst. Het bleek recent mogelijk dit insigne te identificeren en wel als afkomstig uit het Duitse Goslar. Dit is het ccrste en enige bewijs tot op hedcn dat in Goslar pelgrimsinsignes zijn vervaardigd cn verkocht. Een gotische relickcnkast van de dom te Goslar A.M. Koideweij De dom te Goslar werd omslreeks 1040 gesticht door keizer Hendrik III en in 1050 volgde de wijding. Als kerkpatroon is oorspronkelijk sprake van de Heilige Drievuldigheid, maar al snel werd dit patrocinium verdrongen door de heiligen aan wie het hoogaltaar was toegewijd: Maria en de apostelen Simon en Judas. Bovendien kwam daar in de de twaalfde eeuw de apostel Matthias bij, die geleidelijk de belangrijkste van de patroonheiligcn werd. In de gevel van de noor- delijke voorhal van de dom, het enige bouwdeel dat nu nog bestaat van de romaanse kerk, bevinden zich beelden uit de jaren 1190-1200 van de patroonheili- gen. Onder een door geschilderde engelen gcflan- keerde Maria met Kind, staan de drie apostelen: Matthias lussen Simon cn Judas, waarnaast twee keizers te weten Hendrik HI en vermoedelijk Frederik Barbarossa.1 In dc loop van de dertiende eeuw had het domkapiltel te kampen met enerzijds geldgebrck cn anderzijds de noodzaak tot herstellingen aan het in- middels eeuwenoude kcrkgebouw. Een aantal privile¬ ges werd verworven om de toeloop van gelovigen naar de kerk te vergroten en aldus de inkomsten te doen toenemen, zoals een in 1298 door de bisschop van Minden verleende aflaat en in 1297 en 1298 door de paus afgekondigde ‘Jubelfeste’.2 Bij gclegenheid van deze 'Jubelfeste’ werden de reliekschrijnen van Matthias en van Valerius, respectievelijk in 1297 en 1298, geopend. De aangelroffen relieken werden ter verering uitgestald op de feestdag van Petrus en Paulus (29 juni). Het domkapittel en de raad van Goslar kondigden bovendien in een oorkonde van 1 april 1298 af dat dit in de toekonist jaarlijks zou ge- beuren.3 Deze beide schrijnen zijn ongelwijfeld be- doeld met dc twee huisvormige reliekkisten die onder in het pelgrimsteken zijn weergegeven. In de genoemde oorkonde werd nadrukkelijk vermeld dat de twee reliekschrijnen ook ‘sarcofagen’ werden ge- noemd (‘que sarcophagus dicimus’), waardoor ver- warring met andere reliekschrijnen werd uitgesloten. Een rcliekenlijst, of nauwkeuriger een beschrijving van de reliekentoning te Goslar, die voIgt op een van de afschriften van de oorkonde, geeft aan dat als eerste in de twee ‘gangeiT van de toningsplechtigheid res¬ pectievelijk deze ‘sarcofagen’ werden opgevoerd: met het ‘scrinium magni sarcophagi’ en het 'scrinium mi nonя sarcophagi’, die beide relieken van velc heili¬ gen bevaltcn, werden de eerste en de tweede tonings- gang geopend. In het midden van het pelgrimsteken staan drie heili¬ gen die geduid moelen worden als de drie kerkpatro- nen, Matthias met bijl in het centrum, geflankeerd door Simon en Judas. Het pelgrimsteken, waarvan het hier beschreven exemplaar tot op heden het enige bekende is, is opgebouwd uit een rijke gotische archi¬ tectuur met vele nissen en bekroond met een hele reeks pinakels. Bij nadcre beschouwing lijkt het hier om een uitgebreide reliekenkast te gaan en de drie afgebeelde patroonheiligen moeten tevens worden beschouwd als drie reliekenbeelden uit de kerkschat van Goslar. Boven hun hoofden staan drie andere reliekhouders: een arm, een kruis cn een monstrans, en onder in de kast staan de twee belangrijkste schrij¬ nen. In de genoemde beschrijving van de plechtige reliekentoningen te Goslar komen de drie relickbeel- den, die alle tal van relieken bevatten, als volgt voor: als vijftiende van de eerste ‘gang’ het ‘imago argen- tca s. Simonis, patroni hujus ecclesiae’, ‘het zilveren beeld van de heilige Simon, patroon van deze kerk’ waarna als zestiende werd getoond ‘hie imago s. Judae argentea, et jam patroni hujus ecclesiae’, ‘dit zilveren beeld van de heilige Judas, eveneens patroon van deze kerk’; als tweeentwintigste van de tweede toningsgang volgde het ‘imago beati Matthiae’, ‘het beeld van de heilige Matthias’. De drie reliekhouders die boven de patroonheiligen op het pelgrimsteken staan afgebeeld, zijn moeilijker eenduidig te identificeren. In de to- ningspleehtighcid te Goslar werden in de tweede gang niet minder dan vier reliekarmen opgevoerd. te weten ccn met armrelieken van Sebastianus en Fabianus, een 96
III. 34. Pelgrimsteken van hei Stiff Simon en Judas te Goslar. Vondst Amsterdam, txveede he Iff 15de eeuw. Coll. H.J.E. van Beuningen, zie afb. 289. 91
met ecn armreliek van Eucharius aartsbisschop van Trier, een met cen armreliek van Ambrosius, en ten- slotte een met een armreliek van dc hcilige Erhardus. Uit een Ordinarius, een boek met voorschriften be- Ireffende de liturgie, van Goslar uit 1435,4 waarin een aanlal van de reliekhouders wordt gcnoemd, blijkt dat de reliekarm van bisschop Eucharius als de belangrijk- ste vverd beschouwd en wcllicht vervvijsl de arm op het pelgrimsinsigne dan ook in de eerste plaats naar deze. Het kruis in het midden, zal gezien de context ongetwijfeld ouk verwijzen naar een van de relieken- kruizen uit de kerkschat. In de toningsbeschrijving werden vier van dergelijke kruizen genoemd waarvan niet zonder meer kan vvorden gesteld dat er cen duide- lijk van groter belang was dan de andere drie. Bij dc ostensoria of rclickmonstransen, de categorie reliek¬ houders waarnaar het derde voorwerp bo veil in het pelgrimsinsigne verwijst, is vveer wel te stellen dat deze met name zal verwijzen naar een van de belang- rijkstc stukken uit de kerkschat van het stift. Kennelijk als een van de hooglepunten werd als een na laatste in de toningsplechligheden een ‘monstranlia magna deaurala’, ‘een grote vergulde monstrans’, ten tonele gevoerd met als inhoud een kruisje gemaakt van een van de nagels vvaarmee Christus aan het kruis was gcslagen. Tussen de beide schrijnen onderin het insigne is als verwijzing naarde stad Goslar de naar reehts ziende adelaar afgebeeld. Dit wapenteken geeft een datering post quern voor het insigne, want de stad Goslar nam in 1340 de keizerlijke adelaar aan als teken van haar onafhankelijke status.5 De onderste rand van het pelgrimsteken is voorzien van een opschrift dat de toeschrijving op grand van de afgebeelde heiligen en reliekhouders bevestigt: ‘eccl.gos laris’ noten 1. Budde 1979, p. 100 nr. 250-251. 2. Wolff 1901, p. 38-40. 3. Bode 1895-1896, p. 518-519 nr. 532. 4. Johannes Oldenwisen, Ordinarius de paramentis, tapcti- bus, elc. ecdesiae Goslarijs, 1435, handschrift berustende op het Stadtarchiv Hildesheim. 5. Wolff 1901, p. 39. 98
XVII THE SECULAR BADGES Malcolm Jones The range of iconogruphic themes available to the badge-casters at the turn of the 15th-century was not greatly inferior to that available a-century later and exactly the same mix of secular and religious themes - as vve would style them today - is observable in two early 16th-century collections of‘popular’ imagery, the 40 gegraben kuchelsiain [biscuit-moulds] invento¬ ried by Claus Stalburg of Frankfurt in 1521and the astonishing figures sculpted in snow in Brussels a decade earlier and recently discussed in exemplary fashion by Herman Pleij.2 The corpora with which this badgeimagery has most in common are such other ‘minor’ media as carved caskets [the so-called Minne- kdstchcnJ], and the imagery of such marginal sites as misericords.4 and manuscript borders.5 While admitting that to separate out the ‘secular’ the¬ mes is a habit of mind foreign to the Middle Ages themselves, it is, nevertheless, of use for our present purposes, for I believe that it is in this body of image¬ ry above all, that the great importance of the Van Beuningcn collection of these badges, published in such generous profusion here, lies. The so-called ‘pil¬ grim-badges' have long been deemed objects worthy of scholarly study, but until very recently (i.e. with the publication of Brian Spencer’s catalogue of the Salisbury Museum collection0 the non-religious bad¬ ges have not been afforded a similar degree of atten¬ tion - this is all the more unfortunate, in that, owing to their very cheapness and multiple attestation (for, as identity of technique with their religious cousins would suggest, and duplicate finds confirm, these bad¬ ges are truly some of the earliest instances of mass- production), 1 believe that they are of great importance for our understanding of the truly popular late medie¬ val mentalite and that they afford us a unique opportu¬ nity to survey the range of truly popular non-religious iconography. These badges constitute such an extraordinary body of imagery that they inevitably beg many questions. Are they uniquely Dutch? Yes and no - it would be strange indeed, when we know that their religious counter¬ parts were manufactured throughout the shrines of Christendom, if they showed no kinship with examp¬ les held in other similar major European collections (e.g. the Museum of London, Salisbury Museum and the Musee de Cluny) and, as it is certainly reasonable to think, to some considerable extent, in terms of a late medieval culture common to much of Europe, 1 hope to be able to demonstrate several such parallels in what follows. But the badges reproduced here are also natives of the Netherlands (several bear inscrip¬ tions in Flemish, for instance), and with those examp¬ les whose significance is not immediately apparent, it is as well to remember this provenance and to look to contemporary Dutch idiom.7 In English we term these little lead pieces ‘badges’, why do we not call them ‘brooches’? A brooch is a valuable decoration probably made of some precious metal or bejewelled, whereas a badge is a cheap insig¬ nia worn to proclaim one’s membership of an organi¬ sation or party loyalty. But lovers do not give each other badges, however humble, and several of those reproduced here are unequivocally lovers’ brooches as the frequent (and frequently garbled) AMOVRS inscription proves, and it is striking how many also bear a close relation to the high-class jewels catalo¬ gued in R.W. Lightbown’s recent Medieval European Jewellery - and yet this superb book is also a typical example of the almost complete ignoring of the pieces under consideration here, as if‘jewellery’ meant only ornaments of gold and gems. The inscriptions may often be bungled, but the little dog (the ‘faithful hound’ - even in modern English idiom the dog retains his reputation for loyal love) inscribed ЛОМА [no. 678JS is clearly just such a hum¬ ble lover’s brooch. In 1382 Duke Philippe le Hardi gave to one of his noblemen a brooch of a dog ena¬ melled white as a New' Year’s gift, also a symbol of loyalty, presumably, if not, in this context, of amorous loyalty.9 It is interesting to note that the type of dog portrayed in these badges is not the leveret so promi¬ nent in princely inventories of jewels,10 but a lapdog type and the implication may well be that the lover hopes to enjoy the same sort of intimacy with his beloved as her favourite pet. that he hopes also, as it were, to sit in her lap. An entirely incidental quotation of a vernacular verse in an English Latin sermon manual (the original com¬ position of which is believed to go back to the early 14th-century, but the manuscript cited is dated c. 1400) appears to provide a rare allusion to the wearing of such amatory badges: Trewe lone among men dial most is oflette11 In liaites, in hodes, in parses is sette. and continues, Trewe lone in herbers [= arbours l spryngeth in May ... Just such a badge w'Lis-exi^sjtcd
in London recently, depicting a (lower blowing on a grassy bank and inscribed veolit in may ladi [violet in May, Lady I - an intriguing example of how the image¬ ry of the aristocratic game of courtly love filtered down to the poorer classes who could only afford lead jewellery. Many others of our badges would seem to have con¬ temporary aristocratic peers: the little purse attached to a belt bearing an unfortunately illegible inscription [no. 18), for example, not only has similarities with purse-badges found in Salisbury and London,12 but is to be compared with the 25 little brooches ‘in the fas¬ hion of purses [gibecieresY which Philippe le Hardi gave as presents to the officers of his wife’s household in 139413 - but that the brooches should be in this par¬ ticular form is, in both cases presumably, because they are intended as good-luck charms to attract good (especially monetary) fortune; some English finds include little token coins within the purse exhibiting a kind of sympathetic magic, no doubt, on the basis that ‘like attracts like’. A rather more extraordinary use of the symbolic purse is a badge of this form found recently on the Thames foreshore from which a phallus projects - the purse is, of course, a common metaphor for the vulva in several European vernaculars: in the fabliau Trubert, for exa¬ mple, the eponymous hero disguised as the king's bride, even completes his weddingnight disguise by deft manipulation of a real purse (tightening and loosening its drawstring mouth at the appropriate times) in place of the missing pudendum.14 The agraffe in the form of a Wild Man with club [no. 589] again reflects both the aristocratic fashion for wearing feathers and plumes in the hat and the great popularity amongst all classes of the Wild Man - in 1360 we hear of a gold brooch decorated with rubies sapphires and pearls recorded as belonging to (the future) Charles V.15 Another badge is itself in the form of a hat with plume held in an agraffe and again invi¬ tes comparison with a brooch in the shape of a beaver hat which belonged to Marguerite of Flanders.16 The Wild Man with club by a castle [no. 588], might possibly represent Tristan disguised as a madman (when he also carried a club); the naked female harpist mighty similarly represent Isolde [especially if the legend on no. 585 reads усеш for Yseut, but a more complete version in Norwich17 suggests the correct reading is [та] pre/и], but otherwise there seem to be no other recognisable scenes from the romances. The parrot-badge [no. 700] inscribed (in reverse) papagaei [popinjay] provides the solution to the incomplete English parrot-badges previously publis¬ hed as hawks or falcons, the prototype of which can now be seen to have read papege iollys may [popinjay, jolly May], making these loo lovers' badges, for not only is May the lovers’ month par excellence, but the parrot was also in the Middle Ages, one of the lovers’ birds - an excellent parallel is afforded by the opening verse of a song in a collection printed in Paris c. 1515- 1525 which begins Voicy le may, and continues Lc jolis moys dc may, [The lovely month of May Taut doulx, frisque et joyeulx. So soft, lively and joy¬ ful. Mignon et gay. Sweet and gay, Vert come ung papegay, Green as a popinjay, Amoureux, gracieux. Loving, gracious]18 Unlike the quiet fidelity implied by that other lovers’ bird, the turtledove, the popinjay implied a more acti¬ vely sexual desire, for according to the medieval ency¬ clopedists (citing Aristotle as their authority) the par¬ rot was ‘an excessively lecherous bird’ \avis hmtriosa nimium] and ‘counterfeiting the gestures of a lover, eager for copulation’ [gestus amantis praetendens, coitum appetere videtur].iy Popinjays were a popular feature of late medieval applied art and Joan Evans noted, for example, that an inventory of tapestries in the Flemish castle of Middelbourg taken in 1477 records a set of white damask hangings embroidered with branches and par¬ rots, with a lady in the middle and parrots in a cage.20 Popinjays were similarly a conventional subject for brooches in late medieval royal circles: the French queen, Jeanne dc Boulogne (d. 1360) had a brooch decorated with clusters of three pearls and a lady hol¬ ding a popinjay at its centre, and in 1400 the English royal jewels included a brooch of a young lady among white flowers holding a popinjay.21 Similarly aping the tastes of aristocratic jewellery are the necklaces now known from London consisting ol slender strands of pewter cast to resemble twisted wire hung with pendent conventional vine-leaves and small pewter bells - an interesting popular reflection of the contemporary noble taste for such neckwear: at Charles VII’s 1437 entry into Paris, for example the Bastard of Orleans wore a gold collar of great oak- leaves weighing 50 marks.22 Some badge subjects which have parallels in aristocra¬ tic inventories we may well suspect are, in fact, heral¬ dic devices, i.e. that they are, what in English terms would be called, ‘livery badges’, tokens of the 100
wearer's affiliation to some noble house, of his mem¬ bership of some retinue - the swan, for example, was the device of Marguerite of Flanders who (in common with several other European aristocratic families) clai¬ med descent from the legendary Swan-Knight23 - or, especially perhaps in the late medieval Low Countries, of his membership of some corporation or guild. The archer, for example, or the crossbow from Nieuwlande, could signify the wearer’s membership of some schnt/ersgilde [bowmens’ company]. As to function, it seems unlikely a priori that all these non-religious badges should serve the same purpose, some were clearly lovers’ tokens, but not all can have been, w'hile some may have been ‘livery badges’ and others may have signified membership of some frater¬ nity or mutual society, still others w'ould seem to have been mere whimsical, fashionable jenx d'esprit - one thinks of the splendid hollow-cast lead cockerel pen¬ dant in the British Museum inscribed LOK ON ME KOCREL, plainly inviting the passer-by to admire the ostentation of the cock-of-thc-walk who wore it. An ever-present danger lor the iconographer is - in the words of Horatio's reproof of Hamlet - "to consider too curiously”, and in many of these non-religious badges I am inclined to see no ulterior symbolism at all, many, 1 believe, are to be regarded as merely ‘emptily’ decorative - we should not feel compelled to ‘moralise’ the fragmentary mermaid (who still holds her traditional comb but has lost her mirror) [no. 598]. for example, or her more warlike counterpart, the zee- ridder [no. 601J; they are merely part of the by this date traditional decorative repertoire and we should not feel obliged to turn to the Bestiary or any other similar source to ‘explain’ her significance. Similarly ploughmen ploughing [no. 537-81 are probably just that, though English examples inscribed “Speed the plough” may have been worn on Plough Monday. But equally, in the case of other motifs, and in particu¬ lar those pieces which bear inscriptions other than the common AMOVES, some symbolic interpretation seems called for. One such [no. 9231 is the superb but enigmatic profile head in elaborately decorated hood with long liripipe inscribed CAPRON [hood]. It does not appeal* to be a fool's hood - cf. the belled hood of the lively but much more crudely executed fool drin¬ king from a goblet (the relative paucity of identifiable fools amongst the corpus is surprising, given the great popularity of the fool at this period throughout Europe) - nor does it appear to be a sexual badge, unlike the dagged hoods [no. 627-8] from which a phallus projects (punning on the familiar erotic equat¬ ion, nose = penis), nor is it a rebus, as the English hood badges filled w ith fruits of some kind are conjec¬ tured to be. Another minor masterpiece is the badge [no. 5421 labelled LEUAERT\Lazy-bones J, but here there is no mystery - despite the bagpiper playing just above the head of the young man (whose fashionable dress includes a girdle of ‘folly bells’), and the similarly clad youth who brings him a tankard of ale and lakes his hand as if to help him up. the supine Leiiaert can¬ not be induced to rise. He is perfectly described in the contemporary sped van Winter ende van Somer (c. 1410): Her Lojuert, gin sijt aI bitten kere, dat ghi den somer sijt so fel.24 A badge of especial interest exists in the collection in two copies | no. 579-80J and consists of a man on hor¬ seback approaching a windmill carrying a sack on his head (two further examples [no. 577-8]. seemingly complete, dispense with the mill) - this is a proverbial folly which 1 term ‘the humane rider’, for by carrying the sack thus, the foolish rider thinks to save his horse the burden - although the earliest literary instance of this motif is of English origin, here is reason to belie¬ ve that representations in art originated in Flanders. In a 12th-century Latin text this folly is attributed to the people of Norfolk and two representations of the motif are known from that county, but it is significant that both were the work of Flemish craftsmen.25 It is also found as a marginal drawing in at least three Flemish manuscripts of the first half of the 14th-century. The foolish rider alone badge is also of particular interest in that he gesticulates with his free hand, making a peculiar kind of ‘V’-sign - there is evidence to show that this w'as a gesture of derision, for the same gestu¬ re in which the ‘V’ is formed between the thumb and the next two lingers held together is made by several of the crowd rejecting Christ in an Ecce Homo wood- cut by Cranach dating from 1509 1G550|. There arc also examples of a badge in the form of a man’s head with a padlock through his lips |no. 9981 which is capable of several interpretations: the Stadhuismuseum in the Belgian town of Veurne/Furncs exhibits the bronze head of a certain Pieter de Beert which formerly included a ring closing the mouth - an accompanying inscription dated 1499 reveals that he had threatened to throw the magistrates out of the window and his punishment was to pay for the casting of this symbolic head with its locked lips. 101
Personified Virtues are also sometimes depicted simi¬ larly gagged in late 15th/early 16th-century iconogra¬ phy, c.g. Truth on the Michelfeldt tapestry, and in an early 16th-century engraving of Truth, Hate and Fear by CorneJis Anthonisz. but it might also be part of the Niemand tradition, the hapless servants’ scapegoat made the perpetrator of all household breakages and thus constrained, unable to defend himself.26 A further attested significance of this motif is as a symbol of the discretion required of the ideal servant or loyal friend. The intriguing badge in the form of an arm, on the fist of which perches a predatory bird, and to the sleeve of which is pinned a heart [no. 900], is surely ail allusion to the idiom, still current in English, of ‘wearing one’s heart on one’s sleeve’ - indeed, in a miniature illustra¬ ting a late 14th-century manuscript of Richart et Catelle, Richart is depicted with the words mon [heart-symbolj espoire embroidered on his sleeve - the banderole in the bird’s beak is - as so frustralingly often with these fragile miniature castings - illegible, but a line of Iago’s from the opening scene of Othello [Folio text], though from a later century and a diffe¬ rent culture, is mysteriously appropriate: “1 will wear my heart upon my sleeve for daws to peck at”. Uniquely no. 543 exhibits the exalted iconography of amour courtois: the kneeling lover in chains and the chaplet held by the lady find parallels on Minnekastchen and elsewhere. Lovers’ badges in the shape of two sleeved arms (his and hers) surmounted by a crown and terminating in clasped hands which hold, or are themselves pierced by a heart transfixed by an arrow are found in England loo, and a multiple die-piece which includes such a design is also known from England and dated to c. 1340. Brian Spencer has importantly noted how this undoubtedly secular badge yet forms a crowned letter M, the emblem of the Virgin Mary,27 but other appa¬ rently secular badges also exhibit this same ambiva¬ lence. The somewhat crude 15th-century badge inscri¬ bed AMOVRS in the form of a crowned ‘m’ with a man and woman standing under the ‘arches’ of the let¬ ter, found at Nieuwlande [no. 970], can be compared with the magnificent jewel of the same form probably made in France c. 1400 belonging to New College, Oxford, depicting the Annunciation, with the archan¬ gel and the Virgin standing beneath the ‘arches’ of the *m’ and the symbolic lily-pot placed on the central minim.28 A pair of human arms with clasped hands (cf. thefede rings and brooches) surmounted by a crown and the legend TRUTHE SCHALL BE CROWN- ID make up a lead brooch now in the Museum of London-7 - the legend must refer to ‘truth’ between lovers, i.e. fidelity, as also on another lead badge from Salisbury, a crowned heart inscribed hene be trewe.m The famous Regensburg Rathaus tapestry made c. 1390 includes in one of its 24 courtly-Iove medal¬ lions two lovers whose clasped hands are positioned beneath a crown and around the perimeter is an inscription part of which reads die trewe sol gekront sein [fidelity/truth shall be crowned]. But more basic lead badges in the form of hearts pierced by an arrow, some crowned, some not, have also been recovered from the drowned village of Nieuwlande |no. 901-51. Finally, we may suggest that many of the tiny repre¬ sentations of apparently everyday objects, especially combs [no. 939-45J and gloves |no. 895-8], were also love-tokens. The ape standing on the back of a fish |no. 595-7] who urinates into a mortar which he simultaneously pestles (and of which several examples are known from London and Salisbury) seems, at first sight, pure grotesque and yet the motif is known in stone as a shop-sign in France and is also found adorning the side of a carved wooden Minnekastchen - it is perhaps, as Brian Spencer has suggested, a satirical hit at the often dubious ingredients employed by medieval apo¬ thecaries. The bagpiping boar (inscribed AMOVRS) [no. 691-3] is a very popular motif in the late Middle Ages, though something of a variation on the theme, for it is usually a sow who bagpipes (often to her piglets) as 15th and early J6th-century English misericords, roof- bosses and stone corbels, as well as contemporary Continental woodwork attest - in Flanders, there is another example at Hoogstraeten (1532-1546),31 and an instance contemporary with our badge in the Due de Berry’s famous Ties Riches Heures (a. 1416), as well as another in a 15th-century breviary now in Geraardsbergen Abbey.32 One might be tempted to dismiss the apparently ithyphallic state of the badge boar as merely incidental were it not for the fact that in Oviedo Cathedral on stall work carved by ‘Germanic’ craftsmen in the 1490s two pigs are depic¬ ted copulating to the music of a porcine bag-piper, and that in a 14th-century English manuscript of Aristotle (BL Sloane MS 748, f.82v.), the bagpiping pig is found next to a most interesting ithyphallic fool - if, as I believe, we should know the significance of a motif ‘by the company it keeps’, then it may well be, by some process not immediately obvious to us, that the bagpiping boar came to be associated with the expres¬ sion of sexuality. But let us not forget that the primary 102
‘meaning’ of any such animal musician is surely simple amusement, perhaps amplified in the present instance by the suggestion that the sound of the bagpi¬ pes resembles that of a squealing pig. It may be that we should consider any animal aping human actions as an example of the undoubted late medieval popularity of the mantle renverse lopos in which the entire natural order is inverted, hares hum hounds and pigs fly in the air - and just such a winged boar is depicted in a little late 15th-century lead badge recovered recently from the Thames foreshore and now in the Museum of London.33. Although in vernacular literature the still current ady- naton that “Pigs might fly!” can be traced no further back than the early 17th-century, its earliest appearan¬ ce in English literature is in the mid-13th-ccntury De Muntli Vanitate by the Latin poet. Waller of Wimborne: in a lengthy list of the impossibilities which will come to pass when the poor man finds friends, the penultimate absurdity is that uolabit sus ретина | the winged pig will fly].34 In French vernacular literature, however, the motif is certainly found in Rabelais’s Quart Livre published in 1551, in chapter 41 of which un grand* gras, gros, gris pourceaii, ахам aesles longues et amples sudden¬ ly appears flying towards Pantagruel and his compa¬ nions and bombs them with mustard-pies! But the motif was certainly known to the French Middle Ages proper, for in his long satirical poem, Les Droitz Nattveaulxi 1480), Guillaume Coquillard alludes to the landlady of a Parisian tavern called La Truye vol- lant [The Flying Sow].35 The Rabelaisian flying pig would appear to be male, a boar, as indeed, is the woodcut example, probably issued in the 1530s, by the Dutch artist Cornelis Anthonisz - significantly, it clearly associates the flying pig with the monde renverse, here represented by a symbolic world-orb, the World Turned if not enti¬ rely Upside Down, then, at least, On Its Side!36 It is to be expected that badges illustrating further examples of monde renverse motifs will surface in the Netherlands in the future. Another ithyphallic animal in this badge-corpus is the ass who sits spinning at his distaff [no. 670] - again, I suggest that this is a humorously intended device, for the distaff was almost the defining attribute of the human female - cf. no. 540, the badge of the woman spinning and also working a pair of bellows, the ‘god¬ dess of the hearth’, indeed, and a striking vulva-with- distaff (and 3-phallus diadem) badge in the Vleeshuismuseum, Antwerp - so that when the inten¬ tion was to show how degenerate, how entirely ‘unmanned’ the hero had become by his love, for Venus in the case of Sardanapalus. or (more common¬ ly) for Omphale in the case of Hercules, the artists depict him spinning - that such a proverbially phallic animal as the ass37 should be shown at this quintessen¬ tial ly female task only increases the comedy - espe¬ cially as in contemporary iconography it is usually la trilie qui file.™ It is no co-incidence that the two motifs from the popular late medieval ‘Power of Women’ nexus which appeared in the Brussels snow- sculptures of 1511, i.c. Sardanapalus distaff-in-hand with his head in Venus' lap, and the great philosopher Aristolle ridden by Phyllis, brought to grief by her c/uoniam as the printed text puts it,39 are both repre¬ sented amongst our badges - the latter in the form of a diminutive Phyllis mounted side-saddle on a grossly phallic Aristotle [no. 539]. Even the badge of the fox who seems to be taking a goose (his dinner?) for a walk [in a private collection in Amsterdam 1 shows him in an ithyphallic state and here - ignoring the apparent variation on the popular theme oflhe fox and the goose (the only badge found to date, incidentally, which seems to recall the atmosphere of the beast-fable) - we must suspect that we have met with such phallicism too often to regard it as merely gratuitous - the suspicion must surely be that as with the more overtly, not to say, drastically, sexual badges, it is an overplus which demands expla¬ nation. In short, as I believe is also the case with almost all the sexual badges proper, 1 suggest that that explana¬ tion must be couched in terms of an apotropaic func¬ tion, a function which, despite the intervening millen¬ nium, many often remarkably similar late Roman phallic ornaments also had.40 On Plutarch's authority Romans believed that indecent or ridiculous images drew the eyes of ill-disposed spirits and men to them¬ selves thus averting their gaze from the vulnerable41; the device which averts bad luck is, by definition, a bringer of good luck and that such was also the func¬ tion of these late medieval sexual badges is proved, to my mind, by the recent discovery of a phallus-badge [no. 629] with a now headless figure perched on it holding a banderole inscribed DESELDE plus another apparent letter which may be another L\ I interpret this as de, the definite article, followed by the word selde which in Middle Dutch could mean ‘(good) luck’.42 Nos. 619-20 (especially the former in w'hich the ribs seem to be indicated), and the male equivalent, no. 618, if in stone, would be termed sheelagh-nagigs, 103
and such sexual exhibitionism has long been believed lo serve an apotropaic purpose. There is no doubt that the sexual badges are the most extraordinary aspect of this whole extraordinary body of iconographic material4-1 and represent a higher per¬ centage of the corpus than in any other comparable assemblage of imagery. These sexual images may be divided into two broad types: those which feature, the disembodied organs of both sexes going about their everyday life, as it were, and those which represent unequivocally human sexual encounters, whether in brothels, taverns, stews, or simply en plein air (where, incidentally, the bird which observes the couplings [no. 610-( 11)J is probably an allusion to the sexual sense of the verb vogelen.44 The women who fiddle astride phallus-creatures |no. 645-8] are surely inten¬ ded to raise a laugh via puns on the obscene sense of the verb vedelcn.45 The sex-organ badges are both shocking and amusing - the perfect apotropaic combination. Interestingly, sexualised versions of non-sexual badges also exist, such are the ships crewed by phalli [no. 642-4] com¬ pared to those manned by ordinary human crews [no. 574-6]. As hinted above, I think we should beware of reading too much into the sex-organ badges, indeed, it may be reasonable to suggest that the more bizarre the image - the vaginas on stilts (again with 3-phallus diadem) [no. 660-2] spring to mind! - the less we should look for a ‘meaning’. Who is the female smith (is she horned and thus a she-devil?) who is depicted forging a winged phallus on an anvil on a badge exca¬ vated in Konstanz? Why is the little man with an ape on his shoulder confronted by a giant rearing phallus? We really cannot blame the Cologne cataloguer for seeing only “einen nicht identifizierbaren Gegenstand” f!], for it is confusingly garlanded by an illegibly inscribed banderole - how frustrating these illegible inscriptions are! One inscription which is cer¬ tainly not illegible is the phallus-badge [no. 641] emblazoned with the mischievous legend CONTEN [cunts], reminiscent of Magritte’s similarly radical mislabelling. The Rotterdam badge in the form of a phallus with a bird pecking at the glans embodies a pun more expli¬ citly made on a roughly contemporary Minne- kiistchen (with some modern additions) in the Musee dc Cluny, on which a bird carved beneath an acom- laden oak-tree addresses itself to the glans of a cloven- hoofed phallus - several European vernaculars took over the Latin usage which perceived a similarity between the glans of the penis and the acom (glans).46 The Pludlusbaum [no. 623-4J is also found in contem¬ porary manuscript margins and on caskets.47 In an edi¬ tion of the Sonmia Daniel is issued by Bartholomaeus Guldenbeck in Rome c. 1475, occurs the dream-inter¬ pretation Perdere virgani virilem signified! perdcre connationem [To dream that you have lost your virile member signifies the failure of an undertaking |.4K There is interesting evidence from elsewhere that penis-loss was a real fear of men in the late Middle Ages, and the medium suspected was witchcraft.49 In the fatally influential treatise on witchcraft, the Malleus Mulejicaru/n, first published in Strasbourg in 1487, we read of those witches who ... sometimes collect male organs in great numbers, as many as 20 or 30 members together and put them in a bird’s nest, or shut them up in a box, where they move themselves like living members, and eat oats and corn... a certain man tells that, when he had lost his member, he approached a known witch lo ask her to restore it to him. She told the afflicted man to climb a certain tree, and that he might take whichever he liked out of a nest in which there were several members. And when he tried to take a big one. the witch said: ‘You must not take that one because it belongs to our parish priest’.50 Leaving aside the fabliau-like gibe at the parish-cler¬ gy, the disembodied penis seems to have enjoyed a surprisingly eventful independent life - does the surp¬ risingly tasteful badge, no. 622, depict just such a nest of magically removed phallus-birds? Hans Vintler’s Blumen der Tugend51 represents, in the main, an early 15th-century translation of Tommaso Leoni's Fiori di virtu, but the passage of greatest inte¬ rest to students of ‘Germanic’ folklore is a lengthy addition by Vintler concerning the various supersti¬ tions current in his native Tirol. Referring to the deeds of the zaubrerin [sorceress |. he writes [sic} etleich stelen aus der pntech/dem man sein geschirre gar [they even steal his ‘equipment' out of a man’s trousers] but with no further details as to where the misapprop¬ riated members are stored - the w'oodcut artist who illustrated the 1486 Augsburg edition, however, has thoughtfully provided a box - just as described in the Malleus - and we are shown the witch adding another purloined penis to her collection. The crude ring-brooch surmounted by a decidedly crude and apparently male homosexual encounter 104
found in Leiden52 is a very rare example of the depic¬ tion of relations between the same sex of which there arc no examples in the present collection. One of the most fascinating amulets - if that is what it is - is that made in the form of the two valves of a mussel-shell [no. 667J which open to reveal a stylised vulva inscribed on the inside of one of the valves53 - clearly the secret, hidden nature of the incised symbol is also significant here. Certain shells, the exotic cowrie, for example, have traditionally served as amu¬ lets, being regarded as visual equivalents of the vulva. In Europe bi-valves such as the scallop and the cockle have played this role, leading the folklorist W.L. Hildburgh, incidentally, to suggest that this apotropaic function of the sexual icon was the original intention of the Compostclla pilgrim’s cockle-shell badge and the millions of lead badge souvenirs that derived from it.54 The tradition is ancient; apart from the evidence for such shell or shell-shaped amulets from burials, the Roman writer Pliny recorded the talismanic use of the shell named veneria,55 and J.N. Adams has shown how the Romance shell-name represented by French porcelciine, Italianporcellana [literally ‘piglet’J deri¬ ves from Roman nursery-usage, as noted by Varro, in which the vulva was referred to as poreus.56 Undoubtedly the best visual parallel in late medieval art, however, is a detail from Bosch’s Garden of Earthly Delights triptych, painted probably c.1510: in the central foreground of the central panel we are shown a naked couple copulating inside an outsize mussel-shell, open sufficiently to allow us a voycur's- eye-view of the man’s bare buttocks, scrotum and legs, and his partner's bare feet.57 The, at first sight, odd couple who couple on a winno¬ wing-fan [no. 615], in fact, merely exhibit the same metaphorical tendency as the women who fiddle on phallusback, for we know from the third in a collec¬ tion of ten Boerden [Jests] that wannen [winnow] could have the obscene sense ‘copulate’ in Middle Dutch.58 The male undergarments surmounted by an erect phal¬ lus [no. 626] may be a token of male sexual suprema¬ cy, and the variant from Bruges |no. 625], which depicts the phallus flanked by two women, might be taken to reflect female recognition of this male domi¬ nance, if one interprets their gestures as adoring or reverent - or are they, rather, squabbling amongst themselves as to which of them should ‘wear the trou¬ sers’? Is it perhaps a version of the familiar ‘Battle for the Breeches’ motif, so splendidly realised in no. 541? Another satirical possibility also suggests itself, howe¬ ver: the anti-Catholic polemicist, Thomas Scott, a man very familiar with the Netherlands and preacher to the English garrison at Utrecht from 1623. published in 1624, The Second Part of Vox Populi, and the follo¬ wing quotation is from his discussion on the credibili¬ ty of miracles: “a young married wife shall have a child in the same yeare if she can stride ouer at once Saint Rombauts breeches at Mechlin”54 - could the Bruges badge be a proto-Protestant satire on what was seen as the credulous Catholic belief in the fecunda¬ ting power of such absurd relics? In at least two further instances, 1 think we may posit satirical attacks on the forms of conventional devo¬ tion: the vulva-as-pilgrim badges (with 3-phallus diadem) and phallus-tipped stall [no. 663-6] must surely satirise those women like Chaucer’s Wife of Bath who admitted to going on pilgrimage mainly for the sake of sexual adventures \wandring by the uy/vJ; but, if anything more extraordinary, is the unique badge [no. 652] depicting a vulva (again with 3-phal¬ lus diadem) borne on a litter by three phalli, which I have suggested elsewhere is aimed at Marian proces¬ sions.60 Clearly, an offensively satiric device, such as 1 argue this badge to be, must be visible in order to offend, and therefore openly worn, but one wonders whether those sexual badges for which a purely apot¬ ropaic function is suggested here may not have been worn beneath the outer clothing and thus not visible to human eyes, only to the supernatural Evil Eye - in a different context, admittely, we know that lovers’ tokens were sometimes worn thus secretly: Martial d'Auvergne's satirical selection of cases tried in Love’s court, entitled Les Arrets d’Amour and written in the early 1460s, includes this cast-off courtly lover’s description of a gold brooch given him by his lady (which, incidentally, sounds very similar to the recently discovered Rocklea Sands heart-shaped pen¬ dant now in the British Museum): nng petit cneurd’or a lennes qu 'il avoit tousjours ports et portoit encore pour Vamour d'elle entre la chemise et la char... [a lit¬ tle gold heart decorated with tears, which he had always worn, and still wore, for her love, between his flesh and his shirt...]61 - perhaps many of these sexual badges were worn entre la chemise et la char? Scatological motifs are uncommon in this corpus - the closest would seem to be the grossly phallic man whose anus is exposed in what I assume to be the insulting ‘mooning’ gesture 62 and who holds a basket lno. 621] - here I think, knowledge of the Flemish idiom Hij kriegt den korf | literally: ‘he gets the bas¬ ket’] used figuratively to mean ‘he is jilted’, which 105
Lilian Randall sees represented in the marginal dra¬ wing of a man kneeling before a woman with a basket in Brussels, Bibliothcque Royale, Ms 9217, f. 123, will help in interpreting the 'meaning’ of this badge, which, I therefore suggest, represents a jilted lover who has just ‘got the basket’ and is caught in the act of directing a most ungallant insult at his former belo¬ ved.63 No. 608 probably exemplifies another proverb, ‘two heads under one hood’ = being ‘two-faced’, and will serve to underline the great vogue for this oral form in the late Middle Ages - we can surely expect more such proverbial representations to surface. Falling somewhere between the artificial categories of religious and secular is the magnificent but sadly incomplete Wheel of Fortune badge fno. 1036]: the blindfold figure of Fomina herself, one hand slowly pressing down on one of the spokes, stands at the centre of her wheel, while various characters are caught momentarily in the ascendant or descendant, around the rim - the unusually elaborate and legible inscription refers to the Gherccht coninc ljust king] and perhaps it is he who is currently enthroned at the top of the ever-turning wheel? I hope by now the richness of this corpus of imagery Bibliography B. Spencer Pilgrim Souvenirs and Secular Badges [ = Salisbury Museum Medieval Catalogue Part 21 (Salisbury. 1990). ibid. Medieval Pilgrim Badges from Norfolk (Norwich, 1980). [exhibition catalogue! Schatten uit de Schelde (Bergen op Zoom. 1987) 1. F. Bolhc “Stein- und Tonmodel als Kuchcnformen" in Repertorium fur Kunstvvissenschaft 43 (1922), 80-92. 2. N. Pleij. De Sneeuwpoppen van 1511: Literatuuren stadscultuur tussen middeleeuwen cn modeme tijd (Amsterdam, 1988). 3. See H. Kohlhaussen Minnekastchen (Berlin, 1928). 4. For English stalls see G.L. Remnant, A Catalogue of Misericords in Great Britain... with an essay on their icono¬ graphy by M.D. Anderson, F.S.A. (Oxford, 1969). For Dutch misericords see the various series published by J.A.J.M. Vcrspaandonk, and his general article "Hct in this undoubtedly humblest of media will be appa¬ rent to the reader, as will its disproportionate impor¬ tance for the study of the popular menuilite of the late Middle Ages. The gems and precious metals of more pretentious jewellery may dazzle the eye, but often advertise little more than the predictable, conspicuous consumption of the elite; a pewter badge or brooch, on the other hand, though it may look like some tawdry fairing, may be of more iconographic .significance than an entire cofferful of royal jewels. In previous study of the applied arts of the Middle Ages (despite the fact that several of the pieces reproduced here are also of high intrinsic aesthetic appeal and will stand being set alongside pieces in costlier materials) one is often led to the suspicion that ancient snobberies, of the sort which have historically divorced the connois¬ seur’s objet (Fart from the archaeologist's ‘artefact’, and ‘high art' from ‘folk art’, were taken for granted and a vast area of medieval iconography accordingly ignored - it is to be hoped that the publication of this generous selection of material from the unrivalled Van Beuningen collection of these pieces will pave the way for a more holistic approach to the study of late medieval culture. Vrecmdc Houten Gezelschap” in Aniiek 2 (1974-5), 121-40 (German trans. (with occasionally different illustrations) entitled "Die merkwurditien Hausgenossen der Chorherren” in Unser Bocholt Heft 4f8:i (1980)J. 5. See Lilian Randall’s seminal collection of such marginal drawings in Images in the Margins of Gothic Manuscripts (Berkeley & Los Angeles. 1966). 6. See Bibliography. 7. e.g. E. Verwijs & J. Verdam, Middelnederlandsch Woordenbock ('s-Gravenhage, 1885-1941). 8. cf. from the British Museum’s collection, Dept. MLA, Reg. NO. 60, 9-7, I, a little dog on a shield-shaped lead pendant with a banderole in its mouth inscribed AMOURS and the talismanic names of the Magi around the perimeter. 9. cit. R.W. Lightbown, Medieval European Jeweller}' (London, 1992), 161. On p. 166 Lightbown cites the heral¬ dic treatise of Johannes de Badio Aureo Tractalus de Armis (с. 1395) as contemporary evidence that the dog signifies loyalty [see the edition in E.J. Jonc. Medieval Heraldry. Some fourteenth-century Heraldic Works (Cardiff, 1943). 33]. 106
10. 1 have suggested elsewhere lhal ihe lead badge leveret in the Mu see de Cluny inscribed B1EN A1A QUI ME PORTE [may he who wears me have good luck] may well allude to the cull of St. Guincforl. the saintly greyhound for which see J.-C. Schmitt, The Holy Greyhound: Guincforl Healer of Children (Cambridge, 19X3). 11. i.e. ’of late’, but perhaps punning on ‘of lead'; the verse in question is eited incidentally in the popular preachers’ manual (in Latin, of course), the Fasciculus Moruin - see T. Silverstein. Medieval English Lyrics (London, 1971). 98. 12. One of the examples in the Museum of London is inscribed grommerci [< grant merci ‘(God give me) great reward’1, though the reward in question was originally con¬ ceived as heavenly rather than monetary, and is to be com¬ pared with the refrain of a 15th-century carol, “Gramercy my own purse" - Spencer (1990), 116. 13. Lighlbovvn, op. cit., 164. 14. For a recent study of this most interesting trickster- fabliau, see the relevant chapter in K. Gravdal, Vilain and Court-ois: Transgressive Parody in French Literature of the Twelfth and Thirteenth Centuries (Lincoln. Nebraska, 1989). 15. Lightbown, op. cit. 157. 16. Lightbown, op. cit.. 168. 17. Spencer (1980), cat. no. 159. 18. B. Jeffery, Chanson verse of the early Renaissance (London, 1971), 179. 19. cit. DJ. Ransom, Poets at Play: Irony and Parody in the Harley Lyrics (Norman, 1985), 42. The quotations are from the Englishman, Alexander Neckham, and the Frenchman, Thomas of Cantimpre, respectively; the translations are my own. 20. See examples quoted in Spencer (1990), 109. J. Evans, Pattern (Oxford, 1931), 67. 21. Lightbown, op. cit., 157, 168; it will be apparent from w-hat follows that I have reservations about his statement that "The parrot... and his like were ... surely intended simply to amuse or delight the eye” [no. 1651.1 discuss the significance of the parrot as a lovers’ bird at greater length inmy forthcoming book. The Other Middle Ages. 22. Lightbow-n, op. cit.. 285 23. The swan badge inscribed with the mysterious words bout tane in the present collection is duplicated in the Norwich collection, while a similar swan in the British Museum reads or loons dieu |novv let us praise the LordJ. See J. Cherry, “The Dunstable Swan Jewel’’ in Journal of the British Archaeological Association 32 (1973), pi. XXV (2). 24. The reference 1 owe to Vervvijs & Verdam, op. cit., s.v. Loyaert; the manuscript is the so-called ‘Groote Hullhemsche handschrift’, Brussels, Koninklijkc Biblioleck, Hs. 15589-156623. 25. The Walsokne brass of 1349 at King’s Lynn of an unmistakable type, imported from Flanders, and a roof-boss in the cloisters of Norwich cathedral known to have been carved by ’Brice the Dutchman’ in 1415. For French exa¬ mples and a fuller discussion, see my “Folklore Motifs in Late Medieval Art 1: Proverbial Follies and Impossibilities” in Folklore 100: ii (1989), 201-17. 26. Nieuwlande from w hich the tw'o examples in the collec¬ tion come was abandoned с. 1530 so that the Niemand ico¬ nography which enjoyed a great vogue in the second decade of the century is theoretically possible here. For a more detailed discussion of the motif see my entry Silence in The Garland Encyclopedia of Medieval Folklore (forthcoming). 27. Spencer (1990), 117. 28. ed. J. Alexander & P. Binski, Age of Chivalry: An in Plantagenet England 1200-1400 (London, 1987), cal no. 640. 29. I owe my familiarity with this and many other unpublis¬ hed pieces in the Museum of London's collection to the kindness of Dr. Brian Spencer - his catalogue of the Museum’s extensive collection of lead badges is eagerly awaited. 30. 'I he same legend is to be found on a badge in the collec¬ tion of the Department of Medieval & Later Antiquities of the British Museum, no. 48, 8-28, 7. 31. cf. Wilfried Schouwink, Der wilde Eber in Gottes Weinberg: zur Darstellung des Schvveins in Literatur und Kunst des Mittelalters (Sigmaringen, 1985) 101: “Moglicherweise aufgrund einer gewissen Ahnlichkeit im Klang dererzeugten Laute erscheint in den Darslellungen besonders haufig der Dudelsack. Solche Bilder waren in alien Landem des miltelalierlichen Europas recht popular. Die meisten von ihnen finden sich in England, doch auch Orte W'ie Kcmpen [no. 14931 und Kalkar [ 1505-1508] am Nicdcrrhcin, Breisach am Kaiserstuhl, Lausanne in der Schweiz, Champeaux und St. Martin aux Bois in der Region von Paris sow'ie Ciudad Rodrigo 11498-15031 iu Spanien konnen sich eines borsligen Dudelsackspielers ruh- mcn.” By no means all of these include one or more dan¬ cing piglets, but in any case, Schouwink’s list could easily be extended: further examples are found in Spain, for exa¬ mple, at Sta. Maria la Real de Najera (Logrono) (post 1481) and Oviedo [see text]. Lilian Randall, op. cit., lists the motif as occurring as early as с. 1300 in two manuscripts she cites, and the bagpiping boar was around long enough to be absorbed into the marginal repertoire of early Parisian prin¬ ted Horae c. 1500, and by 1534 to appear as a binding-stamp on a book bound in Portugal, as well as on a contemporary book printed in Lyons where it is additionally given a ban¬ derole inscribed FACIO SOPOR|em[ i.e. the ironic “1 pro¬ duce drowsiness”. We may therefore safely conclude from this list that the bagpiping pig was a commonplace of late medieval drolcrie. 32. Reproduced a> fig.l 1 in M. Smeycrs. “Bijzondere rand- versieringen in een 15de-ecuwse brevier” in Spiesel Historiael 4 (1969), 77. 107
33.1 thunk Brian Spencer for acquainting me with this par¬ ticular type, of which several examples are now known. 34. A.G. Rigg. The Poems of Walter of Wimborne (Toronto. 1978). 93. 109. 4; a parallel passage in the same author’s De Mundi Scelere has uacca uolabit |the cow will fly], 106.53. 35. Oeuvres, cd. M.J. Freeman (Geneva, 1975) 93, line 612. 36. For discussion of this particular image see C.M. Armstrong, The Moralising Prints of Cornells Anlhonisz (Princeton, 1990). where it is reproduced as fig. 29. 37. For which see my '‘Folklore Motifs in Late Medieval Art III: Erotic Animal Imagery” in Folklore 102:ii (1991), 192-219. 38. See M. de Meyer, De Volks- en Kindcrprent in de Nederlanden (Antwerpen & Amsterdam, 1962), 417ff.. “Spinnende Varkens”. Though a badge of an ape spinning [also found on a misericord at Kalkar and known from con¬ temporary manuscript margins - see Verspaandonk, op. cit. in n.4 above (German version) Abb. 6-7J was recently un¬ earthed in Konstanz, see the exhibition catalogue Die Stadt urn 1300 (Zurich, 1992), 435. 39. On this usage, see L.O. Vasvari, "An example of *paro- dia sacra’ in The Libro de Buen Amor: quoniam ‘pudenda’ ” in La Coronica 12 (1984), 195IT. to which further examp¬ les might be added (e.g from Chaucer) - it would appear to he a common European euphemism amongst the literati. The famous aquamanile of this equus eroticus with its coc¬ kerel-tap in the Metropolitan Museum, New York, is but one of the very many examples of this particularly popular motif. 40. Not entirely coincidentally, to my way of thinking: 1 have suggested in "Sex and Sexuality in Late Medieval and Early Modern Art”, delivered to the Institut fur Erforschung dcr Fruhen Neuzeit conference, “Sexualitat - Privalisierung derTriebe”, Vienna, Nov. 1991, forthcoming in the first volume of the series Fruhneuzeit-Studien (Peter Lang), that the sudden recrudescence of this sex-organ imagery in the late Middle Ages perhaps implies the rediscovery of some cache of buried late Roman amulets (no. 651 in our corpus is particularly reminiscent of late Roman phallic amulets] and tinlinnabula - in particular, the detail of the little bell which hangs from the glans of some phallus badges seems to me to suggest dependence on the latter. The similarity with late Roman phallic amulets led the Kunstgewerbemuseum in Koln to miscatalogue two such winged phalli as spatantik, while R. Blanchard in an article entitled "Persistanse du cube phallique en France” in Bulletin de la Sociele Fran^aise d’Histoire de la Medicine 3 (1904), 106ff., erred in the opposite direction, believing a clutch of winged phalli from the Seine at Rouen to be of 18th-century date! 41. Quaestiones Conviviales V. 7.3., cit., for example, by J.B. Bedaux in his essay "Laatmiddeleeuw'se sexuele amu- lelten: Een sociobiologische benadering” in ed. ibid., Annus Quadriga Mundi: Opstellen over middeleeuwse kunst opge- dragen aan prof. dr. Anna C. Esmeijer (De Walburg Pers, 1989), 16ff. (but Dr. Bedaux misrepresents me when he implies that in my essay “The Depiction of Proverbs in Late Medieval Art” in cd. G. Greciano, Europhras 88. Phraseologie Contrastive. Actcs du Colloque International Klingenlhal - Strasbourg, 12-16 mai 1988 [= Collection Rccherches Germaniques No.2J, (Strasbourg, 1989) 205-24, I suggest that all non-religious lead badges can be explained as depictions of proverbs - that would be patently absurd!|. 42. The final, not clearly legible letter may have turned this base-word, an abstract noun, into an (admittedly unaltested) derivative concrete noun with a meaning something like ‘good luck charm* - see Verwijs & Verdam s.v. selde; but no derivatives are listed. 43. It is therefore little short of astonishing that Lightbown can write "By contrast | with Renaissance jewellery] no medieval jewel known to us can be called physically erotic in its motifs or ornament”, op. cit., 385. 44. On the widespread use of the word ‘bird’ or a particular bird-name for ‘penis’, see for example, E. de Jongh, "Erotica in Vogel-perspcclief: De dubbelzinnigheid van cen reeks 17de eeuwse genre voorslelingen” in Simiolus 3 (1968-9), esp. 26f. cf. Verwijs & Verdam, op. cit., s.v. vogelen sense 2: Kilian glosses voghelen as inirc, coire, rent veneream exercere, ab avium salacitate metaphora sumitur, and voghcler as homo salax. 45. ibid., s.vv. vcdelc, vedelen & vedelspel - the senses labelled obsc. toepassing are all from the 14th & 15th-cen¬ tury songs collected in Oude Vlaemsche Licderen en andere Gedichlen... 46. The badge is now in the collection of the city’s archaeo¬ logical service, the B.O.O.R. See E. Haraucourt, Catalogue des bois sculptes et meubles du Muscc des Thermcs et de Г hotel de Cluny (Paris, 1925), B.457; the pun seems first to have been noted by G.J. Witkowski, L'Art Profane a l’Eglise (Paris, 1909), 32. 47. On a casket-lid carved in Sw abia in the second half of the 15th-century [Kohlhaussen, op. cit., 105, Nr. 148A] the naked man points to a tree on which grow leaves described by Kohlhaussen as ‘grooved and lanceolate’, i.e. visual symbols of the vulva, and exclaims, gestin ich mag sy nit ambern [Friend I can’t do without them]. On an earlier 15th-century German Minnehiistchen, however [ibid., 92. nr. 82], while the man appears to be plucking grooved, vul- vate leaves from a tree, the chaplet-crowned lady plucks unmistakable phalli from her tree. The well-known bas-de- page from a mid-14th-century Roman de Rose manuscript [Paris, bib. nat. ms. fr. 25526. ff 106v.,160v.J which depict nuns similarly picking phalli from trees have been several times commented upon in recent years, and Hans Moser has reminded us that in a fastnacht procession in Nordlingen in 1510 a tree bearing zageln was carried about the town - see H. Moser, “Sladlisehe Fastnacht des Miltelaliers” in ed. H. Bausinger et al., Masken zvvischcn Spiel und Ernst (Tubingen, 1967), 176. 48. Conveniently available in S.R. Fischer, The Complete Medieval Drcambook (Bern/Frankfurt, 1982), who, howe¬ ver, misunderstands the meaning of virga here, so that this citation is presented at TWIG [!] 108
49. On the related castration anxiety in the Middle Ages, sec further, Gravdal's comments on the fabliau Trubert, op. cit. in n. 14 above, 134. 50.1 quote from the translation by M. Summers (Arrow paperback ed., London, 1971). 2671'., from Part II. Question 1. Chapter 7. 51. ed. I. von Zingerle (Innsbruck, 1874), 268, lines 799If. 52. “Bodem Onderzoek in Leiden (1988) 10”, in Archeologisch Jaarverslag 1987, а!Ъ. 12. 53. First discussed in my essay referred to in n.37 above. A perhaps related practice may be alluded to in the coquille d’argent dore en chascune oreille a un escucon entaille a trois flcurs de li/ [silver-gilt shell in each valve of which is an escutcheon engraved with three fleurs-de-lis[ recorded in an inventory of the vessels in the chapel of the Hotel Saint- Pol taken in 1420 - printed in L. Douel d’Arcq, Choix de pieces inedites relatives an regne de Charles VI (Paris, 1864), 381, item 92. 54. “Images of the human hand as amulets in Spain” in Journal of the Warburg and Courtauld Institutes 18 (1955). 88 n.4, and ibid., “Cowrie Shells as Amulets in Europe” in Folklore 53 (1942), n.20. To the bibliography on this shell- symbolism given in my 1991 Folklore paper, 214 nn. 83- 90, add the section entitled ‘Snail, Conch, Cockle and Shell’ in A. A. Barb’s “Diva Matrix” in Journal of the Warburg & Courtauld Institutes 16 (1953), 193-238, esp. 2041'f., M. Brickoff, “Die Muschel in der antiken Kunst” in Bulletin de 1’institut archcologique bulgare 12 (1938), I- 131, and H.C. Cootc, “The symbolism of the scallop shell” in Archaeologia 42 (1869), 3221T. coquille is used to denote the female genitals, for example, in the farce Jehan de Lagny, in Roger de Collcrye’s sermon joyeux, Sermon pour une Nopce, and in Philippe d’Alcripe’s La Nouvelle Fabrique. 55. Historia Naturalis, IX. 103, and 11.151. 56. The Latin Sexual Vocabulary (London, 1982). 82. 57. This detail from Bosch's painting was quoted directly by Bruegel some decades later in his drawing of the vice Luxuria. Vcrwijs & Verdam, op. cit.. define sense B.2. of mossel (1) as “Vrouwelijk schaamdeel”, but the sole cita¬ tion is from the second half of the 17th-century - the icono- graphic evidence adduced here suggests that this sense was current long before this dale, and further importantly serves to remind us that artefaclual evidence often significantly antedates the lexicographic record. 58. Vcrwijs & Verdam, s.v. wannen sense 3: Her Gobert was daer doe wcl an, dat hi dien derscher ghewan, die soo vvel wannen hadde gheleert. 59. cit. J.W. Harper, A Game at Chess by Thomas Middleton (London, 1966). 73 60. “Phallic and other Burlesque Saints in Late Medieval Art & Literature”, originally delivered to the Cambridge University Medieval Literature Research Group in May 1991, the revised version given at the Popular Religion & Saintlore conference, Glasgow. April 1992, is forthcoming. 61. ed. J. Rychner. Les Arrets d'Amour de Martial d’Auvergne (Paris. 1951). XII. 21 Off. 62. A list of examples of this gesture in medieval art and literature is included as an Appendix in my “Marcolf the Trickster in Late Medieval An and Literature, or, The Mystery of the Bum in the Oven” in ed. G. Bennett Spoken in Jest [= Proceedings of the International Conference on Traditional Humour, Sheffield 1988 [(Sheffield, 1991), 139-174. 63. F. Lyua “De Jean Pucelle a Jerome Bosch" in Scriptorium 17 (1963), 313 notes another example of “un vieux prctendanl” ‘getting the basket’ in the Hours of Jeanne d'Evreux (cJ325) [New York, Metropolitan Museum. The Cloisters Collection, MS 54.1.21. 109
[ EROTISCHEINSIGNES EN EEN ROMAN DE LA ROSE-HANDSCHRIFT AM. Koldeweij Op verschillende plaatsen in Noordwest-Europa zijn als archeologische vondsten crotische insignes tevoor- schijn gekomen. Met name de talrijke melaaldetcctor- vondsten die de afgelopen vijfticn jaar in Nederland en Vlaanderen zijn gedaan, hebben verrassend veel van dit materiaal opgelcvcrd (zie afb. 610 - 668 en de inleidende tekst aldaar). Ook elders kwamen verge- lijkbare draagspeldjes met sexuele voorstell ingen aan hel daglichl. Verhoudingsgewijs wijkt vernioedelijk het aantal erotische insignes dat in de Nederlanden vverd gevondcn niet af van de omliggende landen, met uitzondering van Engcland. In Engeland is cen grote hoevcclhcid religieuze en profane insignes gevonden cn daaronder bevinden zich uiterst vveinig draagspel- den met sexuele thematiek. Enkele voorbeeldcn zijn evenwel te noemen en deze bewijzen dat insignes van exact de typen die in Frankrijk. Duitsland en de Nederlanden voorkomen, ook aan dc overzijde van het Kanaal nict onbekend waren. Te Londen kwamen bijvoorbeeld tevoorschijn een fragmentarisch en een complect met fallussen bemand schip (vergelijkbaar met afb. 643, 644), een gevleugeld fallusdier met omgebondcn bel (vergelijk afb. 629 - 635), een groot aantal haan-en-hen-insignes (vergelijk afb. 716). Deze laatste werden ook gevonden in Salisbury, waar de tenminste nauw aan de sexuele insignes verwante speldjes met de in een vijzel pissende aap of wilde- nian ook tevoorschijn kwamen (afb. 596, 597).1 Dit materiaal, dat lange tijd maar nauvvelijks geloond vverd en bijna niet in publikaties vverd opgenomen, is door de recenLe vondsten meer in de belangstelling komcn slaan en blijkt door de kvvanliteil van dit niate- riaal. voorde laatmiddclceuwse verbeeldingsvvereld belangrijkcr te zijn dan tot nog toe kon worden ver- moed. Overdo juislc interpretatie van deze insignes, die om een vvclhaast anlropologische bcnadering on verklaring vragen, is het laatste vvoord nog lang niet gezegd. Malcolm Jones geeft elders in dit bock enkele aanknopingspunten (p. 99-109) en met name Jan Baptist Bedaux heeft getracht van nit een socio-biolo- gische benadering dc funklie van deze sexuele speld¬ jes te verklaren.2 In zijn algemcenheid gesteld blijkt het nog steeds moeilijk voorstelbaar, zekcr voor een groter publiek, dat ook dit materiaal zijn plants heeft in 'onze’ directe voorgesehiedenis, in de christelijke, laatmiddeleeuw.se wereld. Mel regelmaat zien vvc deze erotica dan ook of onherkend blijven of als ’antiek' en ■Romeins’ bestempeld worden (zie inleiding bij alb. 610-668). Visuele parallellen voorde amulet-achtige sexuele insignes, die een ongelooflijke diversiteit aan voorstel- 1 ingen geven en gctuigen van een ongebrijdelde fanta- sie, zijn slechts met grote moeitc en zeer incidentcel te vinden. Bedaux publiceerde recent een bladzijde uii een afsehrift van Johannis Andrea, ‘Novella in librum tertium Decretalium Gregorii IX’ uit 1392. waar zich in de randdecoratie een prachtig gevleugeld fallusdier met omgebonden belletje bevindt dat in hoge mate overccnkomt met die vvelke wc onder de insignes aantreffen. Of dit fallusdier meer is dan een ‘Spiclerei’ 111. 35. Schrijver en vrouwelijke verluchter aan het werk; zelfportretten van Jeanne en Riclwrt de Montbaston ? Parijs, ca. 1450. Parijs, Bibliotheipie Nationale, ms. fr. 25526, fol. 77v, benedennuirge. Ollf 1C UOfOlC ICft’jpiS л pioclucr Ci ir ibiitoir ttOIll 10НЮ nlcr vlouloic &j/feitijifi itmfruinuur ту HucsitMUCuirviWMa-tDuwr £ tcticitGu latmtc wutc % flimr icnr tctlio" mclLHiui? -p jiyrquetiiucmctvMiff no
valt nog te bczien. Ook Malcolm Jones noemt enkele parallellen voor de sexuele insignes. De erotischc faniasiccn die vvc bij de insignes aanlreffen blijken tot een vaste en traditionelc iconografie te behoren, een verbeeldingswereld waarvan ook de oudfranse fa¬ bliaux getuigen. Een Frans handschrift van de Roman de la Rose geefl in de marge-decoratie een relabel' klein aanlal afbeeldingen die cveneens de verbeel¬ dingswereld van de sexuele insignes dicht benaderen en die bovendien tenminste een deel van de betekenis die we aan de/e insignes moeten hechten, lijken te onthullen. Dil handschrift is, met zijn direct sexuele illustraties bij de sterk sexueel-allegorische tekst van de Rozenroman een grote uitzondering: geen under afschrift van de Roman de la Rose is bekend met dergelijke onomvvonden illustraties. Het handschrift werd in eerdere publikaties al genoemd. en niet altijd in even correcte inleiprelaties zoals uit het hier vol- gende zal blijken. Ook Malcolm Jones noemt dil manuscript: Roman de la Rose, Parijs, Bibliotheque Nationale, Manuscril Frangais 25526.3 Dezc Rozenroman werd geschrevcn en vcrlucht rond het midden van de veerliende eeuw door Richart en Jeanne de Montbaston, een ‘libraire’ en zijn echtge- note die samen een werkplaats dreven onder de juris- dictie van de Universiteii van Parijs. Er is een hand¬ schrift bekend dat in 1348 door Richart werd vcrlucht en op grond van dat manuscript is een heel aantal boeken van dit schrijvers- cn verluehtersechtpaar gc'identificeerd. Na de dood van Richart zette Jeanne het bedrijf voort en legde haar eed af voor de Universiteit in 1353.4 Het Roman de la Rose-manuscript uit de werkplaats van Richart en Jeanne de Montbaston is een van de talrijke middeleeuwse afschriftcn van deze tekst die bewaard bleven; zo’n driehonderd manuscripten zijn nu nog bekend. In het afschrift van De Montbaston is de tekst van Guillaume de Lorris en Jean de Mcung correct en compleet weergegeven. I let hele manuscript tell 54 iraditioncle illustraties, het min of nicer vaste repertoire dat we in de Rozenroman-afschriften tegen- komen. Deze niiniaturen zijn bovendien bepaald niet van hoge kvvaliteil. Wat dit betreft. is deze Rozenroman zeker niet bijzonder of opvallend. Dit stelde Allred Kuhn al in zijn dissertatie ‘Die Illustration des Rosenromans’ uit 1911. Wat wel opmerkelijk is aan dit manuscript, is dat de schrijver en verluchter bekend zijn en meer dan dat, zc beeld- den zichzelf af al vverkend in de marge van folio 77r cn 77v (ill. 35). Links zit de schrijver - Richart -, III. 37. Erotischc scene Parijs, ca. 1450. Parijs, Bibliotheque Nationale, ms. fr. 25526, fol. I06v benedenmarge. achtcr hem hangen beschreven katernen te drogen; rechls verlucht een vrouw - Jeanne - de tekst. Maar nicer opmerkelijk nog, zeker in de context van- vvaaruit hier dil manuscript aan de orde wordt gesteld, is de buitengewoon rijke reeks van marge-decoraties die in dit manuscript is aangebracht. De ‘marginalia’ zijn niet alleen talrijk - nagenoeg elke zijde van de 163 folia is er mee gesierd, 325 in totaal -, ze zijn vaardig en attractief getekend. cn lonen een ongelooflijk breed scala van onderwerpen. Alfred Kuhn waardeerde deze Rozenroman dan ook met name daarom: ‘Die Qualital dieser Randzeichnungen stcht bedcutend hoher als die der Miniatureif en gaat hij verder ‘Das Interesse der Handschrift liegt iibrigens ausschlicsslich in der iippi- gen Fiille dcr am Fusse einer jeden Seite sich finden- den farbigen Zeichnungen. Da werden Sujets aus der Bibel neben Jagd-, Kriegs- und Turnierszenen darge- stellt, Martyrien neben Szenen aus dem Landleben, 111. 36. Erotischc scene Parijs. ca. 1450. Parijs, Bibliotheque Nationale, ms. fr. 25526, fol. 106r benedenmarge. III. 38. Erotischc scene Parijs, ca. 1450. Parijs, Bibliotheque Nationale, ms. fr. 25526, fol. I Hr benedenmarge. IN
Tierdrolesken und recht massiven Erolika’. Deze ‘recht massiven Erotika’ zijn buitengewoon intcressant en direct te vergelijken met wat we bij de sexuele insignes aan onderwerpen aanlreffen. Ook vanuit de bestudering van de Roman de la Rose en in bredere context is aandacht gegeven aan deze intrige- rende marginalia. John Fleming schreef bijvoorbeeld in zijn ‘Study in Allegory and Iconography of the Roman de la Rose’ uit 1969: ‘What of such a copy of the poem as Ms. Fran^ais 25526 in the Bibliotheque Nationale in Paris, the 163 folios of wich are lavishly decorated, recto and verso, with the most wide-ran¬ ging exemplary marginalia ? Would the readers be unable to understand the lengthy sequences illustra¬ ting the live of Christ, His Childhood and His Passion, just as they would regard the “secular” horse who nervously attends the copulating “pilgrims” at folio 111 verso (hier ill. 39) as merely a decorative detail without conceptual relevance ?’. Met andere woorden, de erotische scenes moeten even zo goed te duiden zijn als de religicuze onderwerpen. Afgezien van de onzinnige inteipretatie van het liefdespaar als ‘pel- grims’ en van het paard als ‘nerveus’, stelt Fleming cen goede kwestie aan de orde: wat is het verhaal en wat is de betekenis van de marge-illustraties in het algemeen en van de erotische in het bijzonder, en wat is de relalic tot de romantekst zo er een relatie is. De marginalia van dit Rozenromanhandschrift illustre- ren de tekst niet, zoals ook te verwachten was, maar soms - bij uitzondering - is er wel een relatie. Deze relatie is dan meer associatief dan illustratief. Bijvoorbeeld komen in de marge van folio 35v twee pelgrims of reizigers voor onder de tekst die verhaalt over de rechte weg die de ‘oude dag’ gaat en het kronkelige pad van de jeugd. En onder een uiteenzet- ting over elkaar bestrijdende personificaties, op folio 116v, staan twee in strijd verwikkelde oorlogsschepen afgebeeld met Franse ridders tegenover Engel se. Onder de 325 marge-decoraties van deze Rozenroman bevinden zich negen meer of minder erotische, de ‘recht massiven Erotika’ van Allred Kuhn. In verhou- ding tot de vele andere onderwerpen in deze marges, vormt het ncgcntal sexueel getinte illustraties slechts een zeer kleine groep. Ter verduidelijking enkele vergelijkingen: de Jeugd van Christus komt bijvoor- becld 35 keer voor. ridders te paard zien u'e 15 keer, III. 40. Erotische scene Parijs, ca. 1450. Parijs, Bibliotheque Nationale, ms.fr. 25526, Jbf. I32v benedenmarge. 1 12 benedenmarges zijn voorzien van dieren in allerlei verwikkelingen met uitzondering van ‘erotische’. Desalniettemin, de negen ‘obscene’ marges zijn zo opvallend dal Kuhn en Fleming er apart aandacht aan schonken en recent verleidden deze negen illustraties Michael Camille in zijn bock ‘Image on the Edge’ tot de volgende karakterisering van dit Rozenroman- manuscript en zijn makers: ‘The copulations, promi¬ nent erections and a tree flowering with phalluses pictured in the “bas de pages” of this manuscript may very well have been the work of this lady (=Jeanne de Montbaston), perhaps the first example we have of a woman artist subverting sexual roles in the depiction of male desire und domination over her sex. Her little men are dominated by vast erections. Jumping on animals, nuns and anything else that passes by, these men are as much the butt of the joke as the tradition¬ ally errant cloistered females who share their space’. Deze vlot geschreven karakteristiek is wel zeer over- dreven. tcndcnticus en slordig. Om te beginnen weten we al niet of Jeanne de Montbaston inderdaad de marginalia tekende, laat staan dat we iets zouden III. 39. Erotische scene Parijs, ca. 1450. Parijs, Bibliotheque Nationale, ms.fr 25526, fol. 1II\\ benedenmarge. 'mKgft»iraiu<pnu iraamrii ТУтrnniiin onnf fmi II V fclCTDIlt wri&itlou l I! л!1 ifinip fltrOlIlOlUOli' * \ "ij^ iriUBteWfiiiPMirwi- |]| t? CIPIKHrilUMIlftWl dll' I c oi.Miuinim»'Гент « U A <*j 1 fillet V t' -*l' III. 41. Erotische scene Parijs, ca. 1450. Parijs, Bibliotheque Nationale, ms.fr. 25526, fol. 160r benedenmarge. 112
mogen concluderen over haar fantasiccn. Maar het gaal verder. Er zijn in het geheel geen kleine ntanne- tjes die rondhuppelen met grote ereeties of ‘paarden, nonnen en al wat mecr voorbijkomi, bespringen’. Zeker, er zijn erotische scenes, maar meer verhalend van aard, en er is een mannetje met een gepronon- ceerde ereclie - hij komt nog ter sprake, maar hij springt niel en cr is in zijn omgcving geen vrouw, non of paard te bekennen. Aan de andere kant, Camille observccrde slcchts een boom met fallussen, tcrwijl er twee zijn (ill. 37 en 41). Wat vail er wel te zeggen over deze erotische marge- illustraties en wat is de relatie tot de insigncs ? De eerste sexuele scene in het handschrift, folio 63r, toont ondcr de linker tekstkolom niet meer dan een Iiefdes- paar in bed, een verhaal dat kennelijk niet zo vredig eindigde als het begon, want onder de rechter kolom wordt de naakte man met een snijplank of iets derge- lijks door de vrouw een toren in gejaagd. In de tckst op deze bladzijde wordt inderdaad een zinspeling gemaakt op de Iiefde en het liefdespel, doch dat is zo frequent in de Rozenroman dat het nauwelijks de inspiratie lot deze marge-versiering kan hebben gebo- den. Met de twee volgende voorstellingen wordt het meer serieus. Op folio 106r voert een in het zwart gehulde vrouw (een non ?) een man in een pij (een monnik ?) met zich nice; de man is geketend aan zijn gcslacht (ill. 36). Het twectal is op wcg naar een toren die we rechts op hetzelfde blad zien: de vrouw zit daar met opgeschorl kleed bovenop en de man staat op een laddertje voor en onder haar. Folio 106 v laat de (zelfde ?) vrouw zien die in een mandje fallussen verzamell uit een boom, rechts omarmen de man en vrouw elkaar (ill. 37). Dc tckst op deze pagina’s geeft een expose over de Iiefde en het liefdespel, en mecr bepaald over de macht van Natuur, die ieder Ievend wczen dwingt tot sexuele activiteit. Tegen het einde van folio 106v vcrklaart het Oud Wijf tenslotte dat ze wenstc dat ze zoveel mogelijk minnaars had gehad als III. 42. Erotische scene Parijs, ca. 1450. Parijs. Bibliotheque Nationale, ms.fr. 25526, fol. I30v benedenmarge. maar mogelijk was geweest... Folio 111 is weer zowel op de recto- als versozijde van erotische illustratics voorzien (ill. 38 en 39). Hetzcllde paar wordt weer ten tonele gevoerd: de man knielt voor de vrouw die vermanend haar linkerhand ophoudt of bedoelt ze wat anders met dit ook obsceen uit te leggen gebaar ? Kennelijk. want onmiddellijk daarna wordt de Iiefde bedreven (ill. 38). Op de keer- zijde gaat het liefdespel liggend voort en hier staat het ncrvcuze paard van Fleming. De last die het paard draagt is interessant: in de zadelkist zijn drie fallussen te zien (ill. 39) ! Op folio 132v wordt de erotische reeks voortgezet: de man en vrouw vrijcnd op een heuveltje en rechts de man met onlbloot lid - waarvoor hij in zijn rechler- hand een voorbehoedmiddel lijkt te houden - die door de vrouw wordt onthaald voor een kerkje (ill. 40). De tweede boom met fallussen is afgebeeld op folio I60r en twee vrouwen of nonnen verzamelen ze in him schoot; onder dc rechter tekstkolom zien we hier de man met beide handen een gekroonde fallus aanbieden aan de vrouw (ill. 41). De thcmatische overeenkomsten van deze marge- illustraties met de sexuele insignes is cvidend, zonder dat te stellen valt dat we met letterlijk dezelfdc ver- beelde verhalen of met exact dezelfde onderwerpcn van doen hebben. De twee laatstc bluden met sexuele beelden in de marge geven evenmin een directc paral¬ lel voor de insigncs, maar zijn voor de inlerpretatie die we aan deze speldjes moeten geven wel zeer illustra- tief. Op folio 130v zien we twee kleine mannetjes die letterlijk manhaftig een groot monster bevechten (ill. 42). Dreigend staan ze tegenover het ongedierte. De voorste, geklecd, zwaait met een reusachtige knots die hij met beide handen omklemt. Achter hem staat de tweede, spiernaakl. die een Iweehandszvvaard voor zich uit steekt. Dat hij geheel naakt is, is essentieel. want een forse ereclie onderstreepl het imponeerge- drag van de beide mannen ten overstaan van het drei- gende gevaar. Knots, zwaard en fallus vormen een III. 43. Erotische scene Parijs. ca. 1450. Parijs, Bibliotheque Nationale, ms.fr 25526. fol. I35v benedenmarge.
oplopende trits. De benedenmarge van folio 135v (ill. 43) tcnslotte bevestigt deze interprelatie en maakt de verbinding naar de fallus-insignes: een grotesk we/en, met een vrouvven- of nonncnhoofd en roofvogelachtig lijf, zwaait met beide arnien naar een uilerst rustig griffioen-achtig monster tegenover haar: in de rechter- hand hanteert zij een knots achter haar maar wel ge- richt op het ondicr en met haar linkerhand houdt ze een losse fallus voor zich in de richling van de grif- fioen. De losse fallus is hier ovcrduidclijk bedoeld als onhcil afvverend object, precies zo als de erectie van dc zwaardvechter op folio I30v. De losse fallus moet bet groteske we/en beschermen en de griffioen schrik aanjagen. De fallus-speldjes moeten op de/e zelfde vvijze worden gei'nlerprctcerd: kvvaad afvverend en besehermend, hcilbrengend en onheil voorkomend. Het vruchtbaarheid bevorderende aspect vail hierbij uiteraard niet vveg te denken, vruchtbaarheid wat in primitievere samenlevingen onlosmakelijk verbonden is met rijkdom en macht. De margedecoratie van dit Rozenroman-handschrift, althans het sexueel beladen negental, bevvijst cvenals het fallusdier in het genoemde manuscript uit 1392 en andere parallellen voor de erotische insignes, dat deze behoren tot een stereotiepe iconografie, lot een ver- becldingswereld die in de late middeleeuvven ver was uitgckristalliseerd. Vele van de afgcbcclde scenes en vele van de zinspelingen die door de insignes worden gemaakt, zullen door nader onderzoek ook meer in detail nog kunnen en moeten worden verklaard. Over en vveer zal het visuele bronnenmateriaal verhelderend noten 1. Mitchincr 1986, p. 60 nr. 95 (fallusschip, niet lierkend fragment), p. 281 nr. x95 (collectie John Auld, als ‘schip met Thomas Beckef), p. 127 nr. 326 (gevleugelde fallus, ‘broederschapsinsigne’), p. 216-217 nr. 787-792 (haan treedt hen, ‘vechtcndc hanen’), p. 282 (vijzelpisser, vondst Salisbury); Spencer 1990, p. 114 nr. 213-214 (haan en hen. met expose over sexuele insignes), p. 115-116 nr. 216-218 (vijzelpisser). 2. Bedaux 1989; Bedaux 1993. vverken en zeker ook sell rifle I ijke bronnen zullen nader bij de sludie van dit materiaal betrokken moeten worden. Hoe dan ook is een uilspraak als Michael Camille doel die de marges van het Rozenroman- manuscript lot een, Iiefsl zelfs tot het eerste voorbeeld van vrije vrouwclijke lantasic maakt, volstrckl on/in- nig en a-historisch. We worden door dit materiaal geconfronteerd met een bijna vergeten en voorons tamelijk absurde iconografie die in de periode van de dertiende tot in vijfticnde eeuw nog volop leefde en dan nugenoeg volledig lijkl te verdwijnen. De traditie wordl evenwel niet geheel gewisl. Een mooie reminis- centie naar deze laatmiddeleeuwse sexuele verbecl- dingswereld konit bij voorbeeld nog voor in de Heksenhamer, de ‘Malleus Maleficarum’ van dc in- quisiteurs en Dominikaner monniken Jacob Sprenger en Heinrich Institoris, gepubliceerd in het latijn in 1487. Vele voorbeelden van hekserij worden gegeven en onder deze is het veroorzaken van onvruchtbaar- heid bij de man een vaak terugkerend onderwerp dat als hoogst bedreigend gold. In die context worden behekste fallussen beschrcven, die worden ontnomen aan hun rechtmatige dragers en verborgen: ‘... in aanzienlijke aantallen, twintig tot dertig mannelijke geslachtsdelen ... in een vogelnest, vvaarze zich bewe- gen als levende wezens, graan en ander voedsel tot zich nemcn ...’. De associatie van dit beeld met de sexuele insignes is onontkoombaar: ook daar zien we mannelijke en vrouwelijke geslachtsdelen een eigen levcn leiden, in en onder bomen (afb. 622 - 624), geisoleerd of in samenspel (afb. 629 - 666). 3. Tijdens het colloquium ‘Flanders in a European Perspective. Manuscript illumination around 1400 in Flanders and abroad*. Leuven sept. 1993, hield ik de voor- dracht ‘A barefaced Roman de la Rose (Paris, B.N. ms. fran^ais 25526) and Some Late Medieval Massproduced Badges of Sexual Content’, wnarvan het hier gepresenlecr- de hoofdstuk een aangepaste versie is. 4. Overige in dit hoofdstuk cenoemde literatuur: Kuhn 1911; Fleming 1969; Camille 1992; Sprenger & Institoris 1487. 114
XIX HEILIG EN PROFAAN CATALOGUS H.J.E. van Beunini>i'n, A. M.Koldcw cij In het hier volgende catalogusdeel worden 1036 insig- nes afgebeeld en beschreven. Deze presentatie is in twee delcn opgesplitst, le vveten 536 religieuze en 500 profane draagtekens. Binnen de/e hoofdgroepen is een structuur aangcbracht die hierna in de respectieve inleidingen vvordl loegelichi. Bij elk afgebeeld insigne is /о consequent mogelijk een aantal gegevens vermeld. Na afbeeldings- en jnventarisnummer (Afb. en lnv.) volgt de identificatie of, indien deze niel le geven is, een korte omschrijving (‘Voorstelling’). Direct onderde identificatie is de oorspronkclijke plants van herkomst, veelal tevens de meest vvaarschijnlijke plants van ontstaan vermeld; met name bij de ongei'dentificeerde heiligen, insignes voor algemene devotie en bij de profane insignes /al dit oningevuld zijn. In aansluiting daarop is de archeo- logische herkomst aangeduid (‘Vindplaals’), gevolgd door de maten (‘Afm.’) in hoogte Ch.’) en (‘br.’) breedte, in in dimeters. De afbeeldingen zijn bij bena- dering op ware grootte. Als materiaal-aanduidingen is een beperkt aantal noemers gebruikt (‘Materiaal’). Meestal is sprake van ‘lood-lin’ gebruikt voor alle in hoofdzaak uit deze metalcn bestaande legeringen; ‘latoenkoper’ is gebruikt voor dun, geslagcn of gc- stansd, vormgcstempeld messing. Bij vijftig insignes is onderzoek gedaan door het Centraal Laboratorium voor Onderzoek van Voorwcrpen van Kunst en Wetenschap in Amsterdam (zie p. 21-25); dit is bij de betreffende afbeeldingen aangegeven met de afkorting (C.L.) na de materiaal-aanduiding. Na het trelwoord ‘Bevestiging’ is vermeld hoe het insigne indertijd op dc klcding, hoed of ransel kon worden gehecht: aan speciaal daarvoor aangebrachte ‘oogjes’ of met een dan wel enkele ‘hangoogjes’ aan de bovenzijde, met een aan de achterzijde aangegoten ‘draagspeld’ of een uitstekend ‘oogje achterzijde’; bij ringbroches en gespen spreken vve over ‘gespnaald’. Indien er nog bijzonderheden of diversen te melden waren, is dit vermeld achter ‘Details’ en in geval er een tekst of letters zijn aangebrachl, slaat dat achter ‘Opschriff. Voorde ‘Dalering’ is in principe met lijdvakken van vijftig jaar gewerkt, schuivend over kwarl-eeuwcn; soms, vvanneer daar een duidelijke reden voor was, is daarvan afgeweken (bijvoorbeeld de eniissiedatum van een nagevolgde muni of een hciligverklaring). De datering is doorgaans tot stand gekomen door combi- nalic van stilistische analyse, berichten over vondst- omstandigheden, vergelijking met andere insignes of objeclen, etcetera. De terminus antequem die geldt voor ruim de helft van de insignes omdat deze afkom- stig zijn uiL het in 1530/1532 door de Schelde ver- zwolgcn dorp Nieuwlande (534 stuks), is nergens afzonderlijk aangeduid omdat dc mecste aanzienlijk ouder zijn. Afgezien is van literaluur-opgave per insigne; bij de inleidende tekstjes is de meest belangrijke litcratuur dikwijls genoemd. Dit gebeurl dan door vcrmelding van auteursnaam en jaar van publikatie, eventueel met trefwoord; een volledig overzichl van geraadpleegdc vverken is in de uilvoerige, alfabetisch geordende literatuurlijst le vinden. 115
REUGIEUZE INSIGNES De hicr volgcndc sclcctie van 536 verschillende religi- euze insignes toont een zo gesehakeerd mogelijk beeld van vereerde heiligen. bedevaarlplaatsen, typcn van insignes en varianten binnen een type. Uiteraard is cr vanuit gcgaan zoveel mogelijk complete of bijna complete insignes te laten zien, doch wanneer frag- mentcn een essentiele bijdrage konden Ieveren, zijn ook deze opgenomen. 1 let belang van zelfs zeer kleine fragmenten kan groot zijn. Verschillende bedevaart- plaatsen of dcvoties worden op dit moment nog slechts vveerspiegeld door fragmentarisch tevoorschijn gckomen insignes; wanneer een type insigne evenwel bekend is, voegen het kleinste herkenbare fragment en het complete insigne in principe cvcnvccl historischc informatie toe aan het beeld dat vve trachten op te bouvven van de laatmiddeleeuwse devotie. De hierna gepresenteerde afbeeldingen en beknopte beschrijvingen hebben zowel bctrekking op pelgrims- insignes als op devotie-speldjcs en -hangertjes. Onder pelgrimsinsignes vcrstaan we de draagtekens die verwijzcn in afbcelding en soms ook in tekst, naar speciПеке plaatsgebonden devoties, naar te benocmen bedevaartsoorden. Dit wil niet zeggen dat uitgesloten is dat deze pelgrimstekens ook op plaatsen buiten de betreflende pclgrimsplaatsen zijn verkocht. Zo zullen met name de questierders, priesters en anderen die in de late middeleeuwen tochten maakten met relicken en mirakelbeelden om inzamclingen te houden, al rondreizend ook zoveel mogelijk van de aan het ge- toonde heiligdom verbonden insignes en verwante devotionalia aan de man hebben gebracht. Voorts is het nog om andere redenen onjuist achter elk terugge- vonden pelgrimsteken een werkelijk afgelegde bede- vaart te vermoeden: vele van de pelgrims zullen im- mers meer dan een insigne uit den vreemde mee naar huis hebben gebracht. Onder devotie-speldjes en -hangertjes verstaan wc voor meer algemene, niet plaatsgebonden devotie vervaardigde en dus doorgaans op vele plaatsen tege- lijk verkochte draagtekens. Niet altijd zijn de beide categoricen absoluut van elkaar te scheiden. Dit wordl al bewe/en door de Jacobsschelp: aanvankelijk is de/e uiteraard het in¬ signe van degenen die Santiago hadden bereikt, maar al snel werd de schelp in het algemeen het karakteris- tieke herkenningsteken van de pelgrim die daarmee de bescherming van Jacobus als pclgrimsheilige over zich afriep. De religieuze insignes zijn zo consequent mogelijk alfabetisch geordend naar de heiligen en bijbelse personen die zijn voorgesteld of waarnaar wordt ver- wezen. Binnen elke grocp is vervolgcns cen ordening naar vereringsplaats, tenminstc indien mogelijk. aan- gehouden en een chronologische ordening. Bovendien is ook op typologische gronden gegroepeerd, zodat verwante of gelijke attributen, thema’s of onderwer- pen min of meer bij elkaar zijn gezet. In totaal volgen hier afbeeldingen van 64 vcrschil- Icndc geYdentificeerde heilige en bijbelse personen; de telling is betrekkelijk, de Driekoningen werden als een drietal geteld, maar bijvoorbceld de duizenden maag- den uit het gevolg van Ursula lieten we buiten be- schouvving. Christus en Maria nemcn binnen de religi¬ euze insignes vanzelfsprekend een extreem grote plants in, respectievelijk met 81 (afb. 69 - 139) en 132 (alb. 405 - 536) stuks, terwijl Maria en Christus ook op andere insignes nog als ‘bijfiguren’ voorkomen. De naar devotie geYdentificeerde insignes kunnen ten dele aan specifieke vereringsplaatsen worden toegeschre- ven; in totaal komen aldus bijna 80 verschillende bedevaartplaatsen aan de orde, verbreid over de ge- hele, laatmiddeleeuwse christelijke wereld (zie ook ill. 2 op p. 6). Uit niet minder dan 19 van deze pelgrims- plaatsen waren tot nu toe geen middeleeuwse bede- vaartsinsignes bekend.
ADRIANUS, GERAARDSBERGEN Dc heiligenlegenden verhalen dal Adrianus een romcins olficier was die zozecr onder de indmk raaktc van do geloofsoverluiging van de vervolgde christenen dat hij /elf tot dit geloof overging. Hij wend gevangen genomen cn in de kerker geworpen. Toen liij in zijn geloof volhardde, werden zijn ledematen op een aambeeld met een hamer verbrijzeld, waarna onthoofding met hel zwaard volgde. In het jaar 1 175 werden relieken van dc martelaar Adrianus overgebracht naar de bij die gelegenlicid zo genoemde Sint-Adrianusabdij te Gcraardsbergen (Oost-Vlaanderen). Een sterke toename van de verering van Adrianus vond plaats nadat zijn relieken aldaar in 1423 in een nieuw schrijn waren over¬ gebracht. Adrianus wordt vereerd als beschermheilige van soldaten, gevan- genbewaarders, smeden en slagers. Bovendien wordt hij aangeroepen als beschermheilige tegen de pest en tegen cen onverwachtc dood. Adrianus wordt afgebeeld als gehar- naste krijgsman met opgeheven zwaard in de rechter- cn een aambeeld met daarop de hamer in de linkerhand. De heilige staat op een leeuw, symbool voor de door hem getoonde dapper- heid. De verering van Adrianus in Geraardsbergen moct na 1425 een grole omvang hebben gekregen. Dit blijkt ook uit bezoeken van hoogvvaar- digheidskledcrs. Zo is bekend dal her- tog Philips de Goede in 1438 tijdens een bezoek aan Gcraardsbergen een zilveren Adrianus-insigne kocht. De Franse koning Lodevvijk XI deed het- zelfde toen hij zowel in 1457 als in 1458 en nogmaals in 1459 Adrianus te Geraardsbergen vereerde. Hel beste bewijs van de grote betekenis van de Adrianus verering te Gcraardsbergen wordt gevormd door de talrijke vondsten van pelgrimste- kens van deze cultus. In 1987 werden in ‘Heiligen uit de modder’ (R.M. van Heeringen, A.M. Koldcweij, A.A.G. Gaalman) al 101 in Zeeland gevonden Adrianus-insignes uit Geraardsbergen genocmd en vijf typen afgebeeld. Scdertdien is nog ccn groot aantal andere Adrianus-insignes uit Nedcrlandse bodemvondsten bekend geworden. Hoewel hel hierna gegeven ovcrzicht van vindplaatscn cn aantallen beslist nog incomplect is, kunnen er toch enkeTe gevolgtrekkingen uit wor- den gemaakt. Van dc tot dusver over ocheel Nederland gedocumenteerde 199 Adrianus-insignes werden er 183 in de provincie Zeeland gevonden en wel op de locaties Nieuwlande (137), Tolscnde (II), Reimerswaal (10), Middelburg (14), Arnemuiden (5), Valkenisse (2), Hontenisse (1), Vlissingen (I), Oud-Rilland (1) en ten- slotte cen exemplaar van ccn niet nader bekende vindplaats. De andere 16 insignes zijn afkomstig uit onder ande¬ re Dordrecht, Rotterdam, Zwolle cn Egmond aan Zee. Aangenomcn moet vvorden dat verschillende Adrianus- insignes en zeker tal van fiagmenten niet zijn gedocumenteerd en in deze telling vervverkt. Het is dus van belang melding te docn van vondsten op dit gebied bij de Stichting die dit boek publiceert, want juist aantallen, ver- spreiding en overzicht van typen van insignes geven een beeld van omvang en verbreiding van de heiligenverering. Zo blijkt uit hel gegeven overzicht hoe regionaal die verering moet zijn geweest. tenzij ons beeld slerk verte- kend is door de toevallige goede con- servering en de intensieve graverij op Nieuwlande met zijn 137 Adrianus- insignes uit Gcraardsbergen. Hier zij tenslotte nog vermeld dat ook enkele Adrianus-insignes zijn gevonden in Vlaandcrcn en een fragment in Canterbury. Het zijn niet alleen deze teruggevonden Adrianus-insignes die de betekenis van deze heilige aangeven. Kurt Koster wees op een Adrianus-insigne op een in 1433 gegoten luidklok in het Nedersaksische Marienhagen, dat direct vergelijkbaar is met het insigne afb. 4. Voorts vermeldde Koster een Adrianus-insigne dal is afgegoten op een kerkklok uit 1496 te Rctterodc (Hessen); deze is vergelijkbaar met hel insigne afb. 8. In 1973 beschreef Koster vijf verschillende grondtypen waarvan twee zondcr lekstband (verge- lijk alb. I, 2 en 3), een staande op een leeuw waaronder ecu tekstband (verge- lijk alb. 4, 5 en 6), een staande op een leeuw met de tekstband ter rcchtcrzijde (vergelijk alb. 8-16) cn tenslotte een rechlhoekige plaquetle (vergelijk alb. 17-19). Nieuwe vondsten hebben ook nieuvve typen opgeleverd, die hier voor het eerst worden gepublicecrd. Moest ‘Heiligen uit de modder’ nog volstaan met een fragment van de geharnaste Adrianus staande op leeuw en lekst¬ band (nr. 1.5 Goes, museum), thans kan daar een compleet exemplaar van vvorden getoond (alb. 4). De kop van de leeuw bevindt zich onder de linker- hand van de heilige. Onder alb. 5 en 6 worden hier twee fragmenten gerepro- duceerd van een vergelijkbaar insigne, niaar bij alb. 6 is de kop van de leeuw onder Adrianus’ rechterhand geplaatst. Ook afwijkend is alb. 7 waur de heilige zijn aambeeld niet links, maar rechts draagt; het zwaard moet door deze Adrianus dus met de linkerhand zijn gchanteerd. Van hel latere type insigne dat de martelaar op de plaquette toont en dat omstreeks 1500 in omloop zal zijn gebracht. zijn inmiddcls een grote- re cn ccn kleincrc variant bekend. Overigens is opvallend dal van dit type in Zeeland in het geheel geen exempla- ren zijn gevonden. De van afb. 8 tot en met alb. 16 geprcsenleerdc insignes zijn alle van een type, doch uit ver- sehillende gietvormen afkomstig. Onderling komen kleine afwijkingen voor in tekst cn vorm van met name leeuw en harnas. Recent zijn nog enke¬ le Adrianus-insignes gevonden in Middelburg, waarvan een exemplaar van een nieuw type met afwijkend hoofddeksel. Naasl de teruggevonden cn de afgego¬ ten Adrianus-insignes leveren ook afgebeelde pelgrimstekens uit Gcraardsbergen nog informatie over deze heiligenverering. In 1973 vestigde Kurt Koster de aandaeht op een tafe- reel met betrekking tot de liefdadigheid van Joachim en Anna, dat voorkomt op het Sint-Anna-altaarte Frankfurt (nu Historiseh Museum aldaar) van om- streeks 1490. Daarop koml een pelgrim voor met op zijn hoed lussen twee Jacobsschelpen duidelijk herkenbaar een Adrianus-insigne en wel van het hier onder alb. 8 - 16 gegeven type. Schriftelijke bronnen bevestigen dat Nederlandse kooplieden in hoge mate bijdrocgen aan de pracht en praal van de ‘Capclla Brabantinorum', de 'Brabanderskapcl’, zoals de Annakapel vvaar het altaar voor beslemd was, toen werd genoemd. Ongetwijfeld leverden zij heL insigne dat als voorbeeld diende. In zijn overzicht van 1973 wees Koster voorts op Adrianus-insignes die zowel geschilderd als in natura ingenaaid voorkomen in laat-vijftiende- en vroeg- zestiende-ccuwse Vlaamsc gebeden- boeken. Hier betrefl het weer hetjong- ste type, de plaquettes. En ook hier Ievert onderzoek nog nieuwe gegevens: onder de 23 zilveren insignes in het door de Koninklijke Bibliotheek le’s- Gravcnhage onlangs verworven Brugse gebedenboek, bevindt zich een derge- 117
lijk Adrianus-insigne (zie p. 46-48). Tenslotle vail de aandacht in verband met de Geraardsberg.se Adrianusverering nog te vestigen op bet fenomecn van de strafbedevaarten. In zijn ‘Opgelegde Bedevaarlen* ver- meldde Jan van Hervvaarden in 1978 niet minder dan 23 plaatsen vvaar in correctics en zoenen sprake is van de bedevaart naar Adrian us te Geraardsbergen. De populariteil van Adrianus bleef ondanks de oprukkende reformatie nog tot het einde van de zes- liende eeuw bestaan zoals blijkl uit de klacht van een predikant, in april 1597 op de synodale vergadering te Goes, dat er te Dreisebor - vvaar Adrianus de vroegere kerkpatroon was - afgoderij aan deze heilige was gepleegd. Werden de Adrianus-insignes van de als ‘Geraardsbergen’ geidentificeerde typen uitsluilend in Geraardsbergen te koop aangeboden en mogen we veron- derstellen dat deze alle door pelgrims naar ciders verspreid zijn ? Of werden deze insignes ook verkoebt door rei- zende kerkdienaren die met relieken rondtrokken en aldus inkomsten verza- melden voor hun abdij ? Antwoord hierop moel vooralsnog uitblijven. Er ntoet in Geraardsbergen een vrij groolsehalige produktie van insignes zijn gcvvccst. waarbij gebruik werd gentaakt van een groot aantal gietvor- nten. Hiervan is vermoedelijk niets bewaard geblcvcn. Zorgvuidige verge- lijking van af/onderlijke insignes leverl informatic over de gebruikle mallen. Insignes die in dezellde giet- vorm gegoten werden, zijn berkenbaar en (evens is dus in principc vast te stel- len lioeveel mallen minimaal tegelij- kertijd in gebruik zijn geweest. Dil geeft vervolgens weerccn indicatie voor de mogelijke toiale aantallen. In dit verband is interessant te wijzen op bet insigne alb. 15 met een opmerkelij- ke onregelmaligbeid. zielitbaar op lioofd en ter linker/ijde van Adrianus’ lichuam, doorlopend tot de kop van de leeuw. Deze opvallcnde Iijn кап alleen maar zijn ontslaan door een bcschadi- ging van de gielvorm. Blijkbaar bleef deze gebarsten gietvorm desondanks in gebruik, want inmiddels zijn op ver- scbillende Zeeuwse loealies vijf insig¬ nes met deze 7elfde beschadiging gevonden. Kennelijk was het pelgrims- insigne zo’n goedkoop massaprodukt dat een dergelijke afwijking geen bezwaar werd geacht; produktie en ver- koop gingen gevvoon door. Een soort- gelijke nogal nonehalante houding ten aanzien van het en masse geproduceer- cle pelgrimsteken is te herleiden uit diverse slordig gegoten en nauwelijks of niet afgewerkte insignes die ver van de produktieplaatsen zijn teruggevon- den: insignes uit niet geheel volge- vloeide gietvormen en dus incompleet of met gaten, en insignes met niet ver- wijderde bramen, randen of gietprop- pen werden gevvoon verkocht en als devotionalia verspreid. 118
Afb.: 1 Voorstelling: Vindplaals: Afm. Malcriaal: Bevestiging: Datcring: Details: Inv.: 1469 Adrianus Geraardsbergen Nieuwlande h.: 76 br.: 28 lood-lin (C.L.) ooujes 1400-1451) Afb.: 4 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Matcriaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Inv.: 1913 Adrianus Geraardsbergen Nieuwlande h.: 76 br.: 37 lood-tin oogjes 1425-1475 S. ADRIANUS Alb.: 2 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Matcriaal: Bevestiging: Dalering: Details: Inv.: 2136 Adrianus Geraardsbergen Tolsende h.: 64 br.: 23 lood-tin oogjes afgebroken 1400-1450 Alb.: 3 Voorstelling: Vindplaals: Afm. Matcriaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1470 Adrianus Geraardsbergen Nieuwlande h.: 73 br.: 27 lood-tin oogjes 1400-1450 Alb.: 5 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Inv.: 1985 Adrianus Geraardsbergen Nieuwlande h.: 57 br.: 35 lood-tin ooizjes 1425-1475 niet bewaard Alb.: 6 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Opschrift: Inv.: 0175 Adrianus Geraardsbergen Nieuwlande h.: 20 br.: 42 lood-tin oogjes 1425-1475 S. ADRIANUS 119
Afb.: 7 Voorstelling: Vindplaats: Afni. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opsehrift: Inv.: 1692 Adrianus Geraardsbergen Nieuwlandc h.: 78 br.: 40 lood-tin oogjes 1425-1475 niel bcwaard Afb.: 10 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opsehrift: Inv.: 2313 Adrianus Geraurdsbergen Tolsende h.: 79 br.: 38 lood-tin oogjes 1450-1500 S. ADRIANUS Afb.: 8 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Opsehrift: Inv.: 1113 Adrianus Gcraardsbergen Nieuwlandc h.: 78 br.: 41 lood-tin oogjes 1450-1500 S. ADRIANUS Afb.: 11 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Opsehrift: Inv.: 2324 Adrianus Geraardsbergen Middelburg h.: 39 br.: 34 lood-tin oogjes 1450-1500 S: ADRI(ANUS) Afb.: 9 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opsehrift: Inv.: 0241 Adrianus Geraardsbergen Nieuwlandc h.: 78 br.: 43 lood-tin oogjes 1450-1500 S. ADRIANUS Afb.: 12 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opsehrift: Inv.: 0313 Adrianus Geraardsbergen Nieuwlande h.: 81 br.: 42 lood-tin oogjes 1450-1500 :S: ADRIANUS: 120
Alb.: 13 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Matcriaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Inv.: 1468 Adrianus Geraardsbergen Nieuwlande h.:73 br.:41 lood-tin oogjes 1450-1500 S. ADRIANUS Afb.: 15 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Inv.: 2484 Adrianus Geraardsbergen Nieuwlande h.: 74 br.: 38 lood-tin oogjes 1450-1500 S. ADRIANUS Afb.: 17 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Inv.: 1322 Adrianus Geraardsbergen Dordrecht h.:45 br.: 21 lood-tin nicl bevvaard 1475-1525 S ADRIA(NUS) Alb.: 14 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Inv.: 0237 Adrianus Geraardsbergen Nieuwlande h.: 85 br.: 41 lood-tin (C.L.) oogjes 1450-1500 S. ADRIANUS Alb.: 16 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Inv.: 1194 Adrianus Geraardsbergen Nieuwlande h.: 82 br.: 43 lood-tin oogjes 1475-1525 SA(N)CT’ ADRIAN’ Afb.: 18 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Dated ng: Opschrift: Inv.: 2124 Adrianus Geraardsbergen Egmond aan Zee h.4 35 br.: 23 lood (C.L.) oogjes 1475-1525 S. ADRIA(NUS) Afb.: 19 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Matcriaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Inv.: 0780 Adrianus Geraardsbergen Haarlem h.: 34 br.: 18 lood-tin ingeslagen gaatjes 1475-1525 S. ADRIA(NUS) 121
ANDREAS, ST. ANDREWS St.Andrews in Schoilund, dal oorspronke- lijk Kilrymont heette, к wain volgens de tra- diiic in de achtste eeuw in bezil van relie- ken van dc apostel Andreas. Sinds 1329 werden daar de Scholse koningen gekroond en deze vereerden Andreas als hun speciale patroonheilige. De pelgrimstckens uit St.Andrews lonen uitcraard deze apostel en dit op de sinds de twaalfdc eeuw gebruike- lijke iconografie, gchangen aan een X-vor- mig kruis. Andreas was een breeder van de apostel Petrus en met deze boon hij bij de eerste leerlingen die Chrisius om zich ver/amelde. NaChristus’ kruisdood trek hij naurdc gebieden ten noorden van hel Heilige Land om het Christendom te prediken. Hij zou te Patras zijn gekruisigd. In 357 werden zijn relieken naar Byzanlinm overgebracht en vandaar in 1208 naar het Zuid-Italiaanse Amalll. De toesehrijving van dit insigne aan hel Scholse St.Andrews lijkt viij zcker te zijn. De enige andcre plants in Europa waar Andreas werd vereerd, was Amalfi aan de Golf van Salerno. Van bedevaarten daarheen vanuit de Nederlanden was nauwelijks ofgeen sprakc. Hen gaver matir niel identiek exemplaar van het/elfde type Andreas- insigne werd gevonden te Sluis (Mariakloostcr) cn bevindt zich in de col- leciie van Rijksnuiseum Hel Catharijneconveni te Utrecht. In de Thames te Louden werden niel lang geleden twee vvat priniilievere Andreaspelgrimstekens gevonden, die eveneens uit St. Andrews afkomslig zul- len zijn en opnieuw de aan hel schuine kruis gchangen apostel lonen. ANNA Afb.: 20 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Matcriaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 0673 Andreas St. Andrews Middelburg h.: 71 br.: 38 lood-tin oogjes 1450-1500 Anna, eehigcnotc van Joachim, de moeder van Maria en grootmoedcr van Christus, wordt in de bijbcl niet genoemd. Alle gege- vens over haar persoon en leven zijn ont- Icend aan de apocriefe boeken of ontston- den als legendevorming in de middeleeu- wen. Op vele plaatsen werd Anna vereerd en er zullen dan ook veel meer verschillende pel- grimstekens van Anna zijn geweest dan dat er tot op lieden werden tcrug gevonden. De bedevaartskapel van Annaberg kreeg bij- voorbeeld in 1514 toestemming \signaseu insignea aliqua stagnea sen plumbea’, ‘tekens of insignes van koper of lood’ te vervaardigen cn te verkopen. Tot voorkorl waren geen originclc Anna-insignes bekend. Behai ve dc hier getoonde vijf ver¬ schillende exemplaren. bevindt zich ook een Anna-insigne van nog ongeTdentificeer- de herkomst in het onlangs door de Koninklijke Biblioiheek te VGravenhage aangekoehte handsehrift (zie p. 46-48). De afbeeldingen 21 toL en met 25 tonen vijf verschillende insignes van Anna, die in dc vijfticnde en zesliende eeuw zeer populair werd. Dc belangrijkste bedevaartplaats ter ere van Anna was het Westfaal.se Diiren, gelegcn tussen Aken en Bonn. De vier laatste Anna- pelgrintstekens zijn van lypen die door Kurt Rosier als afkomstig uit Diiren werden ge- i'dentificcerd. Het eerste insigne dat als enige van deze greep niet uitsluitend het borstbeeld van Anna weergeeft (zie beschrijving voorafgaand aan alb. 22-25), is mogelijk afkomstig uit Sint Anna ter Muiden (Zeeuw's Vlaunderen). Deze haven- plaats, in 1241 tot stad verheven, heette aanvankelijk ‘Mude’ of Muiden en zou al in het laatste kwart van de vijftiende eeuw zijn aangeduid als ‘S. Anne ter Muyden’. Hicruil blijkt dat de verering van Anna aldaar toen al hoge vlucht had gcnomcn. Als overslagliaven van Brugge werd Sint Anna ter Muiden al snel overvleugeld door Sluis, dat in 1290 sladsrechten kreeg van Gwijde van Dampierre, graaf van Vlaunderen. Zowel Sluis als eerder Mude waren verregaand afitankelijk en gecontro- lecrd door Brugge. Het wapensehild op hel pelgrimsteken met de voorstelling van Anna-te-drieen toont een klimmende leeuw naar rechls, het wapensehild van Vlaanderen. Het opschrift van dit pelgrims¬ teken zou wcllicht uitsluitsel kunnen geven over de identiteit van de Annacultus waar- naar het insigne verwijst; helaas was nog niet mogelijk de tekst op de ver weggesle- ten onderrand van dit pelgrimsteken te ont- cijfercn cn andere exemplaren van dit insig- ne zijn nog niet bekend. Afb.: 21 Inv.: 2518 Voorstelling: Anna te Drieen Sint Anna ter Muiden'? Vindplaats: Nieuw’lande Afm. h.:51 br.: 35 Maleriaal: lood-tin Bcvestiging: oogje Datcring: 1475-1525 Details: wapensehild Opschrift: onleesbaar 122
ANNA, DUREN Hind oktober 1520 sehreel Albrecht Diirer in zijn dagboek dal hij was ‘gefahren gen Duren und do in tier kirclien newest, do sanct Anna liaupi isi'. De beroemde schil- der trad niet in details, wai in sommige andere reisbeschrijvingen wel gebeurde. Zo beschreef in 1510 Philippe de Vigneuilles uii Mel/, die een loelit naar de Akense hei- ligdomsvaait maakte en levens de daarbij aansluiiendc reliekentoningen elders bezoehl, over Diiren under andere: 'in alle vroegte bereikten wij Diiien. en zodra de paarden waren gestald, woonden we een mis hij en onmiddeliijk daarop aansluitend sloeg het /even uur, dus bet lijdstip vvaarop hei eerbiedwaardige hoofd /ou worden geloond. Hr bevond zich meteen een verba- zingwekkend groie volksmenigtc rond de kerk en het leek wel of alles /ou moelen barsten tengevolge van het intense hoom- cn trompetgeschal. en men huilde als het ware van vreugde'. Diiren was in 1501 in het bezil gekomen van de schedelreliek van Anna. Een metse- laar nil Kornelimunsler. die werkzaam was in de Stephanskerk te Mainz, maakie zich meester van de daar al eeuwen bewaarde reliek. Hij nam de zilveren reliekbuste van Anna mee naar Kornclimiinster. kwain toi inkeer en beslool die terug te brengen naar Mainz. Daarloe gaf hij de reliek over aan de Franciscanen te Diiren. Volgens de inwo- ners van Duren gebeurde d;ii op goddelijk gezag en ondanks proiesten en juridisehe siappen vanuil Mainz bij de kerkelijke en de wereldlijke overheden, bleefhet hoofd van Anna te Diiren. Keizer Maximiliaan en pans Julius II scharen zieh aan de zijde van de stad Diiren en in 1506 wordt door de pans vasigesteld dat Diiren de definitieve verblijfplaats van de reliek is en de/.c stad bciaalde aan Mainz een schadevergoeding van 2700 goudgulden. De pelgrimsstroom naar Anna in Diiren was inmiddels op gang gekomen. De verering van Anna in Diiren werd snel zeer populair en de pleehlige toning van de reliekbuste van Anna werd parallel aan de beroemde zcvcnjaarlijkse reliekentoningen le Aken georganiseerd. Philippe de Vigneuilles sehrcef dat hij onderweg ‘a la bonne ville de Dur' maar langzaam vooruit kwam door de groie drukte; hij schalte dat hij’s middags zo'n vijftigduizend mensen passeerde en dat in de veldcn en bossen zo’n achtticn- lot twin- tigdui/end mensen de naehl hadden door- gebracht. Dezegeiallen zijn missehien overdreven, maaf geven hoe dan ook de grote populariteii van de Annnacullus in Diiren aan. De zilveren reliekbuste van nioeder Anna, vermoedelijk te Mainz in de late veertiende eeuw ontstaan, siaal steeds afgebeeld op de pelgrimsiekens uil Diiren. De vier verschil- lende insignes die liier volgen. loncn dit stereotype ook: lelkens is froniaal het horst- beeld van Anna in de karakteristieke wedu- vvendracht weergegeven. Intercssant is dat hel insigne alb. 25 zelfs het detail geeft van de ronde, in werkelijkheid met een openge- werkte deksel afgesloten opening midden op het hoofd van Anna, waardoor de sche- delkap in de buste zichtbaar is. Afb. 24 toont de rechierbenedenhoek van een insigne dal in zijn geheel bekend is van een afgietsel op ceil luidklok in de Pfarrei Gemiind (Pfalz) uit 1545; ook de insignes afb. 22 en 23 /ijn bekend van afgieiscls op kerkklokken. respeclievelijk te Fkimcrsdorf (Kreis Euskii-ehen) uit 1526 en te Siimlis uit 1511. Afb.: 22 Voorslelling: Vindplaats: A fm. Matcriaal: Bevestiging: Dalering: Details: Inv.: 2016 Anna Diiren Nieuwlande h.:30 br.:30 lood-lin niet bewaard 1475-1525 Alb.: 23 Inv.: 1954 Afb.: 24 Inv.: 1277 Alb.: 25 Inv.: 1669 Voorslelling: Anna Voorstelling: Anna Voorstelling: Anna Diiren Duren Diiren Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Dordrecht Afm. h.: 33 br.: 33 Afm. h.: 20 br.: 29 Afm. h.: 36 br.: 18 Maieriaal: lood-tin Materiaal: lood-lin Materiaal: lood-tin Bevestiging: inneslagen gaatje Bevestiging: niet bewaard Bevestiging: niet bewaard Datering: 1475-1525 Datering: 1500-1550 Dat cring: 1475-1525 Details: — Opschrift: ... ANNA Details: — 123
ANTONIUS АВТ Kort voor 1500 wcrd hct houtsnijwerk vol- looid voor ccn nicuw altaarsLuk voor de Anionictcn in Isenheim in de Elzas. Cenlraal in dit relabel, dat in de jaren 1512- 1515/1516 door Maihias Griinewald van de inmiddels wereldberoemd geworden dubbe- le ahaarvleugels zou worden voorzien, werd een monimienlaal Antoniusbeeld geplaaist dal groie overeenkomsten heeft met de pelgrimslekens а1Ъ. 27 tot en met afb. 30. De Antonieten vestigden zich in dc dertiendc eeuw in Isenheim. een gunstige lokatie gelegen aan de oude Romeinse weg Mainz-Ba/.el die zowel door de pelgrims naur Santiago aks door de bedevaarlgangers naar Rome werd benut. Velen zullen dan ook bij het passcrcn Isenheim hebben bezocht om bij te dragen aan de hcrbouw van het in 1450 afgebrande huis van de Antonieten en aldus de daar te verwerven al'laat tc verdienen. De Antonieten ver- breidden de verering van Antonius sterk door heel West-Europa, vvaar de/e orde op haar hoogtepunt in dc late middeleeuwen niet minder dan 369 hospitalen onderhield. Een hoogaltaar met een imposant zittend Antoniusbeeld in de trant van dc insigncs alb. 27 - 30 was in dezc niei ongevvoon. 7eer waarschijnlijk is dan ook dat de/e reeks relatiei'grote insigncs verwijst naar een Antonictenvestiging. Niet onmogelijk is dal de insignes uit Isenheim afkomstig zijn, maar ook elders bevonden /ich miru- culcuze Antoniusbeelden. Een evenmin te lokaliseren lioutsnede uit hei midden van de vijfiiende eeuw met het opsehrift ‘Sanctus Anthonius’ toont bijvoorbeeld een soortge- lijke en ook aan de/e groep insignes sterk verwant Antoniusbeeld dat omringd is met pelgrims en ex-votos (Miinchen, Graphisehe Sammlung). Pclgrimsplaatsen ter ere van Antonius Abi waarheen van uit de Nederlanden strafbede- vaarten werden opgelegd. waren St.- Antoinc-en-Viennois (Daupliine). Borsbeke (West-Vlaanderen) en Builleuil ofwcl Sint- Antonius-ter-Bel (Frans-Vlaanderen). Ook in deze plaalsen zou de herkomsl kunnen liggen van de hicr gctoonde Antonius- insignes. Slechts voor hct ccrstc fragment is duidelijk naar welke Antoniuscultus het verwijst, nanielijk die te Vienne (alb. 26). Afb.: 26 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opsehrift: Inv.: 2505 Antonius Vienne Heyst h.: 36 br.: 26 lood-tin oogjes 1300-1400 ANTONIIVIEN Afb.: 27 lnv.: 1657 Afb.: 28 Inv.: 0070 Afb.: 29 Inv.: 1740 Voorstelling: Antonius Voorstelling: Antonius Voorstelling: Antonius Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Nieiiwdande Afm. h.: 68 br.: 46 Afm. h.: 38 br.: 57 Afm. h.: 60 br.: 39 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: oogjes afgebroken Bevestiging: niet bew'aard Bevestiging: oogjes Datering: 1450-1500 Datering: 1450-1500 Datering: 1450-1500 Details: taukruis, bel, varken, pelgrim Opsehrift: SANCT(US) (AN)TONIUS Details: resten rode verf, taukruis, bel, varken 124
Afb.: 30 Inv.: 0961 Voorstelling: Antonius А1Ъ.:31 Inv.: 2010 Voorstelling: Antonius Afb.: 32 Inv.: 1459 Voorstelling: Antonius Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Nieuwlande h.: 50 br.: 32 lood-lin niet bevvaard 1450-1500 ANTONIS Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Dordrecht h.: 68 br.: 54 lood-tin oogjes 1400-1450 S: ANTONE: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Amsterdam h.: 32 br.: 26 lood-tin niet bewaard 1450-1500 Taustaf. bcl. varkcn Afb.: 33 Inv.: 2011 Voorstelling: Antonius Afb.: 34 Inv.: 2054 Voorstelling: Taukruis А1Ъ.: 35 Inv.: 1680 Voorstelling: Taukruis Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: ’s-Hertogenbosch h.: 25 br.: 15 koperlegcring oogjes achterzijde 1475-1525 Taustaf, boek Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Dordrecht h.: 42 br.: 43 lood-tin oogjes 1400-1500 S ANTON VS Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Details: Nieuwlande h.: 45 br.: 18 lood-tin draagspeld 1400-1500 bel met losse klepel 125
Afb.: 36 Voorslelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrifl: Inv.: 2544 Arnoldus Oudcnburg? Nieuwlande h.: 25 br.: 43 lood-tin niet nicer aanwczig 1450-1500 S: AERNOUD: Afb.: 37 Voorslelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: inv.: 0170 Arnoldus Oudenburg? Nieuwlande h.: 27 br.: 27 lood-tin ingeslagen gaatjes 1475-1525 ARNOLDUS VAN SOISSONS Arnoldus (ca. 1040-1087) stamde uit een adellijk geslacht in het Weslvlaamse Tiegem. Hij к warn tot inkccr, werd kluizc- naur en vervolgens monnik en abt in de St.- Medardusabdij te Soissons, en tenslotte bis- schop van Soissons. Hij stieif in de door hem in 1084 gestichte abdij Oudenburg (VVest-Vluanderen) en bij zijn graf vonden gcbcdsverhoiingen en miraculeuze gene/in- gen plaals. Vanuit Soissons werden pogin- gen ondernomen om zijn stoffelijke resten heimelijk over le brengen naar de Medardusabdij, maar wonderen en visioe- nen verhinderen dat dit gebeurt. De Sl.-Pietersabdij van Oudenburg werd aldus cen bcdcvaartplaats ter ere van Arnoldus, die in Vlaanderen een gevierde heilige werd. Ook in zijn geboorteplaats Tiegem bestaat een oude Arnoldusvenering. Het insignefragment alb. 36 geeft nog slcchts zijn naam; een gaver exemplaar van dit type is niet bekend. Het ronde pelgrims- teken afb. 37 toont de heilige volgcns zijn gcbruikelijke voorstcllingswijze: als bis- schop met mijter en kromstaf. in de linker- hand houdt hij een brouwers- of roerstaf, en hij wordt gctlankcerd door hopranken. De/e iconografie duidt Arnoldus aan als patroon van de brouwers en van de hopbou- wers. Dit patroonschap is gebaseerd op enkele wonderen van Arnoldus. Hij zou bij een brand in de abdij het brouwsel op mira¬ culeuze vvijze hebben gered en later genas Arnoldus pestlijders die drunken van hel bier nadal hij met zijn staf in de brouwketel had geroerd; tenslotte zouden diageis van zijn relieken in een herberg zonder bier op wonderlijke vvijze zijn voorzien van krui- ken vol bier. Alb.: 39 Inv.: 1524 Voorslelling: Barbara Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Details: Nieuwlande h.: 34 br.: 22 lood-tin oogje achterzijde 1450-1550 BARBARA De elf hier geprescntccrde Barbara-insignes tnoeten vermoedelijk gecn van alle als naar een specifieke bedevaartplaats vervvijzende pelgrimslekens vvorden gezien. Barbara werd in de late middeleeuwen zeer alge- meen vereerd. Haar vastc attributen zijn toren, kelk en palintak. De palmtak duidt op haar marteldood, de toren is ontleend aan haar levensbeschrijving, de kelk aan haar verering. Dc legende verlell dal Barbara door haar heidensc vader werd gevangen gehouden in een toren om haar v an alle invloeden van builen vveg te houden. Toch kwam ze met het Christendom in aanraking en bekeerde zieh. Haar vader ontstak in woede toen hij dit ontdekte, trok zijn zvvaard en onthoofdde Barbara. Guds straf Afb.: 38 Inv.: 2148 Voorslelling: Barbara Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Details: Nieuwlande h.: 39 br.: 17 lood-tin oogje achterzijde 1400-1500 veerhouder volgde onmiddcllijk en de inoordenaar werd dodelijk door dc bliksem getroffen. Barbara werd onder andcre vereerd om een vredige dood. Hiermee staan de andere attributen in verband waarmee ze vvel wordt afgebeeld, kelk en hostie: door haar aan te roepen hoopte men niet zonder de sacra- menten le sterven. Ook werd Barbara ver- cerd als patrones van de mijnvverkers. Het hier afgcbcelde insigne van Barbara op een pijl (afb. 44) verwijst mogelijk naar een schuttersgilde of stedclijkc militie; als gil- depatroon was zij evencens populair. Misschicn zijn enkele van de hier afgebcel- de Barbara-tekens ids devotionalia verkocht bij de Onze-Lieve-Vrouvvekerk te Maastricht, vvaar zekei sinds de dertiende eeuw een uitzonderlijke verering voor de heilige Barbara was gevestigd. Niet alleen werden cr relieken van Barbara - onder andere een kaakfragment en een gordel - vereerd, ook was er onder het koor vail de Onze-Lieve-Vrouwekerk een aan Barbara gcwijde pul waaruil geneeskrachtig water werd gehaald. A1 in de veertiende eeuw kwamen, volgens lokale bronnen. talloze pelgrims Barbara in deze Maastriehtse kapittelkerk vereren. 126
Alb.: 40 Inv.: 1668 Afb.: 41 Inv.: 0725 Afb.: 42 Inv.: 0140 Voorstelling: Barbara Voorstelling: Barbara Voorstelling: Barbara Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Amsterdam Afm. h.: 27 br.: 15 Afm. h.:28 br.: 15 Afm. It.: 28 br.: 11 Matcriaal: koperlegering Matcriaal: lood-lin Matcriaal: lood-tin Bcvestiging: oogje achlerzijde Bcvestiging: oogje achlerzijde Bcvestiging: oogje achterzijde Datering: 1450-1500 Datering: 1450-1500 Datering: 1400-1500 Details: — Details: — Details: — Afb.: 43 Inv.: 0894 Afb.: 44 Inv.: 1750 Afb.: 45 Inv.: 1110 Voorstelling: Barbara binnen poort Voorstelling: Barbara op maansikkcl Voorstelling: Bai bara Vindplaats: Amsterdam Vindplaats: Rotterdam Vindplaats: Nieuwlande Afm. h.: 27 br.: 23 Afm. h.:2I br.: 55 Afm. h.: 21 br.: 21 Matcriaal: lood-lin Materiaal: lood-tin Materiaal: latoenkoper Bevestiging: hangoogje Bevestiging: oogjes achterzijde Bevestiging: omlijsling niel Datering: 1400-1500 Datering: 1450-1500 bewaard Details: — Details: afgebeeld op pijl Datering: 1475-1525 Details: palmtak. kelk Alb.: 46 Inv.: 2092 Afb.: 47 Inv.: 2325 Alb.: 48 Inv.: 1979 Voorstelling: Barbara Voorstelling: Barbara Voorstelling: Barbara-toren Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Tolsende Vindplaats: Rotterdam Afm. h.: 21 br.: 21 Afm. h.: 40 br.: 34 Afm. h.: 45 br.: 14 Materiaal: latoenkoper Materiaal: latoenkoper Materiaal: lood-tin Bcvestiging: omlijsling niet bewaard Bevestiging: omlijsling niet bewaard Bevestiging: oogje achtcr Hand Gods Datering: 1475-1525 Datering: 1475-1525 Dalering: 1400-1500 Details: loren, kelk Details: loren, palmtak Details: 1 land Gods
BERNARDUS VAN CLAIRVAUX lnsignes met de voorstclling van Bernardus van Clairvaux warcn tot op heden niet bekend. Bcrnardus (1090-1 153, heilig vcr- klaard in 1174j stichtte hct kloostcr van Clairvaux vvaarvan hij dc cerste abt word. Als raadgever van pauscn, bisschoppcn en vorsten oefcndc liij een grote invloed uit op hct kcrkclijkc cn politieke leven van zijn tijd. Ook was Bcrnardus dc grootstc bevver- kcr van de tweede Kruistocht (1147-1149), die door hem tot in Maastricht werd gepre- dikt. Hot pelgrimstekcn afb. 49 toont Bcrnardus neergeknield voor Maria met liet Christuskind. Deze voorstclling vcrwijst naar de zogcnocmde Mactatio Bernardi’: Maria met haar Kind zou aan Bernardus zijn verschenen cn hem met haar moedcr- melk hebben gesterkl. Dit tlicma raaktc in de veertiende en vijf liendc eeuw wijd ver- breid en werd vooral populair in Zuid- Duitsland en dc Zuidelijke Nederlanden. Op talloze albeeldingen heeft Bernardus ecu banderol aan de mond. zoals ook op dit pelgrimstekcn het geval is. Op de tekstband staat steeds het gebed dat Bernardus tot Maria richtie cn waarop zij zijn lippen met haar melk besprenkelde: ‘monstra te esse matrem*, ‘laat zien dat U dc moeder bent’. Onduidelijk is nog op wclke bedevaarts- plaals(en) deze Bernardus-insigncs betrek- king hebben. Bernardus stierf in zijn abdij Clairvaux, waar een grafmonument voor hem werd opgericht; een intensieve pclgrimage naar zijn graf kwam echter niet tot stand omdat dit door de CisterciCnscrs bewust werd afgehouden. Wei werd Bernardus op vele plaatsen vereerd, met name in abdijen van Cistercienscrs. Niet uitgcsloten mag worden dat het insigne met hct Nederlandstalige ‘Santc Bemaert’ ver- wijst naar de abdij van Affligem, waar sinds het bczock van Bernardus in 1146. de krul van zijn kromstaf wordt bewaard en een volgens de traditie aldaar door Bernardus gcbruikle koslbarc kelk. Afb.: 49 Inv.: 2360 Voorstclling: Bernardus Afb.: 50 lnv.: 2315 Voorstclling: Bernardus Vindplaats: Afm. Matcriaal: Bevestiging: Datcring: Opschrift: Nieuwlande h.: 53 br.: 43 lood-tin oogjes 1450-1500 SANTE-BERNAERT: Vindplaats: Rotterdam Afm. h.: 34 br.: 33 Maleriaal: lood-tin Bevestiging: niet bewaard Datcring: 1400-1450 Opschrift: ST. BARNARDE Afb.: 51 Inv.: 1961 Voorstelling: Catharina Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Details: Dordrecht h.: 58 br.: 28 lood-tin niet bewaard 1300-1400 met rad, slaande op koning CATHARINA De legende verhaalt dat de heilige Catharina gcmarteld en gedood zou zijn in het jaar 306 of 307. Historiseh staat hiervan cvcnwel niels vast. Volgens haar levensbe- sehrijving zou de christelijke Catharina in twistgesprekken vijl'tig heidense wijsgeren de meerdere zijn geweest. Christus verloof- de zich op mystickc wijze met Catharina en ten bcwijze hiervan schoof hij haar een ring aan de vinger. Door keizer Maxentius werd Catharina verooaleeld om gemarteld te worden met een folterwerktuig dat voorzien was van vier met scherpe tanden en punten bezette raderen. Een engel verhinderde dit en de raderen werden gebroken. Vervolgens werd Catharina onthoofd. De iconografie van Catharina is gebaseerd op deze legende en ook op de insignes wordt ze afgebeeld inct de attributen die naar dit verhaal vcrwijzcn. DejouKvrouw Catharina draagt de martelaarskroon op haar hoofd of, zeldzamer. de doctorsltoed als verwijzing naar de gesprekken waarin ze de filosofen dc locf afstak. Op de medaille alb. 57 ligt de doctorshoed aan haar voeten. Zwaard en palmtak vcrwijzen naar haar martcldood. Onder haar voeten 128
vertreedt Catharina lid к waile. weergege- vcn in ile gedaante van de vorst die liaar liei murtclcn on tinihoolden. Het nicest kenmer- kende aitribuiii vuor Catharina is het al dan niel gebmken rad. Catharina behoort tot de meest populairc vrouwelijke heiligen van de late middeleeu- wen. Slcchts ecu deel van de hier afgebecl- dc insignes en hangers met haurafbcclding /al dan ook in sirikle /in als pelgrimsteken mogen vvorden geinterpreteerd. De meeste inoetcn eerder in nicer algemene /in wor- den beschouwd als devotionalia verw ijzend naar Catharina als naainheilige of pat rones van bijvoorheeld wagenmakers, molenaars ей niosofen. I let insignefragment alb. 53 is waarschijn- lijk wel een pelgrimsteken dal naar eon spe- cifiek bedevaartsoord vervvijst. ben bijna identiek insigne werd gevonden in de Seine bij Rouen en woidt aldaar bewaard in het Musee des Antiquites. Het ligt voor de hand dat de/e ai'komstig zijn van de abdij Sainte-Catherine-du-Mont bij Rouaan. Alb. 57A-57B toont een medaille die aan de voor/ijde de beelienis van Catharina geeft en aan de keerzijde de letters SCHRA als verkorting voor Santa Catharina. Dit hangertje, gevonden in Amsterdam, is van velc soms zeer sleetse exemplaren bekend en was ongctwijfeld voor algemene devotie bedocld. Vindplaats: Aim. Matcriaal: Bevestiging: Dalering: Details: Amsterdam h.:41 hr.: 38 Jood-tin niet bewaard 1300-1400 met rad en zwaard Afb.: 54 Inv.: 2097 Voorstelling: Catharina Alb.: 55 Inv.: 2462 Voorstelling: Catharina Vindplaats: Afm. Maleriaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuwlande h.: 35 br.: 24 lood-tin draagspeld 1400-1450 rad, zwaard. staande op koning Alb.: 56 Inv.: 1385 Voorstelling: Catharina Vindplaats: Afm. Matcriaal: Bevestiging: Datering: Details: Valkenisse h.:31 br.: 42 lood-tin niet bewaard 1300-1400 staande op koning Vindplaats: Nieuwlande Afm. h.: 36 br.: 17 Materiaal: kopcrlcgering Bevestiging: hangoogje Dalering: 1400-1450 Details: met rad en zwaard Alb.: 53 Inv.: 0069 Voorstelling: Catharina Vindplaats: Afm. Maleriaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuu'lunde h.: 63 br.: 28 lood-tin niet bewaard 1375-1425 met rad en zwaard Alb.: 57A Inv.: 1286A Voorstelling: Catharina Vindplaats: Amsterdam Afm. h.: 26 br.: 22 Materiaal: lood-tin Bevestiging: hang-oogje Datering: 1450-1500 Details: met rad en zwaard Afb.: 57B Inv.: 1286 В Voorstelling: Catharina Vindplaats: Amsterdam Afm. h.: 26 hr.: 22 Maleriaal: lood-tin Bevestiging: hangooiije Datering: 1450-1500 Opschrift: SCHRA 129
CHRISTOFFEL Christophorus of Chi istolTel behuort tot dc meest populairc heiligen sinds de late mid- deleeuvven. Zijn legendurische levensbe- sehrijving is uit diverse bronncn samenge- steld, waarschijnlijk in de twaall'de eeuw in de Doiuuistreek. Zowel deze vita als de vaste ieonogralie van Christoffel is de let- lerlijke verbeelding van zijn naam: bet Griekse ‘Christo frein*. ‘die Christus in zich draagt’. ChristolTel was een grote en sterkc reus die in dienst trad bij de machticste koning. Hij hemerkte cvcnwel dat deze bang was voor de duivel en concludeerde dat de duivel dus maelitiger was dan deze koning. Christoffel bood de duivel zijn diensten aan: de/e bleck wcer ontzag tc liebben voor de gekruisigde Christus en Christoffel ging op zoek naar deze. Hen kluizenaar zei hem dat het de Christus welgevallig zou zijn als hij pelgrims en reizigcrs over een ge\aarlijke rivicr zou torsen. Christoffel nain de/e taak op zich. Op zekere dag wilde een klein kind over de rivier geditigen worden en al gaan deweg werd het kind zwaarder en zwaar- der: het bleek het Christuskind te zijn dat zich aan Christoffel had geopenbaurd. De vaste iconografie van Christoffel is seden de dertiende eeuw' op grond van deze vita, die van een reus die het Christuskind op zijn schouders torst. Christoffel of Christophorus werd vereerd als beschermheilige legen een plotselingc dood. als patroon tegen dc pest en als bcschcrmer van reizigers. pelgrims en van beroepen als sjouwers en zakkendragers. De heilige reus werd in vele kerkcn en kapcllcn vereerd. Onidat de niiddeleeuwei geloofde dat vvie in de ochtend Christoffel had gezien voor de rest van de dag beschermd was voor een onverwachte dood. werd de reus met het Christuskind vaak meer dan Icvensgroot in en buiten kapellen en kerken afgebeeld. De meeste religicuze insignes met de voor- stelling van Christoffel zijn veimoedelijk niet voor een specifiek bedevaartsoord ver- vaardigd, maar verwij/en naar een meer algemene devotie. Wei werd hij op bepaal- de plaatsen in het bijzonder vereerd en daar zullen /eker ook Christoffel-insigncs zijn verkocht. Zo werd in Goes op 6 augustus 1457 iemand vvegens lastcr cn schelden veroordeeld tot een boetetocht naar \sinte Christoffel bij Gent'. Hiermee is waar¬ schijnlijk het dorp Evergem bedoeld. v\aar Christoffel een grote verering genoot en v\ aar al voor de jaren 1508-1510 is gedocu- menteerd dat er papieren \ aantjes met de beellenis van Christoffel werden verkocht aan de bedevaartgangers. Geen van de twaalf hier afgebeelde insig¬ nes van Christoffel kan op dit moment aan Alt».: 58 Inv.: 1805 Voorstelling: Christoffel Vindplaals: A fin. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Dordrecht h.: 63 hr.: 22 lood-tin oogje 1300-1400 Christus met vvereld- bol een bepaaldc bedevaartplaats worden toe- geschreven. De meeste zullen van Ncderlandse of Zuidnederlandse oorsprong zijn, te oordelen naarhun vorm cn makclij. Alb.: 59 Inv.: 2088 Voorstelling: ChristolTel Vindplaals: Nieuvvlande Afm. h.: 44 br.: 38 Materiaal: lood-tin Bevestiging: niet meer aanwezig Datering: 1300-1400 Details: — Afb.: 60 Inv.: 0455 Voorstelling: Christoffel Vindplaals: Nieuvvlande Afm. h.: 31 br.: 15 Materiaal: lood-tin Bevestiging: niet meer aanwezig Datering: 1425-1475 Details: type hoort bij afb. 61 Afb.: 61 Inv.: 1817 Voorstelling: ChristolTel Vindplaals: Nieuvvlande Afm. h.:56 br.: 31 Materiaal: lood-tin Bevestiging: niet meer aanwezig Datering: 1425-1475 Details: type hoort bij alb. 60 Voor de mcdaille afb. 68 is dit. gezien dc spelling van de naam ‘Chrisicfere’ nagenoeg zeker. Dc fragmenten afb. 60 en afb. 61 zijn niet van een en hetzelfde insigne. maar behoren vvel tot een type. Van dit type is een gaaf exemplaar tc Nieuvvlande opgcgravcn, dal in bezit is van de vinder. 130
Alb.: 62 lnv.:0702 Alb.: 63 lnv.: 2280 Alb.: 64 lnv.: 1472 Voorslclling: Chrisloffel Voorslclling: Chrisloffel Voorslclling: Christoffel Vindplaats: Reimersvvaal Vindplaats: Dordrecht Vindplaats: Nieuwlande Aim. h.: 33 br.: 20 Afm. li.: 41 br.: 27 Afm. h.: 48 br.: 21 Matcriaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: niet nicer aanwezig Bevestiging: draagspeld achter/ijde Bevestiging: oogje achter/ijde Datcring: 1425-1475 Dalering: 1425-1475 Datcring: 1425-1475 Details: — Details: — Details" — Afb.: 65 lnv.: 0843 Afb.: 66 lnv.: 1705 Alb.: 67 lnv.: 2216 Voorstelling: Christoffel Voorstelling: Christoffel Voorstelling: Christoffel Vindplaats: Dordrecht Vindplaats: Rci mers waal Vindplaats: 1 lonlcnis.se Afm. h.: 39 br.: 18 Afm. h.: 33 br.: 14 Afm. h.: 40 br.: 25 Materiaal: lood-tin Maleriaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: oogje achlcr/ijde Bevcsliging: niet nicer aanwezic Bevestiging: oogjes Datering: 1425-1475 Datering: 1425-1475 Datcring: 1450-1500 Details: — Details: — Details: — Afb.:68A Tnv.: 2217A Voorstelling: Chrisloffel Afb.:68B lnv.: 2217B Voorslclling: Maria met Kind Vindplaats: Afm. Matcriaal: Bevestiging: Datcring: Opschrifi: Nieuwlande h.: 33 br.: 28 lood-tin hang-oogje 1475-1525 SANCTE CHRISTEFERE ORA PRO NOBIS Vindplaals: Afm. Maleriaal: Bevcsliging: Datering: Opschrift: Nieuwlande h.: 33 br.: 28 lood-tin hansi-oogje 1475-1525 О MATER DEI MEMENTO MEI 131
CHRISmS-INSICNES Van alb. 69 tot en met alb. 141 zijn hier dc insignes gegroepecrd die verwijzen naar Christus. Begonnen v\ordt met insignes die het Chrisluskind voorstellen, als wikkelkind en als kind in de kribbe. Daarna voIgt een groep insignes met het Vera Icon, hct ware gelaal van Christus. Deze zijn soms gecom- bineerd met het Lam Gods als symbool voor Christus: ook komt dc combinatie voor van hei Vera Icon met het Christusnionogiam (alb. 79A-B). De gekruisigde Christus (alb. 81 - 102) komt voor als devotionccl insigne in algemenere zin en als pelgrimsinsignc, vervvijzend naar specilleke lokale devoties. De vcrheerlijkte Christus. een insigne waarschijnlijk afkom- stig van de San-Salvador-kathedraal te Oviedo, sluil de reeks. Daarna volgen devo- tionele albeeldingen en Christussymbolen. Tenslotte zijn hier ondergebraeht de insig¬ nes die verwijzingcn geven naar eucharisti- sehe wonderen: niiraeuleuze hosties of doe- ken met vlckken veroorzaakt door misvvijn. CHRISTUS ALS WIKKELKIND Alb. 69 en alb. 70 betreffen beide een als wikkelkind voorgestelde Chrislusfiguur. Niet uitgeslotcn is dat deze als insigne zijn gedragen, maar meer waarschijnlijk is dat het hier gaat om fragmcntcn van kerstwieg- jes in ininiatuur. Middels de pcnnetjes aan hool’d- en voeteneinde zullen deze Christuskinderen dan bcvcstigd zijn geweest in een driedimensionaal bedje. Ook in hout en in edelnietaal zijn dergelijkc niiniatuur-wiegje.s bcwaard gebleven. die typisch zijn voor de laatmiddeleeuw.se prive-devotie. Overigens is daarnatist de overeenkoinst tc noemcn van deze wikkel- kindercn met de kleine van pijpaarde gcvormde figuurtjes in min of meer verge- lijkbarc vorm. die vooral gebruikt hcten te zijn om gebak te versieren. CHRISTUS IN DE KRIBBE Combinatie van de twee \erwante en onge- twijfeld uit hetzell'de bedevaartsoord afkomstige, maar onderling wel verschil- lende insignes alb. 71 en afb. 72 leidt tot de duiding de afbeelding als het Christuskind liggend in de met stro gevulde kribbe. De kruisnimbus -bestaande uit drie rond het hoofd afgebeelde lelies - maakt de identifi- catie van het kind als het Chrisluskind onomstotelijk. Gczien de afbeelding van het Chrisluskind met in Zijn lianden een duif. vcrwijzen deze insignes waarschijnlijk naar een specifiek maar nog niet ge'identifi- ceerd bedevaartsoord. Alb.: 69 Inv.: 1943 Voorstelling: Christus Vindplaats: Aim. Maleriaal: Bevestiging: Dalering: Details: Nieuwlande h.: 43 hr.: 16 lood-tin onibreeki 1375-1425 ‘wikkelkind’ Alb.: 71 Inv.: 2361 Voorstelling: Christus in kribbe Vindplaats: A fm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Dordrecht h.: 37 br.: 23 lood-tin intjeslacen naatjes 1425-1475 duif Alb.: 70 Inv.: 2121 Voorstelling: Christus Vindplaats: Rotterdam Afm. h.: 60 br.: 11 Materiaal: lood-tin Bevestiging: onlbreekt Datering: 1375-1425 Details: ‘wikkelkind’ Alb.: 72 Inv.: 1689 Voorstelling: Christus in kribbe Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Date ring: Details: Amsterdam h.: 41 br.: 27 lood-tin oogjes 1450-1500 duif 132
VERA ICON-1NS1GNES Het pelgrimsteken alb. 73 toont als cenirale figuur Veronica die liaar /weetdoek ophoudl /odat de aldruk van C hrisius aan- ge/icht le zien is. Zij wurdt gellankcerd door de upostclcn Petrus en Paulus. respec- tievelijk met sleulel en hoek. en met /waard en boek als atiributen. Dit pelgrimsleken moet dan ook afkomslii: /ijn nit Rome, waar /ovvel de dock van Veronica als het graf van Petrus en Paulus iiitensief door pelgrinis werd vereerd (vergelijk alb. 298- 314). In de late dertiende eeuw ontstond de legende waarin wordt verhaald dat Veronica bet bebloede en bezwete gelaat van tie kruisdragende Christus droogde met haar sluicr, waarna de afdtuk van Christus’ <>claat onuiiwisbaar op het textiel stolid. De omstreeks lOOOal to Rome aanwe/.ige Veronicadoek - het Vera Icon - was eerder door undent tradities omringd. De nieuwe legende ontstond in het kader van de laat- middeleeuvv.se mysticke geloofsbeleving waarin het lijden van Christus cen centrale plaats innam. Het Vera Icon - tevens ccn anagram op de naam Veronica - werd toen een van dc meest vereerde relikwiecn van de stad Rome. In die stad werd het door de ‘pictorcs Veronicarum’ tallo/e malen geko- pieerd. Vanafde dertiende en tot ver in de /estiende eeuw' waren behalve mctalen pel- grimstekens ook de zogenoemde * Vroniken’ populair als aandenken aan een pelgrimage naar Rome. Ondcr ‘Vroniken’ werden de op perkament, papier, leer of textiel gcschilderde miniatuur-Veronica doeken verstaan, die evenals dc metalen insignes op mantel, hoed of pelgrimstas konden worden bevestigd. Een deel van de temggevonden of anders- zins bevvaard geblevcn Vera lcon-insigncs zullen inderdaad als pelgrimstckcns uit Rome afkomstig zijn. Voor een aanzienlijk deel van de ‘Vroniken’ en metalen insignes zal de oorsprong echler elders ge/ocht moeten worden. Zo zijn er bijvoorbeeld van de Brabuntse Mariabedevaartplaats Halle hangertjes bekend die op de vooivijde het aldaar vereerde Mariabecld tonen en op dc keer/ijde het Vera Icon (/ie alb. 453). In Noord-Hessen weld een vermoeilelijk vijf tiende-eeuwse gietmal gevonden waarin onder andere een Vera Icon-insigne kon worden gegoten. In het vrouwenklooster Wienhausen in Liineburg werden nog nict los gesneden. waarschijnlijk ter plekke ver- vaardigde ‘Vroniken’ van omstreeks 1500 leruggevonden. In het Franse Maria-bede- vaartsoord Rocamadour werden sintls de late veertiende eeuw' ook insignes verkocht van Veronica met haar zw eetdoek; men be- schouvvde haar inimcrs als de echtgenotc van de lokale patroonheilige sint Amadour. Alb.: 73 Inv.: 1527 Alb.: 74 Inv.: 1716 Voorstelling: Vera Icon Voorstelling: Vera Icon Rome Rome Vindplaats: Nicuwlande Vindplaats: Nieuvvlande Afm. h.: 32 br.: 32 Afm. h.: 31 br.: 31 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-lin Bevestiging: oogjes Bevestiging: draagspeld Dalering: 1400-1450 Datering: 1400-1450 Details: Petrus - Paulus Details: — Alb.: 75 Inv.: 1117 Alb.: 76 Inv.: 1011 Voorstelling: Vera Icon Voorstelling: Vera Icon Rome Rome Vindplaals: Nieuvvlande Vindplaats: Tolsende Afm. h.: 26 br.: 21 Afm. h.: 27 hr.: 21 Materiaal: lood-lin Materiaal: lood-lin Bevesliging: ontbreeki Bevestigi ng: iiiet nicer uanwczij Dalering: 1400-1450 Datering: 1400-1450 Details: — Details: — А1Ъ.: 77A Voorstelling: Vindplaals: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Details: Inv.: 0355A Vera Icon Rome Nieuvvlande h.: 21 hr.: 16 lood-lin hangoogje 1425-1475 2 plaatjes in lijstje Alb.: 77В Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevesliging: Dalering: Details: Inv.: 0355B Lam Gods Rome Nieuvvlande h.: 21 br.: 16 lood-tin hangoogje 1425-1475 2 plaatjes in lijstje 133
RELIEKHANCERTJES Hangertjes als alb. 77, 78, 100 en 141, die bestaan uit ecn relatief dik lijstjc waarbin- nen zich Lwee losse melalen plaaijes bevin- den, hadden waarschijnlijk nog een extra devotionccl aspect. Immers wcrd de ruimte tussen de plaatjes opgevuld. Dit geschiedde zowel met een soort pasta of kit naar het zich laat aanzien, als met maieric die ook op zich al een waarde had als seeundaire of aanrakingsreliek. Als vulmateriaal kon bij- voorbecld aarde worden gebruikt nit de omgeving van cen gcwijde plaats als een heiligengraf of kerk, dan wel aarde die met het heilige in aanraking was geweest of was besprenkeld met water uit ecn miraciileuze bron of pul. Ook kunnen binnen de lijstjes spicgeltjes hebben gezeten of gekleurde stukjes papier, leer, texticl of perkament, al dan niel voorzien van getekende of geschil- derdc voorstellingen. Afb.: 79A Inv.: 0266A Voorstelling: Vera Icon Vindplaals: Afm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Details: Amsterdam h.: 28 br.: 24 lood-tin oogjes 1450-1500 GESTANSDE PLAATJES MET НЕТ \ ERA ICON Het gestansde latoenkopercn Vera Icon afb. 80 is vermoedelijk afkomstig uit een han¬ ger, die in een metalen omlijsting aan ecn zijde dit ‘Ware Gelaat des Ileren’ toonde. Afb. 78A en 78B tonen een dergelijk han- gertje met losse latoenkoperen plaatjes met het Vera Icon aan de ene en het Lam Gods aan de andere zijde. De Christuskop op de plaquette afb. 80 is omgeven door de aan- vangsregel van een in de late middeleeu- vven populaire en wijd verbreide hymne uit het begin van de veertiende eeuvv. Deze tekst plaatst het Vera Icon op het medaillon in de traditie van de doek van Veronica. Identieke en sterk verwantc plaqueltes zijn niet alleen in latoenkoper bekend, maar ook in flinterdun zilver. Deze gestansde plaat- jes, al dan niel verwerkt tot hangertjes, vver- den te Rome verkochl als verwijzing naar Alb.: 78A Voorstelling: Vindplaals: Afm. Materiaal: Bevestiging: Dalcring: Details: Inv.: 2166A Vera Icon Rome Nieuwlande h.: 23 hr.: 23 latoenkoper hangoogje (afgebro- ken) 1475-1525 2 plaatjes in lijslje Afb.: 79B Inv.: 0266 В Voorstelling: IHS Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Amsterdam h.: 28 br.: 24 lood-tin oogjes 1450-1500 de doek van Veronica (vgl. de tekst bij alb. 73-77). Een dergelijk zilveren Vera Icon van wat groter afmeting, verwerkt tot een zilveren reliekdoosje, bevindt zich in de Onze- Lieve-Vrouvvekerk te Maastricht. Het rand- sclnift om dit medaillon luidt ‘Salve facies nostri redemptoris’. In een vroeg-vijftiende- eeuws reliekostensorium in de St. Calharinakerk te Maaseik is een verge- lijkbaar zilveren Vera Icon verwerkt dat geen randschrifl bezit: als tegenzijde van dit Vera Icon is daar een even grool en cvenecns gestansd zilveren relief met de voorstelling van Chrislus als Man van Smarten aangebracht. Mogelijk vormden deze plaatjes voordat zc in de reliekhouder werden verwerkt, tezamen een hanger. De combinatic van het Vera Icon met de Man Alb.: 78B Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 2166B Lam Gods Rome Nieuwlande h.: 23 br.: 23 latoenkoper hangoogje (afgebro- ken) 1475-1525 2 plaatjes in lijslje Afb.: 80 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrifl: Inv.: 2364 Vera Icon Rome Rotterdam h.:31 br.: 31 latoenkoper omlijsting ontbreekt 1475-1525 SALVE SANTA FACIES NOSTRIS REDE(M)PTOR(IS) van Smarten benadrukt de gedachte aan bet lijden van Christus en kwam in de veertien¬ de en vijftiende eeuvv regelmatig voor. Het Lam Gods gecombineerd met het Hcilig Aansehijn (afb. 77. alb. 78) verwijst in feile naar de/elfde contemplatie: de benaming Lam Gods voor Christus. Gods Zoon die zich voor de mensheid zou laten offeren. Ook het met gebedsknopjes versierde vier- kante hangertje, een lijstje met als invulling het Vera Icon en aan de andere zijde het Christusmonogram IHS (afb.79), staat voor deze zell’de gedachte. Dit hangertje, dat zowel middenboven als middenondcr van een oogje is voorzien, maakte wellicht eens dec I uit van een gebedssnoer of rozenkrans en mag niet als insigne of draagteken in de strikte zin van het woord worden beschouwd. 134
Alb.: 81 Voorsielling: Inv.: 1361 Calvarie Afb.: 82 Voorstelling: Inv.: 0051 Calvarie Afb.: 83 Voorstelling: Jnv.: 0927 Calvarie Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Oostclijk Nederland h.: 68 br.: 58 lood-tin oogjcs 1300-1400 Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Reimerswaal h.: 74 br.: 57 lood-tin niet bewaard 1350-1400 onleesbaar Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Opschrift: Nieuwlande h.: 38 br.: 38 lood-tin niet bewaard 1350-1400 S1G1LLUM - BEATE - MARIE Afb.: 84 Inv.: 0164 Voorsielling: Calvane А1Ъ.: 85 Inv.: 2128 Voorstelling: Calvaric Vindplaats: Afm. Matcriaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Amsterdam h.:42 br.:41 lood-lin oogjes 1350-1450 onleesbaar Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Reimerswaal h.: 17 br.: 35 lood-lin ontbreekt 1400-1500 ... - FORT Alb.: 86 Voorsielling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1591 Calvarie keerzijde bevesti- gingslipjes Nieuwlande h.: 29 br.: 22 lood-tin haneoogjc 1400-1450 los plaatjc in lijslje 135
<© Afb.: 87 Inv.: 1980 Afb.: 88 Inv.: 1599 Alb.: 89 Inv.: 1537 Voorstelling: Calvarie Voorstelling: Calvarie Voorstelling: Calvarie Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Amsterdam Vindplaats: Amsterdam Afm. h.: 18 br.: 18 Afm. h.: 29 br.: 27 Afm. h.: 30 br.: 27 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: omlijsting ontbreekt Bevestiging: draagspeld Bevestiging: draagspeld Datering: 1400-1450 Datering: 1400-1450 Datering: 1400-1450 Details: — Details: — Details: — Afb.: 90 Inv.: 2106 Voorstelling: Calvarie Afb.: 91 Inv.: 0169 Voorstelling: Calvarie Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Nicuvvlande h.: 27 br.: 28 lood-tin draagspeld 1400-1450 Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Nieuwlande h.: 25 br.: 25 lood-tin ingeslaacn saatjes 1400-1450 AVE MARIA GRACIA PLENA DOMINUS ТЕ CALVARIE-INSIGNE Afbeelding 92 toont een latoenkoperen insigne met de Calvarie-voorsielling: Christus aan het kruis, geflankeerd door Maria en Johannes. Terzijde van dezen staan nog engelen. Boven het kruis zijn twee opmerkelijke ex-voto‘s afgebeeld, le welen een schip en een hemd of malienkol- der. Ook elders komen we deze ex-voto‘s tegen, met name op de Muria-insignes uii ’s-Hertogenbosch (afb. 455-465). Wellicht bieden deze twee bcloftegeschenken vol- doende houvast om de cultus waar dit insig- ne naar verwijsl nog eens te identificeren. Alb.: 92 Inv.: 1544 Voorstelling: Calvarie Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Opschrift: Nieuwlande h.: 44 br.: 44 koperlegering omlijsling ontbreekt 1475-1525 INRI CALVARIE/MARIA-INSIGNES Onder de hier afgebeelde reeks insignes met de voorstelling van de Calvarie, de gekruisigde Christus en onder het kruis de treurende Maria en Johannes, bevinden zich twee opmerkelijke exemplaren, alb. 83 en 91. Deze Calvarie-insignes vcrwijzcn blij- kens het randschrift niet naar een Kruis- of Christusverering. niaar refereren naar een Maria-cultus. Het is (nog) niet mogelijk deze pelgrimstekens toe te wijzen aan een specifieke lokatie. In de collectie van de Oudheidkundige Musca te Antwerpen (Het Vleeshuis) bevindt zich een aan afb. 91 nagenoeg identiek insigne (inv. 29.4.27/23). Afb.: 93 Inv.: 1671 Voorstelling: Calvarie Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Details: Rotterdam h.: 46 br.: 36 lood-tin hangoogjc 1450-1500 engelen, zon, maan, schedel Adam 136
LUCCA, VOLTO SANTO Verhaald wordl dat in hetjaar 742 ccn onbemande boot strandde op dc kust van Toscano. In bet .-.chip vverd ccn groot in bout gesneden kruisbeeld gevonden dal werd ovcrgcbracht naar Lucca. Dit miracu- lcu/е crucifix /011 bet werk /ijn van Nicodcmus, ccn 1 ceding van Christus. Nicodcmus bad gepoogd zijn smarlclijkc hcrinnering aan dc gckruisigdc Christus in bccldhouvvwcrk vast te leggen. Dit ging evenwel mcnsclijke vermogens te boven en hij wanhoopte het crucifix nog ooit te vol- looicn. Toen hij op een dag uitgeput in slaap was gevallen bij /ijn onvoltooide Christusbeeld, daalde een engel uit de hcmel neer en maakte het werk at'. Aldus werd het crucifix in Lucca beschouwd van hemelse makelij. A1 in de middeleeuwcn werd dit kruisbeeld bet 'Volto Santo’ genoemd. bet ‘ware aan- gczichl’. Het beeld van deze legende bevindt zicb nog steeds in de kathedraal van San Martino te Lucca; het tegenwoordige beeld daleert uit de dertiende ceuw en ver- vangt een uuder niiraculeus beeld waarover al in de elfde eeuw we id gesproken. Het bier afgebeelde insigne van Lucca tooni bet crucifix metde in Lucca tradilionelc aureoolacbiige omlijsling van het kruis; ondcr bet kruis is een pelgrim neergcknield. Middenboven het kruis bevindt zicb een nu leeg lijstje, dal oorspronkelijk een spicgeltje beval /al hebben. In Londen is een bijna identiek Lucca-insigne gevonden dat gezien de archeologische context in de veertiende eeuw moel worden gedaleerd. Het opmerkelijke en typerende aan het ‘Volto Santo’ is dat de gekruisigde Christus gekleed is in een tot de voeten reikende tuni¬ ca. Dit leidde tot een merkwaardige verwar- ring en de daarop gebaseerde legende van de heilige Onikommcr (zie alb. 297). Afb.: 94 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Opschrift: Inv.: 1738 Afb.: 95 Inv.: 2150 Afb.: 96 Inv.: 1588 Crucifix Voorstelling: Crucifix Cruys- Voorstelling: Crucifix Cruys-Bellaert Lucca Bellaert Petite-Synthe Dordrecht Petite-Synthe Vindplaats: Nieuwlande h.: 89 br.: 54 Vindplaats: Nieuwlande Afm. h.: 34 br.: 34 lood-tin Afm. h.: 35 br.: 35 Materiaal: lood-tin niet aanwezig Materiaal: lood-tin Bevestiging: oogjes ontbreken 1350-1400 Bevestiging: oogjes ontbreken Datcring: 1400-1500 spiegelinsigne Datcring: 1400-1500 Opschrift: ET SOET(E) (CRUCE) INRI Opschrift: SINTEN (V)AN SINT IN Afb.: 97 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Inv.: 2341 Crucifix Cruys-Bellaert Petite-Synthe Vlaanderen h.: 33 br.: 33 lood-tin oogjes ontbreken 1400-1500 ET WERDE CRUCE DE S1NTIN PETITE-SYNTHE, CRUYS- BELLAERT Behaive de drie hier afgebcelde excmplaren van dit pelgrimsteken, zijn nog twee cxem- plaren van dit type insigne bekend, die gevonden werden te Londen en Middclburg. Deze beidc dragen als rantl- schrift de tekst ‘tsoete cruce de cintin’. Bij alle vijf de insignes zijn de woorden van elkaar ge.scheiden door bellen en bevindt zich middenboven een kruisje. Over dc tekstband been is op de underrand dc berg Golgotha aangegeven, waarop het kruis met het gotische crucifix staat. Opmerkelijk zijn de bellen die ter weerszijdcn van Christus aan de dwarsbalk van het kruis hangen. Deze pelgrimstekens verwijzen naar bet Cruys-Bellaert, vereerd in het plaaisje Petite-Synthe bij Duinkcrken. In de paro- chiekerk van Petite-Synthe werd een Hei- lig-Kruisreliek bewaard. Deze zou daar zijn gevonden bij het graven van een put; het water uit de/e bron bleek bovendien mira- culeu/e krachl ic bezitten. Bij de pul werd ccn groot houten kruis opgerichl en een kapel gestieht, genoemd de ‘chapelle de la Fontaine’. Het kruis krecg tie naant Cruys- Bellaert ofwcl ‘croix des Clochettes’ omdal er bellen aan waren opgehungen. In de late achttiendc eeuw, ten tijde van de branse Revolutie, verdween dc reliek van het Heilig Kruis en werd hei Cmvs-Bcllaeit bij de miraeuleuze put vernield. De verering van de ‘Cruys-pul’ ging evenwel ononder- broken door en in de late negentiende eeuw werd op de plaats van hei vroegcrc kruis een ‘calvaire’ opgerichl. Het parochiewa- pen van Petite-Synthe vcrwijst nog stectls naar de oude lokale traditie van het Cruys- Bellaert: op een zilveren schild een kruis en tussen de kruisarmen vier bellen van sabel. 137
Afb.: 98A Inv.: 1801A Afb.: 98B Inv.: 180 IB Afb.: 99 Inv.: 0762 Voorstelling: Crucifix Voorstelling: Crucifix Voorstelling: Crucifix Vindplaats: Dordrecht Vindplaats: Dordrecht Vindplaats: Nieuwlande Afm. h : 41 br.: 26 Afm. h.:41 br.: 26 Afm. h.: 28 br.: 23 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: draagoogje Bevestiging: draagoogje Bevestiging: draagoogje ontbreekt Datering: 1400-1450 Datering: 1400-1450 Datering: 1400-1450 Opschrift: A-OI-VN-M Opschrift: AV-OI-AT-IN Opschrift: W-OI-VA Afb.: 100 Inv.: 1209 Voorstelling: Crucifix Vindplaats: Afm. Maieriaal: Bevestiging: Datering: Details: Nicuwlande h.: 27,5 br.: 13 lood-tin omlijsting met hang- oogje 1450-1500 tussen 2 glasplaatjes Afb.: I01A Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 2486A Crucifix op schcepje Damme Nieuvvlande h.: 19 br.: 23 lood-tin niet meer aanwezig 1400-1450 Maria, Johannes Afb.: 101В Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 2486B Maria met Kind Damme Nieuvvlande h.: 19 br.: 23 lood-tin niet meer aanwezig 1400-1450 ^ Afb.: 102 Inv.: 2002 Voorstelling: Crucifix Vindplaats: Leiden Afm. h.: 28 br.: 23 Materiaal: lood-tin Bevestiging: draagspcld Datering: 1400-1450 Details: taukruis DAMME, HEILIG KRUIS Volgens de legende werd in 1339 door vis- scrs uit hel West-Vlaamse Damme een mi- raculeus kruisbeeld opgevisi (alb. 101). Dil uit zee tevoorschijn gekomcn kruis werd overgebracht naar hun kapel in de Onze- Lieve-Vrouvvekerk te Damme. Daar werd een genootschap van het Heilig Kruis opge- richt. In de Damse kerk vvordt cen ‘mirakelschil- derij van hct Heilig Kruis’ uit hel tweede kwart van de zestiende eeuw bevvaard. Ook bevindl zieh daar cen zilveren kusplaat van dc zilversmid Pieter Frere (Brugge 1775- 1795) waarop in hoogrelief is afgebceld de gekruisigde Christus op een schuitje in voile zee; Maria en Johannes zijn als staan- de op de horizon teizijde van het kruis gegraveerd. Omstreeks 1600 vverden te Damme bede- vaanvaantjes verkocht: de Brugse drukker Guillaume de Neve nam volgens hel ‘ver- loogschriff gedateerd 17 juni 1652, van Anihone Janssens of Jansscune ondermeer het materiaal over voor vaantjes \.. van't heuylich Cruys van Damme ...' die hij ver- volgens in produktie nam. Geen enkel exemplaar is bewaard gebleven. Dil insignefragment is het eerste geidcnlifi- ceerde pelgrimsteken van Damme. De Maria met Kind op de keerzijde van hct kruis verwijst naar de patrones van de kerk van Damme. 138
LA SAINTE LARME, VENDOME Alb.: 103 Inv.: 1997 Afb.: 104 A Inv.: 1891A Voorstelling: Christus Salvator Ovicdo(?) Voorstelling: Heilige traan Vendome Vindplaats: Nicuvvlandc Vindplaats: Dordrecht Afm. h.: 53 br.: 40 Afm. h.: 68 br.: 45 Matcriaal: lood-tin Materiaal: tin (C.L.) Bevcstiging: oogjes Bevestiging: oogjes Datering: 1250-1300 Datering: 1300-1350 Opschrift: alpha-omega Details: Opschrift: ampul onleesbaar CHR1STUS SALVATOR, OVIEDO (?) Dit pelgrimsieken, met de voorstelling van Christus Salvator, is nagenoeg identiek aan cen in 1860 te Parijs in de Seine gevonden insigne. Op grond van het opschrift op een sterk vcrwant maar wat jonger insigne, in 1858 te Parijs gevonden, moetcn deze drie pelgrimstckens met de voorstelling van Christus als wereldrechler waarschijnlijk vvorden toegeschrevcn aan het Noord- Spaansc bedevaartsoord Oviedo met zijn aan Christus Salvator gewijde kerk. De San-Salvador-кathedraaI van Oviedo was buitengewoon rijk. De ‘Camera Santa’, de rel iekenkapel bij deze kerk, gold als de grootste van de laatmiddeleeuwse christclij- ke were Id en in de elide eeuw trok deze al zoveel pelgrims dat reeds in 1033 een pel- crimshospitaal bij de kathedraal werd gesticht Oviedo is gelegen op den van de routes naar Santiago de Compostela, de zogcnoemdc ‘voie celeste’. Incidental komt Oviedo ook voor ondcr de vanuit de Nederlanden opgelegde strafbedevaarten. Alb.: 104B Inv.: 189 IB Voorstclling: Joris te paard Vendome Vindplaats: Dordrecht Afm. h.: 68 br.: 45 Materiaal: tin (C.L.) Bevestiging: oogjes Datering: 1300-1350 Details: ampul Opschrift: onleesbaar In de Benediktijnenabdij La Trinitc tc Vendome werd tot de Franse rcvolutie een iniensief vereerde relikwie bewaard: ‘la Sainte-Larme’, ook wel ‘Madame Sainte Larme’ genoemd en in het middelneder- lands ‘Ons lleeren Trane’. Een ampul van geslepen bergkrislal bevalte volgens tradilie de 'laerima Christi*. een traan die Christus plengde luen hij op weg naar de zieke La/arus in Bethanie vemain dat de/e al gestorven was. Martha en Maria, de zusteis van Lazanis, waren eveneens diep geroerd en weenden. Maria, in de late middeleeu- vven dourgaans gelijkgesleld met Maria Magdalena, ving een traan van Christus op en bcwaarde die zorgvuldig. Kon voor het midden van de elide eeuw kwam deze in bezit van dc ahdij La Trinite, die daardoor talloze hedevaartgangers trok. Jaai lijks werd de ‘Sainte-Larme’ op Witte Donderdag, ‘Vendrcdi du Lazare’. in pro- cessie rondgedragen. Ook vanuit de Nederlanden werd vcch uldig gepelgri- meerd naar Vendome. Hoe bekend deze bedevaartplaats hier was blijkt wel uit het feit dal ‘ten Heleghen Tranen van Vendome’ een van de pelgrimagcs is die omstreeks 1370 door de nu anonieme Brugse schoolmeester vverden opgcsomd in het befaamde leerboekje, het ‘Livre des Mesliers’. Op de vour/ijde van de ampul is een kelk afgebeeld op een altaar dat door twee vrou- wen wordl gefiankeerd. De linker vrouw - die dus op de belangrijkste plants rcchts van het altaar staat - is waarschijnlijk Maria Magdalena en zij houdt de traan boven de kclk; in de andere hand heeft ze een kruis- staf. De andere figuur zal Martha zijn en zij houdt een brundende kaars bi j de kostbare reliek. Het nauwclijks nicer ontcijferbare opschrift boven deze scene luidde ‘Laerima Dei’, traan des Heren, zo vail te conclude- ren uit vergelijking met een bijna identieke ampulla die in 1863 in de Seine te Parijs werd gevonden. Het randschrift um de ampul is (nog) niet te reconstrueren. De keerzijde van de ampul toont een ruiter te paard. Ook deze is slechts herkenbaur na vergelijking met de Parijse ampul. Deze ridder - zijn schild in het midden is gued herkenbaar evenals de gestiple achlerhand van het paard - is sinl Joris; diens naam ‘S Georgius’ slond dan ook aan deze zijde op de hals van de ampul. 139
Afb.: 105 Voorstelling: Vindplaats: A fm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Details: Inv.: 0853 Chrisms als Man van smarten Nieuwlande h.: 22 br.: 19 lood-tin hamioogje 1475-1525 keerzijde Maria met Kind op maansikkel Alb.: 107 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Details: Inv.: 1495 IMS binncn hart Nieuwlande h.: 23 hr.: 23 lood-tin hangoogje 1450-1500 kraaltje Alb.: 106A Inv.: 1488A Voorstelling: Verrijzenis Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuwlande h.: 22 br.: 17 lood-tin hangoogje 1450-1500 PASSIE EN VERRIJZENIS VAN CHRISTUS De hangei ijes van afb. 105 tot en met afb. 110 geven op voor- en keerzijde atbeeldin- gen die houvasi bieden voor een persoonlij- ke devotie rond Christus’ kruisdood. De voorstelling van de Man van Smarten (alb. 105) toont Christus met de lendendoek bekleed, dc doornenkroon op het hoofd en met de vvonden in handen. voctcn en zijde, slaande in de gcopende graftoinbe. Bovendien is hij hier omgeven door de werktuigen waarmee hij vverd gemarteld en gedood, de zogenoemde ‘Arma Christi’. In de late middeleeuwen worden deze ‘Arma Christi' als het ware de heraldische tekens, dc wapeniekens voor Christus. Christus’ lij- den.swerktuigen komcn afzonderlijk voor op de medaiHes afb. 109 en afb. 110. Те herkennen zijn met name het kruis, de Ians en dc rietstok met spons, de doornenkroon, Afb.: 106B Inv.: 1488B Voorstelling: Palriarchaal kruis Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Nieuwlande h.:22 br.: 17 lood-tin hangoogje 1450-1500 onleesbaar de nagels, ladder, hamer en nijptang. Op de mcdaillc alb. 110 is onder het kruis boven¬ dien een haan op een zuil afgebceld, ver- wij/end naar de passage in het lijdensver- haal waar Petrus ontkent dat hij Christus kent en de haan, zoals was voorspclt, drie keer kraait. De medaille afb. 106 met de voorstelling van de Verrijzenis en een kruis met dubbele dwarsbalk is als enige van deze insignes als een pelgrimsteken verwij/end naar ecu spe- cifieke bedevaartplaats te bcschouwen. Ongetwijfeld moet dit een plaats zijn waar een Heilig Kruisreliek in een patriarchaal kruis werd vereerd; tot op heden was niet mogelijk het randschrift te ontcijferen van dit insigne waarvan twee cxemplarcn uit Zeeland bekend zijn. Alb.: 108 Inv.: 1706 Afb.: 109 Inv.: 2392 Afb.: 110 Inv.: 2391 Voorstelling: Hart Voorstelling: Arma Christi Voorstelling: Arma Christi Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande Afm. h.: 28 br.: 20 Afm. h.: 18 hr.: 17 Afm. h.: 18 br.: 18 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevesliging: hangoogje Bevestiging: hangoogje ontbreekt Bevestiging: hangoogje ontbreekt Datcring: 1450-1500 Datcring: 1475-1525 Date ring: 1475-1525 Details: inhoud verloren Details: keerzijde Maria met Kind op maansikkel Details: keerzijde Maria met Kind op maansikkel 140
LAM GODS AIK: 1 I I Inv.: 1645 Voorstelling: Lam Gods Vindplaats: Nieuwlande Aim. K: 33 br.: 33 Materiaal: lood-tin Bcvesliging: draagspeld Datering: 1400-1450 Details: — Afb.: 113 Inv.: 0471 Voorstelling: Lam Gods Vindplaats: Afm. Materiaal: Bcvestiging: Datering: Details: Amsterdam h.: 35 br.: 36 lood-tin hangoogje afgebro- kcn 1450-1500 Afb.: 116 Inv.: 1073 Voorstelling: Pelikaan Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevcstiging: Datering: Details: Schiedam h.: 26 br.: 26 lood-tin draagspeld 1450-1500 voedt jongen op nest AIK: 112 Inv.: 1966 Voorstelling: Lam Gods Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Rotterdam h.: 40 br.: 31 lood-tin gaatjes in nimbus 1400-1450 ANGV S DEI Bi j de doop van Christus in de Jordaan sprak Johannes de Doper de vvoorden die staan vermeld op de plaquette alb. 1 14: 'Ziei hct Lam Gods dat wegneemt de zon- den van de wereld'. Op grond van deze lekst vverd het lam met kiuisvaan lot een veel tocgepast symhonl vonr Christus. De insignes alb. Ill, I 12 en 113 zullen ecrder als devotionalia in nicer algemene zin moe- ten worden besehouwd en niet als pelgrims- lekens. Het gestansde laloenkoperen plaatje alb. 114 nioet worden vergclekcn met alb. 78A-B cn alb. SO. Deze “Agnus Dei' zal ook uit Rome afkonistig zijn cn wellieht in eomhinatie met een “Vera Icon' in een han- gertje hchhen gezeten. Dergelijke Lam Gods-insignes verwijzen naar de sinds de late middcleeuwen meesi gelielde bede- vaartsdevotionalia uit Rome, uit was gevormde plaquettes met de voorstelling van het Lam Gods. Afb.: I 14 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bcvesliging: Datering: Opschrift: QU1 TOLLIT Inv.: 2380 Lam Gods Rome Nieuwlande h.: 29 br.: 29 latoenkoper omlijsling niet bewaard 1475-1525 AGNUS DEI PECCATA MUND1 AIK: 115 Inv.: 1274 Voorstelling: Pelikaan Vindplaats: Afm. Materiaal: Bcvestiging: Datering: Details: Nieuwlande K: 27 br.: 27 lood-tin draagspeld 1450-1500 voedt jongen op nest AIK: 117 Inv.: 1399 Voorstelling: Pelikaan Vindplaats: Afm. Materiaal: Bcvestiging: Datering: Details: Nieuwlande h.: 39 br.: 39 pijpaarde resten saatje 1450-1500 voedt jongen op nest PELIKAAN MET JONGEN Dc pelikaan die zijn jongen met zijn eigen bloed in leven houdt, is een symbool voor Christus die doorde kruisdood zijn bloed gaf voor de mcnsheid. Vermoedelijk vverd dit beeld voor het eersi gevisualiseerd in de late dertiende of vroege veertiende eeuw in Italic, vvaarna hct symbool snel verbreid vverd over tie christelijke wereld. Geleidelijk vverd de pelikaan meer en nicer een symbool voorde eueharistic. De drie insignes van de pelikaan op het nest waaruit de drie jongen hongerig opzien. duiden dan ook in algemencre, devotionele /in op het offer dal Christus braelit. Opmerkelijk is het afvvijkende materiaal van het derde insigne (alb. 117). dat niet van metaal maar uit fijne pijpaarde is ver- vaardigd. 141
SACRAWENTEN VAN MIRAKEE De afheeldingen 118 tol en met 140 bet ref- fen insignes die verwijzen naar cucharisti- sehe vvondcrcn, wondcren met in de mis geconsacreerde hosties of wijn. Hostie- en wijnwonderen werden in de deriiende, veertiende en vijfiiende eeuw buitenge- woon populair en waren legelijkertijd van- uit theologisch standpnnt hoogst omstreden. Immers. /о werd hetoogd, was Christus ovcral op gelijke wijze in de eucliaristie aanwe/ig en kon het nict /о zijn dal dit zich op de ene plants duidelijker zuu manileste- ren dan op de andere. Bovendien leverde de verering van - overigens ook nog aan bederf onderhevige - miraeuleu/e hosties als relikwieen problemen op, hetgeen wel werd opgelost door deze hnsiiefs) te ver- vangen of te vcrgezellen van een kon tevo- ren en niet blij vend hewaarde geconsacreer- de hostie. F.en extra eomplieerende factor in de theologisehe discussie over de verering naar aanleiding van eucharistisehe wonde- ren was dal het in l'eite dikwijls ook nog ging oin hosticschendingcn. De grootste groep onder de insignes bet reft ende eiteharistisehe vvondereii word! gevormd door de pclgrimstekens nit Wilsnfiek. De hier afgebeekle insignes (afb. 130 - 137) geven in adit varianten de afbeelding van het drietal daar vereerde niiraeuleu/e hosties. Deze werden steeds zonder houder afgeheeld. Ook hel nog niet naar herkomst geTdentilleecrde insigne van а1Ъ. 139 toont /о twee hosties. Mel name dergclijke pelgriinsieken.s waren theologen een doom in hel oog. Rond 1400 bijvoor- becld had de bissehop van Veixlen in /ijn dioeees de hostie-iiisignes van de hoeden van nit Wilsnaek teutgkerende pelgrinis laten rukken en de theoloog Nieolaas van Cusa (1401-1464) pleitte er voorom de Moden pelgrimstekens die gegoten /ijn in de vorni van hosties’ niet nicer te lolereren. Ernstiger nog was hot gesteld met de insig- nes uit Blomberg: de/c beelden immers niet als miraeuleus vereerde hosties af. maar juist de sehandelijke daad van hel in een put werpen van gestolen hosties (zie afb. 121 cn alb. 122). Aft).: I 18 Voorstelling: Vindplaats: A fm. Materiaal: Bevestiging: Date ring: Details: Inv.: 1965 Hostiemonstrans Amsterdam Rotterdam h.: 42 hr.: 33 lood-tin oogjes 1450-1500 Alt».. 119 Voorstelling: Vindplaats: A Ini. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: lnv.: 1442 I lostiemonstrans Amsterdam Amsterdam h.: 43 br.: 33 lood-tin oogjes 1450-1500 Alb.: 120 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Date ring: Opschrift: Inv.: 0964 Hostiemonstrans Amsterdam Schiedam h.: 54 hr.: 36 lood-tin 2 oogjes 1450-1500 onleeshaar DE HEILICE STEDE VAN AMSTERDAM Op 15 maart 1345 gebcurde er in Amsterdam een wonder: een zwaarzieke man braakle in de haard van zijn w'oonver- trek ccn kort tevoren ontvangen gec-onsac- reerfle hostie uit. Do hoslic. die nog onbe- schadigd was, werd niet ver/engd duor de vlaminen maar bleef ongcschonden. Onmiddellijk volgde er een grore toeloop van pelgrinis naar de ‘Heilige Stcde’. hel vvoonluiis met de haard waar het mirakel had plaatsgevonden. Jan van Arkel. bis- schop van Utrecht, verlecndc al in 1346 cen allaat van veertig dagen aan ieder die de ‘lleilige Stedc’ bezocht. Dal/elfde jaar werd begonnen met de bouw van een kapel die in 1347 werd ingcwijd. De miraeuleuze hostie werd in een kristal- len monstrans aan de pelgrinis getoond cn vele wonderen gescliicdden. De drie hier getoonde insignes, alb. 118- 120. moeten met aan zekerheid gren/ende waarschijnlijkheid vvorden toegesehreven aan de Heilige Slede te Amsterdam: een eucharistisehe monstrans met een hostie. \ astgehouden door twee engelen. 142
ПК III’KS van blomberg Afb.: 121 Voorstclling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bcvestiging: Datcring: Opschrift: gevonden met Inv.: 1514 Hostieschcnding Blomberg Nieuwlande h.: 76 br.: 46 lood-tin oogjes 1475-1525 CORFXPI. 1. BLOMBURG’ Wilsnack-insigne, afb. 130 Afb.: 122 Voorstclling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevcstiging: Dat cring: Opschrift: Inv.: 0949 Hostieschending Blomberg Nieuwlande h.: 52 br.: 29 lood-tin niet bewaard 1400-1500 niet bewaard 1-en als licks veroordeelde vrouvv vvcrd in het jaar 1460 in het Duitse Blomberg levend verbrand. nadat zeondcr folteriiigen had bekend \ ijl'envecrlig geconsacreerde hosties te hebben gesmlen ml de plaalselij- ke pamchiekerk. Ze hoopte op echtelijk geluk doordeze hosties in huis te halen. maar raakle in paniek en wierp de hosties in een vvaterput. Boven de put word na haar tereelitstelling een kapel gehouwd om de sehending van het Heilig Sacrament weer ongedaan le maken en spoedig gebeurden daar vele vvonderen waardoor Blomberg een drukbe/ochl pelgrimsoord word. Van theologische zijde к want op de/e cullus /ware kriliek en ook werden de te Blomberg vcrkochte ‘signa plumbea'. loden lekenen. ernslig afgekeurd. Op de Blombergse insignes stood iminers de ver- foeilijke hostieschending afgebecld. A (bedding 121 en 122 geven de iv\ee lot op heden bekende lypen van het Blombergse insigne. Met eersle is sterk ver- want met een le Amsterdam - evcneens samen met een Wilsnack-insigne - gevon den exemplaar, van het tvveede is nog geen antler voorbeeld bekend. Afb.: 123 Voorstclling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevcstiging: Datering: Details: Inv.: 2496 Heilig-Bloedwonder Boxtel Sluis h.: 46 br.: 38 lood-tin oogjes 1350-1400 resten rode vei l’ op kleed Alb.: 124 Voorstclling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevcstiging: Datcring: Details: Inv.: 1664 Heilig-Bloedwonder Boxtel Dordrecht h.: 44 br.: 37 lood-tin oogjes 1350-1400 resten rode verf op kleed НЕТ HEILIG HLOKI) VAN BOXTEL In 1380 vcikiceg de pamchie van Sint Petrus te Boxtel kerkelijke toesiemming over te gaan tot plechtige en publickelijke verering van het Miraculeus Heilig Blocd dal /ich aldaar kort tevoren had geopen- baard. Een priester, Eligius Aeekei getiaamd, celebreerde aan het Driekoningenallaar in de Boxtcke kerk de heilige mis en stooile nil onvoor/ichtigheid tie kclk met de al geconsacreertle vv ijn om. I let corpnrale en de allaardvvaal werden moil gekleurd, tervvijl er vvitte wijn was gebruikt. De priester raakte in verwarring en trachtte tevergeels de rode vlekken uit de altaarkleden le wassen. Op /ijn steribed verhaalde de priester het wonder aan /ijn biechtvader en de heilige docken werden plechtig o\ ergebraehl naar de pamchiekerk van Boxtel om daar te warden vervenl. Beide insignes. alb. 123 en alb. 124. ver- wi j/.en naar dil eucharisliseh mirakel: een clericus loom de - rood beschilderde - altaardoek met de daamp omgevalien kelk. 143
Afb.: 125 Voorslelling: Vindplaats: Afm. Maleriual: Bevestiging: Datcring: Opschrift: Inv.: 1602 Hosliemonstrans Hassell (Overijssel) Zwolle h.: 33 br.: 40 lood-lin niet meer aanwc/.ig 1400-1450 HIC EST CORP XPS HASSELT 1>E HEILIGE STEDE VAN HASSELT In het midden van de veertiende eeuvv onl- stond te Hassell in Overijssel een devolie voor het Heilig Saeramenl. Bij de opkomst van deze verering, die werd gcvestigd in de kapel van de Heilige Stede. speclde de Ulrechtse bisschop Jan van Arkel een belangrijke rol. de bisschop die zich ook elders in/cUe voor de verering van de eucharistie zoals in 1346 te Amsterdam (/ie bij а!Ъ. 118 - 120). De kapel van de Heilige Stede te Hassell verwicrf binnen korle tijd aan/ienlijke goederen. waaruit kan worden afgeleid dat de Sacramentsverering aan- sloeg en talloze pelgrims naar de kapel kwamen. In 1374 werd het 'Corpus Christi', de miraculeuze hostie(s) waar de cultus zich op richtte, bewaard onder het altaar van de kapel. De pelgrims irokken om dit altaar heen. Tot op heden was niets bekend over te Hasselt verkochte pelgrinistekens en in 1980 schreef W. Frijhoff nog in verband met het gebrckkig bronnenmateriaal ‘Verrassingen hoeven we, vvat de oerge- schiedenis van de HI. Stede betrelt... niet meer te verwachten’. Dit insignelVagmenl. in het nabije Zwolle gevonden, bevvijst dal uit onverwachte hock loch aanvullend materiaal tevoorsehijn kan komen: het opschrifi ‘dit is het Lichaam van Christus - Hasselt’ geeft onmiskenbaar aan dat met dit insigne verwez.cn wordt naar de Hasseltse cultus. Atgebeeld is de voet met nodus van dc ciborie of monstrans waarin dc miracu- Ieuze hostie(s) van Hasselt hewaard en getootid zullen zijn: voor meer inl’ormatie muel de vondst van een gaver insigne wor¬ den afgewachl. Alb.: 126 Voorslelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Catering: Opschrift: Inv.: 1902 Hostiewonder Kranenburg Dordrecht h.: 65 br.: 52 lood-tin oogjes 1450-1500 DIT.IS.DAT.TEIKEN VAN.KRANEN.BORCH Alb.: 127 Voorstclling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Date ring: Details: Inv.: 1807 Hostiewonder Kranenburg Dordrecht h.: 71 br.: 57 lood-lin oogjes 1450-1500 НЕТ HEILIG KRLIS VAN KRANENBURG De twee hier afgebeelde insignes van het Heilig Kruis te Kranenburg geven beide in drie scenes het hostiewonder vveer dat zich daar afspeelde. Met Pasen in het jaar 1308 ontving een schaapherder uit de omgeving van Kranenburg het Heilig Sacrament. De herder kon het niet doorslikken en terug in het Rijkswoud deponeerde hij de liostie tus- sen twee takken hoog in een boom. Terug bij zijn kudde kreeg hij berouw cn biechttc een en andcr op bij de pastoor te Kranenburg. Herder en pastoor trokken samen naar de bewusle boom, waar de her¬ der zich ervan vergewiste dal de hoslie daar nog lag. Tocn de priester deze wilde pak- ken om in een ciborie op tc bergen. gleed de liostie in een holtc. Achtentwintig jaar later kreeg de/elfde priester van de hertog van Gelrc een boom uls brandhoul. Deze werd gekapt en toen een groot blok werd gekloofd. ‘daeruyt vicl dat heylighc cruys in alre formen en gelijckenisse als mem noch hueden tho dagen siet’ (legende van ca. 1400). De liostie was in het hout uitge- groeid lot ‘eyn beylt ende Uglier myt geneychden hoeft ende myt uytgerecklen armen ende sijn voeten overeen’. De bedevaarten naar dit heilige. niet door mensenhanden geinaakte, crucifix kwam snel op gang. Nog in het jaar van de won- derlijke kruisvinding werd begonnen aan de bouw van een nieuvve bedevaartskapel. In 1409 ontving Meester Gisbert Schairt uit Zaltbummel de opdracht voor een nieuwe kapittel- en bedevaartskerk die in 1436 werd ingewijd. Vele pelgrims van alle ran- gen en standen bezoehten het mirakelkruis van Kranenburg. In 1414 was bijvoorbeeld Maria, hertogin van Gclre. ‘niijn genedige vrouwe lot Crancnborch tot den heylgen cruvce aldair’. Op de Kranenburgse insignes zicn we hoe de herder neergeknield voor de priester dc communie ontvangt; in de onderste hellt is links algebceld hoc dc herder de hostic ver- bergt in de boom en reclits hoe bij het hap¬ pen van de boom het kruisbeeld tevoor- scliijn komt. Van het type insigne zonder opschrift (atb. 127) is een bijna identiek exemplaar uit de binnenstad van Groningen tevoorsehijn gekomen, alsmede cnkele Iragmenten uit Nieuwlande. 144
НЕТ HEILIG SACRAMENT ТЕ WILSNACK Alb.: 129 Inv.: 1 103 Voorstelling: Hosliemonsirc Sternberg Vindplaats: Reimerswaal Aim. h.: 20 br.: 30 Materiaal: lood-tin Bevestiging: niet aanwezig Datering: 1492-1525 Details: — Afb.: 128 Voorstelling: Vindplaats: A fm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: In v.: 1612 Hostiemonstrans Sternberg Nieuwlande h.: 66 br.: 34 lood-tin niet aanvvczig 1492-1525 wapenschildcn НЕТ HOSTIEWONDER VAN STERNBERG In 1978 vverd tc Liibeck een puntgaaf insig- nc van Sternberg (Mecklenburg) gevonden: een eucharislische monstrans waarin twee hosties - een met de kruisiging, de andere met de verrij/enis - en met het opschrift ‘sterne berg’. Het insignefrugment alb. 129 is kleincr maar verder identiek aan deze Liibcckse vonclst. Het bijna gave insigne afb. 128 loont maar liel'st vijf hosties, elk met dc kruisiging. Ook dit insigne meet uit Sternberg siammen. gezien het wapenschild van deze plaats links tegen de monstrans. Sternberg vverd tegen bet einde van de mid- delecuwen een bedcvaartsplaats ter ere van het Heilig Bloed. Dc oorsprong van de/e cultus lag ook hier in een schcnditig van het Heilig Sacrament, die uitliep op een joden- vervolging en leidde tot een jodenverbran- ding te Sternberg op 24 oktober 1492. De hosties, die gebloed zouden hchhen. werden evenwcl als miraculous beschouwd en brachten grotc aantallcn pelgrims op de been. Afb.: 130 Inv.: 1709 Voorstelling: Drie hosties Wilsnack Vindplaats: Nieuwlande Afm. h.: 36 br.: 31 Materiaal: lood-tin Bevestiging: oogjes Datering: 1475-1525 gevonden met Blomberg-insigne alb. 121 Alb.: 131 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1335 Drie hosties Wilsnack Amsterdam h.: 37 br.: 31 lood-tin oogjes 1400-1500 In 1383 hrandde de kerk van Wilsnack (Brandenburg) af en in het puin werden drie bluedende hosties teruggevonden. De/e werden \ervolgens het middelpum van ver- moedelijk de meesl populaire Heilig Saeramentsveiering van de late middeleeu- wen. De grote toeloop van pelgrims nil heel Furopa deed evemvel de tuijl'el van iheoln- gisehe /ijde aan de juiste toedraehl van het wonder*erliaal niet wegntmen. Inlegendeel. de massaliteit van de/e hoslie verering gaf eerder nog aanleiding tot telle diseussies over Vowel de/e specifieke eul- tus als nicer in het algemeen overde vere- ring van hei Heilig Sacrament. Dc contro- verse Мер wat Wilsnack bet reft abrupt af: in 1522 Met cen Luther.se predikant de miracu- leu/e Drcihosticn in het openhaar verbran- den. De pelgrimage naar Wilsnack was in de late veertiende eeuvv snel op gang gekomen. De liandel in devoiionalia en met name in pel- grimsiekens nam huge vlucht. Hoe lueratief dit laalsie was, blijkt we I nil bet foil dat al in 13% een verdeelsleutel werd gemaakt voor de winst die de insigneverkixip op- leverdc: cenderde deel werd bestemd voor de bisschoppelijke gebouwen, eenderde deel ontvingen de proost en het kapittel, en het laatstc derde deel kon warden gehruiki voor het kerkgebouw, voor de benodigde lilurgisehc gehi Liiksvoorwerpen. voor boe- ken en voor overige kerkelijke /aken. De insignes van Wilsnack lonen steeds lie-1 drietal miraeuleuze hosties. De/e zijn in prineipe van drie vcrsehillende voorstellin- gen voor/ien, de geseling. de kruisiging en de verrij/enis van Christies. De beide buvensle hosties zijn meestal door een kruisjc bekroond. Uit scliriftelijke bronnen, van cigenlijds becldiiiaieriaal en van enkele met vcifsporen teruggevonden Dreihosiicn- insignes. vveien we dat de pelgrinistekens van Wilsnack oorspronkelijk van een rode polychromie werden vonrzien als verwij- zing naar het bloedwondcr. De rode kleur- stof op een van de Wilsnack-insignes is geanaHseerd door het Centraal Laboraiorium te Amsterdam, zie p. 21-25. 145
Alb.: 132 Inv.: 1481 Alb.: 133 Inv.: 0692 Alb.: 134 Inv.: 2474 Voorstelling: Drie hosties Wilsnack Voorstelling: Drie hosties Wilsnack Voorstelling: Drie hosties Wilsnack Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande Afm. h.: 32 br.: 27 Afm. h.: 28 br.: 31 Afm. h.: 26 hr.: 22 Materiaul: lood-tin Materiaul: lood-tin Materiaul: lood-tin Bevestiging: oogjes Bevestiging: oogjes Bevestiging: oogjes Datering: 1400-1500 Datering: 1400-1500 Datering: 1400-1500 Details: — Details: Details: — Afb.: 135 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaul: Bevestiging: Dalering: Details: Inv.: 1386 Dric hosties Wilsnack Nieuwlande h.: 26 br.: 30 lood (C.L.) hangoogje 1400-1500 aun achterzijde dicht- gegoten oogjc met naald Alb.: 136 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Maleriaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 2476 Drie hosties Wilsnack Nieuwlande h.: 15 br.: 12 lood-tin oogjc achterzijde 1400-1500 Alb.: 137 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaul: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 2475 Drie hosties Wilsnack Nieuwlande h.: 30 br.: 30 lood-tin (C.L.) oogjes 1400-1500 linker hostie uilge- sneden DK DREIIIOSTIEN UIT WILSNACK Het relatief grote aantal Dreihostien- insignes vail Wilsnack dat in de laatstc jaren gevonden is, bewijst dat de schriftelij- ke berichtcn over de populariteil van deze Sacramentsverering niet overdieven waren. Hct thculugisch dispuut ener/ijds en de commercialiteit van dc cultus ander/ijds liepen hoog op. Niet alleen in Wilsnack /elf werd handel gedreven in de van kerkelijke zijde bepaald niet toegejuichte 'loden lios- ties’, maarook elders werden dc/e ver- kocht. In 1396 al sell reef de bisschop van Have I berg, het dioeees waarin Wilsnack lag. dat dit door pdgrims die uil Wilsnack kwamen, gebcurde cn dat de/.e daar zelfs winst op wisten ic maken. De pelgrimsin- signes van de Dreihosticn werden, zo blijkt uit de teruggevonden exemplaren. in ver- sehillende maien nan de bedevaartgangers verkocht, van zeer klcin tot behoorlijk van afmeting. Het klcinste Iiier afgebeelde exemplaar is 15 mm hoog (afb. 136). de grootste meet 37 mm (alb. 131). Ecu merkwaardige exponent van de nxissu- prodnktie van pelgrimstekens die te Wilsnack aan de orde was. is het insigne alb. 135. De gehruikelijke volgorde van dc hosties is verwisscld, de Verrijzenis is Iinkshoven afgebccld en de Kruisiging rechtsboven. Op dc onderste hostie /ou nor- maal gesproken Chrisius aan de geselkolom zijn afgebeeld: Iiier zien wc evenwel alleen een kandelaberaelitige /ui] die door twee ondiiidelijke ilguurtjcs wordt gcflankeerd. Maar er is nicer. De drie gebruikelijke bevestigingsoogjes in de binricnhoeken van dit insigne zijn vervallcn cn daarvoor in de plaats is midden boven een ophangoogjc aangebraeht. 1 loogst merkwaardig is bovendien de onbruikbare, aan de achlerzij- de van dit insigne vasl-gegoten. bevesti- gingsconstructic. Er werd blijkbaar cen /.elide insigne complect met oogjc en borg- pen aan de achter/ijde als model genomcn dat in zijn geheel werd nagegoten. Materiaaltechniseh onderzoek Ievcrde bovendien de analyse dat het een zuiver loden insigne betreft. Iictgecn crook op wijsl dat dit exemplaar niet tot de reguliere massaproductie van Wilsnack bchoort (zic ook p. 21-25). Hct zo ondoordacht nagieien van de Dreiliosiieninsigiies nioet in reehtsl- reeks verband worden gebracht met de niassaliteit van de pelgrimsloeloop en de grote insigncprodiikLic. 146
All).: 138 Inv.: 0915 Alb.: 139 Inv.: 2041 Alb.: 140 Inv.: 0269 Voorstelling: Hosliemonstrans Voorstelling: Twee hosties Voorstelling: Hosliemonstrans Vindplaats: Vlissingen Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Amsterdam Aim. h.: 59 br.: 27 A fm. h.: 13 br.: 13 Afm. h.: 45 br.: 38 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: niet nicer aanvvezig Bevestiging: hancotigje Bevestiging: niet nicer aanwe/ig Datering: 1400-1450 Datering: 1450-1500 Datering: 1500-1550 Details: — Details: — Details: — ONGEIDENTIFICEERDE HOSTIE- WONDEREN Dc drie hierboven afgebccklc insignes bctreffen nog niel lliuis tc brengen Heilig Sacramentsvercringcn. De cultus rond miraculeuzc hostics werd in dc late middel- eeuvvcn ongelooflijk populair. ЛПссп al in Duitsland kende men zo’n honderd plaatsen met een hosliewonder dat tot bedevaarten aanlciding gaf. Vclc van deze hadden slechts een regionaal bereik. maar sommige /oals het al genoemde Wilsnack, Blomberg en Sternberg irokken pelgrims uit heel Europa. Van andere plaatsen met een inter- nationale Saeramcntscultus werden nog geen insignes teiuggevonden, zoals uit Andcchs, Augsburg. Seefeki of VValldiin. In de Nederlanden werden in de late middel- eeuwen op tenminste vicrendertig plaatsen mirakelhosties of bloedcorporalen vereerd. Slechts van enkelc zijn tot nu toe insignes bekend. tervvijl aangenomen mag worden dat op de mccslc van deze plaatsen pel- grimstekens werden vcrkocht. Niet uitge- sloten is dat het insigne afb. 140 de jongste variant is van de recks under'alb. 118 - 120 beschreven pelgrimstekens van de Heilige Stede te Amsterdam. Afb.: 141A Inv.: 2427A Voorstelling: God de Vader met gckruisigde Chrislus Vindplaats: Brugge Afm. h.: 17 br.: 15 Materiaal: zilver Bevestiging: haniioogje Date ring: 1450-1500 Details: — Afb.: 14 IB Inv.: 2427B Voorstelling: Bisschop Vindplaats: Brugge Afm. h.: 17 br.: 15 Materiaal: zilver Bevestiging: haneoogje Datering: 1450-1500 DE VOTIE M EDA IEEE MET DE GEINADESTOEL De kleine devoliemedaille alb. 141A-B werd in Brugge opgcgruven en is een v an de zeer zcldzame voorbeelden van een insigne in edelmetaal. Aangenomen mag worden dat van bijna alle insignes in lood- tin ouisprnnkelijk ook nicer kosthare varianien /ijn vervaardigd voorde verkoop aan inter kapilaalkraclitigc gclovigen. Hij dit hangertje /ijn twee van dun zilver gestansde plaquettes in een lijstje samenge- voegd. Dergclijke van blad/ilver geperste plaatjes werden ook alVonderlijk als insig- nes verkoeht (zie ill. 17 en p. 46-48). Op de voor/ijdc van dit hangert je is God tic Vader afgebeeld die /ijn gekniisigde Zoon voor zieh houdl. Niet meet /ielnkiar op het kleine relief is de duif. syinhool fan de Heilige Geest, die /eer waarsehi jnli jk ook op tle/e voorstelling a:mvve/ig was. Dit vaste iconografisehe heeld van God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, word! de 'Genadestoer genoemd en komt al sinds de iwaallde eeuw in de Nederlanden voor. De bisschop op de keer/ijde van liei han- gertje heel’t geen speeifieke attributen en is dus met nader te idenlil’iceren. 147
Cl.Л LIЛ<:, ST.-CLAUDK-KN-.1VКЛ Л1Ъ.: 142 Voorsielling: Vindplaais: A fm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Details: Inv.: 0527 Claude St.-Claude VHcrtogenbosch h.: 56 br.: 27 lood-lin niel aanwe/iii 1350-1400 Afb.: 143 Voorsielling: Vindplaais: Aim. Materiaal: Bevcstiging: Dalering: Details: Inv.: 1976 Claude St.-Claude Haarlem h.: 33 br.: 24 tin (C.L.) draagspeld 1450-1500 De heilige Claude, Claudius, /ou op 6 juni in ecu niet nadcr vaststaand jaar rond 700 (696?) /.ijn overleden. Volgens /ijn viia stamde hij uit ceil welgestekle, chrisielijke familie en weid hij priester na ecu копе mililaire loophaan. Hij was kanunnik in Bcsan^on, trok zicli terug als monnik in de Benediktijnenabdij van Condal, werd daar aht en ook zou hij vervulgens nog zeven- entvvintig jaar hissehop van Besan^on /ijn gevveest. Het eindc \an /ijn leven biTielit hij vveer door in de abdij van Condat. 7ijn Iidiaam werd vereerd in de abdij die naar hem St.-Claude werd genocmd; in 1160 en 1213 voiid er een translatic van zijn relie- ken plants. In 1794 werden tijdens de Fran.se Revolutic de/e iclicken \ei brand waardoor er een abrupt einde к wain aan de verering van Claude. Vanuit de Zuidelijke Nederlanden werden er we I straf- en hoctebedevaarieu opgelegd naar Sl.-Claude-en-Jura. Dr Jan van Herwaarden noemt in /ijn standaaidvverk 'Opgelegde Bedevaarten’ /even steden van vvaaruit in de late middeleeuwen vemorde- Iingen naar Claude, meeslal St.-Claude-cn- Bourgogne genoemd, werden uitgesproken. Claude wordt doorgaans afgebeeld als een baardloze bisschop, dikwijls niel boek en kruisstaf. Op dc/e wijze zien we hem ook op de beidc in Nieuwlande gevonden pel- grim.slekens (alb. 144 en 145). Zijn v\einig uitgesproken iconogralle maakt het overi- gens meeslal lastig Claude te herkennen. Op de twee onderling naiiw verwante insig- nes zijn ter identificatic van de heilige respeclievelijk /ijn naam cn de eerste letter van zijn naam aan dc atbeclding toege- voegd. Uit St.-Claude-cn-Jura zijn ook de meer gebruikelijkc insignes van lood-lin bekend. Op grond van ovcrcenkomsten met andere vondsten identificercn wij alb. 142 en afb. 143 eveneens als Claude. Alb.: 144 Voorsielling: Vindplaais: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Inv.: 1112 Claude St.-Claude Nieuwlande h.: 35 br.: 35 koperlegering oogjc acbterzijde 1450-1500 SANCTE CLAUDI Alb.: 145 Voorsielling: Vindplaais: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Inv.: 0439 Claude St.-Claude Nieuwlande h.: 28 br.: 29 koperlegering oogje achterzijde 1450-1500 SC 148
CORNELIUS, NINOVE De dertien liier volgende pclgrimstekens van de heilige pans Cornelius warden liier in vcrv'olg op de idcntilicatie die werd gepresenteerd in hot bock ‘Heiligen uit de modder’ (R. M. van Heeringcn, A..V1. Koldeweij en A.A.G. Gaalman, 19X7. p. 51 -S3) geduid als vcnvij/end naar de Cornelius verering in de Norberlijnenahdij van Ninove in Oost-Vlaanderen. De Norbertijnen vestigden xich in 1137 le Ninove aan de rivier de Dender en wijdden deze nicuwe abdij aan Cornelius en Cyprianus. De/e abdij ontving. evenals de daar niet ver vandaan gelcgcn Sint- Hermeskerk van Rouse, in 113X relieken van Cornelius uit de Benediktijnenahdij van Koriielimuiisler. Kornelinuinstei had vol- geiis de tmdilie in 880 bet hoofd van de hei- lige paus Cornelius (gesiorvcn 253) ten geschenke gekregen van Karel de Kale en in eerstc instantie verhreidde de verering van Cornelius zicli dan ook in Noordwesl- fuiropa vanuit Kornelimiinsier. In de Nederlunden werd dit evenwel in de late midfleleeuvven overgenomen door de abdij van Ninove. Het relicksehrijn van Cornelius in Ninove irok vele pelgrims en tallo/e wonderen gesehiedden. Maar niet alleen kwamen de bedevaartgangers naar Ninove toe, de monniken braditen ‘bun' Cornelius ook naar de gelovigen. De Norhertijnen ondernamen oinmegaiigen met de relieksehrijn door siad en streek. Voor het eersi werd een ommegang met de rijve van Cornelius vermcld in de stadsre- keningen van Ninove over 1389, en de/e traditie bled'lot het midden van de zestien- de eeuvv bestaan. Uiteraard werden hij deze reliektochten in liet kielzog van het sclirijn insignes van de vereerde hcilige verkoeht. Hei aantal leruggevondcn pelgrimsiekens mag dus nooit worden gez.ien als een reelir streekse afspiegeling van werkelijk afgeleg- de bedevaarien, maargeetl slechis een indi- eatie vuorde relalieve pupularilcit van een bepaalde lieilige of culms. Ninove lag op zo’n \ ijltien kilometer af'stand van de Benediktijnenahdij van Geraardsbergen, waar de heilige Adrianus word vereerd (zie afb. 1-19). Adrianus en Cornelius zijn de twee heiligen van wie in het Zeeuvvse deltagehied uitgesproken veel pelgrimstekens zijn teruggevonden en die kennelijk in deze streek een groie verering geiit)ten. Op de insignes wordt Cornelius volgens zijn gebruikelijke iconogral’ie afgebeekl. als paus met de tiara op het hoofd. een kruis- siaf in de ene en een hoorn in de andere hand. De/e hoorn is het kemnerkende aitri built dat hem is verlecnd op groud van de associatie van zijn naam ■Cornelius' met het latijnse vvoord 'conin' dal hoorn bete- kent. Bij de meesle van deze Cornelius- insignes is een kleine pelgrim terzijde van de heilige in gebed neergeknield. Afb.: 146 Voorstelling: Vindplaats: Afm- Materiaal: Bcvesliging: Datering: Details: Inv.: 1746 Cornelius Ninove Dordrecht h.: 89 br.: 39 loud (C.L.) niet aanwezig 1325-1373 Afb.: 147 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevesliging: Datering: Details: Inv.: 1787 Cornelius Ninove Rotterdam h.: 82 br.: 30 lood-tin niet aanwezig 1350-1400 Alb.: 148 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bcvcstiging: Datering: Details: Inv.: 2390 Cornelius Ninove Nieuvvliindo h.: 93 br.: 34 Iood-lin niet aanwezig 1350-1400 149
Alb.: 149 Inv.: 1949 Afb.: 150 Inv.: 1719 Afb.: 151 Inv.: 0380 Voorstelling: Cornelius Voorstelling: Cornelius Voorstelling: Cornelius Ninove Ninove Ninove Vindplaats: Kantpen Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande Aim. h.: 92 br.: 40 Aim. h.: 83 br.: 43 Afm. h.: 82 br.: 41 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-lin Materiaal: lood-tin Bevestiging: niet aanwezi» Bevestiging: niet aanvvezig Bevestiging: niet aanwezij Datering: 1450-1500 Dalering: 1400-1450 Datering: 1450-1500 Details: — Details: — Details: — SINT CORNELIUS De heiligc paus Cornelius (afb. 146 - 160} was de eenentwintigste pans, die van 251 lot 253 aan hct hoofd van de chrisielijke kerk slond. Cornelius stamde uit het voor- name gcslaeht van de Cornelii. Hij vvcrd tol paus gekozen na een periode van 18 maan- dcn seilisvacatie len gcvolge van een felle christcnvervolging door kcizer Decius. Cornelius stond een gematigd en veivoe- ningsgc/ind heleid vooren kwam duardoor in botsing met een machtigc minderheid van de Komeinse cleru*, die zelfs /о ver ging dat een tegenpaus werd geko/en. In de herlst van 251 werdcn de geschillcn bijge- Iegd en tegenpaus Novatianus moest de wijk nemen. ben nieuwe golf van christen- haat volgde snel en in 253 werd paus Cornelius, tijdens de vervolgingen door keizer Callus, verbannen naar Centumcellae vvaar hij in juni 253 overleed. Zijn liehaam werd bijgezet in de catacombe van Callixius. Cornelius wordt vooral ver- eerd als pairoonheilige \oor het vee, en dit op grond van /J jn attribuut de hoorn. CORNELIUS-INSIGNES UIT NINOVE Van de hier onder de afb. 146 tol en met 157 als pelgrimstekens van Cornelius uit Ninove gepresenleerde typen insignes. zijn relabel' buitengewoon vecl exemplaren teruggevonden. Dit betekent dat de volksc verering van Cornelius in de veertiende, vijl tiende en vroege zestiende eeuw groot geweest moel zijn. Het is de vraag of al deze C-omelius-insignes daadwerkelijk door pelgrims uit Ninove werden meegebraeht en verspreid, of dal zogenoentde qucsticr- ders. monniken die met de Corneliusrelieken rondlrokken, ook deze insignes aan de man brachten; dit laatste Iijkt vvaarschijnlijk al zijn hicrovcr nog maar nauwelijks gegevens voorhanden. Hoe dan ook, opmerkelijk veel Cornclius- insignes werden teruggevonden. De gege¬ vens over de aantallen van deze Cornelius- insignes uit Ninove leiden tot het volgende beeld, waarbij ue moeten aantekenen dat dit beperkt is tot de Noordelijke Ncderlandcn. In totaal werden 158 volledi- ge of fragmentariseh bewaard gebleven insignes geregistreerd, waarvan 140 uit de provineie 7eelanri en 18 uit de rest van Nederland. Vastgestcld moot worden dat ook hier het wat insignes betreft buitengc- woon rijke vondstencomplex van Nieuwlande sterk becldbcpalend is: maar liefst 124 stuks kwanien uit dat verdronken Schelde-dorp tevoorschijn. Deze 124 sinks zijn nader le spccificcrcn: 24 vrijwel com¬ plete Cornelius-insigncs, 29 lichamen, 68 hoofden en 3 antlere fragmenten die onmis- kenbaar te identificeren waren als delen van een Cornelius-insigne. Gezien de gemiddel- de vondstomstandigheden isde kansdat versehillcndc fragmenten van dezelfde insignes afkomstig zijn en dus de telling ten onrechte lioog doen oplopen, naar on/e mening uiterst minimaal. De totale sprei- ding in Zeeland Icvcrt dc volgende plaats- namen en gctallen op: Nieuwlande (124). Tolsende (3), Sluis (1). Valkenisse (2), Middelburg (1), Emelisse (I). Reimerswaal (6). Vlissingen (2). Duidelijk tckenl zich het verschil af tussen plaatsen waar sleehts op kleine schaal en betrekkelijk ineidenteel onderzoek is verricht en het dorp 150
Afb.: 152 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevcstiging: Datcring: Details: Inv.: 1518 Cornelius Ninove Nieuwlande h.: 94 br.: 39 lood-tin niet aanwezig 1450-1500 А1Ъ.: 153 Voorstclling: Vindplaats: A fm. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Details: Inv.: 0018 Cornelius Ninove Nieuwlande h.: 86 hr.: 36 lood-tin niet aanwezie 1450-1500 All).: 154 Voorstclling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevesliging: Datering: Details: Inv.: 1473 Cornelius Ninove Nieuwlande h.: 86 br.: 40 lood-tin niet aanweziii 1450-1500 Nieuwlande dat nagenoeg in /.ijn toialiteit grondig wend afgespeurd. Overigens is beslist niet alle vondstenmateriaal van Nieuwlande geinventariseerd, maar naar rato betekent dat vermoedeli jk eenzelfde incompleet beeld als de andcre vindplaatsen oplevcren, waarvan iminers ook zeker niet alle vondsten gercgi.streerd konden worden. Voor de interpretatie van de grote aantallen insignes in Nieuwlande, zij vervvezen naar het inlcidende hnofdstuk over dit dorp (p. 26-32). De geregistreerdc Ncderlandse vondsten buiten Zeeland geven in feite een met Zeeland - uitgezonderd Nieuwlande - ver- gelijkbaar beeld vvat betreft vondstconcen- traties: Maastricht (I). Schiedam f I), Haarlem (1), Hoorn (1), Amsterdam (4). Dordrecht (6), Kampen (1). Rotterdam (3). De te trekken conclusies uit dit cijfermale- riaal mogen uiteraard geen of slcchts zeer summier betrekking hehbcn op de intensi- teit van de Corneliusvercring. Dat Cornelius-insignes werden aangetroOen, wil zeggen dat de verering van Cornelius in of nil Ninove aan de orde was: de relatievc of absolute hoeveelheid teruggevonden insignes zcgt nicer overde intensiteit vail het vcrrichtc onderzoek en over de toevalli- gc conserverende werking van de hodem. dan over hciligenverering in het verleden. Ten aanzicn van de versehillende varianten hier afgeheelde Cornelius-insignes uit Ninove, valt het volgende nog op te nier- kcn. In principe hebben we er naar gestreeld alle oils bekende varianten op te nemen. De grote hoeveelheid varianten gee ft op zich al een indicatic voor de grote schaal waarop indertijd de Cornelius-insig- nes /.ijn aangemaakt; iederc gietvorm werd inmiers vervaardigd met het oog op een behoorlijk grote produktie. Het loden insig- ne а!Ъ. 146. dat vvij als een van de oudste modellen besehouwen, is alwijkend van de overige door de relabel' zware, gotische onilijsting: van dit insigne /ijn geen andere excmplarcn bekend. Het pelgrimsteken afb. 147 wijki ook behoorlijk af van het later sterk stereoliep geworden Cnrnelius-insig- ne: dit model nioet als een voorlopcr van die latere insignes worden beschouwd. Afb. 148 tounl een insigne dat al'wijkl door het feit dat het een spiegclbeeldige weergave is van de vaststaande iconografie van Cornelius: hier lioudt hij de Iioorn in /ijn reehter- en de kruisstal'in de linkerliund. de pelgrim knielt neer aan /ijn rechter/ijde. hetgeen ook ongebruikelijk is. De albeel- dingen 149 toi en met 154 geven sterk aan elkaar verwante, maar onderling steeds in details versehillende insignes; dit /estal staal op duidelijke vvij/e voor de massapro- duktie die tezelfder tijd met lenminstc zes gictmallen moel zijn gerealiseerd. Het insigne atb.156 is een primitievere versie van de gebruikelijke Cornelius. Bij afb. 158 en 159 meneii wij dat het om een Cornelius gaat op grond van de sicrkc gelijkenis met de aan de atiributen en pauselijke tiara als Cornelius te identificercn insignes: absoluut zeker is dit evcnwel niet, maar uok het opschrifl van alb. 158 lijkt dit te bevesti- gen. llet pelgrimsteken alb. 159 tenslolte is onmiskenhaar een Cornelius, doch dusda- nig al vvijkend dat zeker aan een andere plaats van herkomst nioet u orden gedacht (zie de lekst hij alb. 159). 151
I Afb.: 155 Voorstelling: Vindplaats: A fm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Details: Inv.: 0524 Cornelius Ninove Dordrecht h.: 71 br.: 26 lood-lin (C.Lj niet aanwezig 1375-1425 Alb.: 156 Voorstclling: Vindplaats: A Ini. Matcriaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 2425 Cornelius Ninove Nieuwlande h.: 68,5 br.: 32 lood-tin niet aanwezig 1400-1450 Alb.: 157 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Matcriaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1829 Cornelius Ninove Nieuwlande h.: 68 br.: 40 lood-lin niet aanwezig 1400-1450 Alb.: 158 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Inv.: 0348 Cornelius Ninove Nieuwlande h.: 58 br.: 23 lood-tin niet aanwezig 1450-1500 ... ORNEL ... Alb.: 159 Inv.: 0950 Voorstelling: Cornelius Vindplaats: Afm. Matcriaal: Bevestiging: Datcring: Opschrift: Maastricht h.: 53 br.: 43 lood-tin oogjes 1450-1500 onleesbaar CORNELIUS, ONBEKENDE HERKOMST Het insigne alb. 159 toont een Kleiner cn afwijkend type Cornclius-insigne. De ico- nografic van de heilige Komi weliswaar overeen met die van de hoogstwaarschijn- Iijk uit Ninove stammende reeks insignes, maar de uitwerking is volledig anclers. Het opschrift is helaas onleesbaar en geeft dus ook geen indicalie voor dc herkomst van dit insigne. Ook dit pelgrimstekcn is vermoe- dclijk niet afkomstig uit Kornelimunster. De grotc pelgrimsleken-specialist, prof, dr Kurt Keister schreef in 1972 over dc insig¬ nes uit Kornelimunster: de/e zijn \.. geens- zins sicrk verspreid ... Dc plaquettes uit Kornelimunster, waarvan de meeste rond en cnkele reehthockig met een gevelvormi- gc afsluiting zijn, vertonen alle een zelide type, dat blijkbaar door het voorbeeld van Maastrichlse Servaas-devotionalia uit deze tijd (bedoeld is het type in dit boek afb. 347 en 348) is beinvloed: een burst bee Id van St.-Cornelius met mijter, met dc ene hand dc kruisslaf, met de andere een hoorn vast- houdend...’. 152
CORNELIUS EN QL'INTEN А1Ъ.: 160 Inv.: 0440 Voorstelling: Cornelius Vindplaats: A fm. Materiaal: Bcvesliging: Date ring: Details: Opschrift: Amsterdam h.: 30 br.: 23 lood-lin hangoog ingcslagen 1475-1523 keerzijde identiek aan alb. 316 (Quinten) S. CORNELIS Deze ruiivomiige medaille gee ft op voor- en keerzijde de voorsielling van respeeile¬ vel ij к Cornelius cn Quinten. Beide heiligen genoten in de Zuidelijke Nederlanden een aanzienlijke populariteil in de late middel- cetiwen. De verering van Cornelius ver- breiilde zich met name sinds hel tweede кwarl van de tvvaalfde eeuw vanuit Ninove en Rouse (zie tekst voor alb. 146 - 1553). De marielaar Quinten of Quintinus was een van de ehri.stenen die in de late derde eeuw in Gallic hot gelooi" verkondigden. Hij stamde nit een Ronieinse senatorenfamilie. Те Amiens /on hij gevangen genomcn zijn en ter plekke van het tegenwoordige St.- Quentin word hij gemarteld, onlhoofd en in de ri\ icr de Somme geworpen. Omstreeks 340 zonden zijn stoffelijkc resten op aan- wij/ingen van een engel zijn tcruggevonden en begraven. In 641 vverden zijn relieken pleehtig verheven en overgebraeht in een relieksehrijn dat was vervaardigd door de heilige Eligius (vergelijk alb. 186-192). Те St.-Quentin ontstond een drukke bedevaart Afb.: 161 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1439 Corona Bremen Amsterdam h.: 57 br.: 41 lood-lin niet aanwezig 1400-1450 CORONA, BREMEN *... unde dar is noeh ynne de ganl/e lieliam der hilgen juncfrouwen sunle Coronen ...' werd omstreeks 1420 gesehreven over de Dom van Bremen: daar hevond zich het gehele liehaam van Corona. De martelares Corona zou in het jaar 177 in Syne of Egypte zijn veroordeeld en oni het leven gebracht. Volgens de beschrijv ingen zou haar marteldood als voIgt zijn bevverkstel- ligd: Corona werd vastgebonden aan de toppen van twee nnilaug gebogen palmho- men en ze werd verseheurd toen deze wer- den losgeluikt en weer omhoog selioten. De uaditie te Bremen verhaalt dal in 965 de relieken van Corona en Victor nil Italic naar Bremen waren overgebraeht. In de late veertiende eeuw moel daar een translate van Corona hebben plaatsgevonden vvaarna haar verering tocnam en haar relieken pel- grims aantrokken. Een andere. hier overi- gens niet relevanie. ovcrlcvcring verhaalt dat de relieken van Corona door Otto HI (980-1002) naar Aken zouden zijn gebracht en deze heten daar in 1910 (!) le zijn terug- gevonden. Hot hier afgebceldc pelgrinistcken van ter ere van de heilige Quinten: een zilveren insigne van St.-Qiiinlm bevindt zich in hel recent door de Koninklijke Bibliotheek te VGravenhagC verworven gctijdenboek (zie p. 46-48). De insignes alb. 160 en 316 moeten even- wel van Nederlandse hcrkom.st zijn, gezien de spelling van de namcn van beide afge- bccldc heiligen. Een plants waar zovvel Cornelius als Quinten verering genoten, wen I nog niet getraeeerd. Het wapensehild- jeondcr dc voelcn van heide op de medaille afgebeelde heiligen meet het mogelijk maken deze Iocatie tc identifieeren. De twee in dit bock opgcnomcn insignes van Cornelius en Quinten zijn de enige tot nog toe bekende exemplaren van dit pelgrimste- kcn. Beide vverden in Amsterdam gevonden in een zcsticnde-ceuvv.se context. Quinten is staande afgeheeld. sleehts geklced met ecu Iendendoek. In zijn sehmt- ders en handen zijn priemen gestoken. de marteling waaraan hij voor zijn ont- hooldiiig werd onderworpen. Corona toonl de heilige tussen de twee palnibonien. In haar handen liouilt ze een pahntak. die als attribuut evenals dc bomen naar haar marteling verwij/en. Plooival en de relalief grote nimbus aelitcr haar hoold duiden op ecu datering van de gielmal in de eerste Iielft van de vijfticnde eeuw. Van dit insigne zijn nog enkele exeniplaren bekend. In Nederland vverden ook te Nieuvvlande, Reimersvvaal en Rotterdam Corona-insig- ncs gevonden. Voorts bezit het Focke- museiim le Bremen twee exemplaren, een bijna volledig cn een sterk besehadigd frag¬ ment; een compleet Comna-insigne kvvam tevoorsehijn onder het koorgestoelte van het Noordduitse vrouwenklooster Wien- hausen. Dit exemplaar, dal opnieuw nage- noeg of heleniaal identiek is nan de twee te Bremen en het insigne uit Amsterdam (alb. 161). Iaal zien hoe al deze pelgrimstekens aan de boven/ijde waren algesloten: links en reehts eenzelfde hoomkruin van palm- takken. en het zich daariussen bevindende zadeldak be/et met hogels werd hekround met een kruisje. 153
CUNERA, RHENEN Afb.: 162 VoorsteHinn: Vindplaats: A I'm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Opschrift: Inv1146 Cunera Rhenen Wijk bij Dumslede h.: 66 br.: 45 lood-tin oogjes 1450-1500 SNUTE V KUNERA Afb.: 164 Voorstelling: Vindplaats: A fm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Opschrift: Inv.: 1595 Cuncra Rhenen К a in pen h.: 65 hr.: 35 lood-tin niet aanwe/ijz 1450-1500 SUN CUNERA Afb.: 163 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Inv.: 1423 Camera Rhenen Amsterdam h.: 43 br.: 44 lood-tin niet bewaard gebleven 1450-1500 (SE)NTE K(UN)ERA TOT RE Alb.: 165 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Inv.: 1800 Cunera Rhenen omgeviim Arnhem h.: 51 br.T 31 Iood (C.L.) niet aanweziu 1450-1500 S. CUNERA Cunera ging. volgens de legcnde, in hot jaar 337 al.s ecu van ile vele ge/ellinnen van tie heilige Ursula t/ie alb. 174-175, 371-374) mee naar Koine. Al.s enige van de elfdui- /.end maagden ontsnapte Cunera op de terugweg aan tie moordpartij van de 1 hmneii bij Kculcn. Aan het hof van de I-ne.se koning Radhoud le Rhenen. word tie trnuwe Cunera uil jaloe/ie gewurgd door dien.s eehlgenote en een tlienares. Bij haar graf vonden wonderen plants en Cunera word als heilige vereerd. Tot de Reforinalie trokken haar sioHelijke resten te Rhenen vele pelgrim.s. ten als de worgdock van Cunera hesehouwde laai-aniieke halsdnek bleefals koslbaar relick bewaard en bevintlt /ieh tegenvvoordig in Rijksmuseum Het Catharijneeonven! te IJtreehl: dit Iinnen weel'sel dateeri waarsehijnlijk uil de vijfile ofzesde eeuvv en is afkoimtig uit Egypte. In de late middeleeuwen neemi tie pelgri- nlage naar Cunera in Rhenen slerk toe, /оикч tiver heel de christelijke vvcreld lokale en regionale heiligen een grote rol gaan spelcn in hei geloofsleven. In de tweede hellt van de vijfiiende en in de zestiende eeuw kent de Cunera-'verering le Rhenen haar hoogiepunt tlat omstreeks 1580 door de Reformatie abrupt vverd afgebroken. In 157У vond de laalsle plechtige Cuneraproeessie plaats. Hoeveel helang- stelling Cunera te Rhenen trok, blijkt onder meer uit de toevallig bewaard gebleven notities over vele duizenden pclgrimstekens die in 1571/1572 en 1572/1573 aan de Cunerakerk werden geleverd. De handel in insignes was /о lucraticf dal de landsheer keizer Karel V in 1546 een ordonnantie uit- \aardigdc inzake de verkoop van Cunera- pelgrimstekens. Verkoop van ‘teijekenen’. insignes, was zonder toestemming van de kerkmeesters verhoden op straffe van een geldboele: deze boetegelden waren voor de helft voor de schout en de stad, voor de andere helft voor de kerk. In 1978 werd voor het eerst ecu lood-tinnen Cunera-insignc van het type alb. 164 terug- gevonden en wel le Heteren (Gld.). Sedertdien heeft het speurwerk met de metaaldetector nog een aanzienlijk aantal cxemplaren aan liel licht gchracht. Met name door het l'eit dat nu al vier verscliil- lende typen lood-tinnen Cunera-insignes en een sterk alwijkend zilveren exemplaar zijn ontdekt, worden de schriftelijke bronnen bevestigd en is duidelijk dat er van een grote produktie sprake moot zijn gewce.st (zie ook p. 64-68: De insignes van Sinte Cunera te Rhenen). 154
Afb.: J66A Voorstelling: Vindplaats: Aim. Matcriaal: Bevestiging: Dateri ng: Opschrifl: I иv.: 2004Л Dominic us Rotterdam h.: 26 hr.: 20 lood-lin draagoogjc 1450-1500 STB D MCE ORA P NOB dominicus KN MARIA MET KIM) Dc Iood-tiiiiien nicdaillc afb. 166A-B toont op dc voor/ijde dc heilige Dominicus, np dc kccr/ijdc Maria met lict Christuskind. Dominions (1170-1221). Span.jaard van gcbooric. /.cilc zieh in voor dc bekering van dc Albigenzen cn stichtte in 1215 con eigen kloostcrorde diedit cn dc bcschcnning van hei katholicke gcloof nicer in het algemeen lot doc I had. In 1234 vverd Dominicus hei- Iig verklaard, zijn relieken berusten tc Bologna, dc stad waar hij stierf. Volgens dc tradilic predikte Dominicus in opdracht van Maria dc rozenkiaiisdevotie cn aldus is ecn rclatic tussen voor- cn kccr/.ijdc van dc/c medaillc tc leggen. Mogelijk is dc mcdaillc als pelgrinisinsigne al'komstig uit Bologna. Afb.: 167 Voorstelling: Vindplaals: Afm. Matcriaal: Bevcsiiging: Dateri ng: Details: Inv.: 0537 Drie Koningen Keulcn Dordrecht h.: 40 br.: 31 lood-lin oogjes 1300-1400 Afb.: 166B Inv.: 2004R Voorstelling: Maria met Kind Vindplaats: Aim. Matcriaal: Bevcsiiging: Dalcring: Opschrilt: Rotterdam h.: 26 hr.: 20 lood-tin draasiootiie 1450-1500 A VE.MARIA GRACIA PI .ENA DRIEKONINGEN, KEULEN In lict jaar 1 164 vverden ondei het hevrind van kci/cr Fredcrik Barbarossa dc relieken van dc Driekoningen uil Milaan overge- bracht naar Keulcn. Voor macht cn status van Barbarossa cn /ijn opvolgers als Duitsc koning of keizer was dit uiteraard van gruot bekmg. Na tic kroniiigsplcchtiglicdcn ic Aken Ivcrgclijk dc inlciding bij alb. 264- 267 cn 416-435) kvvamen dc Duitsc konin¬ gen naar dc dnm van Keulcn om daar dc llciligc Koningen tc huldigcn. V*uiaf dc tvvaalfdc cenvv kregen dc Driekoningen dc namcn Caspar of Jaspar, Melchior cn Balthasar (/ic ook alb. 882). Naar laatmid- delecuvvsc opvaltingen was dc jongste ecn Moor van ongeveer 20 jaar. Balthasar zou Alb.: 168 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 0965 Drie Koningen Keulen Dordrecht h.: 37 br.: 39 lood-lin oogjes 1300-1400 40 jaar cn Melchior 60 jaar nud /ijn gevveest tocn /с lict pasgeboren Christuskind kvvamen aanbidden; later wer- den /с door tic apostel Thomas gedoopt cn zoudcii zc in Indie als liisschoppcn lict gclool licbbcn verkondigd. Dc pclgrimagc naar dc Driekoningen tc Keulcn nam hogc vlucht cn van dc Keulse insignes /ijn vclc varianten cn lypen hekend. Dc oudste Keulse Drickoniiigcn- insignes daleren volgens Kurt Rosier nog nil dc late tvvaalfdc eeuvv. Dc vroegste v orm sluit direct aan hij dc hier als alb. 167 - 172 vvccrgcgcvcn insignes: ecn liggend rcchlhockigc plaquctic met decks opcngc- werkte arehiteetuLiropboLivv. Tcr/.ijde op dc plaquette bevindt zich Maria met Kind cn voor lien staan dc Drie Koningen. Op dc jongere varianten komt cr bevveging in dc Koningen, dc vonrstc buigt /ijn knie cn dc middelslc vvijsi op dc stcr. Opmerkelijk is lict rondc tvvee/.ijdige insigne alb. 173A-B. dal behalve dc aanbidding door dc Driekoningen op lie cue /ijdc, dc gekruisig- de Chrisuis met dc trcurcntlc Johannes cn Maria op dc andere zijde toont. Ecu parallel voor dit insigne is nog niei bekend. Alb.: 169 Vnorstelling: Vindplaals: Afm. Matcriaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 2038 Drie Koningen Keulen Roltcrdam h.: 44 br.: 37 lood-tin oogjes 1300-1400 155
Afb.: 170 Inv.: 0538 Alb.: 171 Inv.: 1736 Alb.: 172 lnv.: 1798 Voorstelling: Drie Koningen Keulen Voorstelling: Drie Koningen Keulen Voorstelling: Drie Koningen Keulen Vindplauts: Dordrecht Vindplauts: Dordrecht Vindplauts: Utrecht Afm. h.: 35 br.: 31 Aim. h.: 31 br.: 30 Afm. h.: 39 br.: 30 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: oogjes Bevestiging: oogjes Bevestiging: oogjes Datering: 1300-1400 Datering: 1300-1400 Datering: 1300-1400 Details: — Details: — Details: — Aib.: 173A Voorstelling: Vindplauts: Afm. Matcriaal: Bevestiging: Date ring: Details: Inv.: 2031A Drie Koningen Keulcn Damme h.: 22 hr.: 27 lood-tin ingeslaeen gaten 1350-1400 Alb.: 174 Voorstelling: Vindplauts: Alin. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: lnv.: 0901 Drie Koningen, Ursula Keulen Nieuvvlande h.: 38 br.: 34 lood-tin oogjes 1400-1450 Afb.: 173B Voorstelling: Vindplauts: Afm. Matcriaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 203IB Calvarie Keulen Damme h.: 22 br.: 27 lood-tin 2 inccslacen eaten 1350-1400 Afb.: 175 Voorstelling: Vindplauts: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 0933 Drie Koningen, Ursula Keulen Nieuwlande h.: 33 br.: 39 lood-tin niet bewaard 1400-1450 DRIEKONINGEI4 EN URSULA Ook te Keulen werden verregaand openge- vverkte insignes vervaardigd. Alb. 174en afb. 175 geven insignes vveer vvaarbij de aanbidding van het Chrisiuskind door de Driekoningen is gecombinecrd met een voorstelling van de heilige Ursula, die eveneens intensief in Keulen werd vereerd (/ie ook de tekst bij alb. 371 - 374). Het fragment alb. 176 is waarsehijnlijk het onderstc gedeelte van een spiegelinsigne: boven het mcdaillon met de aanbiddings- seene heeft waarsehijnlijk een open archi- tecturale opbouw gezeten met een eeniraal rond spiegeltje. Een dergelijk Driekoningen-insigne vvordt bewaard in het munt- en penningenkabinet van de Koninklijke Bibliotheck Albert I te Brussel. Afb. 177 geeft een fragment van een insig- ne dal bestond uit de horstbeelden van de Driekoningen; de derde, Balthasar ont- breekl. Een under fragment of eompleet cxemplaar van dit type is nog niet bekend. Tenslotte is een ampul afgebeeld die gezien het er op weergegeven stadswapen met de drie kronen van de stadspatronen. eveneens uit Keulen stumt (alb. 178). 156
Alb.: 176 Inv.: 2481 Alb.: 177 Inv.: 2314 Alb.: 178 Inv.: 2162 Voorslelling: Drie Koningen Keulen Voorslelling: Drie Koningen Keulen Voorslelling: Wapcnschild met 3 kronen: Keulen Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Rotterdam Vindplaats: Re inters waal Afm. h.: 33 br.: 40 Afm. h.: 39 br.: 43 Aim. h.: 41 br.: 33 Matcriaal: lood-lin Matcriaal: lood-tin Matcriaal: lood-lin Bcvestiging: oogjes Bevcstiging: oogjes Bevcstiging: ampul met 2 ooejcs Dalering: 1400-1450 Datcring: 1400-1450 Dalering: 1400-1450 Details: — Opschril't: KASPAR MELCIOR Details: stadswapen Keulen Aft).: 179 Voorslelling: Vindplaats: A I'm. Matcriaal: Bevcstiging: Date ring: Details: Inv.: 1637 Dymphna Geel Nieuwlande h.: 67 br.: 51 lood-tin ooejcs 1400-1450 Calvarie DYMPIINA, CliEL De in de derticnde eeuw le book gesielde legendc over do murtclares Dymphna ver- haall dat de/e heilige in de omgeving van het Brabanise Cieel door haar zondige en heidense vaderwerd vermoord. De/e. ecu lerse koning, had haar tot bloedschande traclnen tc verleiden. vvaarna Dymphna met haar bieehtvader Gerehernus was gevlucht. In de late middeleeuwen was Geel een gevierde pelgrimspluats ter ere van Dymphna die daar in het bij/onder vverd aangeroepen als palrones van geesteszieken en be/elenen. Op de pelgrimstekens is de koningsdoehter Dymphna steeds gekroond afgebeeld, staandc op de dnivel als symbool voor het door haar overwonnen kwaad. In de rech- terhand houdi ze doorgaans een zwaard, het vvapen wiwrmee ze om het leven word gebraeht; in de linkerhand heeft ze dikwijls een hoek. Alb. 179, ISOe-n 181 tonen frag- menten van een vergelijkbaar. uitersi kwetsbaar type insigne: Dymphna omgeven door een arehiteciuur vvaarin nog enkele llgurcn zijn algebeeld. In Nieuwlande zijn negen fragmenten van even zoveel c\em- plaren teruggevonden. Het als eerste bier algebeelde insigne is het meest eompleie en laat boven Dymphna de Гalvarie- voorsielling zien. Ter vveers/ijde van Dymphna bevonden zieli. te oordelen naai het vergelijkingsmateriaal dal de alb. ISO en 181 bieden. neergeknielde bedevaarigan- gers die de martelares eren. Boven de/e zijn nog twee kleine scenes geplaatst. mogelijk verwij/.eiid naar passages nit het heiligenleven van Dymphna. Rechtsboven lijkt een liguunje in een lobbe le zijn afge- beeld, mogelijk le duiden als de doup van Dymphna: linkshoven is le fragmeniariseh tan ook maar een suggestie le doen over de voorslelling. De Iragmenten alb. 180 en 181 bewijzen dat de identificalic van dit Dymphna-insigne. die in 'Heiligen nil de modder' voor het eerst werd gegeven. joist is: de lekst op de onderrand gee It de eigen- naam van de voorgestelde heilige en de eer- ste letter van de plants waar ze wordi ver- eerd. De naani Dymphna is ook vcrmeld op de beide latoenen insignes (alb. 184 en 185) en het ronde lood-tinnen exemplaar dat in Valkenisse werd gevonden (alb. 183). Het medaillon alb. 182 stelt vermoedelijk eveneens Dymphna voor, al ontbreekt haar naam: de ieonografie konu zeer diehl hi j de met zekerheid als Dymphna te identificeren 157
Art».: ISO Voorstclling: Vindplaats: Aim. Matcriaal: Bevestiging: Datcring: Opschriit: Inv.: 0065 Dvmphna Gccl Nicuwlandc h.: 30 hr.: 33 lood-tin niel bewaard 1400-1450 SANCTE DYMP... Afb.: 183 Voorstclling: Vindplaats: A fm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschriit: Inv.: 1909 Dvmphna Geel Valkenisse h.: 32 br.: 22 lood-tin oosijes 1450-1500 S. DIMPNA Afb.: 181 Voorstclling: Vindplaats: Aim. Matcriaal: Bcvcstiging: Datering: Opschriit: Inv.: 2348 Dvmphna Gccl Rotterdam h.: 29 br.: 37 lood-tin niet bewaard 1400-1450 (DY)MPNE ТЕ G(EEL) Alb.: 184 Voorstclling: Vindplaats: Aim. Matcriaal: Bevestiging: Dalering: Opschriit: Inv.: 1115 Dymphna Geel Nieuvvlande h.: 36 br.: 36 koperlegering 2 ineeslagen eaatjes 1475-1525 S. DYMP ... Alb.: 182 Voorstclling: Vindplaats: Alin. Materiaal: Bcvcstiging: Datcring: Details: Inv.: 1382 Dymphna Gccl Nicuwlandc h.: 31 br.: 31 lood-tin 2 in ties la gen gaaijes 1400-1450 Alb.: 185 Voorstclling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Opschriit: Inv.: 1529 Dymphna Gccl Nieuwlandc h.: 32 br.: 32 koperlegering ingeslaeen gaatje 1483-1525 S. DIMPNA marlelare». De duiding als Margaretha, zoals in ‘Hciligcn nil de modder’ gesteld. is nict waarschijnlijk. Hci laaiste liier afge- bcelde Dymphna-insigne toont ter/ijde van de hcilige twee wapenschilderi die extra houvasl geven voor herkomst en datering: links het vvapen van de slad Geel (drie palen en een vrijkwartior van hermelijn) en rechts dat van de graven van Merode (gepaald van negen stukken). vimaf 1483 heer van Geel. Een rond Dymphna-insigne met verge I ij к hare iconografie en de iniliaal ‘D’, vvaarvan nog geen exemplaren vverden teruggevonden, is bekend van een afgietsel op een kleine hron/en luidklok van Brabantse herkomst, gedaleerd 1476 (Valkensvvaard, Museum Van Gervven Lemmcns). EI.IGILS VAN NO YON De insignes alb. 186 - 192 vervvi jzen naar de patroon van de smedun. Eligius ol Elo) (ea. 590-660). Eligius was van beroep edel- smid cn muntmecster. bekleedde een voor- aanstaande positic aan het Merovingische hoi en werd in 641 bisschop van Nojon. Zijn relieken trokken vele pclgrims en mei name sedert de derliendc eeuw verbreidde de verering van Eligius /ieh over heel Europa. De insignes uit Noyon geven steeds als voorstclling hoe Eloy een lastig paard een pool afsnced. die besloeg cn ver- volgens vveer aanzcUe (alb. 186 - 188). De overige insignes. Eligius als bisselmp met de gekroonde hamer als karakteristiek auribuut of dit aiiribuui als los insigne. kimncn (nog) niel aan een van de vele plaatsen vvaar Eloy werd vereerd, worden toegeschreven. 158
Afh.: 188 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opsehrift: Inv.: 0120 Eligius Noyon Nieuwlande h.: 24 br.: 33 lood-tin oogje 1300-1350 onleesbaar А1Ъ.: 186 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Date ring: Opschrilt: Inv.: 0863 Eligius Noyon Middelburg h.: 40 br.: 38 lood-tin niel bevvaard 1300-1350 S. EL1GIU ... Alb.: 187 Voorstelling: Vindplaats: A I'm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 2437 Eligius Noyon Sluis h.: 39 br.: 50 lood-tin niet bewaard 1300-1350 Alb.: 189 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrilt: Inv.: 2198 Eligius Nieuwlande h.: 31 br.: 19 lood-tin niet bew aard 1400-1450 ... DEE ... Alb.: 190 Inv.: 0736 Alb.: 191 Voorstelling: Eligius Voorstelling: Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Aim. h.: 63 br.: 35 A Ini. Materiaal: lood-tin Materiaal: Bevestiging: Datering: hangoogje 1450-1500 Bevestiging: Dalering: Details: — Details: Opsehrift: Inv.: 1935 Alb.: 192 Inv.: 2398 Gekroonde hamer Voorstelling: Hamer Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande h.: 25 br.: 18 Aim. h.: 24 br.: 24 lood-tin Materiaal: lood-tin draagspeld Bevestiging: draagspeld 1400-1450 Date ring: 1450-1500 attribuut Eligius Details: attribuut Eligius onleesbaar Opsehrift: onleesbaar 159
Afb.: 193 Voorstelling: Vindplaals: A fin. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Details: Opschrift:: Inv.: 1579 Elisabeth, Franciscus Marburg Dordrecht h.r 52 br.: 45 lood-tin oosjcs 1350-1400 ingckcrfdc krullcn SCS. FRANCISCUS STA El.IZABF.T ELIS ABETII EN FRANCISCUS, MARBURG Het liier afgeheeldc insigne nil Marburg is hel iweede exemplaar dal tot op heden aan hct licht is gekomen. In 1870 was een verge- lijkhaar maar niet idcntiek pelgrimslekcn met de heiligen Franciscus cn Elisabeth in hel Zuid/vvecdse Lund uit een middeleeuwse beerput levoorschijn gekomen. Op bcide insignes /ien we Chrisms die de twee heili- gen kroont. Het insigne uit Lund is hel oud- ste: het exemplaar dal in Dordrecht word gevonden. is wat minder primitief van vonn en geavanceerder van iconogralie (/ie ook p.69-75: Pelgrimsinsignes van Elisabeth uit Marburg). Links op het insigne, onder de recluerliand van Chrisius en dus hierarchisch op de belangrijkste plants, bevindt /ich Elisabeth van Thiiringcn. Elisabeth ovcrlced in 1231 te Marburg en wend ul onmiddellijk als heilige vereerd; haar heiligverklaring volgde in 1235 en Marburg vverd een druk- be/ochte bedevaartsplaats. Opmcrkclijk aan hct Dordrecht.se exemplaar van het insigne uit Marburg is tie met een beitel of scherp mes aangehraclue versiering: langs heide zij- kanten en aan de onder/.ijde werden omge- krulde kartels gckerfd in hel zachtc lood-tin. А1Ъ.г 194 Voorstelling: Vindplaats: A fm. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Opschrift: Inv.: 0854 Eu trop ius Saintes Nieuvvlande h.: 27 br.: 19 lood-tin niet bewaard 1300-1400 + VEYSEY ... ... NTES Afb.: 195 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bcvestiging: Dalering: Opschrift: Inv.: 0945 Ghislenus Sl.-Ghislain Nieiivvlande h.: 67 br.: 35 lood-tin oogjes 1450-1500 S. GISLEN’ CAEMF.RSENTE EUTROPIUS, SAINTES Hel randsehrift van het pelgrimsteken waar- van atb. 194 een fragment toont. luidl VEYSEY L’ENSaIgNE S'EUTROPES DF. SAINTES’, Viet het insigne van sint Eutropius van Saintes’. Op de voor/ijde was Eutropius afgcbeekl, /ijn in bisschop- pelijk gewaad geliulde lieliaam is nug y.iclil- haarop hct fragment evenals het ondcistuk en de nodus van /ijn kromstaf. Vergelijkbare maar meer eompleie iiisignes van Eutropius. latcn /.ien dat op de voor/ij¬ de de bisschop was afgebeeld die een sol- daat zegeni terwijl hij door deze mci een hellebaard word! vcrmoonl. Op de kcer/ij- tle was ccn galg weergegeven waaraan een gehangene. Dez.e scene vervvijst naar een wonder dat door Eutropius’ voorspraak geschiedde: een ten onrechte tot de galg veroordeelde, bleef in leven. Eutropius zou in de derde eeuw de eerstc bisschop /ijn gevveest van Saintes, uaar /.ijn graf zich in de iwaalfde-eamvse kerk van St. Eutrope bevindt. Gelegen aan een van tie routes naar Santiago, ontstond rond het graf van de lokale heilige al spoedig een nicer dan regionale vercring. GHISLENUS, ST.-GHISLA1\ Ghislain zou volgens een versie van de legende in Athene /ijn geboren. ecu undone meer vvaarschijnlijke lez.ing is dai hij als Frank oinsireeks 650 word geboren en op 9 oklober 685 stierf. Het gebied waar hij uerkte was hel bisdom Kamerijk. Met wat volgelingcii /on hij een abdij hebhen gestieht op de later naar hem genoemde plaatx St.-Ghislain. Zijn vita werd in de liende eeuw gesehreven en dal hungt ongc- twijfeld samen met dc verheffing van /ijn gebeente. De abdi j St.-Ghislain werd ver- volgens ccn bedevaarisoord ter ere van haar slichier. In 1491 was het /o\ei gekomen dal de monniken in hun koorgebed door de velc pelgrims werden gehinderd cn zich in een aparic kapel van de abdijkerk tcrug- trokken. De u anorde zou vooral z.ijn ver- oorzaakt door verkoop van devotionalia. waaronder pelgrimstekeiis. Ghislenus staal op hot insigne afgebeeld als stieliter ran de abdij: een kerkmodel draagt hij op de linkerhand. In zijn rechlcrhand lioudt hij de kromstaf. Misschien is de pou- tilicale kledij van Ghislenus niet bedoeld als die van de geniijterde abt. maar vervvijst deze naar zijn vita, waaria hij ook bisschop van Athene wordt genoemd. 160
А1Ъ.: 196 Inv.: 0983 Alb.: 197 Inv.: 2400 Alb.: 198 Inv.: 0002 Voorstelling: Gillis Voorstelling: Godelieve Voorstelling: Gummarus St.-Gilles Gistel Lier Vindplaats; Dordrecht Vindplaats: Vlissimicn Vindplaats: Nieuvv lande Afm. h.: 33 br.; 27 Afm. h.: 44 br.: 48 Afm. h.: 63 br.: 39 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lootl-lin Bcvestiging: ooiijes Bcvestiging: niet bewaard Bcvestiging: ooiijes Datering: 1300-1350 Datering: 1450-1500 Datering: 1475-1500 Details: — Opschrift: VAX G1STELE Opschrift: S. GOMMAER EG 1 DIES, ST.-G I1LLES GODELIEVE, GISTEL Gl MIYIARUS, LIER Gillis of Egidius. Athencij van gcbooite. wordt vereerd als de stiehter van hel kloos- icr tc Saint-GiIll's in de Provence, Daar als klui/enaar in alle een/aamhcid levend, vooriug een tammc hinde hem \an melk. Dil hert word op een dag achtervolgd door jagers en niet de hinde. maar Egidius werd gevvond. Dc verantwoordelijke West not ische koning Wanda sieldc Egidius duaroni in slaat daar een abdij le stichten. Dit idles speelde vcrmoedelijk in de line /evende of vroege achlste eeuvv. Bcdevaartgangers van heinde en verre bczoclnon Saint-Gilles. Hoogtepunt van Je bcdevaarten naar Suinl-Gilles. vooral vaiiuit hel noorden van Europa. lag in de elide en twaalfde eeuw. Kuri Roster publiceertle naar aanleiding v an cen in 1980 le Sleesvvijk gevonden veertiende-eeuws Egidius-insigiie, in 1983 een gedegen over- zieht van alle lot dan onldekte Saint-Gilles- pelgrimstekeiis. lien in totaal. Vicr van de/e zouden naar vooroorlogse. mondelinge mededelingen nil de Schelde afkomstig /ijn. een kwain levoorsehijii nil de Basse- Sambre bij Namen, de overige /ijn Eranse vondsien. Hel Dordise exeinplaar komt sterk overeen mci door Rosier in de late derlientle of veertiende eeuw gedateerde exemplaren. In de nachi van 6 op 7 juli 1070 liet Bertoll", heer van Gisiel. /.ijn eehtgenoie Godelieve wurgen door twee bedienden. Haar liehaam werd in dc kasteelvijver gegooid en liet water werd volgens de legende op dat/ellde moment welriekend en helder. Op de derde dag na de moord werd Godelieve pleehlig begraven en bijge/.et in hel tamiliegraf van de lieren van Gisiel; daar vonden van loen at' vele wonderlijke gene/ingen plaals. De adellijke en vitnne Godelieve. in 1045 te Londelori (Fr.) geboren. was iiitgehiiwelijkl aan Bermll'en bij haar aankomsi in Gistel ontsprong er een miraculcu/c bron loen /ij haar spimokken in de grond stak. Bij de/e bron werd in de twaalfde ceuu de Benc- diktinessenabdij ’Ten Putie' gestiehi die onder invloed van de Keformalie in 1578 werd verlaten. Hel hierboven algebeelde fragmentarische pelgrinisteken is hel I wee tie Gudelieve- insigne dal is teruggevonden. lien idenliek. maar nagenoeg compleei Godelieve-insigne werd al in 1930 gepubliceerd; vindplaats van dil exeinplaar is niel bekend. evenmin •als de huidige verblijfplaais. Boven hel liool'd van Godelieve. met lang losliangend haar en een nimbus, was hel insigne tlak vormig al'gesloten. Guinmarus. veldlieer onder Pippijn de Rorte. trok /it'll na ceil mililaire loophanii lerug ills klui/enaar uni te boeten voor liet /oiulige leven van /.ijn vtolivv . Hij stichtie een kluis in tie si reek wain de Grote en de Kleine Nete samenstromeii. Gummarus stierf op 11 okloher. volgens de Iratlilie in 774 of 775. Zijn licliaam wertl later overge- hracht naar Eier eu bij de/e iranslatie gebeurtlen woiitleren. Mel name in tie lwee- tie he I ft van tie \ ijftienile eeuvv kvvam tie verering van Gummarus lot grote bloei en /ouden crop /ijn vtuirspraak lal van gene- /ingen /ijn geheurd. In 1475 vverden 75 woiitleren npgetekeml in tie Lierse mirakel- boeken en in de volgende vijlentw intig jitar v olgden er nog 160. De verering w as vooral gecoiicenlrecrd in tie Gunimaruskerk le Lier mud de relieken van tie lieilige. maar ook in tie Rlui/ekerk aldaar. Tot op lieden /ijn aehl exemplaren van hel Guiiimarus-pelgrim.xlekiMi nit Lier terugge- vonden. die alle levoorsehijn kwamen in liet Verdmiiken Land van tie Oosierschelde on vvel bijna tiilsluileiul in liet vmegere tlorp Nieuwlantle (7 stuks). Hel liier al’ge- beeltle exeinplaar is hel enige lot nog toe onldekte nagenoeg gave Gummams-insigne (/ie ook p. 76-78; *Loetenen tekenen van sinte Gommaer'). 161
ЛГЬ.: 199 Voorstelling: Vindplaats: A fm. M uteri aul: Bevestiging: Datering: Opschrift: In v.: 1246 Guido van Anderlecht Anderlecht Kampen h.: 44 br.: 45 luud-tin niet bewaard 1450-1500 ... VAN ANDERLECHT Alb.: 200 Voorstelling: Vindplaats: A fin. Maternal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Inv.: 1693 J luberlus Saint-Hubert Nieuwlande h.: 56 br.: 54 lood-lin oogjes 1450-1500 S: Hl'BERT: DARDENNE GUIDO VAN ANDERLECHT In de gotische St.-Pieters en Guidokerk te Anderlecht bevinden /ich nog vijftiende- eeuvvse muurschilderingen met taferelen uit het leven van Guido (ea. 950 1012). Relieken van de kerkpatmon en lokalc hei- lige /ijn geborgen in ecn heschildcrd hou- ten schrijn van Guido uit 1597 en nog steeds кошен bedevaartgangers naar Anderlecht om daar Guido aan te roepen, vooral als hesehermer van vee en in het bij- /onder van paarden. Guido was van urine komaf. werd ko.slcr in Lakcn cn vcrvolgens paardekneeht en lian- delsman. alvorens hij /ijn leven in het token van de christelijke godsdienst stelde. Guido maaktc verschcidcnc grote pelgrimages, onder aiulere naar Rome en Jerusalem. Hij stierl te Anderlecht in 1012. Het hier getoonde pelgrimsteken. dat het enige tot op heden bekende exemplaar is, loont Guido als pelgrim. Ter/.ijde van de gotische nis vvaarin hij slaat. /ijn vereerders voor hem neergeknicld die /ich in gebed en met bun vee lot de heilige richten. HUBERTUS, SAINT-HUBERT -EN-ARDENNE Het insigne alb. 200 maakl door zijn ondcr- schrift onmiskenhaar duidelijk dat het ver- wijst naar de Huberlusverering in het Benediktijnenklooster in de Ardennen waar de relieken van Hubertus sinds 825 rusten. In de el file eeuvv werd in deze abdij van Saint Hubert en Ardenne het leven van Hubertus opgcschreven: als ongelovige jon- geman werd Hubertus tot het Christendom hekeerd toen hij tijdens de jacht een hert aantrof met cen crucifix in het gewei. De in dc laic middclecuwcn tot stand gekomcn iconograllc van Hubertus is op dit verhaal gebaseerd en ook hij de pelgrimstekens zicn we dit. De nicest insignes tonen dc verschijning van Christus aan de heilige op jacht (alb. 200. 201 en 203). Ook kon wor- den volstaan met de vervvijzing naar dit wonderverhaal: alb. 202 betrefi cen insigne van de liertekop met het crucifix. Naasl de/e nicer uilvoerige vet wij/ingen nuarde heilige Hubertus. /al nok lenininsle een aantal van dc talrijke leruggevonden speldjes in de vorm van kleine jaclithoorn- tjes aan Hubertus nioeten vvorden toege- schrcven (vergelijk alb. 935 - 938). Alb.: 202 Voorstelling: Vindplaats: A fill. Matcriaal: Bevesligitig: Datering: Details: Inv.: 0982 Hubertuskruis Saint-Hubert Nieuwlande h.: 28 br.: 22 lood-tin draagspeld 1450-1500 kruis binnen herte- gewei Alb.: 203 Voorstelling: Vindplaats: A fm. Matcriaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1687 Hubertus Saint-Hubert Leiden h.: 23 br.: 26 koperlegering gaatjes 1475-1525 162
SANTIAGO ПК COMPOS'л ил: JACOBUS EN JACOBSSCHELPEN In het christelijke Westen gold Santiago dc Compostela met lici graf van de aposiel Jacobus als de derde hclangrijkc bede- vaart plants: na Jeru/alem en het Heilige Land waar de gelovigen letterlijk in de voctsporen van Chrisms en de aposielen konden treden, en na Rome met het graf van Petrus en Paulus, de /elel \an de pans en tallo/e kostbare relieken als bijvoorbeeld het Vera Icon. In popularitcii als bedevaansdocl verwierf Santiago in tie latere middeleeuwen de ccrste plants: vanafde elide eeuw trok het uraf van de aposiel Jacobus in noordwesi Spanje enorine aanlallen gelovigen aan. In de late achtste of vroege negcnde eeuw ont- stond daar ecn verering roml /.ijn vermeen- de begraal'plaats. Op miraeuleuze wij/.e was het lichaam van Jacobus de Meerdere in Noord-Spanje lereeht gekomen. Na het Pinkslerfeest /011 de aposiel Jacobus Maior naar Spanje zijn getrokken om het Christen¬ dom tc predikcn. Hij keerde tciug naar Jerusalem en vond daar de marteldood: omstreeks het feest van Pasen in het jaar 44 vverd hij op bevel van 1 lerodes Agrippa 1 onthoofd. Twee van /ijn leerlingen wisten zich over het lijk te ontlermen en ver- schcepten het naar Spanje out het daar in ccn marmcren tombe te begraven. Dat graf weitl omstreeks 800 teruggevonden, er wcrd een kerk ter ere van Jacobus opgerichl en de toeloop van pelgrims kwam in de elfde eeuw in een giganlische stroomver- snelling. Langs min of meer vasie routes trok men vanuil heel de loenmalige christe- lijkc wereld naar het graf van Jacobus. Als karaktcristiek aandenken aan de door- gaans verre en barre reis naar Santiago wer- den, in icder gevul sedert de elfde eeuw, markani gevormde schelpen meegebracht. Dcze schelpen. van het type Pecten Maximus L. ofwel de Kam- of Jacobssehelp. vverden aan de kust van de Atlantische Oceaan gevonden. Door spcciu- le handeluars werden de Jacobsschelpen naar Santiago gebracht en daar aan de pel- grims verkochl. A1 spocdig werden deze schelpen in andere materialen gei'miteerd - broils, zilver, lood-lin, git, ivoor en been -. Soms ook vverden metalen appliques aunge- bracht op echle Jacobsschelpen, terwijl cveneens schelpen met extra versieringen in andere materialen vverden nagemaakt (zie alb. 209 - 215). De echle Pecten Maximus L. bleef echter het meest specificke insigne van Santiago de Compostela. Dikwijls zijn de schelpen doorboord om vastgenaaid te kunnen worden op hoed, mantel of las. maar ook volledig gave exemplaren vverden kennelijk als souvenir uil Santiago meege- Afb.: 204 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevesliging: Datering: Details: Inv.: 1652 Jacobssehelp .Santiago de Compostela Reimerswaal h.: 65 br.: 71 schelp twee gaaljes 1400-1450 Pecten Maximus L. riomen (zie ook p. 58-45: In middeleeuvvse handsehriften geschilderde insignes, een Noordnederlands voorbeeld). l ot opzeer grote afstand van Spanje. lot in de uithoc- ken van de christelijke wereld, /ijn deze teruggevonden, /owel als losse vondsten als uil nederzeltingen en niet tc vergeten begraafplaatsen. Kurt Kiister publiceerde in 1985 een indrukvvekkend over/icht van de door hem geinventariseerde teruggevonden eclite ‘PilgermusehehT, daterend van de elide tot de achttiende eeuw, naar aanlei- ding van elf exemplaren van de Pecten Maximus L. die in Sleeswijk waren gevon¬ den. In totaal verwerkle Kdsler meer dan 180 middeleeuwse Jacobsschelpen. waar- van er bijna 140 met /.ekerheid uit graven alkomstig /ijn. Aan de Jacobsschelpen die in middeleeuvvse graven vverden aangetrof- fen, wijdde laalstelijk de Pransman Denis Bruna een le/ing die ook vverd gepubli- ceerd in het presligieuse Bulletin de la Societe Nationale ties Antiquaires de France (1991). Het over/icht van Keister is inmiddels mini uit te breiden, vvaarbij ver- inoedelijk het totale patroon niet vvijzigt niaar het verspreidingSgcbied in icder geval nog aanzienlijk groter vvordt dan het al was. Zo vverd bijvoorbeeld in het N'oorse Trondheim betrekkelijk recent ook een middeleeuwse, in de spits doorboorde Jacobssehelp opgegraven. In de 'Guide de pc lain' vvordt sinds de twaalfde eeuw vermeld dat de pelgrims in Santiago benodigdheden voor bun terugreis konden aansehaffen en dal /e daar even- eens schelpen konden kopen. De handel in schelpen nam /o n grote omvang dat in de dertiende eeuw' er binnen de muren van Santiago al bijna lionderd offieieel geregis- treerde verkoopstalletjes te tellen w aren. De sclielp vverd evcnwel al spoedig hehalve als specifiek svmhool voor de Sanliugosftngcr, ook meer in het algemeen een lierkenningsieken voor de bedevaait- ganger. Niet van allc schelp-insignes is dan ook te stellen dal tle/e vei vvij/en naar de reis naar Santiago en/of uit Santiago afkomstig /ijn. Bij verschillende van de hieriia afgebeelde insignes moeten we out die reden dan ook de plants Van herkonist open laten (alb. 206. 207. 216- 221. 224 - 225, 228). 163
А1Ъ.:2()6 lnv.: 1493 Voorstelling: Schelp Vindplaats: Nieuwlandc Afm. h.: 13 br.: 12 Matcriaal: been Bevestiging: gaatjes Datering: 1450-1500 Details: — Afb.: 205 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: lnv.: 1650 Jacobsschelp Santiago de Compostela Nieuwlande h.: 97 br.: 1 11 schelp gaatjes 1400-1450 Pecten Maximus L. Afb.: 207 lnv.: 1402 Voorstelling: Schelp Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Middelburg h.: 12 br.: 12 paarlemoer saatjes T450-I500 Afb.: 208 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: lnv.: 1500 Jacobus Santiago de Compostela Barsingerhorn h.: 64 br.: 33 git (azabache) dwarsgaatje 1400-1450 Afb.: 209 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Date ring: Details: lnv.: 1510 Jacobus op schelp Santiago de Compostela Nieuwlande h.: 17 br.: 12 git (azabache) hangoogje 1400-1450 164
Afb.: 210 Voorstelling: Vindplaals: A I’m. Matcriaul: Bevestiging: Datering: Details: I in .: 0960 Jacnbus op schelp Santiago dc Compostela Nieuwlande It.: 19 br.: 15 lood-lin hangoogje 1400-1450 Afb.: 213 Voorstelling: Vindplaals: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 2447 Jacobus op schelp Santiago de Compostela Nieuwlande h.:24 br.: 27 lood-tin draagspeld 1450-1500 Alb.: 216 Inv.: 0220 Voorstelling: Schelp Alb.: 211 Voorstelling: Vindplaals: Aim. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Details: Inv.: 2294 Jacobus op schelp Santiago de Compostela Nieuwlande h.: 14 br.: 10,5 lood-liu Alb.: 212 Voorstelling: Vindplaals: A I'm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Inv.: 1718 Jacobus op schelp Santiago de Compostela Nieuwlande h.: 3 I hr.: 30 lood-lin Tiifi 500 Alb.: 214 Inv.: 2236 Alb.: 215 Inv.: 0690 Voorstelling: Jacobus op schelp Voorstelling: Schelp met Jacobus Santiago de Santiago de Compostela Compostela Vindplaals: VOiss ingen Vindplaats: Tolsende Alin. h.: 33 br.: 25 Afm. h.: 41 hr.: 30 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: Datering: draagspeld 1475-1525 Bevestiging: Dalering: hangoogje 1400-1450 Details: — Details: — Alb.: 217 Inv.: 0940 Voorstelling: Schelp Alb.: 218 Inv.: 2327 Voorstelling: Schelp Vindplaals: Aim. Materiaal: Bcvestig ing: Datering: Details: Amsterdam h.: 35 br.: 28 lood-tin hangoogje 1450-1500 Vindplaals: Afm. Materiaal: Bevestiging: Daterimi: Details" Amsterdam h.: 28 br.: 25 lood-tin 2 ingeslagen gaatjes 1450-1500 Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuwlande h.: 25 hr.: 19 lood-tin draagspeld 1450-1500 165
А1Ъ.: 219 Inv.:0224 Voorstelling: Schelp Afb.: 220 Inv.: 0446 Voorstelling: Schelp Alb.: 221 Inv.: 1698 Voorstelling: Schelp Vindplaats: Aim. Maleriaal: Bevestigine: Datering: Details: Reimerswaal h.: 19,5 br.: 18 lood-tin draaaspeld 1450-1500 Vindplaats: Nieuvvlande Afm. h.: 20,5 br.: 18 Materiaal: lood-tin Bevesiiging: draaespeld en oogje Datering: 1450-1500 Details: — Vindplaats: A I'm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuwlande h.: 26 hr.: 19 lood-tin omlijsling, hangoog 1450-1500 keerzijde glas Afb.: 222 Inv.: 2328 Alb.: 2^3 Inv.: 2386 Alb.: 224 Inv.: 1523 Voorstelling: Jacobsschelp met slaf Santiago de Compostela Voorstelling: Jacobus Santiago de Voorstelling: Schelp met kruis Vindplaats: Rilland Compostela Vindplaats: Nieuvvlande Afm. h.: 34 br.: 16 Vindplaats: Nieuwlande Afm. h.: 26 br.: 15 Materiaal: lood-tin Afm. h.: 30 br.: 12 Materiaal: koperlegering Bevestiging: doorboorde schelphoe- Materiaal: lood-tin Bevestiging: oogje achtcrzijde ken Bevestiging: niet nicer aanvvezic Datcring: 1475-1525 Datering: Details: 1450-1500 Datering: Details: 1400-1450 ster, kruis en schelp Details: — Alb.: 225 Inv.: 0769 Voorstclling: Halve maan met schelp Vindplaats: Afm. Maleriaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuvvlande h.: 22 hr.: 14 lood-tin haneoogje 1450-1500 Alb.: 226 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1 185 Jacobus Santiago de Compostela Nieuwlande h.: 25 hr.: 22 lood-tin haneooeje 1450-1500 slaf en schelp Alb.: 227 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Date ring: Details: Opschrift: Inv.: 1333 Jacobus Santiago de Compostela Nieuvvlande h.: 28 br.: 28 koperlegering omlijstinu ontbreekt 1475-1525 vvapenschild SANCTE IACOP 166
Afb.: 228 Voorstclling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Opschrift: Inv.: 2523 Л1Ъ.: 229A Inv.: 1773 A Alb.: 229В Inv.: I773B Schclp Voorstclling: Jacobus Voorstclling: Schclp Nieuwlande h.: 18 br.: 28 Vindplaats: Santiago de Compostela Damme Vindplaats: Santiago de Compostela Damme lood-tin Afm. h.: 35 br.: 30 Afm. h.: 35 br.: 30 oo« je Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin 1375-1425 Bevestiging: oo2 jes Bevestiging: oogjes onleesbaar Dalering: 1450-1500 Datering: 1450-1500 Details: ampul Details: ampul Afb.: 230 Voorstclling Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1008 : Kraal met schclpmnlieven Santiago de Compostela Nieuwlande h.: 15 br.: 15 git (azabaehe) doorboriim 1450-1500 AZABACHE OF GIT UIT SANTIAGO Afb. 208. 209 cn 230 betreffen uit git of a/abache gcsneden voorwerpcn: een hanger ill de vorm van dc apostel Jacobus, een schelpje met de bcellenis van Jacobus, en cen nagenoeg vierkante maar [evens selielp- vormige kraal. Uit de liardc maargoed snijdbare dclfslofgit of gagaat vverden alle den к bare devotionalia en souvenirs vcr- vaardigd die uun de Saniiagogangers kon- den vvordcn verkocht. Dc diep /wane en «danzend gepolijste ‘azabaclies' werden in de latere middeieeuwen bijna even karakte- ristiek voor de reis naar Santiago als de Jacobus- of Kamschclpen. Afb.: 231 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Afb.: 232 Voorstclling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Inv.: 1490 Pelgrimsstafje Santiago de Compostela Nieuwlande h.: 88 hr.: 8 been ontbreekt 1450-1500 Inv.: 1663 Pelgrimsstafje Santiago de Compostela Nieuwlande h.: 59 br.: 8 been ontbreekt 1450-1500 PKLG КIMSSTA F.l l\S OF ‘BORDONCILLOS’ Het uan bod van devotionalia ill Santiago de Compostela was grout. Behalve de al dan niel in nietaal. been of ivoor nageniaakte Jaeohsschelpen cn de insignes of direei \er- vvante voorweipen van git. moctcn liier ook worden genoemd de mimaliuir-pdgriins- stafjes, de zogenoemde ‘bordoneillos’, waarvan de enige in dc Nederlanden lerug- gevonden of allhans herkende exempkuvii stammen uit Nieuwlande en twee daarvan zijn hier algeheeld (alb. 231 - 232). Beide stork verwante stafjes /ijn win been op de draaibank vervaardigd. Gekrnisie pelgrims- slaljes кошен op albeeldingen van pelgrims vanaf de late vijfliende eeuw ongelooflijk veel voor en zijn bijna nog algemener als herkenningsteken voorde bedevaartganger dan de Jacobssehelp. Het is dan ook onbe- grijpelijk dal or tot op hedeii niet nicer wer¬ den leruggevondeii. De mooiste en tegelijkL*nijd ook overheken- de parallel voor de beide in Nieuwlande gevonden stafjes. /ijn de twee gedraaide bench bordoneillos op de /uarllederen pel- grimsmaiilel en de lieniallen grot ere en kleinere liiiiiialuiir-stai jes op de zwarte \ il- ten pelgrimshoed van Stephan III Praim uit 1570-1571 in het Germanisches National- nniseum te Neurenberg. Ook op de hoed van Jacobus, algeheeld op p. 44 (ill. 16), zien we de miniatuui-stafjes achter de Jacobssehelp. 167
Afb.: 233 lnv.: 1605 Alb.: 234 lnv.: 1606 Alb.: 235 lnv.: 0У51 Voorstelling: Job Voorstelling: Job Voorstelling: Job Wezemaal Wezemaal Wezemaal Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande A fm. h.: 83 br.: 53 Afm. h.: 77 br.: 51 Afm. h.: 72 br.: 43 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: oogjes Bevestiging: oogjes Bevestiging: oogjes Datering: 1450-1500 Datering: 1450-1500 Datering: 1450-1500 Opschrift: S. JOB VAN Opschrift: S. JOB TE WESEMALE Opschrift: S. JOB TOT WE ... WES(E)M(ALE) GOD GAF GOD NAM GOD GAF GOD NAM GOD GAF GOD NA(M) I)E HEILIGE MAN JOB, VVEZEMAAE Een in 1955 uitgebrachl bedevaaiivaanlje '■an het Brabantse We/emaal toont een afbeelding van het aldaar vereerde beeld van Job. Als lekst staat op het vaantje: 'Heilige man Job / hid voor ons ! / Wezemaar en in het opengeslagen boeh dal Job omhoog houdt in zijn rechterhand is leesbaar ‘God guf/ God nam". Dit bede- vaartvaantje komt voort nit ecu oude tradi- lie van Jobsvcrering to Wezemaal. de tradi- tie waarvan de hier getoonde elf vijftiende- eti vroeg-zestiende-eeuwsc pclgrimstekens het begin mar'Keren (alb. 233 - 243). Zowel het vaantje als vijf van de insignes vermel- den de karakteristieke en hcrustende spreuk ‘God gal' - God nam*. De Oudtestanientische man Job. hoofdper- soon van het bijbelbock Job, leefde in het land Us dat vermoedelijk ten zuidoosten van Damascus gesitueerd moot worden. Job is in het Oude Testament een toonbeeld van lechtvaardigheid en geduld. Door zijn beprocvingen. zijn lijden en zijn uiteindelij- ke overwinning daarvan vvordl hij bcsehouvvd als een vooratbeelding van Chrisms. Het onverdiende lijden van de godvruehtige man en de lechtvaardigheid van God vormen het eemrale tliema van het boek Job. In de eerste twee hoofdstukken vvordl verhaald hoe Job op de proef wordt gesleld. dan volgen gesprekken met Job. Job ondervverpi /ieh en wordt tenslolte in ere hersteld. De ‘heilige man Job' wordt doorgaans afgebeeld in zijn ellende. schamel gckleed en zittend op een mesthoop. Met een pot- scherf krabt hij zijn wondcn. Vaak, zoab ook op de reeks pclgrimstekens uit Wezemaal, wordt hij omringd door omstan- ders: vrienden die met hem praten, andercn die hem bespolten. muzikanten die hem trooslen. Een mu/ikant krijgt van Job een algekrabde korst van een van zijn wondcn aangereikt. Dit isde verbeelding van een apocriefe legende over Job: de van zijn zvveren gekrabdc korsten die Job dankhaar aan de mu/ikanien overhandigde. verander- den in goudsiukken ! De bel bovcn het hoofd van Job op een uan- tal van de insignes geeli aan dat de heilige man als melaatse of pestlijder is voorge- steld. Middeleeuvvsc pcstlijders mocsten immcrs hun aanvve/igheid aankondigcn door te luiden met cen bel of te zwaaien met een ralel. zodat gezonden /ieh uit de voeten konden maken. In de late middcl- eeuwen vverd de heilige man Job op vele plaatsen in Vlaanderen en Brabant vereerd. Hij vverd vooral aangeroepen als bescherm- heilige legen de pest, maar tevens als patroon van slachtolTers van hesmeltelijke zieklen; ook genoot hij verering als patroonheilige voor muzikanten op grond van de gcnoemde latere legende. Onbekend is wanncer dc Jobsvcrering te We/emaal is ontstann. In 1410 schijnt de pelgrimagc naar Job daar al zo’n omvang te hebben dat een kloosterstichting wordt afgehouden omdat de vele pelgrims de rust te zeer zou- den verstoren. De kerkrekening van 1472. bewaard in het archief van de abdij v an Avcrbode. geeft enig idee over de omvang van de bedevaait. Op Sint-Jobsdag, 10 mei, spcelden drie pijpers voor het beeld van Job in de kerk en trok een proeessie uit. In het offerblok vverd die dag maar liefst 70 gul¬ den en 3 sluiver aangelroffen en cr zouden 53 dozijn “leeken.s' ofwel 636 insignes zijn verkoeht. In de loop van het rekeningjaur werden toen bovendien 4 ons ‘silveren tee- kenen’ en 280 dozijn ‘anderc teekenen'. dus 3360 anderc insignes - vvaarschijnlijk lood-tinnen, tenzij toen ook de latoenkope- ren Jobsinsignes al verhandcld werden: 168
Alb.: 236 Inv.: 1828 Afb.: 237 Inv.: 1793 Afb.: 238 Inv.: 1604 Voorstelling: Job Voorstelling: Job Voorstelling: Job Wezemaal Wezemaal Wezemaal Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande Afm. h.: 34 br.: 44 Afm. h.: 64 1/2 br.: 43 Afm. h.: 54 br.: 34 Materiaal: lood-lin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bcvestiging: oosjes Bevestiging: oogjes Bevestiging: ooujes Dalering: 1450-1500 Date ring: 1450-1500 Datering: 1450-1500 Opschrifl: GOD GAF GOD Opschrift: S. JOB VAN Details: wapenschild NAM VVESEM ... Opschrifl: S. JOB VA WESE bovcndien was er in dc vvinicr nog een dozijn verkocht (zie p. 79-83: Pelgrimstckens van dc Heiligc Man Job, Wezemaal). Van de elf hier afgebeelde insigncs van Job te Wczemaal, werden er negen in Nieuwlande gevonden, een in bet evenccns verdronken Scheldedorp Valkenisse en een in Amsterdam. De eerste vijf pelgrimsle- kens zijn varianten van een type, waarook het zesde bijna gave cxemplaar (afb. 238) nog bij aansluit. Deze ajour gegoten insig- nes tonen steeds in een gotisehe omkade- ring Job en de mu/ikanlen. Job ver/ucht lelkens weer, verwoord op dc banderol, berustend dat God terugnam wat hij hem eerder had geschonken. tervvijl onder de mesivault aangegeven is dat het ‘S. Job van Wescmale’ betreft. Op het zesde en de anderc insignes is de spreuk weggelaten. Bij het insigne van а!Ъ. 238 is tussen Job en de muzikanten het wapenschilil van Wezemaal geplaatst: drie adelaars met „espreide vleugels en afgevvendc kop (2-1). Op tie ruilvormige hanger а1Ъ. 240A-B komt de adelaar op het schild terug binnen het randsehrift dat opnieuw onmiskenbaar naar We/cniaal verwijst. Het wapenschildje op de kleinere medaille van а1Ъ. 239 is gekwartierd met de wapens Brimeu en Crov. Dit gee ft houvast voor de datering van dit hangertje: in 1472 knchi de heer van lmbercourl, Gui dc Brimeu, de buionic van VVe/emaal van Jean de Croy, heer van Rhode. Gezien het ontbreken van specifickc aan- duidingen op de insignes van afb. 241, 242 en 243, mocten vve voorzichtig zijn met een locwijzing. Job vverd iminers ook op andere plaatsen dan Wezemaal vereerd. Het Museum Vleeshuis te Antwerpen bezit hijv oorheeld een vijfliende- of vroeg-zes- tiende-eeuws luingertje met op de voorzijdc Job en de muzikanten, op de keerzijde de lekst ‘Sente Job bij Aelst Ora p(ro) mobis). Interessant is dat het mnde laloenkoperen plaalje (afb. 242) verwijst naar een \S. lop Orden’. kennelijk een gebedsbroedersehap ter ere van Job. 169
Afb.: 239 Im.: "*228 А1Ъ.: 240A Inv.: 2211A Afb.: 240В Inv.: 221 IB Voorstelling: Job Wezemaal Voorstelling: Job Wezemaal Voorstelling: Job Wezemaal Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Valkenissc Vindplaats: Valkenissc Afm. h.: 33 br.: 29 Afm. h.: 56 hr.: 39 Afm. h.: 56 br.: 39 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: hangoogje Bevestiging: hangoogjc Bevestiging: hanooogje Datering: 1472-1525 Datering: 1500-1550 Datering: 1500-1550 Details: wapcnschild; keerzijde identiek Details: Job tussen muzikar- ten Details: Opschrift: wapenschild SENTE JOB VAN WESENMALE BIDT VOOR ONS Afb.: 24] Voorstelling: Vindplaats: A fm. Materiaal: Bevestiging: Dale ring: Details: Inv.: 1257 Job Wezcmaal? Amsterdam h.:42 br.:41 lood-tin niel bewaard 1475-1525 keerzijde identiek Afb.: 242 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Inv.: 1381 Job Wezemaal? Nieuwlande h.: 33 br.: 33 latoenkoper omlij sting niel bevvaard 1475-1525 S IOPORDEN А1Ъ.: 243 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Details: Inv.: 1395 Job Wezemaal? Nieuwlande h.: 25 br.: 25 latoenkoper 2 imicslauen gaatjes 1475-1525 170
JOHANNES DE DOPER, AMIENS De beide hiernaast al'geheelde insignes (afb. 244 en 2451 sielk'n de toning van hei hoot'd van Johannes de Doper voor dat vei- eerd wercl le Amiens. Volgens de tradilie was in 1204 een Pieardier aamve/ig hij de plundering van Con.sUintinopel, die ceil scholcl buitmaakte met een deel van de schedel van Johannes de Doper. Terug in Picurdie, sehonk hij de reliekhouder aan de kalhedraal van Amiens, waardit leidde tot cen grote verering van Joliannes de Doper. Forgeais publiceerde in 1863 at aehl varian- ten van lict insigne nil Amiens, alle gevon- den in de Seine bij Parijs en door hem in de vijitiende of /estiende ceuw gedateerd. Sedertdien kvvamen nog till van Johannes- dc-Doper-insignes uil Amiens levoorseliijn, die bevvijzen dal deze culms at vrneg een groic bekendheid genoot. Rijvoorbeeld in Engeland werden verschillende exeniplaren gevonden. waaronder enkele die in de der- tiende eeiiw kunnen wonlen gedaleerd. Hei randschrift van de sterk traditionele insignes geefi steeds aan dal hei om het hoofd van Johannes de Doper gaat en soins is Amiens daarhij vermeld als vererings- plauts. AIT.: 244 lnv.: 2270 Voorstelling: Johannes de Doper Amiens Vindplaats: Dordrecht Aim. h.: 43 br.: 43 Materiaal: lood-tin Bevestiging: niet bewaard Datering: 1275-1325 Opschrilt: onleesbaar Afb.: 246 Inv.: 1241 Voorstclling: Johannes dc Doper Vindplaats: Kampen A fm. h.: 26 br.: 19 Materiaal: lood-tin Bevestiging: draagspcld Dalering: 1300-1400 Details: Lam Gods Alb.: 247 Inv.: 0466 Voorstelling: Johannes de Doper Vindplaats: Nieuwlandc Al'm. h.: 24 br.: 23 Materiaal: lood-tin Bevestiging: niet bewaard Dalering: 1300-1400 Details: Lam Gods Alb.: 248 Inv.: 1480 Voorstelling: Johannes dc Doper Vindplaats: Nieuwlande Al’m. h.: 29 br.: 20 Materiaal: lood-tin Bevestiging: draagspeld Dalering: 1375-1425 Details: Lam Gods Alb.: 245 Inv.: 1993 Voorstclling: Johannes de Doper Amiens Vindplaats: Dordrecht Alin. h.: 39 br.: 38 Materiaal: lood (C.L.) Bevesligim:: oogjes Dalering: " 1300-1350 Opschrilt: LCCE: (SIGNUM: ПАС1ЕГ BEAT1: JOHANNIS BAPTIST A JOHANNES DE DOPER ‘Ziet het Lam Gods dat wegneemi de /onde van de wereld’. De/e vvoorden sprak Johannes de Doper (Jo. 1.29) bij de doop van Clirislus in de Jordaan: Christus /ou als een Lam warden geolferd. De drie liier al'gcbeelde pelgrinislekens geven Johannes de Doper weer op het moment dat hij de/e woorden spreekl: met /ijn reclilerhand vvijst hij op het Lam Gods in /.ijn andere hand. Johannes, de laalste van de Oudtesta- mentische proleten, had /ieh als boeiepre- diker leruggetrokken in de woestijn van het Jordaandal en doopte hen die hem wildcn aanhoren. Ook Christus word door hem gedoopt en Johannes presenteerde Hem toon als de lang voorspelde verlosser. Als woeslijnprediker wordt Johannes de Doper steevasl mei een ruige haardo.s en baanl af’gebceld en meestal is hij gelnild in een kemelharenkleed. Leu aan dc/e Johaiines-insignes \erwant evempbar bevond zicli in de door Arthur Forgeais beschreven vondsten uil de Seine bij Parijs; Forgeais suggereerde dat ook dat insigne uit Amiens afkumslig /ou /ijn. Ge/ien de reel ruimere verering van Johannes de Doper is vooralsiiog niet mogelijk een herkomst voor de/e pelgrims- tekens aan te geven. 171
Alb.: 249 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevesliging: Datering: Details: Inv.:()()!() Juris Reimerswaal h.: 58 br.: 60 lood-tin oogjc 1400-1450 А1Ъ.: 250 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevesliging: Dalering: Details: Inv.: 1933 Joris Nieuvvlande h.: 43 br.: 44 lood-tin niel bewaard 1400-1450 Alb.: 251 Voorstelling: Vindplaats: A fm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 0784 Joris Nieuwlande h.: 43 br.: 45 lood-tin niet bewaard 1400-1450 SINT JORIS VERSLAAT DE DRAAK Georgius of Joris was \olgens de middel- eeuwse heiligenlegende een hooggeplaaisi Romeins soldaat die under keizer Dioelelianus ter dood werd gebracht om reden van zijn christelijk geloof. In dc elide eeuvv werd aan zijn vita of levensbeschri j- ving het wonderverhaal toegevoegd waar- door hij sederldien het meest bekend is. zijn overwinning op de draak. Dezc gesehiede- nis komt ook voor in direct vergelijkbarc vorm bij andere heiligen en is de verbeel- ding van de strijd lu.sscn goed en kwaad. De drakendoders staan voor het goede cn ver- slaan het duivelse, het kvvaile. Bij Joris luidt het verhaal aldus: als iribuun van Kappadocie к warn hij op een dag bij een stad die al geruime lijd werd helaagd door een vreselijke draak die leefde in nabij gelegen moerasgebied. De stadsbevolking trachtte het dier in loom te houden door het sehapen te voeren. De veestapel raakte uit- geput en men besloot voorlaan dagelijks een schaap en een kind, dal door het lot werd aangewe/en, te offeren. Joris trol'de wenende koningsdoehler aan die op weg was om verslonden te worden. Dc heilige sprung te paard, trok de moerassen in cn vers I deg het ongedierte. Dc vastc ieonografie van Joris is dan ook de voorstelling als jeugdige ridder, in liar- nus en met een sehild waarop het kruis - in rood op /ilver of wit die met gevelde Ians de draak doorsteekt (zie alb. 249 - 255, 257 - 258). Ook wordl hij wel staande afge- beeld, de strijd bcslechtend met de over- wonnen draak under zijn voeten ( alb. 256. 259 - 260). Als soldatenheilige werd de martelaar Joris vooral vereerd als patroon van ridders cn andere militairen, en van schutterijen. Overal in de ehristelijke wereld waren kcr- ken, kapellen en altaren aan hem gewijd en het was dan ook nog niet mogelijk insignes van Joris toe te schrijven aan bcpaaldc bedevaartsoorden. Cultusbeclden van sint Joris en relieken van hem bevonden zieh op vele piuutsen. Het nicest belangrijk als ver- eringsplaats van Joris was wel de aan hem gevvijde kerk van S. Giorgio tc Rome, waar zijn lioold vereerd werd en aan pelgrims werd geloond in een schrijn met afneem- baar dcksel zodat de schedelrelick werke- lijk was te zien. Een al in de veertiende eeuvv under de opgelegde bedevaarlen genoemdc 7uidncderland.se plants waar Joris in het bijzonder werd vereerd, was het dichtbij Brugge gelegen dorpje Sint-Joris-ien- Dislel. Missehien verwijzen sommige van de liicr gepresenteerde insignes wel naar deze of andere bedevaartplaalsen ter ere van Joris. Zeker is uok mogelijk dal insig¬ nes met de beeltcnis van de dapperc Joris voor schutterijen en milities werden aange- maakt of ook voor een meer algemeue ver- koup als afbeelding van een populairc naam- of patroonheilige. Opmcrkelijk in de liier getoonde reeks van twaalf Joris-insignes zijn de laatste zes (alb. 255 - 260), waarbij de voorstelling van de drakendoder gcplaatst is tegen een veerhou- dertje: een met een oogje op dc kleding ot hoed tc heehten kokertje dat diende om er als sier cen geklcurde pluim in te zetten. Met name hierdoor doen deze speldjes slerk denken aan broedcrschapstekcns of insig¬ nes voor schiitlerijen. 172
Afb.: 252 Voorstelling: Vindplaats: A fm. Materiaal: Bevcstiging: Datering: Details: Inv.: 1957 Juris Rotterdam h.: 41 br.: 45 lood-tin uict bevvaard 1400-1450 Afb.: 255 Inv.: 1635 Voorstelling: Joris Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevesliging: Datering: Details: Nieuvvlandc h.: 24 br.: 20 lood-tin oogje achter/ijde 1450-1500 veerhouder Alb.: 258 Inv.: 1534 Voorstelling: Juris Vindplaats: A fm. Materiaal: Bcvestiging: Dalering: Details: Amsterdam h.: 35 br.: 16 lood-tin ooaje achter/ijde 1450-1500 veerhouder Alb.: 253 Inv.: 1996 Voorstelling: Joris Vindplaats: A fm. Materiaal: Bevesliging: Datering: Details: Nieuvvlande h.: 41 br.: 29 lood-tin hangoogje 1450-1500 Afb.: 256 Inv.: 1672 Voorstelling: Joris Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevesliging: Datering: Details: Nieuvvlande li.: 39 br.: 16 lood-tin oogje achter/ijde 1450-1500 veerhouder Alb.: 259 Inv.: 1640 Voorstelling: Joris Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevesliging: Dalering: Details: Nieuvvlandc h.: 38 br.: 26 lood-tin oogje achter/ijde 1450-1500 veerhouder Alb.: 254 Voorstelling: Vindplaats: Alin. Materiaal: Bevesliging: Datering: Details: Inv.: 1476 Joris Nieuvvlande h.: 35 br.: 33 lood-tin draagspeld 1450-1500 Alb.: 257 Inv.: 1496 Voorstelling: Joris Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevesliging: Datcring: Details: Nieuvvlandc h.: 35 hr.: 18 lood-tin oogje t ichter/ijde 1450-1500 veerhouder Alb.: 260 Inv.: 2355 Voorstelling: Joris Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevcstiging: Dateriim: Details:'" Nieuvvlande h.: 26 hr.: 16 lood-tin oogje achtcrsijde 1450-1500 veerhouder 173
Afb.: 261 Inv.: 0067 Alb.: 262 Inv.: 1690 Alb.: 263 Inv.: 2461 Voorstelling: Josse St. Josse-sur-Mer Voorstelling: Josse St. Josse-sur-Mcr Voorstelling: Josse St. Jossc-sLir-Mer Vindplaais: Reimerswaal Vindplaais: Dordrecht Vindplaais: Nieuwlande Aim. h.: 73 hr.: 31 Afm. h.: 69 br.: 33 Afm. h.: 51 br.: 30 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: loud-tin Bevcstiging: niel nicer aanwezig Bevesliging: oogjes Bevestiging: ooejes Datering: 1350-1400 Datcring: 1400-1450 Dalering: 1450-1500 Opschrifl: JODOCUS (S:DOS ... Details: Opschrifl: kroon op arm S: IOSSE Details: Opschrift: kroon op arm S:IOSSE Jodocus, Judocus, Josse. Jons of Joost, is een pelgrimshcilige die al sinds de middel- eeuwen met name wordt vercerd in het naar hem genoemde Saint-Josse-sur-Mer, gele- ge.il bij de kust nict ver ten /uiden van het bernemde Maria-bedevaarisoord Boulogne- sur-Mcr(zie afb. 440 - 444). Jodocus lecfde in de Vevende eeuw. Zijn in de negende en elfde eeuw op schrift gestelde vita bericht nauwkeurig over zijn levensloop. Jodocus werd geboren in Bretagne in 593. Omstreeks 640 weigerdc hij dc Bretonsc koningskroon en werd priester. Rond 644 trok hij zich als kluizenaar terug, onder andere te Runiac en circa 665 op de plants waarde latere Benediktijnenabdij Saint- Josse-sur-Mer (Monireuil, Pas-de-Calai.s) werd gevestigd. Na een hedevaart naar Rome trok hij zich weer als kluizenaar terug. In of omstreeks 669 stierf hij. Zijn rclieken bevonden zich sinds het begin van de negendc eeuw in dc abdij Hyde bij Winchester; op 25 juli 977 werden ze terug- gevonden en vond een translate plants naar St.-Josse sur-Mer. Jodocus werd in de latere middeleeuwen een populaire pclgrimsheilige, naast uitcr- aard Jaeobus de Meerdere en Rochus. De taste iconografie van Jodocus is dan ook die van de bedevaartganger: met hoed, wijde mantel, las en staf, en soms als ver- wijzing naar zijn geloof het bock. Het spe- cilleke attribuut waardoor de pelgrim Jodocus onmiskenbuar te identificcrcn valt is de koningskroon. Dikwijls draagt hij de kroon, die hij volgens de legende immers niet wilde dragen. gesehoven om zijn arm; ook komi voor dat hij hem in dc hand heeft of dat de kroon aan zijn voeten ligl. Het drictal insignes dat hier is afgebeeld, is underling sterk verwant maar nict identiek. Duidelijk zijn de drie pclgrimstekcns nit verschillende niallen afkomstig. Jodocus is als de Romc-reiziger. dus als pelgrim voor- gesteld. met mantel, hoed, gebedssnoer. staf en ransel; bovendien zijn op verschillende plaatsen Jacobsschelpcn bevesligd waar¬ door hij des te duidelijker als pelgrim lier- kenbaar wordt. Zijn geweigerde konings¬ kroon is op de insignes nil Nieuwlande en Dordrecht legen Jodocus' rechterarm geplaatst en bij dit type insigne houdt hij. zoals uit het Dordtse exemplaar blijkt. in zijn linkerhand het boek en een rozenkrans omhoog. Bij het incomplete Jodocus-insig- ne uit Reimerswaal lijkt de kroon te ontbre- ken. Dat het ook hier om Saint-Josse gaat. is evenwcl onmiskenbaar aangegeven door de terzijde van zijn mantel en onder zijn rechterhand aangebrachte naam. waarvan nog slechls een gedceltc leesbaar is. Bij andere fragmenten van dit type Jodocus- insigne is de naam van de heilige hier dui¬ delijker leesbaar. In tolaal zijn oils 6 exem- plaren bekend van het type Jodocus-insigne waarbij de naam onder de voeten van de heilige is vveergegeven (alb. 262 en 263: 2 uit Dordrecht. I uit Mechelen. I uit Reimerswaal. 2 uit Rotterdam) en 2 sinks van het andere type (ufb. 261: I uit Nieuwlande en I uit Reimerswaal). 174
KAREL DE GROTE Alb.: 264 Voorstelling: Vindplaals: Aim. Matcriaal: Bevestiging: Daicring: Details: Inv.: 0530 Karel de Grote Aken Dordrecht h.: 57 hr.: 45 lood-tin gaatjes kroon 1350-1400 Alb.: 265 Voorstelling: Vindplaals: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: lnv.: 0660 Karel de Grote Aken Dordrecht h.: 38 br.: 27 lood-tin draagspeld 1350-1400 Karel de Grote word als heilige vereerd te Aken. waar hij begraven lag in de dour hcm/elf gcStiehie pahskapcl. Pal rone* van de domkerk waarvan de paltskapel deel uit- maakte. was de Maagd Maria ел de tunica van Maria was de belangrijkste reliek die in de A ken On/e-Lieve-Vrouwemunster werd vereerd (zie alb. 4l(i - 433). De relie- ken van Karel de Grote ware» eveneuns reden voor het grote sucees van Aken als bedevaartsoord. Bnerxijds bet re It dil de stoHelijke resteii van Karel, met name in het Karlschrein (voltooid in 1215) en in /ijn reliekenborstbeeld (ea. 1349): ander/ijds gaat het om voorwerpen die werden beschouvvd als het persoonlijk be/it vail keizer Karel. Tot voorkort waren geen pelgrimstekens met de voorstelling van Karel de Grote als zodanig herkend en in verband gebracht met de Karelsverering te Aken (vie ook p. 84-91: De heilige Karel de Grote j. Als Akense insignes /ijn en waren vooral die hekend die de devotie lot de ‘Maria Aquensis". de Akense Maria met Kind, en de tunica ran Maria centraal stellen. Recent ontdekte insignes en recent onder/oek heb- ben evenwel aan het liclu gebracht dal ook Karel ceil promincnle en /ellstandige plants innam onder de Akense devotionalia. Specifiek aan Karel gewijde pelgrimstekens komen voor en Karel de Grote wordt alge- beeld op de Maria-insignes t/ie alb. 41b, 417. 421.427). Het vierial bier als Karel de Grote -insignes gepresenleerdc pclgrimsle- kens belrclt uilsluitend de in Aken als heili¬ ge vereerde vorst. Het insigne van alb. 264 opent de reeks en is het incest duidelijk. Dit in Dordrecht gevonden exemplaar geelt ecu behoorlijk nauwge/ette albeelding van de reliekbusie van Karel de Grote die in ol' kort na 1349 op koslen \an Karel IV van Bohemen voor de schatkamer in Aken werd vervaardigd. Het i'ragmentarische konings- I tool'd (alb. 265) is waarschijnlijk een deel van een vergelijkbaar buste-insigne. De twee /ittende vorsten met him waardig- heidstekenen (kroon, zwatird. kruis en scep¬ ter) menen v\ ij ook - /ij het met enig \oor- behoud- als Karel de Grote-insignes te mogeii identifiecren. Alb.: 266 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: lnv.: 0825 Karel de Grote Aken Dordrecht h.: 52 hr.: 37 lood-tin (C.E.) oogjes 1350-1400 als zitlende koning, kruis, scepter en zwaard Afb.: 267 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: lnv.: 2356 Karel de Grote Aken Rotterdam h.: 48 br.: 30 lood-tin oogjes 1375-1425 als zitlende koning met zwaard 175
LAURENT1US, VINCENTIUS OF ONUKKEND ? Afb.: 268 Inv.: 2025 Voorstclling: Laurenlius? Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: leper h.: 76 br.: 39 lood-tin oogjes 1400-1450 VINTENTI VAN ... LOO Afb.: 272 Voorstclling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 2190 Lconardus Tolsende h.: 64 br.: 26 lood-tin niel bevvaard 1350-1400 bock en boeien Het zeer slordig gcgolen insignc van afb. 268, gevonden in leper, roept verseheidene vrugen op. De twee maal voorgestekle hei- lige lijkl op grand van de ieonogiafie te mneten vvorden geduid als de martelaar Laurenlius. Onder de gotisehe ni.s slant hij als diaken, in beide handen houdt hij een boek met een kruis op het voorplal voor zieli als verwij/ing naar het ehristelijk gcloof; under het tvveeregelig opsehril't is hij andermaal vveergegeven, nu ontkleed en gelegd op een rooster. De heiligenlegende van Laurenlius verhaalt iminers dat hij van- vvcge zijn gcloof levend vvei'd geroostcrd. Het opsclirilt tussen de beide voorslellingen van de hcilige waarnaar het insigne ver- wijst, is nogal slccht overgekomen op dit giclsel. Er lijkt ecu Vinccntius tc worden gememorcerd ‘van loo’ (?), dus in een plants Loo vereerd. Dit valt vooralsnog niel te rijmen met het afgebeelde. Ter weerszij- den van het hoofd van de staande figuur hangen ex-voio’s. links en reehis naast hem is een gelovige nccrgckniekl. LEONARDUS VAN NOBLAC St.-Leonard-de-Noblat is een bedcvaarts- oord gelegen aan ecu van de routes naar Santiago. De naamgever van de/e plants, de heilige die daar in de zesde ccuw werd beg raven, vvordl daar sinds de middeleeu- wen vereerd. Lconardus van Noblac stamde uit een voornaam Frankisch geslacht. hij koos evcnvvel voor een geestelijk leven en niet voor een aardse carriere. Hij werd momiik. weigerde een hem aangeboden bis- schopszetel en trok zich terug als kluize- naar in de omgeving van Limoges. Omstreeks 560 zou hij zijn gestorven. Bij zijn graf in de kapel van de klcinc, door hem gestichtc kloostergemeenschap, gebeurden versehillende wnndcrcn. Front- stond een toeloop van gelovigcn en in de elfde ccuw vond een translatie van zijn relieken plants naar Noblat. De kerk werd vergroot omdal vele pelgrims ontvangen mocsten kunnen worden bij de relieken van Leonardus, die vooral als patronnheilige van (ex-)gevangenen werd vereerd. De pel- grimstekens van Noblat, die sterk traditio- ncel zijn, tonen steeds dc heilige klui/enaar die cen voor hem neergeknicldc gevangene zegent. Als ex-voto's hangen boven diens hoofd uit dank aan de heilige gcschonken boeien. In 1983 werden er door Kurt Koster 15 teruggevonden exemplaren gei'nventari- scerd. die hij allc in de veertiende of vijf- licnde eeuw dateert. De drie hier gepubli- ceerde insignes uit Noblat waren toen nog niet bekend. Alb.: 269 Vourstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Details: Inv.: 1922 Lconardus Noblat Middelburg h.: 38 br.: 31 lood-tin (C.L.) niet bewaard 1350-1400 Afb.: 270 Voorslelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 2151 Leonardus Noblat Nieuwlande h.: 27 br.: 24 lood-tin niet bewaard 1350-1400 Afb.: 271 Voorslelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Details: Inv.: 0834 Leonardus Noblat Dordrecht h.: 27 br.: 23 lood-tin niet bewaard 1350-1400 keerzijde stcr in cirkcl 176
Afb.: 273 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Inv.: 1000 Lconardus Dudzclc В rug <ze h.: 66 br.: 44 lood-tin (C.L.) oogjes 1400-1450 D LEONARDOS, DUDZELE De met name sinds de elfde ccuvv sncl in populariteit loegenomen verering van Leonardus verbreidde zich vanuit St.- Leonard-de-Nohlat (zie bij alb. 269-271) naar andcre plaatsen in Huropa. Ben van dcze is het dorp Dud/ele ten noorden van Bruegc. De Leonardusverei ing daar gaat terug tot de late elfde of vroegc twaalfde eeuw. In de loop van de tvvaalfde eenw onl- stond de pelgrimage naar Sinl Lcnaan le Dudzcle. Ecu charter uit 1163 bewijstdat toen de bedevaart naar Leonardus in Dudzele al volop in zwang was. Opmerkelijk is enerzijds dat een reeks van drie vcrschillende modellen pelgrimsiekens van Leonardus uit Dudzele bekend is (vcr- gelijk alb. 273, 274 en 275) en ander/ijds dat nogal wat vermcldingen in archivalia betrelfende de I eonardus-insignes uit Dudzele tevoorschijn zijn gekomen (zie ook p. 92-95: "zelveren en de lode teeke- nen’. Leonardus te Dudzele). De terugge- vonden insignes dateren vermoedelijk alle uit de vijliiende en vroege zcstiendc eeuw. De schriftelijke bronnen die overgeleverd zijn, gaan hclaas niet vender teiug dan Afb.: 274 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Inv.: 1399 Lconardus Dudzcle Nieuvvlande h.: 84 br.: 36 lood-tin oogjes 1450-1500 S. LEDENART; D Alb.: 275 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Opschrift: Inv.: 0862 Lconardus Dudzele Nieuwlande h.: 50 br.: 24 lood-tin (C.L.) oocjes 1475-1525 S. (LED)ERNA; DD 1562-1503 en hebben betrekking op ‘zelvc- ren en de lode teekenen’, op insignes van zilveren van lood-tin. bovendien wordt gesproken van ‘mode teekenen". wat gem- terpreteerd is als insignes van roodkoper. Dil is vvaarscliijnlijk onjuist. er is nog ner- gens een middeleeuws modkoperen insigne gevonden. Mogelijk gaat het hier tun rood geschililerde pelgrimstekens: insignes van uiiecnlopende herkomst zijn aangetroffen met een besehilderiiig in een rode kleurstof. De drie typen Leonardusinsignes uit Dud/ele dragen alle als verwij/ing naar de plants van herkomst de letter "d". al dan niet bij de evvntuecl nog verbasterde uitgesehre- \en lokale variant op Leonardus" cigen- naam: Ledenart of Ledenaert. Het insigne van alb. 273 toont de diaken Leonardus. die in zijn rechtcrhand ccn dub- bele handboei omhoog houdt en met de lin- kerhand een bock tegen zich aandrukt. Boven zijn hoofil slant de letier ЧГ \ooi "Dudzele". Ter weerszijden van de heilige zijn klcine figuurtjes neergeknield - de lin¬ ker zeer IVagmentarisch - die zich in gebed tot Leonardus wenden. De rechter persoun is kennelijk op voorsprauk van Lconardus gene/en, want hij lijkt bijna triomlantelijk een van zijn krukken aan de heilige aau te bieden. Bij het tvveede type Lconardus insigne uit Dudzele zijn de vereerders weg- gelaten en is de heilige relatief groter: ook hier slant hij onder een golisclic driepas, waarin de letter ЧГ zich direct boven zijn liould bevindt. De/c hier lVagmentarische letier is spicgelbceldig. maar staat even/o voor Dud/ele als plants van herkomst. Onder de voeten van de heilige is zijn naam aangcbrucht. Dil/elfde z.ien we hij het derde en jongste type, de diclite en aan de boven- kant haUcirkelvormig afgesloten plaquette. Ook hier wcer is Leonardus volgens zijn gebi iiikelijke ieonogralie weergegeven. als diaken met de boeien als attrihuui. Nu slant ter weerszijden van zijn hoot’d tweemaal de letter "d". Dc/e plaquette. die direct verge- lijkhaar is met de jongste variant van de Adriaiius-insignes uit Geraardsbergen (zie alb. 17 - 19), volgl in lijd na tie heide open- gewerkt modellen en zal uit de late vijftien- de of vroege zestiende eeuw dateren. 177
Afb.: 276 Voorstelling: Vindplaats: A fm. Materiaal: Bcvestiging: Dalering: Opschrifl: Inv.: 1178 Lconardus Nieuvvlande h.: 46 br.: 27 lood-tin draagspeld 1450-1500 S. LENAERT Afb.: 277 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bcvestiging: Datcring: Opschrifl: Inv.: 1912 Lconardus Nieuwlande h.: 46 br.: 26 lood-tin draaizspeld 1450-1500 S. LENAERT Alb.: 278 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevcstiging: Dalering: Opschrift: Inv.: 2142 Leona rdus Rotterdam h.: 46 br.: 25 lood-tin draagspcld 1450-1500 S. LENAERT Afb.: 279 Inv.: 1475 Voorstelling: Leonardus Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevcstiging: Datcring: Details: Nieuwlande h.: 57 br.: 35 lood-tin draacspcld 1400-1450 LEONARDUS, ONBEKENDK HERKOMST Afb.: 280 Inv.: 2057 Voorstelling: Leonardus Vindplaats: Afm. Materiaal: Bcvestiging: Datering: Opschrifl: Nieuwlande h.: 27 br.: 28 lood-tin oogjes 1475-1525 SAN TUS LE NERDUS Leonardus van Noblac genoot op vele plaatsen een zudanige verering dat een meer of minder regionale pelgrimage ont- stond en dientengevolge dus de bijpassende devotionalia zoals pelgrimstekens werden verkocht. Leonardus-insigncs uit de Westv laamse plaats Dudzele konden vvor- den geTdentificccrd (alb. 273 - 275) evenals die uit St.-Leonard-de-Nohlal. waar de oor- sprong van de verering van deze heilige moel worden gezocht (afb. 269 -271). De herkonist van andere pelgrimstekens van Leonardus kon nog niet worden ge'identili- eeerd (alb. 272. 276 - 280). De drie ver- v ante insignes met de vrijstaande Lconardusllguur met nimbus, kromstaf, boeien en bij de kromstaf neergeknielde gelovige, stammen ongeiwijfcld uit hetzelf- dc pelgrimsoord (alb. 276 - 278). Deze Leonardus-bedevaard.splaats ligt beslist in het Nederlandse taalgebied. gezien de naamsvarianl lS. Lenaert’ die op alle drie de varianten van dit type voorkomt. Het nicest voor de hand ligt tc denken aan het Brabant.se stadje Zoutlecuw, dat een mi li¬ stens zo belangrijke Leonardus verering kende als het Vlaamse Dud/ele. Ook het ronde insigne van afb. 280 is van Nederlandse oorsprong. 178
Alb.: 283 Inv.: 0895 Voorslelling: Martinus Vindplaats: A fin. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Leiden h.:45br.:41 lood-tin hangoogje 1450-1500 Alb.: 281 Inv.: 1600 Alb.: 282 Inv.: 1795 Voorstclling: Liborius Voorslelling: Lutgar Paderborn Autun Vindplaats: Rotterdam Vindplaats: Nieuwlande A fm. h.: 56 br.: 34 Afm. h.: 52 br.: 32 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: oogjes Bevestiging: oogjes Date ring: 1400-1450 Datering: 1400-1450 Opschril't: S. LIBORIUS Opschrift: S. LOGHF.R LIBORIUS VAN EE MANS, LUTGAR OF I .EGER, AUTUN PADERBORN Liborius, tijdgcnool cn volgens de overle¬ vering vriend van Martinus van Tours, was bisschop van Le Mans van 348 tot /ijn dood in 397. In 836 werden de relieken van Liborius geschonken aan de bisschop van Faderborn. Tegeli.jk we id een eeuwige broedersehap gesloten tussen de kerken van Le Mans en Paderborn, die nog steeds bestaat. Kort na 1000 werd Liborius, die als heilige in toenemende mate werd vereerd. patroon van de kerk en van liel bisdom Paderborn. Hot insigne uit Rotterdam is het tweede Liborius-pclgrimsteken dal tevoorschijn is gekomen. In het begin van de/e eeuw werd een antler type Liborius-insigne opgebag- gerd uit de rivier de VV'eser. Dit exemplaar bevindt zieh in het Locke-Museum tc Bremen. Op dat insigne is de bisschop zit- tend afgcbeeld in een huisvormig kader, waarbij /.ijn naam eveneens tip de under- rand staat vermeld: \s liborius ep\ Bovendien bevindt zich daar aan tie voeten van Liborius een wiel met /es spaken. ver- mocdelijk als wapenteken (Osnabriick ?). Leodegarus, Lutgar of Leger (Logher), was \ anaf ongeveer 616 bisschop van Autun. Geboren uit een adellijk Frankiseh geslacht, koos hij vuor een kerkelijke loopbaan en stierf in 679/680. Sint Leger bekleedde ver- schillende kerkelijke funkties en was tot hij in ongenade viel, raadgever van koning Childeric 11. Na de moord op Childerie werd Lutgar in ere hersteld. In mei 676 is hij na een beJegering van Autun gevangen genomen. blind gemaakt, van /ijn tong beroofd en verbannen naar het klooster van Fecamp. Later werd hij onihoold. In 681 is /ijn stolfelijk overschot verheven en over- gebracht naar Saint-Maixent bij Poitiers, wnar hij van 653 tot 659 abt was geweest. Lutgar zou lamiliebanden hebben met Odilia (alb. 296), reden wnarom hij ook wordt vereerd cn afgcbeeld is in de Lizas. Gcwoonlijk wordt Lutgar afgcbeeld als bis¬ schop met het zwaard, de marielaarspalm en een boor, respcctievclijk vervvijzend naar zijn gewelddadige dood en de marte- ling waarbij hij blind werd gemaakt. De verering voor Lutgar is geconcentreerd te Autun. waar zieh op de plaats waar zijn ogen werden nitgestoken een miraculeuze broil bevond. MARTINUS VAN TOURS De levensbeschrijving van de heilige Martinus of Maarten door Sulpicius en vooral die door Gregorius van Tours behoorde in de vroege miildeleeuwen tot tie meest gele/en teksten. Dit verklaart ten dele de vvijdc verbreiding van zijn verering. Martinus. geboren omstreeks 316, werd Rumeins soldaat in Gallic. Op aehttienjari- gc leeftijd liet hij zich dopun en veiliei hot leger om als cliristelijk kluizenaar een al'ge- /onderd Icven le Icidcn. Later werd hij gekozen tot bisschop van Tours en zou 400 in die waardigheiil zijn gestorven. Kort voor zi jn doop overkwam hem het bekciulc wonder dat ook op heide hier afgebcelde insignes is wcergegeven: hij gaf een bede- laar, die later Christus /elf block te /ijn, de helfl van zijn rode soltlatenmantel. Alb.: 284 Inv.: 0855 Voorstclling: Martinus Vindplaats: A fin. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Rcimerswaal h.: 37 br.: 34 lood-tin nict bewaard 1400-1450 /.ie ook alb. 398 179
MATTHIAS, TRIER AIK: 285 Voorstelling: Vindplaats: A I'm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Details: Inv.: 1536 Matthias Trier Dordrecht h.: 37 br.: 29 lood-tin oogjes 1300-1400 bijl Afb.: 287 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Matcriaal: Bevestiging: Datcring: Details: Inv.: 2170 Matthias Trier Rei mers waal h.: 43 br.: 31 lood tin oogjes 1300-1400 bijl AIK: 286 Vooistelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Revest join о; Datering: Details" Inv.: 2227 Matthias Trier Dordrecht h.: 43 br.: 43 lood-tin ooiijes 1300-1400 bijl Afb.: 288 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Matcriaal: Bevcstiging: Dalering: Details: Inv.: 1998 Matthias-Maternus Trier Vlaanderen h.: 32 br.: 48 lood-tin niet bewaard 1350-1400 Do aposiel Matthias genoot shuts liet tvvee- de к wart van tie t waal file eeuw grote vere- ring in Trier. Zijn relieken werden in 1127 onidekt oiuler het hoofdaltaar van de oude lienediktijnenahdijkerk die Matthias als nieuue pairoon kreeg. VV'oitderen gcschied- den en pelgrims stroomden toe. De bede- vaart nfiar Trier groeide vervolgens nil tot ecu vail de /.even grootste van hot Rijnland. Vanaf 1512 trok ook de Heilige Rok die in de Dom were! getoond. pelgrims naar Trier en overv lengelde de Matthiaskei к al .<poe- dig. Matthias was als apostel in de plants geko- men van de verradcr Judas en predikte het ehristendoin later in Judea en Jefu/alem. Na gestenigd te zijn vond hij de dood door onthoofding. Zijn relieken werden door kei- zerin I lelena overgebracht naar Rome en naar Trier. Op de insignes van alb. 285. 286 en 287 /ien we Matthias /oals hij doorgaans wordt afgcheeld met de bijl als attribuut: als apos¬ tel houdt hij dikvvijls ook ccn boek in de hand. De kleinere figiircn ler/ijde van Matthias verbeelden vennoedelijk andere in de Sint-Maithiaskerk te Trier veicerde hei- ligen. Met name komen de eerste bissclinp- pen van Trier. Eueharius. Valerius en Malernus daarvoor in aanmerking. Het merkwaardige insigne van afb. 288 is even- ccns te duiden als een insigne van Matthias uit Trier en vvel op grond van overeenkoni- sten met een antler insigne-fragment (Neurenberg. Germanisches Nationalmuseum) en negen door Kurt Rosier ver/amelde afgiclsels van insignes op luidklokkcn uit de veertiende en de ccr- ste he I ft van de vijftiende eeuw. Roster ver- moedt dat de bisschop achter Matthias op het paard de heilige Malernus is. MATTHIAS. SIMON EN JUDAS. GOSLAR AIK: 289 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Inv.: 0593 Matthias - Simon - Judas Goslar Amsterdam h.:68 hr.: 41 lood-tin (C.L.) oogjes 1450-1500 ECCL. GOS - LARIS Dit uil/onderlijk fijn gedetaillcerde insigne met een ver uitgewei kte architccturale opbouw die gevuld is met de voorstellingen van drie heiligen, twee relieksehrijnen. een reliekarm. een monstrans. een kruis en ten- slotte nog een heraldisehe adelaar, kon op grond van het algebeelde worden geidenti- fieeerd, waarna het ook mogelijk bleek de mocilijk leesbare tekst op de onderrand te ontcijferen: ‘Eccl(esia) GoslarisL de kerk van Goslar. Op p. 96-98 (Een pelgrimsin- signe van het Stifl Simon en Judas te Goslar) wordt under ingegaan op het nicuw ontdekte insigne uit Goslar. waarvan dit het enige bekende exeinplaar is. 180
Alb.: 290 Inv.: 2018 Alb.: 291 Inv.: 1310 Afb.: 292 Inv.: 1538 Voorstclling: Michael Voorstclling: Michael Voorstclling: Michael Mont St. Michel Mont St. Michel Mont St. Michel Vindplaals: Nieuwlande Vindplaals: Amsterdam Vindplaals: Dordrecht Aim. h.: 31 hr.: 21 Aim. h.: 35 br.: 18 A I'm. h.: 19 hr.: 19 Materiaal: lood-lin Materiaal: lood-lin Materiaal: lood-tin Bevestiging: ontbreekl Bevestiging: oogje acliler/ijde Bevestiging: omlijsling niel Dalering: 1450-1500 Dalering: 1450-1500 bewaard Details: — Details: — Datering: 1475-1525 Details: Afb.: 293 Voorstclling: Vindplaals: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 2473 Michael Mont St. Michel Nieuwl ancle h.: 33 br.: 39 lood-lin draagspeld 1400-1450 Afb.: 294 Voorstclling: Vindplaals: A fm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1068 Schelp met wapen- scliild Mont St. Michel Nieuwlande h.:21 br.: 21 lood-lin draatispcld 1400-1450 vvapen Frankrijk MICHAEL, MONT-SAINT-MICHEL Dc aartsengel Michael vcr/oclil in hot jaar 708 de bisschnp van Avranches um op de spectaeulair in /ec gelegen berg Tomhe ecu kerk tc siiehtcn te /.ijnerere. Op vergelijk- barc vvij/e als was gebeurd op de Monte Gargano in Italic, werd boven op dc Mont 'I'omhe een Micliaelskapel gebouvvd. Van de Monte Gargano wist men bovendien wat Michaclsrelieken te verkrijgen: ecu stuk van de steen vvaarop de daar verschenen aartsengel had gestaan en een snipper van zijn rode mantel die hij had achlergelaten. Sinds %6 verzorgen Benediktijnen de dagelijkse erediensi op de Mont-Saint- Michel - zoals de berg werd herdoopl. Ook onivangen de monniken de pelgrims die daar in groien getale toestromen sedert cr op voorspraak van Michael verschillende vvonderen waren geschied. De Mont-Saint- Michel weril in de late middeleeuvven na Jeru/alem, Koine en Santiago de nicest be/ochte en bekendc bedevaartplaats. De speetaculaire ligging van het heiligdom op de top van de nagenoeg gelieel door de ahdij bebouwde bergtop in de zee voor de Normandische kust droeg daar niteraard in belangrijke mate toe bij. Bov endien lag de Mont-Saint-Michel in vergelijking met de andere grote bedevaartsdoelen in relatiel’ veilig en goed bereikbaar gebied. De iradilie wil dat in de negende en tiende eeuvv de pelgrims de gevvoonle hadden om een brokje steen van de berg of de gebou- vven en met name de Micliaelskapel als aan- denken en ‘reliek’ nice te nenien. Bij de ongekend grote loeloop van hedevaartgan- gers betekende dat een serieu/e bedreiging voor de Mont-Saint-Michel en op si rail e van de nicest ernstige tiissenkonist van Michaill zelf vverddit verboden. In plants daarvoor hood men schelpen aan nit vie zee die het heiligdom omringt. Dit gehniik werd in leite overgenomen van Santiago de Compostela t/ie alb. 204 - 232). al bevveren sommige Franse bronnen dat de oorsprong van de schelp als symbool voor de pelgrim bij de Mont-Sanit-Miehel ligt en niei in Spanje. Precies zoals in Santiago vverden ook op de Mont-Saint-Michel eclilfc schel- pen verkocht naasl schelpen verfraaid met appliques in metaal en nagemaakte schel¬ pen - bij voorkeur met extra versicring waardoor lum herkomst duidelijk werd (zie alb. 294). Doorgaans is Michael al'gebeeld als geluirnaste engel die met zvvaard en/of Ians de draak onder zijn voeten met sueces bestrijdt. Een in het Brits Museum bewaard hijna gaaf insigne maakl waarsehijiilijk dat de lood-tinnen schelp met het Iranse vvapen van alb. 294 bekround werd door de aarts- cngel Michael ten halve lijve. dus in feite als seliildhouder. De verkoop van insignes op de Mont-Saint- Mieliel gebeurde /oweI doorde monniken als door leken. Een urdonnantie van Karel VI, gedateerd 1393, spivekt over ‘les povres gens demourans an Mont Saint - Michiel, faisans ei vendans enseignesde Moneigneur saint Michel’. arme lieden die opde Mont-Saint-Michel vvonen en daar insignes van Mijnlieer Sint Michael maken en verkopen". Maar ook bij de verkoop door iinderen, hadden de monniken profijl van de insigneliandel want het was hun toe gestaan de “arme’ handelaien fiks te belas- ten. 181
NICOLA AS VAN МУКА Afb.: 295 Inv.: 0083 Voorstelling: Nicolaas Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevesliging: Datering: Details: Dordrecht h.: 28 br.: 19 messing (verzilverd) (C.L.) w hangoogje 1450-1500 Sint Nicolaas - Sinterklaas - bchoorl siiitls Jc middeleeuwen lot dc incest gevierde liei- ligen van dc cliristelijke vvereld al /ijn cr nnuwelijks historische gegevens over hem hekend. Zijn Icvensbescliijving is ecu men geling van legenden, historische gegevens en ontleningcn aan of verwarringen met de levcns van anderen. Nicolaas /oil een van de deelnemers /ijn geweest aan het eoncilie van Nicea. het in 325 gehouden eerste Algcmccn Concilie. Ilij was bisschop van Myra in Klein-Azie en stierf op 6 decemher in 342 of 347. Zijn vereiing was al in de /esde eeuw sierk verbreid in het oosten. Op 9 mei 1087 werden belangrijke relieken van Nicolaas overgebracht naar Bari in Apulie. dat sedertdien een druk be/ochte bedevaarl- plaats werd. Dc/e translatie beiekcnde het begin van een grote populariteil in het wes¬ tern In Rome en Italic werd hij in de negen- de eeuw al gevierd en omstrccks 1000 drong /ijn naam ook door ten noorden van de Alpcn. Omsireeks 1500 best aan er al /o’n tweedui/end plaalsen in het westen waar Nicolaas werd vereerd. De nicest bekende van de/e is het Franse pclgrims- oord Saint-Nicolas-du-Port, waarheen in de ivvaalfde of dertiende eeuw een vingerkoot- je van Nicolaas nit Bari was overgebracht. Het ver/.ilverde hangertje а!Ъ. 295 komt overeen met het voorkomen van pclgrims- Afb.: 296 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Inv.: 0848 Odilia Odilienberg-Elzas Nieuwlande h.: 65 br.: 46 lood-tin oosjes 1400-1450 S. ODILIA ODILIA, ODILIENBERG IN DE ELZAS Het insigne alb. 296 toonl staande tussen ranken dc heilige Odilia, gekleed in non- nen- of weduwendracht en met een nimbus achter haar hoofd. Op haar linkerhand heeft zc een boek. het attribuut in haar rechter- hand is bij dit exemplaar van het Odilia- insigne verdwenen. Een nagenoeg gelijk maar wat kleiner en bijna gaaf pelgrimste- ken wordt bewaard in het Germanisches Nationalmuseum le Neurenberg. Odilia houdt daar. en dal zal ook bij het exemplaar uit Nieuwlande /n geweest zijn. een kelk omhoog met haar rechterhand. Boven de kelk zweeft een hostie. Odilia of Ottilia /ou verwani zijn aan de heilige Leger, vooral vereerd te Aulun (zie alb. 282). De vita van Odilia vcrieli dat zij blind werd geboren en dat haar vader. de Elzasser herlog Athich. het kind daarom wilde latcn doden. Tocn ecu rondtrekkende bisschop haar doopte. werd Odilia ziende. Volwassen gevvorden, stichtte /e een vrou- wenklooster in het Schloss Hohcnburg en werd daar abdis. Zelden in de middeleeuw- se kunst en bijna steeds in voorstellingen uit later tijd. wordt ze afgebeeld als palro- tckcns nil Saint-Nicolas-du-Poil: tegelijker- tijd is dit evenwel de nicest verbreide voor- stellingsvvij/e van de heilige en het is op dit moment nog niet nit te maken of het liier een speeifiek pelgrimsteken betreft, een broederseliaps- of gilde-insigne, dan wel een voor nicer algemen devotie aangemaakt hangertje. Nicolaas is patroon van selieepvaarders, kooplieden en van de bakkers; in het noor¬ den van Europa werd zijn verering vooral door tie Hanze verbreid. De legende van de drie meisjes die hij in anoniiniteit belioedtle voor een gedwongen /ondig leven, door ecu bruidsehal - drie gouden ballen - in liuis te vverpen, inaakte hem lot tie heilige van de onverwaelile goede gaven en tot patroon en beschermer van kinileren. Dit laatslc aspect is vooral terug te voeren op een tweede bekend voorval uit Nicolaas* lieiligenleven, waarnaar ook de iconogralie van het liier afgebeeltle verzilverde hangertje van Nicolaas verwijst. Onderde zegenende rechterhand van de heilige bisschop bevindt zich een tobbe met drie kindertjes. De/e zoutlen door een herbergier zi jn geslaclit. in slukken gesneden en gcpekeld. Door mira- culcus ingri jpen van Nicolaas. die door een engel op de lioogte was gebracht van de gruvveltluud, werden zc gered. пел bij oogletsel of blindhcid - met twee ogen als karakteristiek attribuut. De kelk met de daarboven zwevendc gcconsacreer- de hostie verwijst naar een legendariseh beriehl over haar laatste communic. Odilia stierf in het jaar 720. Het Odilia-insigne te Neurenberg werd gevonden in Mittelfranken zonder arelieo- logische context waaraan een dalering ont- leend kan worden. Op stilistisehe gronden wordt het in de eerste liclft van de vijftien- de eeuw geduteerd, uat ook zal gelilen voor het exemplaar uit Nieuwlande. Een latere variant van hetzelfde insigne komt voor als algietsel op een luidklok vail omstreeks 1500 te Drochtersen (Kreis Slade). Het derde en laatste Odilia-insigne dat bekend is, heeft een nfwijkendc vorm - aehthoekig - en toont Odilia met boek en kromstaf. Dit insigne datcert uit dc late vijltiende eeuw. Alle Odilia-pelgrimslekens siammen waar- schijnlijk uit Odilienberg in de El/as, /oaks sinds de achtliende eeuw het middelecuwse Hohenhurg wordt genoeind. 182
ONTCOMMER OF WILGEFORTIS Alb.: 297 Inv.: 0006 Voorstelling: Ontcommer Stcenbergen Vindplaats: Kcimcrswaal Afm. h.: 107 br.: 67 Materiaal: lood-tin Bevestiging: oogjes Datering: 1450-1500 Details: resten uietproppen Opschrift: SENTE ONTCOMEK + MA + + ... AN ... VEN + Ontcommer ol Wilgelortis is tic плат van een gcheel Icgendarisclie vrouwelijke heili- ge. Vermocdelijk in tic vcerticnde eeuw ontstond haar levensbeschrijving. die vcr- haalt over een prinses die door haar heidcn- se, Portugese, vader tot een huvvelijk werd gedwongen. Dc prinses. die itich tot het Christendom had bekeerd, weigerde de hei- dense prins le huwen en bad God om liulp. Spontaan groeide om haar kin een haard en de voorgestelde huvvelijkskandidaat was niet langer in Wilgefortis geYntercsseerd. Het huwclijk ging niet door en andere min- naars vvaren niet nicer te vinden. De heidense kuning ontstak in woede en liet zijn chrislelijke dochter kruisigen naar voorbeeld van haar grole idool. Meestal vvordt zc algcbeeltl gebonden aan het kiuis, soms ook gcnageld zoals bij Christus was gebeard. Steeds is /e geklecd in een lang. Tot de voeten reikend gewaad en uiteraard heefl /e, bij haar verder vrouwelijke voor- komen, een rijke baardgroei. Als prinses en martelarcs draagt ze gewoonlijk een kroon ophethoold. De leuende van Ontcommer of Wilgefortis ontstond waarschijnlijk naar aanlciding van onbegrepen afbceldingcn van het miraeu- leuzc^kruisbeeld van Lucca (zie afb. 94). Dit crucif ix werd intensief vcrcerd en pef- grimstekens van de/e in een lang gewaad gekruisigde Christus vverden tot op zeer grole afstand van Lucca verspreid. Het Clirisiusbeeld van Lucca werd nagemaakt en ook ten noortlen van de Alpcn komcn vergefijkbarc, geklede Christusheelden \-oor. Maarook raakten afbceldingcn. en dan vail vooral ook aan pelgrimstekens le denken. geisolcerd van hun oorspronkelijkc context en vverden foutief geYnterpreteerd als bceltcnisscn van een gekruisigde vrouw. iminers in een lange jurk gekleed. Vermoedelijk deed de/e legendevorming /ieh het eerst in de Nederlanden. en nicer specifiek in de streek van Gent en Brugge voor. maarook in Frankrijk en elders in Europa is nagenoeg gelijktijdig van soort- gelijke verhaalvorming sprake. De licilige is under verschillende namcn bekend, uit- eenlopend van Ontcommer, Kiimmeriiis, Kummernus tot Wilgefortis, Liberala. Caritas. Gwer, Eutropia. Hiilpc en Debarras. Op verschillende plaatsen werd Ontcommer vereerd middels miraeiilcu/e beelden of schilderingcn. De nicest waarschijnlijkc plants van herkomst van hei liier afgebeelde insigne. vvaarvan in Zeeland iiogenkelc fragmenlcn aan het licht zijn gekomen, is het Westbrabanise Stcenbergen. Op geen vail de hekende exemplarcn is de tekst op de benedenrand vail het insigne duidclijk leesbaar. De in ‘Hciligen uit de modder' gegeven lezing nierttellinglieir is zeker onjuist. Mogelijk is daar de plants van her¬ komst ondiibbel/innig aangegeven. Hoc dan ook, in Stcenbergen bevond zieli een apart Wilgefortis-allaar, dat in 1483 vvordt vernoemd. Er bestond een ‘sime Jaeops elide sinte Oneommerprocessie*. ecu Sint- Onteummergilde en ook andere henamin- gen duiden op een populaire culms, die zuwel opgelegdc als vrijwillige pelgrima- ges naar Stcenbergen trok. Bovendien vveten we dat in Steenbcrgcn Wilgel'ortis- pclgrimstekens vverden verhandeld. De ver- koop van exemplaren aan edelmetaal was voorheliouden aan dc kerk en door de kerk gemachtigden; onedele insignes moebten kennelijk ook door anderen vvorden veilian- deld. Dit blijkl uit een verordening van Hendrik III van Nassau, die in 1504 liepaul- de ‘Dat nyemandt. wie hij sij egeenerhande tekenen. silvere of vergiiltlen. van der rcyn- der jonefr. Sinte Oneommer voerlane ver- copen en sal anders dan de kerckmeysters alhier oft diegene, die sc daertoe voegen sullen'. 183
PETRUS KN PAULUS, ROME Sinds lici midden van de derde eeuvv is sprake van eon vercring in Rome van Petrus cn Paul us: in de cataeomlien onderde S. Sebasiiano aan de Via Appia geluigen /o'n driehonderd ingekraste teksten dal daar her- denkingsbijeenkomsten plaais liadden *bij Petrus en Paulus’. Dit betekentdat men vermoeddc dat het gebeente \ an Petrus en Paulus zich daar bevond. In de vroegc vier- de eeuvv vverd het graf van Petrus ook gelo- kaliseerd onder de Sinl-Pieter: deze traditie 70U al snel de sterkste blijken. De volgende gang van zaken wordl we I vcrnndersteld: het lichaani of misschien allecn het hoofd van Petrus vverd overgebracht van de Vatieaanse heuvel naar de begraafplaals aan de Via Appia en vervolgens vond vveer een translatic plants naar de oorspronkelijke lokalie van het graf of de marteldood op de Vatieaanse heuvel. vvaar de basilica van Constantijn vverd gebouwd. Het gebeente van Paulus vvordt vereerd in de basiliek van San Paulo I'uori le Mura aan de Via Ostiensis buiten Rome. Vcrhaald wordl dut Petrus en Paulus gelijkti jdig maar onaflian- Alb.: 298 Voorstclling: Vindplaals: A fill. Materiaal: Bevesliging: Datering: Details: Inv.: 2000 Petrus Rome Dordrecht h.: 83 br.: 35 lood-tin niet aanwezig 1300-1400 Alb.: 299 Voorstclling: Vindplaals: A Ini. Materiaal: Bevesliging: Dalering: Opschrift: Inv.: 1907 Petrus, Paulus Rome Dordrecht h.: 32 br.: 37 lood-tin (C.L.) ingcslagen gaatjes 1300-1350 + SIGNA APOSTOLORUM PETRI ET PAULI + kelijk van elkaaren aan verschillende kan- ten v an de stad Rome de martcldood von- den tussen 64 en 68. Paulus zou, als Romein, zijn onlhoofd; Petrus vverd gekrui- sigd maar met zijn hoofd naar beneden, nmdut hij zich niet vvaartlig achtte te ster- ven als zijn meesier Christus. Voor het Christendom was Rome met de graven van Petrus en Paulus. de prinsen van de apostelen. met de talloze andcre martcla- rengraven cn met dc zetel van dc pausen die Christus en Petrus opv olgden, na Jeru7ulem het hclangrijkstc bedevaartsdoel. Ontclbare relieken vvaren in de Eeuvvige Stad verenigd, indrukvvekkende liturgisehe plechtigheden v onden daar plaats en het cenirale gezag van de christelijke kerk was er gevestigd. Pelgrims gingen naar Rome om Petrus te zien\ niet alleen zijn graf. maar ook mecr letterlijk in de gedaante van zijn opvolgers. de pausen. Met name vanaf de dertiende eeuvv hezoeht men bovendien niet alleen de Sint-Pieter. maar werden de 7-even Hoofdkerkcn van Rome Mingedaan. In elk van de Hoofdkerkcn vvaren grote aflatcn te verdienen die bij elkaar een ’voile aflaat' benaderden. Alleen tijdens ecu zoge- heten Heilig Jaar was de ‘Rume-Aflaet\ zoals in het middelncderlands het totaal van dc Roomsc aflatcn werd genoemd. een voile’ aflaat. een volledige kwijisehelding van de straftijd voor begane zonden. De vroegstc pclgrinislekens van Rome tonen het aposielcnpaar Petrus en Paulus (zie alb. 299j. Insigncs van alleen Petrus komen evcnccns voor (alb. 298 en 301). Alb. 302 lijkt cen bijzondere variant te zijn, waarbij de hooldvorm van het insigne. de kapitaal ‘A’ mogelijk bedoeld is als initiaal van de drager, tcrwijl in het opschrift naar de apostelen Petrus en Paulus vvordt vervve- zen. Geleidelijk ontwikkelde zich het ste- reotiepe pelgrimsteken voor de Rome-reizi- ger: de gekruiste Petrussleutels, al dan niet door de pauselijke tiara en het Vera Icon vcrgczeld (alb. 303 - 314). Zell's kon het zvvaard als vervvi j/ing naar Paulus daar aan worden toegevoegd (alb. 311). 184
А1Ъ.: 301 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Matcriaal: Bevestiging: Dalering: Details: Inv.: 1332 Petrus Rome Nieuwlandc h.: 19 hr.: 16 koperlegering (C.L.) oogje achter/ijile 1475-1525 А1Ъ.: 302 Voorstelling: Vindplaats: Alin. Matcriaal: Bevestiging: Datering: Opschrifi: Inv.: 1816 letter A Rome Dordrecht h.: 22 br.: 20 lood-lin draagspeld 1400-1450 PHTRVS (PAU)LVS ORA Afb.: 300 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Details: Inv.: 1182 Petrus, Paulus. Vera Icon Rome Nieuwlande h.: 85 hr.: 46 lood-tin nict bewaard 1300-1350 НЕТ VERA ICON, PETRUS EN paulus Het insignc-fragment dal hierbovcn is afge- heeld (afb. 300) loom relaiicf grout cn in hei midden lid hoot'd van Chiistus met kruisnimbus; lerzijde van Chrisius /ien we lager en kleiner dc hoofdcn van dc aposie- len Petrus en Paulus. In Rome blcef een cietmal bewaard (van Heeringen. Koldewcij & Gaalman 1987. p. 42 afb. 22) voor nagenoeg identieke pelgrimstekens: de apostelen Petrus en Paulus statin naast e|knar. Petrus heraldiseh rechts under het Chrislushootd en dus op de belangrijkste plaats. De apostelen liouden het attribuut waaraan /с herkcnbaar zijn. tusscn hen in. Petrus een grotc sleutel en Paul us het /waard. De/.e gietmal dateert mogelijk nog uit de dertiende of uit het begin van de veeniende eeuvv. Het insigne verwijsi behalvc naar de apostelen Petrus en Paulus. naar vvat als een van de grootste knstbaar- heden van het Christendom vverd besehouwd: het Vera icon of ‘Volto Santo', de / weetdoek van Veronica met dc afdruk van het smartvolle gelaal van Christus (zie ook afb. 73 - 80). Deze dock, waarmce Veronica tijdens de kruisvveg het gezicht van Christus afwiste en waar zijn heeltenis zich men op heditle, vverd in de Sint-Pieter bevvaaid. In vie late negende of v mege tien- de eeuvv wordt voor het eerst melding gemaakt van de/e doek, het ‘mandylion'. Sinds 1208 vverd dil ‘Volto Santo’ jaarlijks op de zondag na het octaaf v an Driekoningen plechtig in processie van de Sint-Pieter naar de kerk van S. Spirito in Sassia gedragen en vanaf die tijd. dus sinds de vroege dertiende eeuvv. zullcn pelgrims- tekens zijn aangemaakt met zovvel de ver- vvijzing naar de apostelen Petrus en Paulus als naar dil Vera Icon. 185
Afb.: 303 Inv.: 1596 Afb.: 304 Inv.: 1827 Afb.: 305 Inv.: 2394 Voorslelling: Petrusslcutels, tiara, Voorslelling: Petrussleutels, tiara, Voorslelling: Petrussleutels, tiara, Vera Icon Vera Icon Vera Icon Rome Rome Rome Vindplaals: Nieuvvlande Vindplaats: Nieuvvlande Vindplaats: Nieuvvlande Afm. h.: 54 br.: 38 Afm. h.: 46 br.: 35 Afm. h.: 36 br.: 20 Materiaal: lood-tin Maleriaal: lood-tin Materiaal: koperlegcring Bcvcstiging: openingen Bevestiging: openingen Bevestiging: oogje achterzijde Datering: 1425-1475 Datcring: 1425-1475 Datering: 1450-1500 Details: — Details: — Details: — Afb.: 306 Inv.: 1482 Afb.: 307 Inv.: 0763 Alb.: 308 Inv.: 0977 Voorslelling: Petrussleutels, Voorstclling: Petrussleutels, Voorstelling: Petrusslcutels. Vera Icon Vera Icon tiara Rome Rome Rome Vindplaals: Nieuvvlande Vindplaals: Nieuvvlande Vindplaals: Nieuvvlande Afm. h.: 26 br.: 20 Afm. h.: 19 br.: 19 Afm. h.: 28 br.: 20 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: hangoogjc Bevestiging: oogjes Bevestiging: niet aanwczig Datering: 1450-1500 Dalering: 1450-1500 Datering: 1450-1500 Details: — Details: — Details: — 186
Afb.: 309 Inv.: 1714 Alb.: 310 Inv.: 0978 Alb.: 311 Inv.: 1927 Voorstelling: Petrussleutels, tiara, Voorstelling: Petrussleutels, Voorstelling: Petrussleutels, tiara Vera Icon Vera Icon Rome Rome Rome Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Brugge Afm. h.: 36 br.: 19 Afm. h.: 36 br.: 34 Afm. h.:27 br.: 13 Materiaal: lood-tin Materiaal: latoenkoper (C.L.) Materiaal: lood-tin Bevestiging: gaatjes Bevestiging: ingeslasen gaaljes Bevestiging: oogje achterzijde Datering: 1450-1500 Datering: 1475-1525 Datering: 1450-1500 Details: /.waard Details: — Details: veerhouder attribuut van Paulus Alb.: 312 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Details: Inv.: 1398 Petrussleutels, schelp Rome Nieuwlande h.: 23 hr.: 14 lood-tin oogje achteiv.ijde 1400-1450 Afb.: 313 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1522 Petrussleutels Rome Nieuwlande h.: 18 br.: 18 lood-tin oogje achterzijde 1450-1500 Alb.: 314 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1515 Petrussleutels Rome Nieuwlande h.: 16 br.: 15 becn/ivoor openingen 1400-1450 187
PETRUS VAN LUXEMBURG, AVIGNON Alb.: 315 Inv.: 0003 Voorstelling: Petrus van Luxemburg Avignon Vindplaats: Dordrecht A fin. h.: 57 br.: 44 Materiaal: lood-tin Bevcstiging: oogjes Dalering: 1425-1475 Details: kardinaalshoed boven wapenschild Opschrift: BEAT * P. CARD QUIRINUS, NEUSS AM RHEIN Tien verschillende exemplaren vvorden bier afgebeeld van pelgrimstekens uit het Rijnlandse Ncuss. wuar de heilige martclaar Quirinus wordt vercerd (afb. 317-326). Quirinus wordt op de insignes steeds gehar- nast afgebeeld met als wapens ecu Ians met vlag, zwaard. nierdolk en schild. Rclatief grotc aantallen insignes van Quirinus uit Neuss /ijn in de Nederlanden teruggevon- den. De vele variunten die van de Quirinus- insignes bestaan. bewij/en evenzeerdat de pelgrimage naar Neuss pnpulair was cn alleen al uit het Zeeuw^e Nieuwlande zijn minstens 29 stuks tevoorschijn gekomen. Het hoogiepunt van de Quirinusverering in Neuss ligt in de vijftiende ccuw en met name kwamen er vele bedevaartgangers toen de stad Neuss van juli 1474 tot juni 1475 tevergeefs was belegerd door de Bourgondier Karel de Sloutc. De Duitse keizer Frederik III beloonde de stad Neuss \oor het tegenhouden van de rijksvijand met verschillende privileges, onder andere met een nieuw stadswapen. Dit nieuwe wapen toont de gouden dubbelkoppige rijksadelaar op een schild waarboven de keizerskroon. Op het insigne van afb. 319 is de dubbelkoppige adelaar boven het wapen Het insigne van de /alige Petrus van Luxemburg (afb. 315) is het enige tot nog toe leruggevonden pelgrimsteken van de/e als heilige vereerde stadspairoon van Avignon. Petrus vverd geboren in 1369 en stierfte Villeneuve-les-Avignon in 1387 op negentienjarige leeftijd. Door tegenpaus Clemens VII werd hij in versehillctule ker- kelijke ambten henoemd, uiteindelijk in 1384 tot bissehop van Mel/ en tot kardi- naal. In 1385 al gal hij om polilieke rede- nen zijn bisschopszctel op en trok /ich in een boetvaardig leven terug te Avignon. Na zijn dood word hij op eigen ver/oek tussen de armen begraven. Onmidtlellijk werd hij als heilige vereerd en er geschiedden won- deren op /ijn voorspraak. Op / ijn graf werd in 1393 een Celestijncnklooster gesticht doorde koningin van Sicilic en gebouwd op kosten van de France koning Karel VI en diens broer Lodewijk van Orleans. Tijdens de Revolutie raakte alles uit ilit klooster verspreid. De relieken van Petrus bevinden zich tegenwoordig in de kerk van St. Didiei te Avignon, /ijn dalmatiek en kardinaalshoed worden in de St.-Pierrc aldaar bewaard. Het pelgrimsteken toont de kardinaal neer- geknield in gebed voor een altaar op het moment dat de gekruisigde Christus hem in een visioen verscheen. Zijn w'apensehild met de Luxemburger lecuw is tegen de /ij- kant van het altaar geplaatst. met het kruis van het bisdom Keulen geplaatst. bij alb. 325 en 326 zien we het gemijterde bisdomswapen en het nieuwe stadswapen met de keizerskroon tussen de voeten van Quirinus. Als ander heraldisch teken komt bij Quirinus steeds het oude, sprekendc w'apen van Neuss terug, fcowel op zijn schild als op zijn vaandel: de negen kogels. Dit wapcnbeeld is ontlecnd aan de nogal fantastische verklaring van de naam Neuss, in het latijn Novcsium, dat tot ‘novcm’ oflewel ‘negen’ vverd herleid. Het insigne van alb. 324 toont een gcdeeld wapenschild. he! bisdom Keulen gecombi- neerd met het oude wapen van de stad Neuss. Koster publiceerde in 1984 een overzicht Quirinus-insigncs cn betrok daar- bij ook de afgietsels op kerkklokken: deze laatste bleken ulle te dateren binnen de periode 1440 tot 1524. Neuss was in het jaar 1050 in be/it geko¬ men van relieken van de heilige Quirinus. Volgens de lokale traditic had paus Leo IX de/e geschonken aan zijn /usier Gepa. abdis van de Benediktinessen te Neuss. De Quirinusverering te Neuss is echter al ouder. Quirinus was een Romeins marlelaar, vol- Alb.: 316 Inv.: 0936 Voorstelling: Quintal Vindplaats: Amsterdam Aim. h.: 30 br.: 23 Materiaal: lood-tin (C.L.) Bevesliging: gaatje Datering: 1475-1525 Details: idenliek aan alb. 160 zie daar Opschrift: S. QUINTEN Afb.: 317 Voorstelling: Vindplaats: A fm. Materiaal: Bevcstiging: Datering: Opschrift: Inv.: 2284 Quirinus Neuss Dordrecht h.: 72 hr.: 42 lood-tin oogjes 1450-1500 S'. QV1R1NUS gens de latere legende was hij /ells tribuun. Samcn met zijn dochter Balbina /ou hij zijn gedoopt door paus Alexander I. Onder de christenvervolgingen van Hadrianus stierf hij in het jaar 130 (7) de marleldoud en werd hij bijgezet in de catacombe van Praetexlalus. Na de overbrenging van het gcbeenle van deze vroegchristelijke sol- daat-niartelaar naar Neuss, werd hij in het Noorden snel intensief vereerd. niet alleen als stadspairoon van Neuss maar ook bij verschillende kwalen en zickten, en als beschermheilige voor dieren, met name paarden.
Afb.: 318 Voorslelling: Vindplaals: A fill. Maleriaal: Bevestiging: Datering: Details: Opschrift: Inv.: 1281 Quirinus Neuss Amsterdam h.: 53 hr.: 41 lood-tin (C.L.) oogjes 1450-1500 ineeslagen gaatjes S’QVIRIN1S Alb.: 319 Voorslelling: Vindplaats: Aim. Maleriaal: Bevestiging: Date ring: Opschrift: Inv.: 1528 Quirinus Neuss Nienwlande h.: 73 br.: 42 lood-tin ooejes 1475-1525 S’ QUIRINUS Alb.: 320 Voorslelling: Vindplaals: Aim. Maleriaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Inv.: 1656 Quirinius Neuss Nicuwlande h.: 71 hr.: 44 lood-tin oogjes 1450-1500 S' QUIRINUS Alb.: 321 Voorslelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Inv.: 2158 Quirinus Neuss Nieuwlande h.: 32 br.: 38 lood-tin ooe jes 1450-1500 LAB UACTTEN(?) Alb.: 322 Voorslelling: Vindplaals: Afm. Maleriaal: Bevestiging: Daterine: Details:" Inv.: 1424 Quirinus Neuss Nieuwlande h.: 42 br.: 38 lood-tin niet bevvaard 1425-1475 Alb.: 323 Voorslelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1080 Quirinus Neuss Nieuwlande h.: 60 hr.: 27 lood-tin niet meer aanwe/ig 1400-1450 189
Alb.: 324 Voorsielling: Vindplaals: A I'm. Matcriaal: Bevestiging: Datering: Details: In\.: 1180 Quirinus Neuss Nicuwlande h.: 35 br.: 20 lood-lin oogje achlerzijdc 1475-1525 Alb.: 327 Inv.: 1837 Voorsielling: Rochus Vindplaals: Aim. Maleriaal: Bcvesliging: Dalering: Details: Dordrecht h.:24 br.: 17 koperlegering oogje achlerzijdc 1450-1500 hond Alb.: 325 Voorsielling: Vindplaals: Aim. Maleriaal: Bcvesliging: Datering: Details: Inv.: 1247 Quirinus Neuss Nicuvvlande h.: 27 br.: 28 lood-tin (C.L.) ooejes 1475-1525 slerren banderol met kogels ROCHUS Alb.: 326 Voorsielling: Vindplaats: Afm. Maleriaal: Bevestiging: Dalering: Opschrill: Inv.: 2370 Quirinus Neuss Dordrecht h.: 31 br.: 30 lood-tin oogjes 1475-1525 QUIRIN De palgrimsheilige Rochus word omstreeks 1295 geboren le Montpellier en stierf daar rond 1327. Zijn levensbeschnjving is wei- nig belrouvvbaar cn vcrhaalt als volgi. Hij verdeelde op jonge leeftijd. tocn zijn rijke ouders vrtuen gestorven. zijn grotc erfenis onder dc armen. In 1317 trok hij als pel- grim naar Rome, onderweg en in Rome pestlijders verzorgend. Op de terugweg werd hij zelf hesmci. waarna hij door een engel werd verpleegd en een hond bracht hem voedsel. Zijn relieken werden in 1485, vermoedelijk door diel’stak overgebraeht naar Vcnetic. Dc verering van Rochus nam hoge vluchl, in eerste instantic verbreid vanuit Montpellier en later met name ook in die gebieden die door de Venetiaanse han- del werden hereikt. Rochus wordt vooral vereerd als bcschcrm- heilige bij besmettelijke zieklen en als pel- grintsheiligc. Het gegoten koperen hanger- tje (alb. 327) is vermoedelijk ccrder bedoeld vooralgemene devotie van de in de late iniddclecuwen buitengevvoon populaire heilige, dan als een insigne vcrwijzend naar een specifieke en plaatsgebonden cullus. Rochus is vo 1 gens zijn gebruikelijke icono- grafie vveergegeven: gekleed als pelgrim. onibloot hij met zijn rechierhand /ijn reeh- terbeen om de wonde te lalen /ien die aan- geel’t tint hijzelf slachloffer van de pest is geworden; hond en engel die hem verzorg- den, Лапксгсп Rochus. Afb.: 328 Inv.: 2200 Voorsielling: Rombout Mechelen Vindplaats: Nieuwlande Aim. h.: 48 br.: 29 Materiaal: lood-tin Bevestiging: niel mecr aanwezig Datering: 1450-1500 Details: Petrussleulels, tiara, wapen Mechelen Opschrift: S. ROMBOUT
ROMBOUT, МКСHELEN Over de met наше in Mcehelen vereerde bisschop Rnmboul /ijn geen historische gegevens bekend. Rombout is tie Nederlandse versie van /ijn naam. die in bet lalijn Rumboldus of Rnmoldns luidt; ook komeii a 1.4 variant Rombali en Rumbaut vnor. De heilige Rnmboiu /ou in de achlste eeuw hebben gelee I'd en nit lerland afkomstig /ijn. Als missionaris en klui/enaar stierl hij in de omgeving van Mechelen een gewelddadige dootl. Hen ver¬ sie van /ijn \ ita laal hem leven ten tijde van de noormannen en hcschrijlt dal hij een bedevaart naar Rome /on hebben gemaakt. Een andere traditie verliaalt ilat Rombout. zoon van ceil Schotse Rolling David, bis¬ schop van Dublin wa.s en dal hij die waar- digheid neerlegde om in Vlaanderen bet geloofte gaan verkondigeii. Daar weal hij omstreeks 775 vermoortl en begraven. Al in de vroege tientle ccuw weal Rombout ver- eerd. Hij is patroonhcilige van bet bisdoin en de slatl Mechelen, en van de Mechelse kathedraal waar /ijn relieken wortlen bewaard. In hel Brits Museum te Londen bevindt zich het enige tot voorkort bekentle pel- griinsteken van Rombout. een zilveren gestansd plaat je dalerend uit de tweede belli van de vijfiiende of uit de vroege /es- liende eeuw. Hen niet idenliek maar wel sterk gelijkcnd zilveren Romboiit-insigne werd boventlien at’gebeeld als deeoratie in de шагце van een Gent-Brugs handschiitt uit 1512 of kort daarna (Louden, Sir John Soanes’ Museum. m>. 4 fol. 112v). Met fragment van ceil gegoten lood-tinnen Rombout-insigne dal in Nicuwlande werd gevonden (alb. 328) moel het/ell'de worden itedateerd als het in hel Brits Museum bewaarde zilveren exemplaar. Beide lypen van het Mechel.se pelgrimsleken tonen dezcll'de heraldisclie motieven waarop we de duiding en datering kunnen baseren. Voor de voeten van de bisschop staat het vvapcnschild van de stad Mechelen. Onder Rombouls zegcncntl opgeheven recluer- hand bevindt zich hel wnpen van paus Nicolaas V (1447-1455). hel schild met de »ekruistc sleutels van Petrus, bekroond met de tiara. Deze paus Nicolaas gafbij bulle van I februari 1451 aan hel Mcchelse kupit- lel het reclit om op bepaalde condities de Ronieinse juhile-allaat te verlenen. Alb.: 329 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Maleriaal: Bevesliging: Dalering: Details: Inv.: 1587 Sebastiaan Rotterdam h.: 38 hr.: 28 lot id-tin hanguogjc 1400-1450 Alb.: 331 Voorstelling: Vindplaats: A fm. Maleriaal: Bevesliging: Datering: Details: SEBASTIAAN De vroegchristelijke martclaar Sebastianus /ou onder Dioeletianus (kei/er 284-31)5) als christen zijn aangeklaagd en met pijlen /ijn doorschoten. Hij overleelde maar werd later, toen hij de kei/er van wrede chrislcn- vervolgingen beticliile. doodgeknuppeld. I let lichaam van Sebastianus werd begra¬ ven op de plants die ad catacumbas’ beetle aan de Via Appia hij Rome, het kerkhof van San Sebastiano. De kerk van San Sebastiano met de Sebaslianuscatacombe en de Benedictijnenabdij F.hersberg hij Miinchen. waar sinds de tiende eeuw een Inv.: 2376 Sebastiaan Nicuwlande h.: 26 br.: 25 kopcrlegering oogje achterzijde 1450-1500 Alb.: 330 Inv.: 0994 Voorstelling: Sebastiaan Vindplaats: Afm. Maleriaal: Bevesliging: Dalering: Opschri ft: Tolsende h.: 30 br.: 26 lood-tin niet mecr aatuvezig 1 150-1500 S. BASTUEN Alb.: 332 Inv.: 2396 Voorstelling: Sebastiaan Vindplaats: Afm. Maleriaal: Bevesliging: Dalering: Details: Nieuvvlande h.: 29 br.: 29 kopcrlegering oogje achterzijde 1475-1525 part ike I van de sehcdel van Sebastiaan wonlt vereerd, werden bedevaartsoorden ter ere van Sebastiaan. De Sebastianiis-insig lies (alb. 329 - 332) verwij/en echter ver- moedelijk geen van alle naar een speeifiek betle\aarlsoord ter ere van Sebastianus, maar spelen eerder in op nicer algemene devolie rond de/e zeker sinds de late miil- dcleeuwen buitengewoun populairc heilige. Om begrijpelijke redenen is Sebastiaan patroon van seliulters en ook werd hij als besclierniheilige tegen de pest aangeroepen. 191
Afb.: 333 Voorsiclling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Date ring: Details: Inv.: 1994 Scrvatius Maastricht Dordrecht h.: 42 br.: 37 lood-tin oogjes 1300-1400 Alb.: 334 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1903 .Servatius Maastricht Dordrecht h.: 35 br.: 19 lood-tin nict meer aanvvczig 1300-1400 Alb.: 335 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1200 Servatius Maastricht Maastricht h.: 45 br.: 25 lood-tin oogjes 1350-1450 Afb.: 336 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Details: Inv.: 0666 Servatius Maastricht Dordrecht h.:74 br.: 51 lood-tin oogjes 1375-1425 SERVATIUS. MAASTRICHT Servatius was in de vierde eeuw bisschop \an Maastricht, waar hij ook ovcrleed en werd begraven. Sinds dc zeventiende eeuw is zijn overlijdensjaar gefixecrd op 384. bronnen hiervoor ontbreken echter. Servatius was volgens de legende afkom- stig uit het Heilige Land, hij heet een bloed- verwanl van Christus te zijn. Via Jeruzalem kwam hij naar het w'esten; in een visioen was Item opgedragen de vacantc bisschops- zelel van Tongeren te komen bezelten. Na een lange tocht. volgens de heiligenlegende een soort van pelgrimagc. word hij op mira- culeuze vvi j/e te Tongeren gepresenteerd als de nieuwe prelaal. Vanuit Tongeren ondernam Servatius een bedevaart naar Rome, ontving daar bij het graf van Petrus zijn karakterislieke atiribuut de sleutel en keerde terug naar het Maasland. Onderweg gebeurden verschillende vvonderen. In Tongeren gearriveerd, besluit hij weg te trekken uil die zondige stad en zijn bis- schopszctcl te verplaalsen naar Maastricht, waar hij копе tijd later stierf. Boven zijn graf werd een aan hem gewijde kerk gebouwd, waar nog steeds de relieken van Servatius worden vereerd. Hislorische fei- ten over Servatius zijn niet ofnauwelijks bekend: mogelijk is hij identiek met een Aravatius die in 343 op de synode van Sardica en in 359 op de synode van Rimini aanwezig was en die zich als een tel beslrij- dervan het Arianisme deed kennen. Servatius wordt sinds de latere middeleeu- wen steeds afgebeeld als bisschop met zijn hemelsc sleutel als vast attribuul. Onder zijn voelen vert rapt hij dikwijls een draak. waarmee zijn overwinning op het kwade wordt gevisualiseerd: tcgelijkertijd is het de verwijzing naar een passage in zijn vita, waar verhaald wordt hoe Scrvaas op zijn tcrugtocht uit Rome onderweg een waar- aehtige draak doodde. Maastricht werd een druk be/oehl bede- vaansoord ter ere v an Servatius. In de Servaaskerk werden zijn relieken v ereerd in de zogcnoemde Noodkist. het twaalfde- eeuwse relickschrijn van Seivatius: zijn sehedel w'erd omstreeks 1400 overgebracht in een koslbaar reliekenborstbeeld. Zovvel borstbeeld als Noodkist wordt tot op de dag van vandaag te Maastricht bevvaard. even- als verschillende aan deze heilige toege- schrcven objecten Soals zijn zilveren sleu- tel. een pelgrimsstaf en zijn kromstaf. De grole populariteit van de pelgrimagc naar graf en kerk van Servatius blijkl overduide- lijk uit het opmerkclijk grole aantal varian- len van de Servalius-pelgrimsiekens die aan het licht kvvamen. Hierallecn al kunnen 25 verschillende exemplaren worden afgebeeld (alb. 333 - 356), tcrwijl ons bijvoorbeeld nil Nieuwlande 29 en uit Dordrecht 11 Servatius-insignes bekend zijn. 92
Afb.: 337 lnv.: 0037 Alb.: 338 lnv.: 1732 Alb.: 339 lnv.: 0039 Voorstelling: Servatius Maastricht Voorstelling: Servatius Maastricht Voorstelling: Servatius Maastricht Vindplaats: Nieuvvlande Vindplaats: Dordrecht Vindplaats: Re i inert waal Afm. h.: 82 br.: 37 Aim. h.: 80 br.: 29 Afm. h.: 58 br.: 29 Maleriaal: lood-tin Maleriaal: lood-tin (C.L.) Maleriaal: lood-tin Bevestiging: niet nicer aanwezig Bevestiging: oogjes 1350-1400 Bevestiging: niet aanwezig Datering: 1300-1350 Datcrinc: Dalering: 1350-1400 Details: — Details: — Details: — А1Ъ.: 340 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Matcriaal: Bevestiging: Datering: Details: Jnv.: 0750 Servatius Maastricht Nieuwlandc h.: 53 br.: 34 lood-tin niet aanwezig 1350-1400 Alb.: 341 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Matcriaal: Bevcsliging: Datering: Details:" lnv.: 0040 Servatius Maastricht Nieuwlandc h.:51 br.: 27 lood-tin niet aanwezig 1350-1400 IIETSERVATIl'SBEEI.n Onderde Scrvalius-insignes /ijn twee groie groepen te ondcrscheiden die beide vail velc vurianten bekend /ijn: de staande Scrvalius met drank, kromsial en deniel (alb. 337 - 341). en het borstbeeld van vScrvatius. al dan niei vergezeld van allribu- ten en bijliguren (alb. 342 - 350 en welliehl ook alb. 377 - 37У). Hel eersigcnoemde type, de insignes die de heilige hisschup ten voeicn uit tonen. vcrwijst direkl naar het ineesl vereerde beeld van Servatius in de aan hem gcv\ ijde kerk le Maastricht. Boven het volksallaar voor de kooralsluiiing en recht boven hel graf van Servatius stond vermoedeli jk al sinds /ijn ontstaan om- streeks 1300 ecu levensgroot beeld van de kerk- en sladspatroon. Dil geprononeeerd opgestelde Servatiusbeeld. dat nog iminer in de Maastriehtse Servaaskerk final, bepaalde in huge male de Scnalius- iconogralie en is ook in de pclgrimstekens van alb. 337 - 341 herkenbaar. In dal Ser\aasbeekl /ag men de heilige die te Maastricht werd \ereerd en de afbeeldin- van juisl dat beeld werd in de insignes als vroom souvenir meegenomen. 193
Afb.: 342 Voorslelling: Vindplaats: Aim. Maieriaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1983 Servatius Maastricht Rotterdam h.: 62 br.: 51 lood-tin oosjcs 1400-1500 Alb.: 343 Voorslelling: Vindplaats: A fm. Maieriaal: Bevestiging: Date ring: Details: Inv.: 0742 Servatius Maastricht Dordrecht h.: 64 hr.: 47 lood-tin ootijes 1400-1500 mijter ingekerfd Alb.: 344 Voorslelling: Vindplaats: Aim. Maieriaal: Bevestiging: Dalering: Details: Jnv.: 1734 Servatius Maastricht Utrecht h.: 60 br.: 46 lood-tin oosjes 1400-1500 Alb.: 345 Voorslelling: Vindplaats: A I'm. Maieriaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1525 Servatius Maastricht Nieuwlandc h.: 55 br.: 41 lood-tin oosjes 1450-1500 Alb.: 346 Voorslelling: Vindplaats: Afm. Maieriaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 2132 Servatius Maastricht Nieuwlandc h.: 57 hr.: 35 lood-tin oogjes 1400-1500 НЕТ SERVATIUSBORSTBEELD Omsirecks 1400 werd wuarschijnlijk tc Maastricht een kostbaar borstbeeld vervaar- digd om de sclicdcl van Servatius alVonder- lijk in op tc bergen. wat op 8 mei 1403 plechtig gebeurde. De/e relickbuste raaktc in 1579. in het tumult van de Tachtigjarige Oorlog. ernstig beschadigd en het huidige le Maastricht bewaarde borstbeeld is in feitc een men vervaardigde vervanging van de gotischc relickbuste. die overigens op /ijn beliri wuarschijnlijk ook weer ecu ouder borstbeeld vervangen had. De Servatius-insignes die het gcmijterde hoof'd en de schoudcrpartij van de heilige umen. verwij/en direct naar het reliekenborstbeeld van Servatius (afb. 342 - 346. wellicht ook alb. 377 - 379). Het ligt voor de hand tc verondcrstellen dat de insignes van dit type voor het oursi uerden aangemaakt bij gele- genheid van de eerste toningen van het nieuvve borstbeeld in de vroege vijftiende eeuw. De ‘portretbusie’ van Servatius wordt soms verge/eld door twee engelen of bisschoppen die zijn karakteristicke attribu ten sleutel en kromstaf dragen: soms ook zijn deze voorwerpeii los terzijde van het borstbeeld weergegeven. 94
Afb.: 347 Inv.: 2237 Afb.: 34S Inv.: 0106 Afb.: 349 lnv.: 0503 Voorstelling: Servatius Maastricht Voorstelling: Servatius Maastricht Voorstelling: Servatius Maastricht Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Reimerswaal Aim. h.: 43 hr.: 31 Aim. h.: 30 br.: 25 A fm. h.: 30 br.: 30 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-lin Materiaal: lood-tin Bevestiging: ooajes 1350-1400 Bevestiging: nict bewaard Bevestiging: nict aanwe/ig Datering: Datering: 1350-1400 Dateline: 1450-1500 Details: — Opschrift: onleesbaar Details" — А1Ъ.: 350 Voorstelling: Vindplaats: АГт. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1910 Scrvatius Maastricht Rotterdam h.: 33 hr.: 35 latoenkoper gaatjes 1475-1525 draak А1Ъ.: 351 Voorstelling: Vindplaats: A fill. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: lnv.: 1513 Hartje Maastricht Nieuwlande h.: 23 hr.: 15 lood-lin haimootije 1425-1475 kromstaf, sleulel AIT>.: 352 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Daiering: Details:" Inv.: 2527 I larije Maastricht Nieuw lande h.: 22 hr.: 20 lood-lin hanaoogje 1375-1425 slcutel. kromstal' 195
Alb.: 353 Voorstelling: Vindplaats: A fm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Inv.: 0005 Servatius en pel- grim s Maastricht Reimerswaal h.: 46 hr.: 46 lood-tin (C.L.) oogjes 1250-1350 T + A Alb.: 354A Voorsielling: Vindplaats: A I'm. Materiaal: Bcvestiging: Datering: Opschrift: Inv.: 1521A Servatius en pel- grims Maastricht Nieuvvlande h.:4S br.: 42 lood-tin oogjes 1250-1350 SATV Alb.: 354B Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Inv.: 152 IB Ki ll is, 7on en niaan Maastricht Nieuvvlande h.: 4S br.: 42 lood-tin oogjes 1250-1350 alpha, omega Afb.: 355A Inv.: 1020A Alb.: 356A Inv.: 0973A Voorstelling: Servatius Voorstelling: Servatius Maastricht Maastricht Vindplaats: Nieuvvlande Vindplaats: Nieuvvlande A fm. h.: 20 hr.: 18 Afm. h.: 25 br.: 20 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bcvestiging: hantzoosije Bevestiging: hangoogje Datering: 1475-1525 Datcring: 1475-1525 Details: kromstaf, slcutel Details: los plaatje in omlijsting ster Alb.: 355В Inv.: 1020B Afb.: 356B Inv.: 0У73В Voorstelling: Maria met Kind Voorstelling: Antonius Maastricht Maastricht Vindplaats: Nieuvvlande Vindplaats: Nieuvvlande Aim. h.:20br.: 18 Afm. h.: 25 br.: 20 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: hansoogje Bevestiging: hangoogje Datering: 1475-1525 Datering: 1475-1525 Details: vijlpiintige ster Details: los plaatje in omlijsting Taustaf SERVATIUS, MARIA, ANTONIUS Twee hangertjes (alb. 355 cn 356) tonen Servatius in combi untie met de vervvijzing naar ccn andere cultus; in beide gevallen zal de herkomst van dc hangertjes /cker ook in Maastricht liggen. In hel eerste geval (afb. 355) is in de ronde omlijsting nan dc ene zijde een plaatje zichtbaar met de albeelding van Servatius met sleulel en kromstaf. aan de andere zi jde van Maria met Kind. Dit hangertje memoreen aldusde beide grote Maastrichtse kapitlelkerken. die van Sint Servaas en die van Onzc Lieve Vrouvve; dit wordt nog bevesligd door de aanwezigheid van het Maastrichtse vvapen- beeld, de vijlpiintige ster. bij de Maiia met Kind. Het tvveede hangertje (afb. 356) geelt behalve de albeelding van Servatius. de beellenis van Antonius Abt met zijn karak- teristieke T-vormige staf. De/e vervvijst beslist naarde Antonieten die in 1241 een commanderie vesligden in hel noordclijk deel van de stad Maastricht op grondgebied van het Servaaskapittel. 196
THEOBALDUS, THANN АП).: 357 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Matcriaal: Bevestiging: Datering: Opschril't: Inv.: 1375 Silvester Mesen Nieuwlande h.: 28 hr.: 28 lood-tin ingcslagen gaatjes 1475-1525 SILVESTRE MESSINE SILVESTER, MESEN Van hel ronde. op ecu penning gelijkendc insigne met de voorstelling van eon heilige pans binnen een randsehrift (alb. 357 en 358) zijn in Nieuwlande luce variantcn gevonden. Hel randschrifi van liet groolsle insigne gee It aan oni welke heilige hel gaat, paus Silvester 1 (pans 314o.i5). Pans Silvester zou pcrsoonlijk kei/er Constantijn, die /ich tot hel ehrisiendom had bekeerd, le Rome hebben geduopt. Als plants van herkomsl van hel insigne verwijsl hel randschrirt naar ‘Messine', dat niet met hct Sieiliaanse Messina moeten worden gcYdeniifieeerd. maai hoogst waar- schijnlijk met hel Westvlaamse Mesen bij leper, in hel Irans ‘Messines’ en ‘Messina’ in hel latijn. Vanuit Luik, Dowaai en Doornik werden we I strufbedevaaitcn opge- legd naar Mesen. omschreven als ‘Notre Dame de Messync’ (Ac afb. 471). Doel was de Benedietinessenabdij van O.L.-Vrouw. «esticht ca. 1065 door Adela (gesiorvcn Ш69), echlgenote van Boudevvijn V, graaf van Vlaanderen. Alb.: 358 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Matcriaal: Bevestiging: Datering: Opschril't: Inv.: 1520 Silvester Mesen Nieuwlande h.: 23 hr.: 23 lood-tin nict meer aanwezig 1475-1525 onleesbaar Alb.: 359 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Matcriaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 0997 Theobaldus Thann Dordrecht h.: 38 br.: 49 lood-tin niet meer aanwczic 1375 1425 Alb.: 360 Voorstelling: Vindplaats: Atm. Matcriaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 2115 Theobaldus Thann Rotterdam h.: 33 br.: 44 lood-tin niet meer aanwezig 1375-1425 De Reformatio maakle eon eiiule aan de voooral in de veertiende en vijl'liende eeuw populair geworden bedevaart naar’ T hann in de Hl/as. waar de devotie /ich coneentreerde rond een vingerreliek van Theobaldus vail Tluinn. Volgens de legende word de reliek door eon Duitse vercerder van Theobaldus gesiolen en in /ijn uitgeholde stal overge- braehl naar Thann. In Thann was de Maf niet nicer le verplaatsen en aldus bepaalde de hei¬ lige /.elf dai /ijn reliek Uaar moest blijven. Ren lokale graaf/ag vanuit zijn vesting drie liehten boven de plants waar de reliek /ich men bevond. ging daarhecn en liet, op god- delijk bevel, daar een kapel hnuwcii. De reliek was afkomstig uit (iubbio. waar de heilige Ubaldus wordt vereerd (zie alb. 370). De/e Ubaldus van Ciubhio is identiek aan Theobaldus van Thann; de heilige bisschop wordt voorts aangeduid met naamsvarianten als Thehakl, Diehokl, Eenwold. Ewold, Evvald en het franse Thiebaui. Als patmon- heilige wordt Theobaldus van Thann bij tal van kvvalen aangemepen en is uiiciaard stadspatroon van Thann. I'heobaldus /on een bedevaart hebben gemaakl naar Rome en naai Santiago de Compostela, reden waarom hij ook verering genoot als pelgrimsheilige. De pelgrimstekens van Thann /ijn tot in Scaiidinavic verbreid. Theobaldus is op /.ijn insignes vooi gesteld als een op een vouvv- stoel /ittende bisschop in vol ornaat: de rech- leihand lioudt hij /egenend opgeheven, in de linkerhand lioudt hij zijn kromsiaf. Links en reclils van hem knielen veel kleiner voorge- steld. repeetievelijk een mannelijke en cen vmuvvelijke peigrim. Twee engelen /.woven juist boven liein en plaatsen de mijtei op /ijn hoofd. Een complect insigne van dil type, waartoe ook de fragmenten van alb. 35‘) en 360 hehoren, word in Amsterdam opgegra- ven door de areheologische dienst van de stad Amsterdam. Exact volgens de/e icono- grafie werd Theobaldus ook nog afgebeeld op een in 1511 le Tluinn geslagen daaldcr met liet randsehrift: “S’. Theobaldus Eps Tanensiiim Patronus'. de heilige bisschop Theobaldus. patroon van Tluinn. De insignes van Theobaldus werden al veel cerdei le Tluinn verkoelu. De oudsic door Kurt Koster gedocLimeiueerde luidklok met een Tluinnei Tlieobaldiis-iiisigne van liet bier besclircven type daiecrt al uit 1377. Uit hel jaar 1442 siaml een inieiessant tloeument met belrek- king tot produktic en verkoop vail de Theohaldus-iiisigiies: kei/er Erederik III ver- leende loen pcrsoonlijk aan een zekere Johanns Lieehteamrer het alleenreeht ‘... ge- gonnet und erloubet das ampt, das cr in saill Tyepole/ kirehen /e Tann die zaiehen sant 'l yehole/ gyessen imd die ouch aussgeben sol und iliag ...’ (Stadsureliief Thann. Oorkonde van Erederik III. inv. G.l). 197
Alb.: 361 Inv.: 2082 Alb.: 362 Inv.: 0772 Alb.: 363 Inv.: 0319 Voorstclling: Thomas Beckei Voorstclling: Thomas Beckct Voorstelling: Thomas Becket Canterbury Canterbury Canterbury Vindplaais: Valkenisse Vindplaats: Dordrecht Vindplaats: Amsterdam Aim. h.: 82 br.: 60 Aim. h.: 38 br.: 37 A fm. h.: 45 br.: 23 Maleriaal: lood-tin Materiaal: lood-tin (C.L.) Maleriaal: lood-tin Bcvcsliging: niel (meer) aanwezic Bcvcstiging: niel (meer) aanwezig Bcvcstiging: draagspcld Dalering: 1330-1400 Dale ring: 1375-1423 Dalering: 1375-1425 Opschrift: CAPUT THOME Opschrift: T:0:M:A:S: Details: — Alb.: 364 Inv.: 1216 Alb.: 365 Inv.: 2219 Afb.: 366 Inv.: 1417 Voorstelling: Thomas Becket Voorslelling: Thomas Beckct Voorstelling: Thomas Becket Canterbury Canterbury Canterbury Vindplaais: Dordrecht Vindplaats: Tolsendc Vindplaats: Amsterdam Afm. h.: 45 br.: 45 Afm. h.: 42 br.: 34 Afm. h.: 46 br.: 29 Materiaal: lood-tin Maleriaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: draagspeld Bevestiging: niel (meer) aanwezig Bevestiging: draacspeld Datering: 1400-1450 Datering: 1450-1500 Dalering: 1400-1450 Details: — Details: — Details: — 198
THOMAS BUCKET, CANTERBURY Afb.: 367 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Opschrift: Inv.: 1477 Thomas Rocket Canterbury Nieuwlande h.: 22 br.: 22 latoenkoper omlijsting ontbreekt 1475-1525 ST Alb.: 368 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevcstiging: Datering: Details: Inv.: 1027 Thomas Becket Canterbury Nieuwlande h.: 22 br.: 22 latoenkoper (C.L.) omlijsling ontbreekt 1475-1525 Alb. 361 tot en met alb. 369 hetreffen negen verseliillende insignes van Thomas Becket, idle afkomstig uit Cunterbiiiv. In de kathedraal van Canterbury, waar al sinds tie late tvvaalfde eeuvv rontl hel graf en rond do kapel die hot monrdtoneel vormde. de vere- ling van Thomas Becket is geconcenlreerd. Thomas, geboren le Louden in 1118. stu- deerde rechien in Oxford, Parijs en Bologna, en werd in 1155 ‘lord chancellor' (aider koning Hendrik 1. In 1162 volgde /ijn benoeming tot aarisbisschop van Canterbury en primaat van Engeland. In 1164 наш hij de \ lucht naar Sens in ITankrijk. na ecu ernsiig eoniliet met de koning overde reehlen van de Kerk ten op/iehie van de Kroon. Thomas werd, na /ijn terugkeei. in 1170 in /ijn eigen kalliedraal vernioord. Onniiddellijk werd hi| als martelaar beschouwd en /ijn heilig- vei klai ing volgde al in I 173. Hei graf van Thomas Becket werd een van de meest gevierde pclgrimsplaatsen in bet chrisielij- ke vvesten. Bedevaarigangers stroomden van lieindc en verre toe en verbreidden op linn beurl de Tbomasverei ing over heel Europa. Rond hel graf van Thomas in de kalliedraal van Canterbury groeide in de loop der tijd een ongeloollijke schal aan e\- voto’s die pclgrims en andere vercerders aan Thomas hadden geschonken. Zowel die kosthaarheden als de populariieil van Thomas vvaren voor Hendrik VIII aansloul gevend: in 1538 liedl hij de heilige Thomas als verrader veroordelen. /ijn relieken in de Tlieems werpen en ‘last but not least' /ijn schatten - schrijn, ex-voto’s etcetera - con- fisqueren. Bovenflien werd uitgevuardigd dat alle albeeldingen van Thomas moesten worden vernietigd. Thomas van Canterbury genoot een brede verering in alle geledingen van de maal- seliappij. De teruggevonden lood-linnen en latoenkoperen pelgrimsinsignes geiuigen van de en-masse geproduceerde en ver- spreide devotionalia nil Canterbury. In de Canterbury-tales werd laat in de veertiende eeuw door Geoffrey Chaucer op andere vvij7c de гост van Thomas vereeuwigd en vastgclegd dal de bedevaarl naar Canterhurv een duidelijk breed soeiaal draagvlak kende. In Engeland vverden uit- Alb.: 369 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevcstiging: Datering: Details: Inv.: 1685 Thomas Becket Canterbury Leiden h.: 22 br.: 22 latoenkoper ingeslagen gaatjes 1475-1525 omlijsling ontbreekt gesproken vecl Thomas-insigncs uit Canterbury opgegraven. in de Noordelijke en Zuidelijke Nederlandcn vverden crev-cn- eens aangeirolTen maar relalief in veel geringer pereentages. Tegenover de /owel in Engeland als op hel eonlincnl Icrugge- vonden. meest /eer goedkope insignes kun- ncii hronnen worden aangehaald die verha- len over nicer kosibare Thomas-insignes die door de bovenklassc vverden gedragen. Een mooi voorbeeld daarvan is een brief die in 14X0 vanuil Louden gesehreven word aan een prior in Canterbury, waarin Lodevvijk XI van Frankrijk vraagl от een insigne van Thomas dat hij op /ijn hoed vvil dragon: ‘... that lie had any lokyn of Saynt Thomas delyvered him from your lords¬ hips' vvysdoinc, made as lie might vver hit on his hat in the vvorshypping of Saint Thomas ...’. De vToeg.ste bedevaailsuuveiiirs die in Canterbury vverden verkoehl, al nnmiddcl- lijk na de moord op Thomas, vvaren ampul- len waarin schier eindeloos aangelengd blood van de bisschop vveril gedaan. In 1990 werd in Diemen de eer.ste door de areheologisehe context nog in de ivvaalfde eeuw le dalcren ampul nil Canierhury opge¬ graven (/.ie Koldeweij 1992 Medieval Europe, en Van Reenen 1991); in Leeiivvarden к wain een ampul van Thomas levoorschijn in een veeriiende-eeiivvse con¬ text. Insignes vverden vermoedelijk pas in de v roc go veertiende eeuw in Canterbury le koop aangeboden. Voorde viering in 1320 van hot derde vijl'ligjarige jubile en hot ca¬ ste eeuwfeesi van de irunslalic van Thomas in 1220. was hot reliekenborstbeeld van Thomas - met een deel van /.ijn schedel - op grootse wij/e opgeknapt en verfraaid. Bij gelegenheid daarvan vverden buste-insignes van Thomas gemtrodiiceerd. die van dat moment af in de verkoop bleven en huiien- gevvoon populair vverden. Van de hier afgc- bcelde Thomas-insigncs vervvij/eii alb. 361 - alb. 366 naar dal borstbeeld van Thomas le Canterbury. Alb. 367. 368 en 369 hel ref- leu latoenkoperen plaatjes met een gesiem- pelde voorstelling van de moord op Thomas: de drie moordenaars liouvven van achler in op de in gebed neergeknielde bis- schop. 199
URSI I.Л ? А1Ъ.: 370 Voorstclling: Viiulplflats: A I'm. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Opschrift: Inv.: 0669 U bald us Gubbio Nicuwlande h.: 44 br.: 35 lood-tin (C.L.) oogjes 1350-1450 SANCTUS(UBALDUS) DL GUBIO UBALDUS, GUBBIO Ubaklo Baldassini wcrd omstreeks 1080/1085 gehoren te Gubbio in Unibrie, vvaar hij op 16 mei 1160 ook stierf. Als weeskind wcrd Ubaldus opgcvocd bij dc reguliere kanunniken van Marianus en Jacobus, in 1114 wcrd hi] daar pricsicr gewijd cn in I I 17 lot prior gcko/en. Ondcr /.ijn bcwind wcrd er een hervorming binnen hci kapiltcl doorgcvoerd cn hij wist dc her- bouvv tc ncaliscrcn van dc afgebrandc kathcdraal v an Marianus en Jacobus. Ubaldus wcrd in 1129 bisschop van Gubbio. In 1151 liadden /ieh elf sicden ondcr Iciding van Perugia verenigd icgcn Gubbio: ondcr Iciding van bisschop Ubaldo cn volgens dc bronnen op miraculeuze wij/.e, blcck Gubbio Icgcn de ovcrmacht opgcwasscn. Ubaldus kreeg in Gubbio dc erctitcl ‘Pater Patriae’, vader dcs vtider- lands. op grand van /ijn vvij/c en vrcdclic- vende lcidcrschap. Pans Cocleslinus 111 sprak Ubaldus in I 192 licilig. Ubaldus is patroonheilige van stad cn bisdom Gubbio. cn wordl aangeroepen in nood en bij beze- tenheid of waanzin. Hoog liovcn dc stad Gubbio ligl /ijn grafkerk waarbeen lalloze bedevaartgangers trokken om /ich tot hem tc lichtcn. lien nil Gubbio gesiolen vingcr van Ubaldus wcrd lieimclijk overgebrachl naar Thann in dc Elzas cn Iciddc daar tot een af/onderlijke cn populaire vcrcring van dc lieiligc ondcr de naam Thcobaldus (/ic afb. 359 - 360). Alb.: 371 Voorstelling: Vindplaals: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Opschrift: lnv.: 1925 Ursula ( ?) Keulen (?) Nicuwlande h.: 39 hr.: 31 lood-tin oocjcs 1350-1400 A Alb.: 372 Voorstclling: Vindplaals: A fm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 0826 Ursula (?) Keulen (?) Dordrecht h.: 31 br.: 30 lood-tin oogjes 1350-1400 Alb.: 373 Voorstclling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: lnv.: 1682 Ursula ( ?) Keulen (?) Dordrecht h.: 40 br.: 38 lood-tin oogjes 1350-1400 In dc alb. 371 - 374 /ijn vier \crsehillende cxcniplarcn WL'crgcgcvcn van pclgriinstc- kens die vcrwij/cn naar ecu cn de/ellde dcvolic: a I ge bee Id is steeds een scliip. bela- ilcn met rondc wurwerpen. vvaaropccn gekronnde vrouw slaat. Bij bet eerstc bier algcbccldc exemplaar (alb. 371) is boven hot bnuljc ceil grolc kapilaal *A‘ gcplaalsl. In /.ijn prescirtatic van de Kculsc pelgrims- tekens uii 1972. besL'hreel" Kurt Koster ceil vcrwaiit insigne dal in lid begin van dc cciivv uii dc Weserbij Bremen levoorschijn kwaiu. aldus: ‘Algcbccld /ijn: rcchts een scliip mei ccn huge mast met cun wimpel email en dc Maagden van dc H. Ursula (allccn maardc vijl" hOuldcn /ijn diclit bij elkaar ic lierkennen). links ccn onduidclijkc riguiir’ (Bremen. Eockc-Muscum. inv. KM. 72, 27). Inmiddcls /ijn beduidend mecr insignes met deze voorstclling bekend geworden nil Nedcrlandsc cn Vlaaiusc bodeni: recent kwam nog ccn nagenoeg gaaГ cxcniplaar, vcrgclijkbaar met alb. 371 cn evencens met dc letter “A , uit de hin- nenstad vail Groningen levoorschijn. Dc hetekenis \an dc initiaal is nog onduidelijk en de duiding als Ursula met haar schip vol maagden is iiiel zeker. Een argument vonr dc duiding als Ursula wcrd door Kurt Koste-r gcnoieerd in /ijn documenlalie (mi Gcrnianischcs Nalionalmtiscuni tc Neurenberg): ccn luidklok nil 1511 ic Brcitcnlcliic bij Molln loom ccn afgielsel van ecu Kculs insigne dat op dc bovenstc lielfl dc aanbidding door dc Driekoningen geeft en ondcr Ursula, als staande, gckroon¬ dc maagd reelits van ccn scliip met cenirale mast cn vijf bollen die kennelijк verwijzcn naar haar eveneens te Keulen vermoordc ge\olg. Alb.: 374 Voorstclling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 0914 Ursula (?) Keulen (?) Vlissinsen h.: 29 br.: 18 lood-tin niet incur aanwczig 1350-1400 200
ONGEIDKNTiriCKKRDKHKILKIKN Op de hier volgende blad/ijden voIgt ids afh. 375 - 404 ecu aantal insignes met nog nic! get'denli ficeerde heiligen dan we I met heiligLMi waai van we sleehis under grool voorbehoud ceil identificatie durum ge\en. Waar enigs/ins mngelijk doen we siigges- lies voor duiding en herkomsi, Cvenwel steeds gevolgd door \ raagiekens. Sonnnfge van de door ons als niei-geideiiti- ficeerd gepreseniecrde insignes werden eer- der wel geduid. oils in/iens was dal dan onvoldoende onderhouwd of foutief. Zo toonlufb. 381 ecu completer insigne van ecu in Heiligen nil de modder'. 1987. als Servatius gcproenieerd fragment (nr. 6.1): voor alb. 382 vverd men een ideiHillealic als Jacobus de Mindere gesuggereerd die niei houdbaar is {nr. 54.1): alb. 385 is identiek aan een daar als waarsehijnlijk Amerslborls bcschouwd laloen коре ten insigne (nr. 15.3). Alb. 397 betreft een insigne dat iden- lick is aan cen bijna gaal exempkiar uit Liineburg (Liineburg. Museum ITir das Fiirstentum Liineburg. inv. A 13); Kurt Kiister (1984) veronderstelt dat dil cen vTOCg-veeriiende-eeuws Quirinus-insigne is, hetgeen ons niei plausibel lijkt. Alb.: 375 Voorstelling: Vindplaais: A flu. Matcriaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1659 Paus Nieuwlande h.:40br.: 14 lood-tin draagspcld 1450-1500 Alb.: 376 Voorstelling: Vindplaais: A I'm. Matcriaal: Bevestiging: Datcring: Details: Inv.: 2188 Bisschop cn Maria (?) Einsiedcln (?) Nieuwlande h.: 39 hr.: 37 lood-tin oogjes 1400-1450 Afb.: 377 Voorstelling: Vindplaais: Afm. Matcriaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 2420 Bisschop Bruese h.:70br.:46 lood-tin oogjes 1400-1450 Servatius? Alb.: 378 Inv.: 2421 Voorstelling: Bisschop Vindplaais: Afm. Matcriaal: Bevestiging: Dalering: Details: Reimcrswaal h.: 47 br.: 36 lood-tin oogjes 1400-1450 Servatius? Alb.: 379 Voorstelling: Vindplaais: Afm. Matcriaal: Bevestiging: Datcring: Details: Inv.: 0519 Bisschop Reimcrswaal h.:4l hr.: 27 lood-tin oogjes 1400-1450 Servatius? 201
Aft.: 380 In\.:0066 Alb.: 381 Inv.: 1589 Aft.: 382 Inv.: 1608 Voorstelling: Heilige Voorstelling: Heilige Voorstelling: Heilige Vindplaats: Renners waal Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande Afm. h.: 54 br.: 23 Aim. h.: 56 br.: 28 Afm. h.: 54 br.: 30 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: niet (nicer) aanwe/isz Bevestiging: draagspeld Bevestiging: draasspeld Datering: 1350-1400 Datering: 1400-1450 Datering: 1450-1500 Details: — Details: Leonardus? Details: — I 1 Afb.: 384A Inv.: 1118A Voorstelling: Pelgrim met staf en hoed Vindplaats: A I'm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuxvlandc h.: 17 hr.: II lood-tin hangoogje afgebroken 1450-1500 Josse? Afb.: 383 Inv.: 1747 Voorstelling: Ileilige Afb.: 384B Inv.: 11 18B Voorstelling: Zwaard, slerren Afb.: 385 Inv.: 0177 Voorstelling: Heilige Vindplaats: A fill. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Opschrift: Rotterdam h.: 44 br.: 30 lood-tin hangoogjc 1400-1450 DEQUE...UON Vindplaats: A fm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuwlande h.: 17 br.: 11 lood-tin hangoogjc afgebrok.cn 1450-1500 Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuwlande h.: 20 br.: 18 koperlegering hangoogje 1475-1525 keerzijde identiek 202
Afb.: 386 1 n v.: 0148 Afb.: 387 Inv.: 2209 AIK: 388 Inv.: 2276 Voorstelling: Heilige Voorstelling: Heilige Voorstelling: Heilige Vindplaats: Prov. Zeeland Vindplaats: Ri 1 land Vindplaats: Nieuwlande Afm. h.: 29 hr.: 28 Atm. h.: 35 br.: 33 Afm. h.: 43 hr.: 35 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: oogjes Bevestiging: niet meer aanwezig Bevestiging: (afgebroken) Dalcring: 1450-1500 Dalering: 1400-1450 Datering: 1400-1450 Opschrift: onleesbaar Opschrift: onleesbaar Details: S(T?)MA(T?)(S?)IJT Afb • 389 Inv.: 2095 Alb.: 391 Inv.: 1674 Afb.: 392 Inv.: 1586 Alb.: 390 Inv.: 1183 Voorstelling: Bisschop staat op duivel Voorstelling: Heilige Voorstelling: Heilige Vindplaats: Dordrecht Vindplaats: Dordrecht Vindplaats: Nieuwlande Aim. h.:51 br.: 39 Afm. h.:4l br.: 27 Aim. h.: 34/35 br.: 25/19 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: niet bewaard Bevestiging: niet bewaard Bevestiging: oogjes Date ring: 1400-1450 Datering: 1400-1450 Datering: 1400-1450 Details: — Details: adelaars op ka/uifel Details: 2 insigne-fragmenten 203
А1Ъ.: 393 Voorslelling: Vindplaats: A fm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Details: Inv.: 0481 Heilige Nieuwlande h.: 44 br.: 23 lood-tin draagspcld 1400-1450 Lconardus? Afb.: 394 Voorslelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Details: Inv.: 0887 Heilige Amsterdam h.: 30 br.: 47 lood-tin niet bexvaard 1400-1450 Theobaldus? Alb.: 395 Voorslelling: Inv.: 0726 Staande figuur Alb.: 396 Voorslelling: Inv.: 1243 Staande figuur Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Nieuvvlande h.: 42 br.: 29 lood-tin niet bewaard 1350-1450 CE STLENSAGNES DE SURSTEMERS Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Dordrecht h.: 38 br.: 20 lood-tin niet bewaard 1350-1400 +CE STELENSAGNES ... STEM HRS 204
Afb.: 397 Inv.: 052b Alb.: 398 Inv.: 1581 Alb.: 399 Inv.: 0975 Voorstelling: Heilige Voorstelling: Kreupele met krukken Voorstelling: Staunde figmir met sehop Vindplaats: Dordrecht Vindplaats: Nieuwlande Afm. h.: 44 br.: 25 Afm. h.: 33 br.: 27 Vindplaats: Reimerswaal Matcriaal: lood-tin Matcriaal: lood-tin Afm. h.: 31 br.: 30 Bevestiging: draagspeld Bcvestiging: niet bevvaard Matcriaal: lood-tin Datcring: 1350-1400 Datering: 1450-1500 Bcvestiging: draagspeld Details: Quirinus.’ Details: bedelaar, vergelijk Datcring: 1450-1500 alb. 283, 284^ Details: — Alt».: 400 Inv.: 1755 Voorstelling: Gevleugelde engcl Afb.:401 Inv.: 2395 Voorslelling: Drie heiligen А1Ъ.: 402 Inv.: 2347 Voorstelling: Heilige Vindplaats: Afm. Matcriaal: Bcvestiging: Datcring: Details: Rotterdam h.: 40 br.: 29 lood-tin oogjcs 1400-1450 wapenschild Vindplaats: Afm. Matcriaal: Bcvestiging: Datcring: Details: Coevordcn h.: 45 br.: 42 lood-tin oogjcs 1325-1375 slaf. palmlak Vindplaats: Afm. Matcriaal: Bcvestiging: Datcring: Details: Dordrecht h.: 27 br.: 18 lood-tin ooszjes 1450-1500 гоп en maan 205
MARIA-INSIGNES De grote groep insignes die hierna volgl, \ an alb. 405 tot en mel alb. 55b, Melt de Maagd Maria centraal. Alle liebben Maria als lioofdHgunr. diku ijls als Moeder Gods mel liet Cliiisiuskind maarook geisoleerd of in eomhinalie mel andere hijbelse llgu- ren, heiligen of te /amen mel als relieken vereerde ohjeeten. Allereersl worden de le lokalisercn Maria- insignes bchandcld en dat op alfahetisehe volgorde naar plaals van herkomsi, te welen van Aardenburg lot en mel liet Brabanlse Waver (Wavre, bij Brussel). Daarna volgcn de velc niet of onder grool voorbehoud le duiden pelgrimstekens en de voor algeme- ne, niet plaatsgehonden devolie vervaardig- de Maria-iiisigncs. Alb.: 403 lnv.: 2469 Voorstelling: Bovendeel lichaam. dti if Vindplaats: A fm. Materiaal: Bcvestiging: Dalering: Details: Nieuwkinde h.: 27 hr.: 45 lood-tin niet meer aanwe/.ig 1475-1525 2 wapenschilden Alb.: 404 lnv.: 2552 Voorstelling: onthoofding Vindplaats: Reimervvaal Afm. h.: 51 br.: 36 Materiaal: lood-tin Bevestiging; Datering: oogjes 1250-1350 Details: hond, kam Opschrift: onleesbaar MARIA, AARDENBURG In het Zceuws-Vlaamse Aardenburg wer- den in 1523/1524 volgens de boekhouding in de bcwaarde kerkrekeningen 1737 pel¬ grimstekens verkochl. in 1569/1570 is spra- ke van 525 stuks, lerwijl in de rekening van 1589/1590 er gcen meer werden geboekl. Hei ovcrgrole deel van de in 1523/1524 vcrkoehle insignes, honderdtwintig dozijn, beirof 'looden leeekenen’; de overige 297 pelgrimstekens vvaren van zilver - de groot- ste en duurste variant was van verguld sil¬ ver. De lood-tiniien insignes vvaren niet in Aardenburg vervaardigd, maar zo blijkt ook uit dc kerkrekening. in Brugge aangekoelii bij ene Plielips Dorree. Het Aardenburgse insigne verwijst naar een aldaar vereerd miraculeus Mariabeeld, te oordelen naarde insignes, een zittende Maria met haar Kind op sellout. Van Hecringen en Hendrikse wisten in 1991 op grond van bet toen bekende acliltal Maria- insignes uit Aardenburg, aannenielijk te maken dat te Aardenburg een /iliend Mariabeeld - van liet type Sedes Sapientiac. Zetel dei Wijsheid? - weld vereerd en niet de sinds de vorige ecuvv bedaelite 'Maria mel de inktpot’. Steevast wordl Maria op de insignes geflankeerd door twee engelen met grole kaarsen, vvellicht verwijzend naar de reele situatic in de Aardenburgse kerk. VVaarscliijnlijk siamt ook liet insigne van afb. 533 nil Aardenhurg, gezien de verge- lijkbare ieonografie en randveisiering. 206
Alb.: 405 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Matcriaal: Bevestiging: Datering: Opschrifi: In v.: 1384 Maria met Kind Aardenburg Nieuwlande h.: 64 hr.: 48 lood-tin 002 jcs 1450-1500 Ar.Den.Buerch Alb.: 406 Voorstelling: Vindplaats: A fm. Materiaal: Bcvcstiging: Dalering: Opschrift: Inv.: 2332 Maria met Kind Aardenburg Nieuwlande h.: 53 br.: 40 lood-tin oogjes niel bcwaard 1450-1500 Ardenboergh Alb.: 407 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bcvcstiging: Dalering: Details: Inv.: 2178 Maria met Kind Aardenburg Nieuwlande h.: 36 br.: 40 lood-tin 002jes nict bcw aard 1450-1500 Afb.: 408 Inv.: 1832 Alb.: 409 Inv.: 1812 Alb.: 410 Inv.: 2545 Voorstelling: Maria met Kind Aardenburg Voorstelling: Maria met Kind Aardenhurg Voorstelling: Maria met Kind Aardenburg Vindplaats: A fm. Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande h.: 56 br.: 47 Afm. h.: 36 hr.: 38 Afm. h.: 33 br.: 29 Matcriaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: oogjes Bevestiging: oogjes nict bcwaard Bevestiging: oogjes niet bcwaard 1450-1500 Dalering: 1450-1550 Datering: 1450-1500 Date ring: Details: — Details:" — Opschrifi: Ar.den.(burcht) 207
MARIA, AAKSC1IOT Afb.: 411 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Matcriaal: Bevestiging: Datcring: Details: Upschril't: Inv.: 0004 Maria met Kind Aarsehot Nieuvvlande h.: 75 br.: 44 lood-tin oogjes 1475-1525 vvapcnschilden AERSCHOT Afb.: 413 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Matcriaal: Bevestiging: Datering: Details: Opschrifl: Inv.: 0732 Maria met Kind Aarsehot Nieuvvlande h.: 74 br.: 42 lood-tin oogjes 1475-1525 vvapcnschilden AERSC(HOT) Alb.: 412 Voorsielling: Vindplaats: Aim. Matcriaal: Bevestiging: Date ring: Details: Opschrifl: Inv.: 1228 Maria met Kind Aarsehot Nieuvvlande h.: 75 br.: 41 lood-tin oogjes 1475-1525 vvapensehilden AERSCHOT Alb.: 414 Voorstelling: Vindplaats: A fm. Matcriaal: Bevestiging: Datcring: Details: Opschrift: Inv.: 1975 Maria met Kind Aarsehot Nieuvvlande h.: 38 hr.: 38 lood-tin niet bevvaard 1475-1525 vvapensehild niet bevvaard Dc geschiedcnis van hot Brahanise Aarsehot als hcdcvaarlsoord lor ere van ile Maagd Maria, gaai /eker terug lot in tie vijHientle eeuw. Ken relatief vrnegc aandui- ding bet re I'l ecu stralhcdcvaan die tussen 1452 en 1458 in Lier vvertl npgelegd: “een pelgrimagic Ions, vrouwen larsehot’. De traditie te Aarsehot vcrhaali over een Mnriabeeld dal /ell'aangaf dat het tlaar ver- eerd vvilde worden: in een hoot np de Denver vverden twee Mariaheelden ver- voertl, het ene we id algeleverd in het tlorp- je VVerchtei maar moesl legen het andere worden gcvvisseld en pas loen kon de boot verder varen. vvaarna tle/e le Aarsehot vveer vasilicp lot het Mariabeeld daar van boord werd gehaahl. Het huidige Ylariaheeld te Aarsehot is de /esliende-eeuw.se vervan- ging van een ouder. deriiende-eeuws heeld. De Aarsehotse Maria-insignes tonen steeds tie ironende. gekmonde Maria met het Kind op liaar school. De hier afgeheekle vijf varianlen /ijn van hel/elfde type (alb. 411 415). De vvapensehilden terzijde van Maria verwijzen naar het adellijk geslaeln Croy. dat sinds 1432 de hcerlijkheid Aarsehot bezit; het sehilfljc midden under itvont het vvapen van Aarsehm. Bij andere insignes van Aarsehot is uiisluitcnd de plaalsnaam vermeld en /ijn de vvapensehilden vvcggela- ten: ook 7ullen er pelgrimstekens en metlailles met uiisluitcnd de ulbeelding van de Aarsehotse tronende Maria met Kind /ijn verkocht. vvaarvan vermoeflelijk het insigne van alb. 494 een voorbeeltl is. Zie over Aarsehot иск p. 49-57. Alb.: 415 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Matcriaal: Bevestiging: Datcring: Details: Opschrifl: Inv.: 2504 Maria met Kind Aarsehot Nieuvvlande h.: 46 hr.: 44 lood-tin niet bevvaard 1475-1525 vvapensehild AERSCHOT 208
MARIA, ANDERE HEILIGKN EN RELIEKEN, AKEN De Domkerk le Akcn hc/il. hehalve het miraculeu/c Mariabeelil <tic 'Maria Aqtiensis"), vim ouds ecu builengcvvoon i ijkc reliekenschal die vele pelgrims aan- irok. De toeloop naar Лкеи is si nils tie late miilileleeuvven vooral geconcentrcenl op ile grool.se relickentoningon die ilaar vveriltn gcoruanisccril. maar ook riaarhuiten was Aken een dnikbe/oehle hedevaarlsplaais. Naar de traililie wil. gaal ile pelgrimage naar Aken lerug lot in ile lijil van Karel ile Groie: ile/.e kei/er zou ile stieliter /ijn van de Akense lieiligdoiusvaarl. de plechlige zevenjaarlijkse reliekentoning. Volgens de legende /oil Karel de Cirole de Akense Dom in 805 liebhcn laien vvijilen en de 365 aanvve/ige bisschoppen zouden toen le /amen voor 365 jaar afkiten liebhen ver- bonden aan de toningen. Al is dil niel liisto- risch gcTundeerd. loch vveril dil nog toi vvr in ile negentiende eeuw voor waar aangeno- men. Tot in de dertiende eeuw vonden de loiiiimspleChtigheden die zouden uitgroeien tot de heiligdomsvaarl. plaais op het I'eest van de Cirole Kerkvvijding. de herdenking van de vvijding na de lierbouw die volgde op een venvoesting door de noonnannen in de tiendc eeuw. Toi het midden van de veertiende eeuw vonil de pleehtige toning Л1Ъ.:417 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Maicriaal: Bevestiging: Dateiing: Details: Inv1733 Maria. Karel de Groie Aken Dordrecht h.: 55 br.: 32 lood-tin ooejes 1300-1400 tunica getoond dooi priesler(s) jaarlijks plaats. vfinal' 1344 ecus in de /even jaar. De/e /evenjaarlijkse eyclus of 'turnus' was sueeesvol en veel andere plaatsen slo- ten /ieh bij het Akense gebruik aan. De/e ‘turnus- uerd hesehouwd als een h ij be I sc iradilie: iimners volgden vanaf elke tieiulo dag van de zevende maand van het /evende jaar ile lestiv iteiien. opening en/оГ tuning van de reliekhouders under ba/uingcschal. applaus en gejiiich. onilersieund door op hoorns bla/ende gelovigen (vergelijk afb. УЗ I - УЗЗ). Vanaf 1322 of knrl ilaarna von den de loningen plaats in de huitenlueht vanaf de torengalerij: de groepen gelovigen eu pelgrims vvaren /о groot gevvorden dat de toning niel nicer in de kerk kon plaats- vinden. De belangrijksie relieken vverden in vier Cange" getoond. aelilereemolgens de Tunica van Maria, de Windselen van hel Chrisiuskinik de dock waariu liel hool’d van Johannes de Doper gevvikkeld was geweest. en tenslotte ile lendendoek van de gekrui sigile Chrisms. De/e koslbare relieken vvaren in 1238 uil een karolingisehe reliek- homler overgebracht naar hel ‘Marien.sdirein-. dal uitsluilend bij de hei- ligdomsvaart vveril geopend. Op de pelgrimstekens en hcdcvaurlinedail- les uil Aken vmrdl in de eerste plaais ver- we/en naar Maria, de pat rones van lie dom- kerk. en meer in het hij/nnder naar liaar Tunica en naar hel wonderdadige heekl van de 'Maria Aquensis'. Daarnaasi konden aan de/e Mariale afbeeldingen vervvij/ingen vvorden toegevoegd naar andere devoties, vvaaronder die van Karel de Groie de eersie plants inneeml I alb. 416. 417. 421.427: /ie ook alb. 264 - 267 en p. К4-У1: De heilige Karel ile Groie"). De albeelding van de Tunica van Maria is hei nicest kennierken- de voor ile Akense insignesen komi nage- noeg steeds lerug (alb. 416 - 435). Dikvvijls is de toning van hel Kleed vveergegeven: over een stok gesehoven houden twee pricsters of ook vvel engelen de Tunica met de ene hand omlioog en vvijzen er met de andere hand naar. Alb.: 4lb Voorstelling: Vinilplaals: Aim. Materiaal: Be\ cstiging: Datering: Details: Inv.: 0381 Maria met Kind Aken. Kornclimiiiisicr Dordrecht h.: SO hr.: 58 lood-tin ootijes niel bewaard 1300-1400 Karel de Grotc, Cornelius tunica getoond door pricsters MARIA, KAREL l)E (ИКОТЕ EN t'OKNKMl S. AKEN EN KORN ELI M LI NSTER Hei insigne van alb. 416 geeli ccnliual ile voorstellingen van hei \keiise Mariabeelil en ilaarbovcn de Tunica van Maria gtilra¬ ge n door twee pricsters. De Maria met Kind word! geflankeerd door twee lieiligen die te identificeren /ijn als pans Cornelius en kei- zer Karel ile Cirole. Vermocilclijk verwijsl dil insigne niel uitsluilend naar Aken. maar naar/owel Aken als Korneliiiiiinsier. Maria en Karel de Groie slaan uiteraard voor ile Akense beileiaari. pans Cornelius mei de hoorn als /ijn karakterislieke aiiribmit 4taat voor het nabij gelegen Kimielimiinstei. Voorcle hedevaarten naar Aken en Kornelimiinster. dat /ich rielille met de louingspleehiigheden naarde Akense hei ligdomsvaart. vverden meer geeombineerde devotionalia geprodueeeril. vaak nog daar- aan loegevoegd de Sini-Servaas te Maastricht alsderde. Als eollcetieve souve¬ nirs voor dil drielal plaatsen /ijn hijvoor- heeltl steengoed pelgrims I lessen bekeiul. evenals een als imicum bevvaanl gcbleven gedrukt loningsformulier nil I46S l/ie p. 86. ill. 30). 209
Afb.: 418 Voorstclling: Vindplaats: Aim. Maicriaal: Bevestiging: Date ring: Details: Inv.: 1776 Maria (met Kind) A ken Dordrecht h.: 83 br.: 62 lood-tin ooejes 1300-1400 tunica getoond door priesters Alb.: 419 Voorstclling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Details: Inv.: 0041 Maria met Kind Aken Nieuvvlande h.: 79 br.: 49 lood-tin oogjes 1350-1450 Calvariegroep, tunica getoond door priesters SPIEGEUNSIC.NES, AKEN In de cerste he I It van de vijftiende eeuvv, of missdiicn al eerdcr, oniwikkclde men in Aken een nieuw type pelgrimsteken, het /ogenoemde spiegel-insigne. Kurl Roster toonde aan dal de spiegel-insignes vooral daar v uurkwamcn waar een teer grote toe¬ loop van pelgrims speelde. De toningen moesten worden aangepast aan de le hoop gelopen mensenmassa's en men ging er toe over van hogc podia of vanuit hoge gebou- wen de relieken en reliekhouders te tonen, /.odal eenieder de heiligdnmmen kon aan- selmiiwen, /ij hei van grote afstand. In Aken ging men in 1322 of kort daarna over op de *Fern/cigung\ de toningen vanaf de torengalerij. Dit had als gevolg dal de relie¬ ken niet meer aan te raken vvaren. Om toch de uitstraling van het heilige le kunnen ‘vangcrT en lelterlijk in handen te krijgen. kon met spiegeltjes het beeld van de relie¬ ken worden opgevangen. Dii gebruik bleek aan te slaan en de pelgrimstekenprodueen- len sprongen bier al snel op in: spiegeltjes werden aan de traditioneel gegolen pel- grimstekens toegevoegd in speciaal daur- voor aangebraehte spiegellijstjes. Dit gebeurde vermoedclijk voor het eerst in Aken (alb. 420. 421,423) en werd al snel elders ook toegepast (bijvoorbeeld afb. 462 -464. ‘s-Hertogenbosch). Mel lipjes weal in de lijsljes een klein gla/en spiegeltje vastgeklemd. Op vergelijkbarc vvijze kon- den overigens ook getekende, geschildcrde of gedrukte prentjes, geprent leer of andere reliefs aan insignes worden toegevoegd of konden gekleurde fonds achler de door- gaans ajour gegoten insignes worden beves- ligd. De duidelijk uitstekende lipjes bij het insigne van afb. 419 dienen bijvnorhceld vvaarsehijnlijk voor het aanbrengen van zo’n aehtergrond. In een baanbrekend arlikel uit 1983 ging Kutl Rosier in op de Akense spiegclinsig- nes en maakte hij aannemelijk dat de uit- vindcr van de boekdrukkunsl. Johannes Gutenberg, in de jaren 1436-1438 grote aanlallen van de/e ‘Aaehonspieger vanuit Straatsburg leverde voor de jiibileuni-Iici- ligdomsvaarl van 1440. 210
Afb.: 420 Voorstclling: Vindplaats: A fm. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Details: Inv.: 0042 Maria met Kind A ken Dordrecht h.: 115 br.: 56 lood-tin oogjes 1400-1450 Vera Icon, spiegelinsigne tunica getoond door priesters Alb.: 421 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Details: Inv.: 2323 Maria met Kind Akcn Dordrecht h.: 120 br.: 77 lood-tin oo2 jes 1400-1450 Calharinn, Karel de Grotc, tunica spiegelinsigne MARIA, KAREL I>E GROTE EN CATHARINA, AKEN Het spiegelinsigne van afb. 421 is hoogst uitzonderlijk van iconografle. Onderde Tunica van Maria bevindt zieli ecn sehild- vorinig lijslje waarin oorsprunkelijk een «lazenspiegcltje bevesligd zal /ijn geweest. Onder dal spicgeltje is de hoold- voorstelling van lid pelgrimstcken aange- bracht: Maria met het Chrisluskind. gellan- keerd door twee liguren. Deze blijken Catharina en Karel de Grotc voor te siellcn. Catharina. gekroond. Iioudt liaar traditione- le attribuut, het rad waarmec /e gemaneld werd en het zwaard waarmee /e werd ont- hoofd t/ie bij alb. 51 - 57). in liaar handen. Karel tie Grotc staal als t orsi met fcrxxin en scepier aan Maria's linker/ijde. tlirekl naasi het Chrisluskind. Dil pelgrimsieken toonl duidelijk aan dat insignes werden veivaardigd en verkoehl als verwij/ing naar /eer Speeifieke vereerde objecten of naar aanleiding van speeifieke gebeunenissen. Op vergelijkbare. maar minder opvallende wijze. zagen we dit ook al bi j de pelgrimsinsignes met de verwij- zing naar de reliekenhorsibeelden van Thomas Beckel in Canterbury (afb. 361 - 366) en van Servatius in Maastricht (alb. 342 - 350). Hel Akense insigne met Catharina. Maria en Karel de Grille, dal door de geprononeeerd midden boven ueergegeven Tunica naar Aken in het alge- meen refereen. verwijst naar een reliekhou- der in de Akense domschal in het bij/onder: hel zogenoemtle 'Karlsreliquiar. Hel ‘Karlsreliquiar' is ecn arehitecturale reliek- hnuder met in het midden relatief groot drie liguren. te weten Maria met Kind. Karel tie Cirote en Catharina. In de reliekhouder is als helangrijkste relikwie een (vermeendj annbot van Karel de Grotc gevat. De/e iiiterst kosihare reliekhouder kwam kort na het midden van de veertiende eeuvv lot .sland. De eersle pelgrimstekens met deze ieonografie /nllen naar aanleiding van tie pleehtige preseniatie van deze reliekhouder ontvvorpen en in de handel zijn gebraelu. Hel in Dordrecht teniggewnden e\empluar (alb. 421) dateen vermoedelijk wal later aange/ien we liier tevens met een spiegel- insigne van doen hebben. 211
Afb.: 422 Voorsielling: Vindplaals: A fm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: [nv.: 1181 Tunica, Christus en Maria A ken Nicuwlande h.: 50 br.: 65 lood-lin (C.L.) 1 oogje bewaard 1350-1400 tunica getoond door engelen Alb.: 423 Inv.: 0043 Voorsielling: Tunica Akcn Vindplaals: Nicuwlande Afm. h.: 84 br.: 66 Maleriaal: lood-lin Bcveslitiinn: oogjes Dalering: “ 1400-1450 Details: Spiegel insigne tunica getoond door priesters Afb.: 426A Inv.: 1874A Voorsielling: Maria met Kind Aken Vindplaals: Nicuwlande Afm. h.: 22 br.: 18 Maleriaal: lood-tin Bevestiging: hangoogjes Datcring: 1475-1525 Details: — Alb.: 424 Inv.: 2034 Alb.: 425 Inv.: 2295 Alb.: 426B Inv.: I874B Voorsielling: Tunica Voorsielling: Tunica Voorsielling: Tunica, sler Akcn Aken Aken Vindplaals: Rotterdam Vindplaats: Nicuwlande Vindplaats: Nieuwlande Afm. h.: 42 br.: 28 Aim. h.: 18 br.: 18 Afm. h.: 22 br.: 18 Maleriaal: lood-lin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: niet bewaard Bevcstiging: omlijsting ontbreekt Be\estiging: hangoogje Date ring: 1400-1450 Datering: 1475-1525 Datering: 1475-1525 Details: Vera Icon Details: — Details Г — 212
SI>IE<;EMNSIC;NES EN MJSTJES, AKEN Afb.: 427 Voorstelling: Vindplaats: A fm. Maleriaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 0906 Maria met Kind Karel de Grote A ken Prov. Zeeland h.: 38 br.: 24 lood-tin oogjes 1400-1500 tunica IX1 albeeldingen 429 tot en met 432 bet ref- fen gegoten 1 ijstjes van lood-tin. die van een losse inlioud werden voor/ien. De/.e iiihmul. al dan niet aehtcr stukjes "las. ком besiaan nil leer, perkament. papier, textiel of dunne metalen plaatjes, waarop voorstel- lingen waren aangebracht. Met uii/ondc- ring van de metalen inlioud - van lood-tin of latoenkoper- is nagenoeg steeds verlo- ren gegaan vvat in de I ijstjes /at. De lijstjes /ijn in I'eite een variant van de spiegelinsig- nes die hiervoor vverden hesproken (alb. 420. 42 1.423) en werdeu vermoedelijk pas sinds de tweede liell'i van de vijfiiende eeim gemaakt. Het hieronder afgebeekle in Rotterdam gevonden exemplaar (alb. 429) is uit/onderlijk. niet alleen door de relalief grote afmetingen. maar ook door de vorm van de twee op elkaar passende hclften die te /amen in de liodem werden aangelrolTen. De Tunica van Maria koml lelkens voor lussen de beide mit\ ormige ophangoogjes. Bij de drie lijstjes waarvan de inlioud gelieel of gedeellelijk bewaard hleef, is tel- kens de 'Maria Aquensis' algebeeld. het miracLileu/e Akense Mariabeeld talb. 430 - 432). Afb.: 428 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevesliging: Datering: Details: Inv.: 1951 Maria met Kind Aken Reimerswaal h.: 46 br.: 83 lood-tin niet (meer) aanwezig 1450-1500 tunica getoond door priesters insigne? Afb.: 429 Voorstelling: Vindplaats: Afm- Materiaal: Bevestiging: Date ring: Details: Inv.: 1958 Tunica Aken Rotterdam h.:91 br.: 72 lood-tin oogjcs 1450-1500 bij elkaar gevonden inhoud omlijsiing verdwenen 213
Alb.: 430 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 0674 Tunica. Maria met Kind Akcn Nieuwlande h.: 45 hr.: 29 lood-tin 2 oogjes 1475-1525 2 glasplaatjes voorstelling in omlijsting Alb.: 431 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevesliging: Datering: Details: Opschrifl: Inv.: 1328 Tunica. Maria met Kind Aken Amsterdam h.: 40 hr.: 26 lood-tin oogjes (afgcbroken) 1475-1525 leksl op omlijsting О MATER (ME)ME(N)TO MEI Afb.: 432 Vooistelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1983 Maria met Kind Aken Rotterdam h.: 61 br.: 40 latoenkoper, omlijsting lood-tin (C.L.) oogjes 1475-1525 tunica, voliefsehcepje glasplaatjes vcrloren Afb.: 433 Inv.: 1995 Alb.: 434 Inv.: 1580 Alb.: 435 Inv.: 1962 Voorstelling: Maria met Kind Voorstelling: Maria met Kind Voorstelling: Maria met Kind Aken Aken Aken Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Rotterdam Afm. h.:32 br.: 21 Afm. h.: 28 br.: 18 Afm. h.: 32 br.: 22 Materiaal: lood-tin (C.L.) Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: hangoogje Bevestiging: hangoogje Bevestiging: hangoogje Dalering: 1475-1525 Date ring: 1475-1525 Datering: 1475-1525 Details: keerzijde tunica Details: keerzijde tunica Details: keerzijde glad 214
Afh.: 436 Inv.: 1662 Afb.: 437 Voorstclling: Vondst van het miracu- leu/e Mariabeeld Amersfoorl Voorstclling: Vindplaats: Amsterdam Vindplaats: Afm. h.: 56 br.: 47 Afm. Maleriaal: lood-tin (C.L.) Maleriaal: Bevestiging: oogjes Bevestiging: Datering: 1450-1500 Dalering: Opschrift: AMERSFOERT Opschrift: Inv.: 164 1 Alb.: 438 Inv.: 0145 Vondsi van hel miracu- Voorstclling: Vondsi van hel miracti- leuzc Mariabeeld leuze Mariabeeld Amersfoorl A me rs loon Nieuwlande Vindplaats: Amsterdam h.: 58 br.: 39 Afm. h.: 48 br.: 33 lood-tin (C.L.) Materiaal: lood-tin (C.L.) oogjes Bevestiging: oogjes 1450-1500 Datering: 1475-1525 AMERSFOERT Opschrift: AMERSFOERT MCCCCXLV MCCCCXLV MARIA, AMERSFOORT Een van de drukbe/ochte laaimiddcleeuwse Mariabedevaariplaatsen in de Noordelijke Nedcrlandcn was Amersfoorl. waar een devotie bestond rond een miraculeus Mariabeeldje. Van dil beeldje is zo weinig over dat niet mogelijk is er een slilistisdic datering of zelfs maar een vage beschrij- ving vail ie «even. De lokale legende ver- haalt over een wonder dat op 19 deeember 1444 plaatsvond. Een zekcre Margriete Albert Gysendoehter vond op die dag onder hel ijs van de Amersfoortse siadsgracht hel kleine, onooglijke Mariabeeldje dat onbe- weeglijk in hel sterk stromende water zweefde. Margriete moest drie maal in een visioen de opdracht krijgen dil beeldje uit het water le gaan lialen. voordal /e dit ook daadwerkelijk deed. Het Mariabeeldje was enkelc weken tevoren in de graebt gegooid door een meisje dal op weg was om in te tredcn in een van de Amersfoortse Mons¬ ters Tocn ze haar bestemming naderde. bekroop haar een gevoel van schaamte over het nogal primitive Mariabeeldje dat ze hij zich had cn dus wierp ze het weg. Het beeldje werd evenwel op bovenaards gezag weer teruggevoiulen en onmiddellijk cebeurden er wonderen nadat de Moeder Gods in dit beeldje was vercerd. Hel w'erd op Sint-Slevensdag (26 deeember) pleehlig overgebraeht naar dc Onze-Lieve Vrouwekapel in Amersfoorl en een inten- sieve devotie volgde. In het eerste jaar wer- den maar liefsl 548 wonderen genoteerd in hel Amersfoorstc mirakelboek die op voor- spraak van Maria plaalsvonden na gebed lot dit miraculeu/e beeldje. De in hel mirakel¬ boek genoemde bedevaailgangers wier gebed word verhoord kwamcn uit de gehele Nedcrlandcn. De vondsten van Amersfoortse pelgrimstekens bevesligen dit beeld. Tot op heden zijn insignes bekend uit Amsterdam (7). Mechelen (1), Valkenisse (1). Middelburg 11). Nieuwlande (10), Sluis (I), Sehouwen- Duivcland (1), Rcimerswaal (I), Gorinchem (I). Diemen (I). Roiterdam (2). Dordrecht t4) en Kampen (I). Op de Amersfoortse insignes, vvaarvan drie varianten bekend zijn, wordl steeds de vondsi van hel wonderdadige beeldje weer- gegeven. In verhouding is daarbij het Mariabeeld zeer groot weergegeven. Margriete Albert Gysendoehter die hel beeldje vond, knielt neer op hel ijs met ecu einmertje naast zich en vist het beeld nil hel water. Bo veil dit laferecl is op een banderol hetzij allcen de plaalsnaam ‘Amersfoert' aangegeven, hei/ij - en dat komt het meesie voor- zowel de plaatsaanduiding als in Romeinse cijfers hel jaar uaarin het won¬ der gesehiedde: mccccxlv (voor 1444, een jaar versehil ten gevolge van een andere kalender). 215
MARIA, AimiJ VAN BAUDELOO ТЕ SINAAI Alb.: 439 Inv.: 2559 Voorstelling: Wegkapel van het miracu- leuze Mariabeeld Baudeloo Vindplaats: I lontenis.se Afm. h.: 70 br.: 43 Materiaal: lood-tin Bevestiging: oogjes Dalering: 1475-1525 Details: wapenschild Opschrift: ONS VROUYVE VAN DER El ST TE BODELO Omsireeks 1930 vverd in dc Schelde ecu nagenoeg gaaf insigne gevonden van ‘Ons Vmuwc van dcr Elsi le Bodelo', van hel miraculeu/c Mariabedd in dc Bcnedielij- nenabdij Baudeloo ic Sinaai in hel Waasland. In voorsielling, u it veering en maal komt dit insigne. dal bevvaard wordl in de eollccties van het VJeeshuis ic Antwerpen, nauvvkcnrig overeen mel het hiernaast vveergegeven rragmentarische insigne dal in Hontenis.se werd gevonden (afb. 439). Dil is, naast een in Amsierdam gevonden fragment, het derde bekende excmplaarvan het pclgrimstckcn van On/e Lieve Vrouw van Baudeloo. Oiuler een golische e/elsrugboog is een boom ufge- beeld waartegen een kapellelje is opgehan- gen met een beeld van Maria mel Kind. De groie boom vvordt gellankeerd door lwee kleinere en de/e stcllen blijkens hel opsehril'l op de banderollen elzen voor. In het midden van de onderli jst van hel pel- grimsteken is een wapcnschildjc geplaatst tussen de woorden ‘te Bodelo’; dil schild draagt het wapen van de abdij Baudeloo, bestaande uil twee gekruiste ablsstaven. De abdij van Baudeloo werd in dc late twaalfde eeuw gesticht vanuit de Sint-Pietersabdij te Gent. Een nude monnik trok zielt terug in het bosrijke gebied tussen Hulst en Sint- Niklaas. De/e streek, het Waasland. behoorde toe aan Boudewijn, graaf van Vlaanderen. De naam Baudeloo is op grond van die eigendomsrechten te verklaren: Bau-de-loo, land of plaats van Boudewijn. De monnik die daar een convent vestigde. kreeg op 3 december 1203 paiiselijke toe- stemming en, indicn het hem lukte twaalf monniken om hem heen te ver/.amelen. zou zijn vestiging tot abdij worden verheven. Dit geschiedde voor 1213 en in 1215 ging de Benedikiijnenabdij over naarde orde van de Cisierciensers. De abdij bracht het tot grote rijkdom, ontving de hoogste gas- ten zoals kei/er Karel V en /ijn /Lister Maria van Hongarije, en vverd in 1578 gebeeldenstormd vvaarna het complex vverd verkocht en ten onder ging. De slichter van de abdij had de cerste kapel al toegcwijd aan de Maagd Maria. Maria zou hem persoonlijk in een visioen zijn ver- schenen en hem hebben gewezen waar in het el/enbos de abdij moest komen. Ook de nieuvve abdijkerk, gebouwd in of kort na 1214, werd aan de MoederGods en alle heiligen gevvijd. Maria werd er in hel bij- zondcr vereerd en bij de abdij was een afzonderlijk pelgrimshospitaal. In de late zevenliende eeuw werd dichtbij de lokatie van de nude abdij een kapel gesticht. In deze ‘Baudeloo-кареГ of ‘kapel van het El/enbosch' vverd de oude devotie voortge- zet van de ‘Ons Vrotiwe van der Elst’. Afb.: 440 Voorsielling: Vindplaals: Aim. Matcriaal; Bevcstiging: Datering: Details: Inv.: 0089 Maria met Kind Boulogne-sur-Mer Nieuwlandc h.: 41 hr.: 34 lood-lin hangoogjes 1400-1500 in schcepjc Afb.: 441 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1908 Maria met Kind Boulogne-sur-Mer Valkenisse h.: 35 hr.: 35 lood-tin oogjes 1400-1500 in scheepje Alb.: 442 Voorsielling: Vindplaats: Afm. Matcriaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 2131 Maria met Kind Boulogne-sur-Mer Nieuwlandc h.: 22 br.: 38 lood-lin niel meer aanwczig 1400-1500 in scheepje 216
MARIA, BOULOCNK-SUR-MKR In 1425/1426 word in de rekeningen van do hcilogon van Bnurgondic do uiigave gobookl aan осп /ilversmid to Boulogne, goiuumid Johan Marlin, vooroon gouden. dric vorguldo on doriion /ilvorcn insignex van do "Nostro Dame do Boulongne*. Al oerdcr, in 1420/1425. waren daai bij oon andoro /ihorsmid. ivvinlig Maria-insignos gokoclil, to weton vier verguldo on /eslion /ilvorcn. Do pelgrimstekens van ‘Notre Dame de Boulogne' tonen stoods oon xcliip mot con Mariabeokl als verwijzing naardc lokalc iradilie. Volgons do legondo was in hel jaar 633 in Boulogne con scliip do haven binnongelopcn /onder benianning on beladcn mot een Mariaboold. Op do insig- nos is Maria /.clГ dan ouk sums als roergan- gcr wcorgogoven (zic bijvoorbocld alb. 440). Hot becld van de Moeder Cods mol luiar Kind word ш do plaatselijko kapol opgostold on al spoedig geschiedden or wonderen. Met name xinds de elide eoiiw werd Boulogne-sur-Mer een bekend on druk be/ncht bedovaartsoord. Als devolionalia werden in Boulogne zovvel insignes verkooht - on die in dherse uitvoe- ringen. zoals bijvoorbeeld blijkl nil do genoemde Bourgondische rokeningen als ampiillen. De ampullon. die met gewijd water of ieis dergelijks gevuld /ullcn zijn gewcest. /ijn ook steeds voorzion vail de afbeelding van do vvonderlijke aankomst van het niiraouleuze Mariaboold. Op de ampul nil Nieuwlandc (alb. 443A-B) draagt het Mariabeold in hel bootje op liaar linker- hand con kerkmodel als verwijzing naar de aan haar gewijdc kapel le Boulogne. Op de keer/ijdc is hot Mariabeeld nogmaals afge- hceld. en voor hel becld kniell een gelovige of pclgrim in gehod. Het randschrift op de keerzijde is onleesbaar, dat op do voor/ijde betekent zovecl als ‘pclgrimsteken van do heilige Maria van Boulogne’, hen aan doze ampul bijna ideiuick exemplaar word te Middelburg (Kortc Geere) gevondon. Het Rotterdamse exemplaar (alb. 444Л-В) geeft op do voor/ijde eveneens de voorstelling van het Mariabeold in het scliip, wuarom- hecn een onleesbaar gevvorden rundsehrifi dat ongetwijleld ook naar Boulogne als plants van herkomst verwijst. Do keer/ijde van de/e ampul is met eon ruitpatroon gedecoreerd waarin oen aantal Franxe lelics is verwerkt; ook aan doze /ijde is het rand- schrift onleesbaar. Alb.: 443A Inv.: 1923 A Alb.: 443В Inv.: I923B Voorstelling: Maria in scheepje Boulogne-sur-Mer Voorstelling: Maria met Kind Boulogne-sur-Mer Vindplaats: Nicuwlande Vindplaats: Nicuwlande Afm. h.: 40 hr.: 27 Afm. h.: 40 br.: 27 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: ampul met oogjes Bevestiging: ampul met oogjes Datering: 1450-1500 Datering: 1450-1500 Details: Maria draagt kerkmodel Details: geknielde figuur Opschrift: S SC MARIA BOLON1E Opschrift: onleesbaar А1Ъ.: 444A Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Inv.: 2061A Maria in scheepje Boulogne-sur-Mer Rotterdam h.: 39 bi\: 29 lood-tin ampul met oogjes 1450-1500 onleesbaar Alb.: 444В Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 206IB Ruitpatroon, fleurs de lis Rotterdam h.: 39 hr.: 29 lood-tin ampul met oosjes 1450-1500 217
АГЬ.: 445 Voorslclling: Vindplaats: A fm. Maleriaal: Bevestiging: Datcring: Details: Opschrift: Inv.: 2130 Tronende Maria met Kind Chart res Nieuwlande h.: 67 bi44 lood-tin (C.L.) oogjes 1350-1400 tunica, geknielde gelovigen SANTA BHATE MHRIE CARTOTES1S А1Ъ.: 446 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Maleriaal: Bevestiging: Datcring: Details: Opschrift: Inv.: 1392 Miraculeuze inwijding van de Mariakapel Einsiedeln Nieuwlande h.: 76 br.: 63 lood-tin (C.L.) oogjes 1400-1500 kruisje aangcvuld ... U FRAUEN CAPPL’ZUM ... WFTFT GOT SELB MIT LNG ... MARIA, CHARTRES Chartres vvordt hesehouwd als dc oudste bedevaarlplaals van Erankrijk. Al in de merovingisehc tijd weal Maria daar vereerd en vvaarschijnlijk is de Mariadevotie daar nog aair/ienlijk ouder. Omstreeks 876 schonk de karolinger Karel de Kale een relikwie aan de kerk van Chartres die deze tot een belangrijk bedevaansoord zouden maken: de Saintc-Chemise', de Tunica van Maria. Tegenwoordig vvordt deze vereerd als de Voile de Noire-Dame\ als de sluier van Maria, vvat nicer overcenkomt met de vorm van hel oude weefsel vourdat het ten tijde van de Fransc Revolutic vverd bescha- digd. namelijk een lange strook /ijde van zo'n 535 hij 46 cm. Verhorgen in een reliekschrijn. opgesleld op het hoogaltaar in de kathedraal. was de vermeende Tunica doelwit van talrijke pelgrims die echte kle- ding - met name voor aanstaande moeders - of‘chemisettes’, kleine ‘tunicas' van bor- duurwerk of metaal (ook pelgrimslekensi. met de Mariareliek in aanraking vvilden hrengen. In de elfde eeuw nam de si room pelgrims sterk toe en bij lioogtijdagen brachten grote groepen /clfs de naclii door in de kerk. К on voor het midden van de twaalfde eeuw vverd een nieuvv aspect toegevoegil aan de pelgrimage doordat de bedevaai tgangers vverden ingcschakeld bij de bouvv van de nieuwe, golische kathedraal. Net lioogte- punt van de Mariabedevaart naar Chartres lag in de twaalfde en dertiende eeuw en de ‘Saintc-Chemise’ was het cerste doel van de pelgrims, die vich uiteraard in linn gebed ook riehtten tot de verschillende afbeeldin- gen van Onze Lieve Vrouw in de kathe¬ draal. Op de pelgrimsinsignes uit Chartres, vvaar- aan de oudste al uil de twaalfde eeuw zou- den dateren, komen zovvel Maria met Kind voor cn de tot haar biddende gelovigen als de ‘Sainle-Chemise’, zoals liier het geval is bij het in Nieuwlande gevonden exemplaar (afb. 445). ‘ENGELWEIHE’, EINSIEDELN Met de imam ‘Hngelvveihe’ vvordt vervvezen naarde miraculeuze inwijding van de kapel van de Benediktijnenabdij Einsiedeln in Sehvvyz, Zvvitserland. Net verhaal vvil dat de kapel en het daarin opgestcldc becld van Maria met Kind in heljaar966 vverd gewijd door een onbekende bisschop. Deze vverd geassisteerd door cngclen cn bleek niemand minder dan Chrislus /elf te zijn. De kapel en het Mariabeeld vverden met de abdij van Einsiedeln herhaaldelijk door brand getrof- fen. maar desalnietteinin ontstond een iniensieve pelgrimage naar de afgelegen abdij. De vroegste bericliten over de bedc- vaart naar Einsiedeln die vooral in de late middelccuvven een grole opgang maakie, dateren uit 1314. In 1465 viel de abdij wedcrom ten prooi aan dc vlammen, waar- bij ook de kapel en het miraculeuze Mariabeeld verloren gingen. De abdij en de kapel vverden lierbouwd. het Mariabeeld v■ervangen cn de bedevaartgangers bleven in grole aantallen komen. In liet jubileum- jaar 1466, toen herdacht vverd dal vijfhon- derd jaar tevoren de miraculeuze inzege- niug had plaatsgevondeii. vverden in twee woken tijd maar liefst 130.000 Engel weih- insignes verkoclit aan pelgrims die deze Mariabedevaartplaats bezocliten. De pel- grimstekens vail Einsiedeln tone» allc de vvonderlijkc kapelwijding door Cliristus. Er zijn nicer dan veertig afgietsels van bekend op luidklukken die alle dateren uit de veer- liende en vijftiende eeuw'. In origineel zijn zeker lien lood-tinneii exemplaren terugge- vonden in twee varianten. In het getijden- boek d'Oiselet, dat onlangs door de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage word aangekocht, bevindt zicli een insigne dat vermoedelijk geduid moet vvorden als hel cerste edelmetalen insigne nil Einsiedeln (zic ill. 17 en p. 46-48). Van liet hier afgebeelde exemplaar uit Nieuwlande is dc top met hel kruisje een moderne restauratie. 218
MARIA, FINIS'TERRE Afb.: 447 Voorslclling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Details: Opschrift: Inv.: 1830 А1Ъ.: 448 Inv.: 2388 Maria met Kind Voorslelling: Maria met Kind Finisterre Finisterre Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande h.: 26 br.: 15 A fm. h.: 22 hr.: 17 lood-tin Materiaal: lood-tin gaatjes Bevestiging: niet (meet ) aanwczig 1450-1500 Datcring: 1450-1500 sehelp Details: sehelp S. MARIA FINISTER(E) Opschrift: on lees baa r De pclgrims die bij Santiago de Compostela vvaren gearri\eerd en voor wie geen doel le ver was. konden Inin toeht nog ecu kleine 100 kilometer gaans verlengen en doorreizen naar Finisterre. De plaats- naam gecl't de ligging al aan. letterlijk aan het einde van liet land: ten western van Santiago gelegen op een kaap uilstekend in de Atlantische Oceaan. Tvvec pelgrimstc- kens uit Finisterre zijn teruggevonden in Nieuwlande; andere exemplaren /ijn tot op heden onbekend. Beide insignes tonen Maria met Kind binnen een rimdschiil’t met de hcrkomsi-aandiiiding en midden outlet is een Jacobsschelp al'gebeeld. De/.e sehelp is /eer toepasselijk. immers de .laeobsselielpeii werden aan de Atlaiilisehe kust gevonden op plaatsen als de kaap van Finisterre. en vandaar naar Santiago over- gebrueht tei verkoop aan de Jaeobus- pelgrims. In F'inisterre vvonlt een /vvaite madonna vereerd, een tot in de middeleeu- vven terug te voeren Mariadevoiie. Vanuii de noordelijke en de /uidelijke Nedcrlandcn was onder de meest veire oor- den die als doel voor een sirafbcdevaart konden worden opgelegd. de On/e Lieve Vrouw van Finisterre gelield en eiTectief. MARIA, HAARLEM АН-,.: 449A Inv.: 2388A А1Ъ.: 449B Inv.: 2388B Voorstelling: Wapen van Haarlem Haarlem Voorstelling: onherkenbaar Haarlem Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Nieuwdande Afm. h.: 59 br.: 39 Afm. h.: 59 br.: 39 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: ampul met (dieht- gevloeide) oogjes Bevestiging: ampul met (dicht- gevloeide) oogjes Dalering: 1450-1500 Datering: 1450-1500 Details: kan Details: 1‘lcur dc lis De hiernaast ufgebeelde bedevaartsampul, gevonden te Nieuwlande en vermoedelijk te duteren in de tweetle helft van de vijftiende eeuvv, roept een aanlal raadsels op. Duidelijk i.s aan de ene zijde het wapen van de stud Haarlem tc herkennen. het staande zwaard omgeven door vier zespuntige ster- ren. lletgeen op de keer/ijde was algebeeld is niet meer le herkennen, met uit/.oiulering van de I'leur de lis. Een devotie in Haarlem waar de/.e ampul шее verbonden kan wor¬ den is niet bekend: de inhoud van de ampul moct cen gevvijde vloeistof, water, olie dan wel een of under mengsel. zijn gevveest. Mogelijk moet de ampul in verhand worden gebraelu met de verering van een miraeu- leus Mariabecld, eertijds in de Carmelietenkerk te Haarlem. Verhaald word! dal dit Mariabeeld afkomstig was van Elisabeth van ThuringtMi. zoals ook word I ge/egd van de hcclden le Halle (zie а1Ъ. 450 - 453) en VGraven/ande (zie \oor hei enige bekende pelgrimsteken van\s- Gravenzande ill. 17 en p. 46-48). Dit beeld. dat vele wnnderen zou hebhen bewerksiel- ligd, werd toen de Calvinisten in 1578 de maclii in Haarlem ovemamen. missehien door dc Carmelietcn naar de Zuidelijke Nederlanden in veiligheid gebracht; waar- sehijnlijk is hei beeld desondanks verloren gegaan. 219
Alb.: 450 Inv.: 1708 Afb.: 451 Inv.: 2220 Alb.: 452 Inv.: 1201 Voorstclling: Maria met Kind Voorstclling: Maria (met Kind) Voorstclling: (Maria met Kind) Halle Halle Halle Vindplaats: Nieuvvlande Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Maastricht Afm. h.: 72 br.: 56 Afm. h.: 44 br.: 58 Afm. h.: 67 br.: 19 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: oogjes Bevestiging: niet bevvaard Bevestiging: oogjes Dalering: 1450-1500 Datering: 1450-1500 Dalering: 1450-1500 Details: Calvaric, enselcn Opschrift: ONS VROUE VAN Opschrift: HALLE Opschrift: ONS ... HALLE Afb.: 453A Inv.: 2161A Voorstclling: Maria met Kind Halle Vindplaats: Nieuvvlande Afm. h.: 23 br.: 21 Materiaal: lood-tin Bevestiging: niet bevvaard Datering: 1450-1500 Opschrift: HAL Alb.: 453В Inv.: 2161В Voorstelling: Vera Icon Halle Vindplaats: Nieuwlande Afm. h.: 23 br.: 21 Materiaal: lood-tin Bevestiging: niet bevvaard Datering: 1450-1500 Details: — MARIA, HALLE De heilige Elisabeth van Thiiringen C/ie afb. 193) 7ou, zo vvordt vcrhaald, verschil- lende Mariabeelden hebben gesehonkcn aan haar dochter Sophie die gehuvvd was met Hendrik II, hertog van Brabant. Deze Sophie van Thiiringen gaf haar schoon/us- ter, Machteld de vrouvv van graaf FI oris IV van Holland en Zeeland, drie van deze Mariabeelden. Machteld van Brabant schonk de Mariabeelden in 1267 bij testa¬ ment aan drie verschillende kerken, tc wetcn die van de Carmelitessen te Haarlem (/ie alb. 449), de kcrk van \s-Gravcnzande in Holland (zie ill. 17 en p. 46-48) en ten- slotte de Martinuskcrk van Halle, ten zui- den van Brussel. De reden voor de schen- king van het dcrdc beeld aan een kcrk ver buiten Holland, ligt waarschijnlijk in Machtelds eigen afkomst, ze was een doch- tcr van hertog Hendrik I van Brabant. Net beeld in Halle blcek al spoedig miraeuleus te zijn en pelgrims stroomden toe. In 1335 verleende de paus een aflaat van vecrtig dagen aan hen die de kerk van Halle bezochten. De kerk werd le klein voor de grole toeloop van Maria-vereerders en in 1341 begon men aan de bouw van de goti- sche kerk die in 1410 werd gewijd. In 1341 werd ook een broederschap opgerichl ter ere van de Onze Lievc Vrouvv van Halle; de oprichters waren van de hoogsie stand - koning Edward III van Engeland en Lodewijk IV van Beieren, beide gehuwd met een dochter uit het Huis Henegouwen. Het ledenboek van de broederschap telt lot 1757 zo'n tienduizend namen, uit alle lagen van de samcnleving, en erstaan vele won- deren in beschreven. De bekende pclgrimsinsignes van Halle zijn van twee sterk uiteenlopende types. De eer- sle komt in hoofdvorm overeen met een van de insignes van Dymphna uit Geel (afb. 179): het grote architecturale kader met de grote, centrale llguur - hier de Moeder Gods met Kind -, omgeven door kleinere figuurtjes (alb. 450 - 452). Het tweede type is een hangertjc dat aan de ene zijde de Maria van Halle toonl en aan de keerzijde het Vera Icon (afb. 453A-B). Deze variant /al gcleidelijk overgaan in de Contrareformatorischc mcdaille, vvaarvan er enkcle werden beschreven door Justus Lipsius in zijn buck over de Onze Lievc Vrouvv van Halle uit 1604. 220
MARIA EN JOHANNES DE EVANGELIST, ’S-HERTOGENBOSCH Afb.: 454A Voorstclling: Vindplaats: Aim. M uteri aal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1391A Maria met Kind I Iunswijk/Mechelcn Nieuwlande h.: 24 br.: 24 lood-tin gecn 1475-1525 penning of insigne (?) Afb.: 454B Voorstclling: Vindplaats: Aim. Matcriaal: BevesLiging: Dalering: Details: Inv.: 1391В Wapen Mechelen Hansvvijk/Mechelcn Nieuwlande h.: 24 br.: 24 lood-tin gee n 1475-1525 penning of insigne (?) MARIA, HANSVV1JK/MECHELEN In de barokkc Onze-Lieve-Vruuw-van - Hanswijk-kerk te Mechelen wordt nog iminer een Mariaheeld vereerd dat een lot in de middelecuwen terugreikemle traditic kent. Het huidige bccld dateert weliswaar uit de late zestiende eeuw, de Maria-van- Hanswijk is vee! ouder. In het jaar 988 weitl. volgcns de legende, in het gehucht Hanswijk tegen Mechelen, een miraculous Mariabeeld aan land gchrachi, een kapel werd gebouwd en een bedevaart ontslond. In de late zestiende eeuw werd uit taetisch oogpunt verordend dal alle gehouwen bui- ten de stadswal van Mechelen niaar hi line n schootsafstand, met dc grand gelijk moes- ten worden geniaakt. Ook de veerticndc- eeuwse Hanswijk-kapcl werd gesloopt en dc vesliging werd binnen de stadmuren gebracht. De Onze-Licvc-Vrouw-van- Hanswijk trok daar haar eigen verccrdcrs naast die van Rombout. de stadspatroon, die naar de grote kerk van Mechelen pclgri- meerden (zic alb. 328). Het penninkje, een ophangoogje ontbreekt bij dit en andcre teruggevonden exemplaren, is mogelijk voor verkoop aan bedevaartgangers ver- vaardigd: ook is mogelijk dat we hier te doen hebben met een voorbeeld van het zogenoemdc *messeloof\ penningen die als bewijs van presenlie werden uitgereikt tij- dens liturgische plechligheden; de vind- plaats van het hier afgebeeldc exemplaar. ver buiten Mechelen, plcit tegen dez.e laat- ste mogclijkheid cn doel veronderstellen dat het loch om voor pclgrims bestemd matcriaal gaat. Afb.: 455 Inv.: 1990 Voorstelling: Maria met Kind Johannes de Evangelist VHertogenboseh Vindplaats: Nieuwlande Aim. h.: 65 br.: 53 Matcriaal: lood-tin Bevestiging: hansooejes Datering: 1400-1450 Details: bosboom, ex-voto’s In de aan Johannes dc Evangelist gcwijde kapittelkcrk tc \s-Hertngenbnsch hesiaat sinds de late veertiende eeuw een Mariadcvolie, die is geconcentreerd rond een liouten beeld van Maria met Kind. Dit bee Id dateert uit de periode 1280-1320 en ontslond waarschijnlijk in het Maasland. In 1380 7.0u zieli het volgende wonder hebben ulgespeeld. In de houwloods bij de Sint- Janskerk w'erd een oud Mariabeeld gc* on- den en een zeke-re breeder Woutken brengt het weer in de kerk. vvaar het vermoedelijk uit afkomstig was. Het beeld werd cvenwel steeds uit het /ieht geliouden. omdat het als lelijk werd bescliouvvU. Het bij het beeld behorende Christuskindje kvram vervolgens levoorschijn bij op кtrant spelende kinderen en werd weer verenigd met de moeder. Het Mariabeeld bleek vervolgens wonderdndig te zijn. Een vrouw die het beeld bespolte werd verlamd en genas weer loen ze geld had gcolierd om het beeld opnieuw te beschildercn. Mcer niirakelen volgden. vooral in de eerste jaren na dc ontdekking van liei Mariabeeld. Een mirakelhoek - dal hewaard bleef - werd aangelegd en geluigt van een kleine vijfbondcrd vvonderen die op vonrspraak van de Bossehe Maria /ouden zijn gebeuid. In 1987 werd bij gelegcnheid van de ten- loonsteHiiig ‘Heiligen uit de modder' in het gelijk getilelde hock voor het cerst dc iden- lificatie van cnkclc Bossehe insignes gepu- bliceerd. Tot dal moment was de herkomst onduidelijk van de op nogal uileenlopende plaalscn cn betrckkelijk regelmatig uangc- troffen gruep pelgrimsiekens die uit\s- Herlogenbosch afkomstig blijken te zijn. De Bossehe insignes hebben als vastc bceldelementen het groot afgebeeldc mi ra¬ ke Ibee Id van Maria met Kind, de kerkpa- tinon Johannes de Evangelist, een groepje bomen als verwijzing naarde plaalsnaam. verschillende ex-voto's bij het beeld opge- hangen, en tot slot dikwijls maar niet altijd een of enkele pclgrims die bidden tot Maria en Johannes. Tal van varianteri zijn inmid- dels herkend cn allecn al daaruit blijkl dat er in ’s-Hertogenbosch zeer vee I insignes aaii de bedevaai tgangers moclcn zijn ver- koeht. Dc pelgrimsiekens zi jn in dric grote groepen te verdelen, te welen schildvormi- ge hangers (alb. 455 - 457). ronde met een kerk bekroonde insignes (alb. 458 - 461, 465) en tenslotte spiegelinsignes (alb. 462 - 464). Voor een gedelailleertle essay over dc Bossehe insignes, zie p. 58-63.
А1Ъ.: 456 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Material]: Bevcstiging: Dalering: Details: Inv.: 0330 Maria met Kind, Johannes dc Evangelist ’.s-Hertogenbosch Schiedam h.: 56 br.: 62 lood-lin hangoocjes 1400-1450 bosboom. pclgrim, ex-voto's HANGERS Dc vroegste pelgrimslekens uit \s- Hertogenhosch 7ijn geen op te spelden of met verscliillcnde oogjcs vast tc naaien insignes, maar hcbbcn de vorm van een aan een ketting of koordjcom te hangen schild- je. Dit is hoogst uitzondcrlijk en is ons niet van elders niet bekend. Hct schildje waar- binnen de voor ’s-Hertogenbosch karakte- ristiek gcachte voorstellingcn warcn wcer- gegeven, werd aan de bovenrand voorxicn van twee oogjcs waaraan hct kon wordcn opgehangen. Archeologische vondsten van dergclijkc insignes compleet met draagket- ting. bevestigcn dit gebruik. Zccr opmcrkc- lijk is een vondst uit Dordrecht waar een insigne van het ronde type bekroond met de kerk (alb. 458 - 461, 465), dus een ‘nor- maal‘ op te naaien pelgrimstcken met de daarloe bestemdc oogjcs. werd aangetroffcn complect met draagketting. Kcnnclijk was dit gebruik in 's-Hertogenbosch zo ingebur- gerd dat het ook bij de eigenlijk anders bedoeldc insignes werd toegepast. De enige thans bekende parallel voor de aldus gedragen hangers zijn de relatief dikke, bijna driedimensionaal te noemen lood-tinnen lijstjes uit Aken. zoals hiervoor besproken en afgebeeld (alb. 429 -432). Afb.: 457 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevcstiging: Datcring: Details: Inv.: 1665 Maria met Kind, Johannes de Doper ’s-Hertogenbosch Nieuwlandc h.: 58 br.: 47 lood-tin hangoogjes (afgebroken) 1450-1500 bosboom; gevonden met ketting DOPER OF EVANGELIST ? De in afb. 457 cn 465 gereproduceerde insignes tonen een iconografische merk- waardigheid. Bcide volgen. al zijn ze van sterk verschillcnde types, de gebruikelijke Bossche beeldformule met alle voorde insignes uit ’s-Hertogenbosch karakteristie- ke elementen. Eehter, niet de kerkpatroon Johannes de Evangelist is afgebeeld maar Johannes de Doper. De Doper is herkenbaar aan zijn vaste aliribuut het Lam Gods en zi jn kemelharen kleed. De verwarnng die hier optreedt tussen beide Johannestigurcn is niet onbcgrijpelijk. De Evangelist konn als kerkpatroon weinig voor, dc Doper veel vaker en ook in de Bossche Sint-Jan genoot Johannes Baptista, de Doper, een eigen ver- ering naast Johannes de Evangelist; /ic ook hierover p. 58-63. 222
Afb.: 458 Voorslelling: Vindplaals: A fm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 0031 Maria met Kind. Johannes de Evangelist ’s-Hcrtogcnbosch Rci liters waal h.: 94 br.: 58 lood-tin oogjes (afgebroken) 1425-1475 kerk. ex-voto's bosboom pelgrim Afb.: 460 Voorslelling: Vindplaals: Afm. Materiaal: Bcvestiging: Dalering: Details: Inv.: 0032 Maria met Kind, Johannes de Evangelist VHertogenbosch Leiden h.: 61 br.: 58 lood-tin oogjes 1425-1475 ex-vote's, bosboom, pelgrim Afb.: 459 Inv.: 0735 Voorslelling: Maria met Kind, (Johannes de EvangelisL) ’s-Hcrtogenbosch Vindplaals: Nieuvvlande Afm. h.: 84 br.: 58 Materiaal: lood-tin Bevestiging: oogjes Dalering: 1425-1475 Details: kerk, ex-voto's bosboom pelgrim Alb.: 461 Voorstelling: Vindplaals: Afm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Details: Inv.: 2231 Maria met Kind. (Johannes de Evangelist) ’s-Herlogenboseh Nicuwlande h.: 90 br.: 54 lood-tin ooajes (afaebroken) 1450-1500 kerk, ex-voto's, pelgrim 223
Afb.: 462 Inv.: 1969 Voorstelling: Maria met Kind ’s-Hertogenbosch Vindplaats: Rotterdam A fin. h.: 88 br.: 53 Maleriaal: lood-tin Beveslimng: oogjes Datering: 1400-1500 Details: spiegelinsignc. kerkioren, ex-voto’s bosboom, pelgrim А1Ъ.: 463 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Maleriaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 0944 Maria met Kind, Johannes de Evangelist ’s-Hertogcnbosch Nicuwlande h.: 60 br.: 43 lood-tin oogjes 1400-1450 spicgclinsigne, kerk ex-voto’s, bosboom pelgrim Alb.: 464 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1796 Maria met Kind. Johannes de Evangelist ’s-Hertogenboseh Nicuwlande h.: 62 br.: 41 lood-tin oogjes 1475-1525 spiegelinsignc, kerk ex-voto’s, bosboom pelgrim Alb.: 465 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Maleriaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 2471 Maria met Kind, Johannes dc Doper ’s-Hertogcnbosch Nicuwlande h.: 88 br.: 56 lood-tin oogjes 1450-1500 kerk. cx-volo's bosboom, pelgrim 224
MARIA, HLJLSTERLOO Alb.: 466 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Opschrift: Inv.: 1900 Marla met Kind Hulslerloo Nieuwlande h.: 54 bi45 lood-lin oogjes 1450-1500 ... VAN: HULSTERI OE 13c pelgrimage naar On/c Lieve Vrouw van Hulslerloo vverd vanuit sledcn in de Zuidelijke Ncderlandcn wel als stralliedc- vaan opgelegd (Aalsi. Dendcrmonde, Gent, Kortrijk, Oudenaarde, Sint Omaurs). in de Noordnederlandse tarieflijsten komi dit bedevaartsoord niet voor. Net Norher- lijnenklooster Hulslerloo, gclegen ten oos- ten van de stad Hulsl, was gevestigd riabij eon nan Maria gewijde kapel in ecu nogal desolaat gebied, ter plekke van de Kapellcberg in Nieuwnamen. Dc/e Premonslratener vestiging /on zijn geslicht vaniiit de Norbertijnenabdij van Drongen bij Gent. De traditie verhaalt dat omstreeks het jaar 1100 een miraeuleus Mariabeeldje uii Tervvaan (Therouannc) na een betrekkc- lijk geeompliceerde gcsehiedenis /elf de plants Liepaalde vvaar bet vereerd vvilde worden. Op die plants, Hulslerloo. vverd bet beeldje aan een boom bevestigd en vcrvol- gens vverd er een kapel gesticht evcnals een kluis die door enkele hercmietfcn word bevolkt. De kapel is gedocumenteerd voor het jaar 1156 en in de dertiende eeuw /on er vanuit heel Vlaandercn worden gepelgri- mecrd naar deze Maria-bedcvaartspluats. Dit leidde in de deitiende eeuw tot de bouw van een grotere bcdevaartskerk. In de zes- Afb.: 467 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Inv.: 2470 Picta Lede (bij Aalst) Nieuwlande h.: 70 hr.: 44 lood-tin oogjes 1475-1525 ONS VROUWE ТЕ LE S. MARIA ... ME, 1NRI MARIA OF ‘NOOD GODS’ VAN LEDE De Pieia of Nood Gods stelt voor Maria als Moedcr van Smarten, met op haar school het ontziclde lichaam van de van het kruis genomen Christus. Sinds het einde van de veerticiule eeuw komt dit sterk devotionele tlicma voor. In de vijftiende en /estiendc eeuw wordt het zeer populair. Nagcnoeg in iedere laatmiddeleeuwsc kerk zal een Pieta- beeld hebben gestaan. De becldformulc is vrijwel altijd hetzelfde: de Moedcr Gods gekleed in een rouwgevvaad met een mime over haar hoofd gedrapeerde sluier. Zo zit Maria aan de voet van bet kruis cn buigt haar hoofd naar haar door de dood verstar- dc Zoon, die over haar school ligt. Zijn rechterarm hangt lerzi jde van /ijn lichaam naar beneden cn raakt bijna de grond. Maria ondersteunt met haar rechterhand Christus' hoofd, met haar linkerhand drukt /e haar Zoon aan haar hart. Het pelgrimsteken van Lede. bij Aalst in Oost-Vlaanderen, toont de Nood Gods exact volgens deze iconografic. Het insigne verwijst naar de als ‘Onze Lieve Vrouw van Lede' vereerde Pieta-beeld dat zieh nog immer in de laatgotisehe St.-Martinuskcrk le Lede bevindt. Dit beeld dateert vermoc- delijk nit het midden of de tvveede helft van de vijftiende eeuw. Het wonderbeeld vverd tiende eeuw maakte de beeldenslorm en de Refounatie een einde aan de Norbertijncnbe/.ittingen te Nieuwnamen. die vverden verkocht op conditie van sloop. Het mirnkelbecldje к wain via omwegen en verschillende vvonderen tcreeht in de nbdij van Drongen. vvaar het ook de tiimullueu/e gcsehiedenis van dit klooster overleefde en nog .steeds wordi bevvaard. Het in Nieuwlande gevonden. hclaas nogal fragmentarisehe. pelgrimsteken is het eersie dal bekend is van de Onze Lieve Vrouw van Hulslerloo en is een van de weinige realia die herinneren aan deze historischc plaats op de grens van het huidige Zeeuvvs Vlaanderen. Algebeeld is een Maria met Kind, staande op takken als verwijz.ing naar de stiehting.slegende van de kapel; aan Maria's linker/ijde is een pelgrim in aan- bidding neergeknield. De lekst opde onder- rand gee ft onmiskenhaar de verwij/ing naar ‘Hulsterloe'. onmiddellijk. zoals ook uii de datering van het pelgrimsteken blijkl, middelpunt van rievotic. De lokale traditie verhaalt dat het beeld in 1414 uii tie Rijnstreek vverd uver- gebraeht naar Lede. Als dit jaar klopl, is liel tegenvvotndig v ereerde beeld een vervan- ging van het onrspronkelijke. Jaarlijks wordt op 4 mei de komst van de Nood Gods naar Lede gevierd. Het beeld was een ge sc hen к van een nil Lede naar Keulen getmkken jongeman. die het daar lot grote rijkdom bracht. Hij vergat /ijn geboorte- dorp tiiel en /ond het beeld van de Nood Gods als geschenk voor de kerk in Lede. Tijdens het vervoer vverd een overval gepleegd. w'aarhij het beeld miraeuleus bleek le /ijn; de heiligsehennende amt van een van de rovers die bet in stukken vv ilden hakken. bleel als versteend: pas na vurig gehed lot Onze Lieve Vrouw kreeg de man de macht over zijn arm terug. Het Pieta- heeld bereikte Lede veilig en /on daar nog velc wondcren bewerkstelligen. Andcre exemplaren van een pelgrimsteken uii Lede zijn niet bekend. 225
Afb.: 468 Inv.: 1111 Afb.: 469 Inv.: 0948 Alb.: 470 Inv.: 0972 Voorstelling: Maria met Kind. Voorstelling: Maria met Kind, Voorstelling: Maria met Kind. Heilig Huis Heilig Huis Heilig Huis Loreto Loreto Loreto Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Dordrecht Vindplaats: Nieuvvlande A I'm. h.:51 br.: 43 Aim. h.: 52 br.: 36 Afm. h.: 26 hr.: 23 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: oogjes Bevestiging: oogjes Bevestiging: omlijsling ontbreekt Datering: 1400-1450 Date ring: 1450-1500 Datering: 1475-1525 Details: engelen Details: engelen Details: engelen Opschrift: SANTA * MARIA * Opschrift: ... В DE LORETO * ORA PRO NR MARIA, LORETO MARIA, MESEN Nadat in 1291 do kruisvaarders ticfinilief uit het Heilige Land waren verdreven, tag hot er naar uit dat cen aantal christelijke heilige plaatsen in verwaurlozing ten under zou gaan. Door hcmcls mgiijpcn word het luiisje waurin Maria, Jozef en Christ us in Nazareth hadden gcwoond, daarvuor behoed. 1 let werd door engelen opgepakt en otfergebraeht naar Dalmatic; engelen ver- plaatsten het vcrvolgens in deecmber 1294 naar Loreto, niet ver van Ancona aan de Adriatisehe kust gelegen. In Loreto zou het ‘Santa Casa' nog twee maal door engelen op een andere lokatie worden neerge/et. In de eerste plants werd Maria als Moedcr Gods vereerd in het Santa Casa’, waar de Annunciatie had plaatsgcvonden, dc Roodsehap \an de engel aan Maria dal deze de moeder van dc Verlos.ser zou worden. Een in het ‘Santa Casa' opgesleld bee Id van Maria met Kind kreeg in de dcvotie gclci- delijk cen steeds belangrijker plants. Loreto werd een druk bezochte bcdcvaartplaats. vooral ook omdat het veelvuldig werd bezochl door Rome-reizigers. Wondercn geschiedden en de siroom pelgrims groeide; de pelgrimagc kent ecu ononderbrokcn geschiedenis tot op de dag van vandaag. De laatmiddeleeuwse insignes tonen het ‘Santa C’asa'. gedragen door engelen en bekroond door Maria met Kind. Afb.:471 Voorstclling: Vindplaats: Aim. Matcriaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Inv.: 2519 Maria met Kind Mesen Nieuvvlande h.: 40 br.: 30,5 lood-tin niet aanwezig 1475-1525 MESSINE In het YVestvIaamse Mesen - Messines in het (Vans, Messina in het latijn niet ver van leper, werd eerst een kapcl en vervol- gens, omstreek'. 1065. een Benediktines- senabdi j gcsticht door Adela, de echtgenote van graaf Boudew ijn V van Vlaandercn. De abdij werd gewijd aan Onzc Lievc Vrouw. niet zonder reden want cr had zich daar een wonder voltrokken door haar loedoen. Ter plekke. zo verhaalt de legende, waren in de elide ecuw drie herderinnen door Maria gered van misbruik door drie boswaehlers: de meisjes verzonken plots in de grand. Jaren later geschieddc er op die plaats ecu wonderlijke genezing. De boswaehlers maakten bekend wal zich daar had afge- speeld en in de grand werden dc geknieldc lichamen van de verdwenen herderinnetjes aangctrolTen. Een Maria-bedevaart kwam op gang en nicer wonderlijke genezingen en gebedsverhoringen deden zich voor. Een zeventiende-eeuws papieren bedevaurls- vaantje van Mesen loont tallozc ex-veto's die daarvan getuigen hij het altaar vvaarbo- ven een groot altaarsluk met de voorstelling van Maria met Kind. Het hier afgebeelde pelgrimsteken van Onze Lieve Vrouw van Mesen is het tot nog toe enige bekende exemplaar: eveneens uit Mesen stammen vermoedelijk de Silvestei-insignes alb. 357 en 358. 226
Alb.: 472A Voorstelling: Vindpluuis: A fm. Maleriaal: Bevesliging: Dtitering: Details: Inv.: 2I68A Maria met Kind Reimerswaal Nieuvvlande h.: 30 br.: 29 lood-lin hunnoogje 1450-1500 Alb.: 472B Voorstelling: Vindplaats: Aim. Muteriual: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 2168B Petrus en Paulus Reimerswaal Nieuvvlande h.: 30 br.: 29 lood-lin hannooeje 1450-1500 Alb.: 473 Voorstelling: Vindplaats: A Ini. Maleriaal: Bevestiging: Dalering: Opschrift: Inv.: 0144 Maria met Kind Roeamadour Reimerswaal li.: 64 hr.: 40 lood-lin (C.L.) oogjes 1300-1400 S1GILLUM: BEATE M(A)RIR: DE ROCAMADOR Alb.: 474 Inv.: 2180 Voorstelling: Maria met Kind Tongre-Nolre-Dame Vindplaats: Nienwlande Aim. h.: 55 br.: 47 Maleriaal: lood-lin Bevestiging: oogjes Datering: 1400-1450 Details: ster Opsehrifl: SAN OCT: MAI DE TVNO: MARIA, PETRUS EN PAULUS, REIMERSWAAL De bedevaartsmedaille alb. 472 vail te dui- den a Is afkomsiig nit Reimerswaal. In de uchttiendc eeuw wercl in Reimerswaal ecu complete gietmul gevonden voor penningen die op de voor/ijde Maria mei Kind op de maansikkel en in een siralenkrans toonden en op de keerzijde - bijna identiek aan alb. 472B - de aposielen Petrus en Paulus. Deze dubbele mal bleet' niet bewaard. maar is bekend van een nauwkeurige afbeelding (Middelburg. Rijksarchief in Zeeland, coll. Prov. Zeeuwscli Genoolschap). De kapiitel- kerk van Reimerswaal had de apostelen Petrus en Paulus als patroonheiligen en sinds dc late vijfiiende eeuw be/.at hot een van de drie sehilderijen van Maria als Moeder van Smarten die Jan van Coudenbcrghe liet sehilderen voor de ker- ken waaraan hij verbonden was (Reimerswaal. Abbebroek bij Den Briel en de Sint-Salvnuir te Brugge). Van Coudenbcrghe stichtte te Reimerswaal een succesvolle Maria-broedei schap en de Maria-devotie nam hoge vlucht. Lakcn uit Reimerswaal werd voorzien van een laken- lood met op de enc zijde Petrus en Paulus. op de andere kant de heelienis van Maria. Inniiddels zijn tenminste vier exeniplaren teruggevonden van de meduille uit Reimerswaal die exact met bet lakenlood overeen lijkt te komen: drie stub, kwamen tcvoorschijn in Nienwlande. een is in Louden opgegraven. MARIA. ROCAMADOUR ‘Zegel van de geluk/.alige Maria van Roeamadour’ luidt het raiidsclnift van bet bier afgeheelde insigne uit Roeamadour in het zuiden van Prankrijk. De zegelvorm. die ook elders we! voor insignes voorkomt (zie bijvoorbecld alb. 475 en 476). is lype- rend voorde pelgrimsiekens nil deze sinds de twaalfde eeuw druk bezochle Maria- hedcvaartplaals en blecf daar tot in de /es- liendeeeuw gchandhaafd. Uitzonderlijk is dat lileraire bronnen. onder andere de levensbesehrijving van Thomas Bcekei (zie alb. 361 - 369). al melding maken van Rocamadour-insignes in de tweede lielli van de twaalfde eeuw. Ook deze \sportula’ of \sportellcs’ zoals de insignes in Roeamadour werden genoemd, waren van het bier afgebeelde type. Kurt Kbster publi- ceerde in 1983 al 12 teruggevonden Rocamadour-pelgrimstekens naar aanlci- ding van een in Schleswig opgegraven exemplaar. Hel insigne uit Reimerswaal werd daarbij ook door hem behandeld en gedateerd in de tweede hel ft van de dertien- de eeuw; veilighcidshalve plaatsen wij hel. ook gezien de v indplaats, in de veertiende eeuw. MARIA, TONGRE-NOTRE-DAMi: Het dnrpje Tongre-Nolre-Dame in Henegouwen. gelegen tussen Ath en Chievres. kenl een Maria-devotie die terug- gaat ini in de elide eeuvv. Kronieken verhn- len dal in de naelit van I op 2 fehruari 1081 engelen een Mariaheeld plaalsien in de hoi van de lokale lieer. genaamd Hector. Tot drie maul toe werd het beeld overgehraclit naar de plaalsclijke kerk en telkens hrach ten de engelen hel heeld terug naar de tuiii van beer Hector, die uiieindelijk heslont op daar een каре I ic bouvven voor het heeld. De каре I werd parochiekerk, die vanaf 1220 werd vergrom en in de late uchttiendc eeuw is vervangen door hel huidige kerkgc- houw. Het roniaanse mi rake I bee Id vvordt nog daar nog immer vereerd. De dev olie rond dit heeld nam omniddellijk na de won- dergeseliiedenis een Imge vloelii Al in 1093 stichtte pans Urbanus II een On/e- Lieve-Vrouwebroedcrseliap te Tongrc aan het lidmaatsehap waarvan vele allaten wer¬ den verbonden. Tot op Iieden waren geen middeleeuwse devotionalia van Tongre- Notrc-Damc bekend. De tekst rond het pel- grimsteken lijkt linksboven te beginneii en is. met name wat be tie ll het tweede woord. (nog) niet gelieel te duiden. De op de onderlijst gcprononceerd afgeheelde plan- ten voegen aan hel insigne het beeld- elenufni toe vvaardoor het specifiek te dui¬ den is: de verwij/iiig naar de min waar het Mariaheeld vereerd vvensie te vvorden en de kapel werd gevesligd. 227
Afb.: 475 Inv.: 2300 А1Ъ.: 476 Inv.: 2218 Alb.: 477 Inv.: 1176 Voorstelling: Maria met Kind Voorstelling: Maria met Kind Voorstelling: Maria met Kind Vauvert Vauvert Vrouwenpolder Vindpkwts: Dordrecht Vindplaats: Nicuwlande Vindplaats: Nieuwlande A fm. h.:52 br.:3I Atm. h.: 47 br.: 24 Aim. h.: 49 hr.: 26 Maleriaal: Iood-tin Materiaal: Iood-tin Maleriaal: lood-lin Bevcstiging: ootyes Bevcstiging: niet hewaard Bevestiging: niet aanwezig Datering: 1300-1350 Datering: 1300-1350 Datering: 1475-1525 Opschrift: S B(E) ATE MA(RIE) Opschrift: ... S: MA(R)I Details: w'apenschild DE V(ALL)E V1RIDI VALLIS (VIRID)I Oostkapelle DEO G MARIA, VAUVKRT MARIA, VROUWENPOLDER Voor /over bekend /ijn de heide hiernaast afgcbeelde insignes uit Vauvert de enige pelgrimstcken.s uit dii een.s vermaarde Maria-hedevaartsoord. gelegen ten zuiden van Nimes in de Provence. De bcide insig- nes /ijn zcgclvormig. een vorm die ook elders wel voor insignes vverd gebruiki, bij- voorbeeld te Rocamadour (zie а(Ъ. 473). Van de oude Maria-devotie is in Vauvert niets meer terug te vinden. De grote status die Vauvert - Vallis Viridis. bet groene dal - eons genoot, blijkt bijvoorbeeld uit ecu vermelding van de/e bedevaartplaals in de kerkelijke rechispraak op het hoogste niveau. In 1311 sprak paus Clemens V een veroordeling uit vvaarhij ecu zekere Guillaume de Nogaret. die in opdracht van de Fran.se koning Philips de Schone in 1303 paus Bonifatius VIII cnige dagen in gijzc- ling had genomcn. werd opgelegd te pelgri- meren naar under andere vijf Muria-hcilig- dommen met als eerste V'auvert. In de reeks verdragen die voortvloeiden nil de ‘Vrede van A this sur Orge’ in 1305 tussen de graaf van Vlaanderen en diens opstandige onder- danen ener/ijds en de Franse koning ander- zijds, speclt Vauvert ook een rol als bede- vaartsoord. In 1314/1315 waren de span- ningen weer opgelopen tussen de Franse koning en de Vlamingcn en deze werden opgelost door onder andere het opleggen van een aantal bedevaarten. De VIuam.se graaf zou op kruistocht gaan met de Franse koning en de zoon van de graaf van Vlaanderen, Robert van Cassel moest behalve Santiago. Rocamadour. Sl.-Gilles- en-Provence en I e Puy, ook Onze l.ieve Vrouw van Vauvert bezoeken. De uit erst povere parochiekerk van het later Vrouwenpolder genoemde dorpje op Walehcrcn kwam in het iwccde kwurt van de veertiende eeuw in bezit van een geschilderd paneeltje met de voorstelling van de Moeder Gods. Het schilderijtje dat bij een Brugse sehilder in opdraeht was gegeven. zou uiteindelijk door hemeks ingrijpen tot stand zijn gekomen. Ook bij de vergruling umstreeks 1340 van de kerk waarvoor het beslemd was. hadden zich al miraculeuze veisehijnsclen voorgedaan en daar gcplaatst bleek de geschilderde Muria- beellenis lal van wonderen te bewerkstclli- gen. Het dorp werd naar de sncl groeiende devotie ‘Onserlievenvrouwen kerk in den poire' genoemd, in de loop van de lijd ver- basterd lot Vrouwenpolder. Fen oude kopie van het schilderij blcef beuaard en bevindt zich tegenwoordig in de katholieke parochiekerk van Sint Petrus en Paulus te Middelburg. Het pelgrimsteken van Onze Licve Vrouw in de Polder loont onder een in gotisehe aiehilecluur staande Maria met Kind, een wapenschild. Dil is het wapen van Oostkapelle - twee gouden dwarsbal- ken op een blauw veld -. het durp waaron- der Vrouwenpolder viel. Een tweede e\em- plaar van dil insigne werd gevoitden in de Weser bij Bremen en word! bevvaard in het Bremer I.andesmnseum. 228
Afb.: 478 Voorstelling: Vindplaats: A fill. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Jnv.: 0727 Maria met Kind Waver Dordrecht h.: 44 br.: 29 lood-tin niet aanvvezie 1350-1400 sehrijn bevestigingslipjes Alb.: 479A Voorslelling: Vindplaats: A fm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrifl: Inv.: I 101A Maria met Kind op maan- sikkel, boven sehrijn Waver Haarlem h.: 27 br.: 14 lood-tin hangoogje 1450-1500 WAVER Alb.: 479В Inv.: 1 101 В Voorslelling: Maria met Kind op maan- sikkel in stralenkrans Waver MARIA, WAVER Vindplaats: Aim. Materiaal: Haarlem h.: 27 br.: 14 lood-tin De overlevering wil dat Maria /.elf de plants hepaaldc waar omstreeks het midden van Bevestiging: Dalering: Details: hangoogje 1450-1500 gelegen aan de rivier de Dijlc ten zuiden van Leuven, een kapel vverd geboiivvd. die kurtc tijd laier vverd geschonken aan de abdij van Affligheni. Wondcrlijkc lighten en nachtelijk engelengezang waren aanlei- ding tot de stichting van de kapel, die aan- vankelijk vverd gebouwd legen de heuvels maar die door cngelen en Maria /ell' vverd verplaatst -bij herhaling voordat dit vverd geaecepteerd en herkend als ecu kernels teken - naar het dal van Basse-Wavre. Vervolgens. voegl de traditic toe aan deze vvondergeschiedenis, vverd er door cngelen een sehrijn van hemelse makelij in de каре! ^eplaatst. Dit sehrijn borg men met andere relieken in een gewone kist die in 1152 te Brussel door een edelsmid voor/ien vverd van goud- en /ilverbeslag. De/e kostbare rcliekenkisl vverd ondergroie publieke belangsielling in processic teruggevoerd naar Waver. W'onderen gesehiedden, met name vredestichtingcn. Het hemelse sehrijn en vele van de oude relieken nil Waver gin- gen in de beeldcnstorm van 1572 verloren, de devolie te Waver leelde voort tot op de dag van vandaag. Medailles van Waver, vvaarvan de oudste teruggaan tot de vijftien- de eeuw, waren al bekend: het type van afb. 479 is niet eerder gesignaleerd. Het insigne afb. 47К is het cerste en tot nu toe enige ontdekte pelgrimsteken van Waver. Alb.: 480 Voorslelling: Vindplaais: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1547 Maria met Kind Dordrecht h.: 47 hr.: 42 lood-tin ooejes 1300-1400 MARIA - INSICNICS \ oor algemene devotie en/of van (nog) onbekende herkomst IX* liier volgende Maria-insignes (alb. 480 - 536) konden niet of sleehts met groot voorbehoud in verband vvorden gebraeht met speeifieke Maria-bedevaartplaatsen. Een aantal is ongelvvijleld ook niet voor een hepaaldc Maria-verering gemaakt, maar voor meer algemene Maria-devntie. Nader onder/oek en nieuvv vergelijkings- maieriaal dat in de toekomst nog tevoor- schijn zal kumen, /ullen beslist mogelijk maken meer te zeggen over vele van de/e nu nog sleehts vaag te plaatsen insignes en medailles. Alb.: 481 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1784 Maria met Kind Dordrecht h.: 39 br.: 28 lood-tin oogjes 1300-1400 229
Alb.: 482 Inv.: 0046 Alb.: 483 Inv.: 907 Alb.: 484 Inv.: 1710 Voorsielling: Maria met Kind Voorsielling: Maria met Kind Voorsielling: Maria met Kind Vindplaats: Dordrecht Vindplaats: Prov. Zeeland Vindplaats: Nieuvvlande Aim. h.: 42 br.: 38 Aim. h.: 34 br.: 29 Aim. h.: 41 hr.: 28 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: ooejcs Bevcstiging: oogjes 1300-1400 Bevcstiging: oogjes Datering: 1300-1400 Datering: Datering: 1300-1400 Details Г — Details: — Details: — Alb.: 485 Inv.: 2192 Alb.: 486 Inv.: 0048 Alb.: 487 Inv.: 1207 Voorsielling: Maria met Kind Voorsielling: Maria met Kind Voorsielling: Maria met Kind op maansikkel Vindplaats: Rotterdam Vindplaats: Rei mers waal Vindplaats: Nieuvvlande A fin. h.: 38 br.: 30 A fm. h.: 50 br.: 33 Afnt. h.: 20 br.: 20 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: latoenkoper Bevestiging: oogjes Bevestiging: oogjes Bevestiging: omlijstine ontbreekt Datering: 1300-1400 Dalering: 1400-1450 Datering: 1475-1525 Details: — Details: sler Details: ster Alb.: 488 Inv.: 1555 Alb.: 489 Inv.: 903 Afb.: 490 Inv.: 1078 Voorsielling: Maria met Kind Voorstelling: Maria met Kind Voorsielling: Maria met Kind Vindplaats: Hoorn Vindplaats: Nieuvvlande Vindplaats: Nieuvvlande Afm. h.: 34 br.: 24 Afm. h.: 33 br.: 24 Afm. h.: 26 br.: 17 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: draasspeld Bevestiging: draagspeld Bevestiging: niel bewaard Datering: 1450-1500 Datering: 1450-1500 Datering: 1475-1525 Details: — Details: — Details: — 230
Л1Ъ.: 491 Inv.: 2007 Afh.: 492 Inv.: 1688 Afh.: 493 Inv.: 1570 Voorstelling: Maria met Kind Voorstelling: Maria met Kind Voorstelling: Maria met Kind Vindplaais: Dordrecht Vindplaais: Dordrecht Vindplaats: Kampen Afm. h.: 68 br.: 33 Afm. h.: 57 br.: 35 Afm. h.: 72 br.: 45 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: oogjes Bevestiging: niet aanwczig Bevestiging: oogjes Datcring: 1350-1450 Dalering: 1350-1450 w Datcring: 1450-1500 Details: — Details: — Details: — ш Alb.: 494 Inv.: 0320 Alb.: 495 Inv.: 0865 Alb.: 496 Inv.: 1628 Voorstelling: Maria met Kind Aerschot? Voorstelling: Maria met Kind Voorstelling: Maria met Kind Vindplaats: Dordrecht Vindplaais: Nieuvvlande Vindplaats: Nieuwlande Afm. h.: 36 br.: 33 Afm. h.: 19 br.: 19 Afm. h.: 28 hr.: 21 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: ooejes Bevestiging: omlijsting onlbrcekt Bevestiging: omlijsiinc. han»oo»jc Dalering: 1425-1475 Datering: 1475-1525 Dalering: 1475-1525 Details: — Details: — Details: glas ontbreekl 231
MARIA MKT KIND IN EEN 1ЧЮКТ- GEBOIIW Alb.: 497 Inv.: 1376 Voot sidling: Maria met Kind Alb.: 498 Inv.: 1232 Voorslclling: Maria met Kind Vindplaats: Aim. Matcriaal: Bevestiging: Datering: Details" Nieuvvlande h.: 33 br.: 33 lond-tin omlijsting met draag- speld 1450-1500 los plaatje door lipjes vastgehotiden. inecn gevonden Vindplaats: Aim. Maleriaal: Bevcstiging: Date ring: Details: Nieuwlande h.: 24 br.: 16 lood-tin omlijsting met hangoog 1475-1525 glasplaalje keerzijde In tie literatuur worden tie insignes van liei hiemndcr algcbtelde lype, de Maria met Kind geplaatst in een poort gebnuvv, tloor- gaans geiluid als afkomstig nit tie NormandLsclie Muria-bcdcViiurtpluuts Tombelainc, een eilantlje in zee, ten imor- den van tie Moni-Saini-Michel. Tombelainc was gestichl vanuil de abtlij van Moni- Saint-Michcl en dc bedevaart naar Michael aldaar vverd uiak gccombineerd met een be/ock aan tie priorij waareen miraeuleu/e Maria werd vereertl. Ook in 'Heiligen nil de modder' is aan tleze idcniificaiie vasige- lioudcn en werden de insignes van alb. 500 en 501 beschreven als afkomsiig van Tombelainc. Dit is eveinvel minder zeker. hoewel niet uilgesloten. lighter werd Maria op nicer plaatsen algebeeld in ecu poort- aclitige archilectuur. zoals bijvoorbeeld bet eerder algebeelde in.signe uit het Westvlaamse Mesen (alb. 471) bewijst. Gezien /owe! de lalloze Maria-bedevaarLS- oorden als het gegeven dat wellicht zclt's nicer Maria-insignes voor algemene devotie werden aangemaakt dan als specilick pel- grimsteken, moelen we vour/ichtig zijn mci deze idenlificatie, zeker wanneer geen exacte parallellcn werden gevonden in mid¬ den en westelijk Frankrijk, waarhel eersie bereik van dc Maria-devolie van Tombelainc lag. Alb.: 499 Inv.: 1390 Alb.: 500 Inv.: 1644 Alb.: 501 Inv.: 1711 Voorstelling: Maria met Kind Voorstelling: Maria met Kind Voorstelling: Maria met Kind bi mien poorl bi nnen poort binnen poort Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande Aim. h.: 37 br.: 24 Aim. h.: 35 br.: 24 A fin. h.: 49 br.: 26 Maleriaal: lood-tin Maleriaal: lood-tin Maleriaal: lood-tin Bevcstiging: hangoogje Bevestiging: hangoogje Bevestiging: hangoogje Datering: 1450-1500 Dale ring: 1450-1500 Datering: 1450-1500 Details: gevonden met hanger Details: — Details: — voor/.ien van draagspeld 232
Alb.: 502 Inv.: 2441 Voorstelling: Maria met Kind Л1Ъ.: 503 Inv.: 2502 Voorstelling: Maria met Kind Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Details: Leeuwarden h.: 30 hr.: 30 lood-tin draasispeld 1400-1450 Vindplaats: Nieuwlande Aim. It.: 28 br.: 28 Materiaal: lood-tin Bevestiging: draagspeld Datering: 1400-1450 Details:" AIK: 505 Inv.: 2410 Voorstelling: Maria met Kind Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Kantpen h.: 40.5 br.: 23 lood-tin nict (meet) aanwezig 1350-1400 Afb.: 506 Inv.: 1632 Voorstelling: Maria met Kind Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Daterine: Details" Nieuwlande h.: 22 br.: 18 lood-tin hanguugje 1475-1525 keerzijde IHS A\b.\ 504 Inv.: 2416 Voorstelling: Maria met Kind Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Date ring: Details: Brugge h.: 85 br.: 43 lood-tin niet nicer aanwezig 1400-1500 Afb.: 507 Inv.: 0310 Voorstelling: Maria met kind Afb.: 508 Inv.: 1484 Voorstelling: Maria met Kind Alb.: 509 Inv.: 0758 Voorstelling: Maria met Kind Vindplaats: Nieuwlande Afm. h.: 22 br.: 18 Materiaal: lood-tin Bevestiging: hangoogje Datering: 1475-1525 Details: keerzijde IHS Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuwlande h.: 25 br.: 21 lood-tin hangoogje 1475-1525 keerzijde Anna Christi Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuwlande It.: 18 br.: 18 lood-tin omlijsting ontbreekt 1475-1525 keerzijde Vera Icon 233
Alb.: 510A Inv.: 1873Л Alb.: 510B Inv.: 1873B Alb.: 51 1 Inv.: 00У0 Voor.stelling: Maria met Kind Voorstclling: Maria met Kind Voorstclling: Maria met Kind op maansikkel Vindplaals: Nieuwlandc Vindplaats: Nieuwlande Aim. h.: 20 br.: 18 Aim. h.: 20 br.: 18 Vindplaats: Amsterdam Materiaal: lood-lin Materiaal: lood-tin Aim. h.: 23 br.: 20 Bevestiging: hangoogje Bevesliging: hanaoogje Materiaal: lood-tin Dalering: 1475-1525 Datering: 1475-1525 Bevesliging: draagspeld Details: insigne? Details: insigne? Dalering: 1450-1500 Opsehrift: SM Details: type komt in Engeland vccl voor А1Ъ.:512А Inv.: I270A Voorstclling: Maria mei Kind op maansikkel Afb.: 5I2B Inv.: I270B Voorstclling: Christus als Man van smarten Vindplaals: A fm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Opsehrift: Nieuwlandc h.: 30 br.: 27 lood-lin hangooeje 1450-1500 AVE.MARIA. GRATIA.PLENA.DNS.TECU. Vindplaals: Aim. Materiaal: Bevesliging: Datcring: Opsehrift: Afb.: 513 Inv.: 1403 Voorstclling: Maria met Kind Vindplaats: Nieuwlande Aim. h.: 24 br.: 24 Materiaal: lood-tin Bevestiging: ingeslaeen gaatje Datering: 1450-1500 Details: keerzijde idenliek Opsehrift: onleesbaar Afb.: 514 Voor.stelling: Vindplaals: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1554 Maria met Kind Hoorn h.: 46 br.: 35 lood-lin ontbreekl 1400-1450 vogel, bomcn Nicuwlande h.: 30 br.: 27 lood-lin hangoogje 1450-1500 ASPICE.QU1.TRANSIS QUIA.TU.MICHI.OA.DOl Alb.: 515 Inv.: 1611 Voor.stelling: Maria met Kind Vindplaals: Aim. Materiaal: Bevesliging: Datering: Details: Nieuwlandc h.: 42 br.: 30 lood-tin niel meer aanwe/ig 1475-1525 234
Alb.: 516 Inv.: 0528 Alb.: 517Л Inv.: I834A А1Ъ.: 5I7B Inv.: 183413 Voorslelling: Maria met Kind Voorslelling: Maria met Kind Voorslelling: Calvarie Vindplaals: Dordrecht Vindplaats: Dordrecht Vindplaats: Dordrecht A I'm. h.: 52 bi\: 21 A I'm. h.: 32 br.: 28 Aim. h.: 32 br.: 28 Materiaal: lood-lin Materiaal: lood-lin Materiaal: lood-tin Bevesliging: ontbreekl Bevesliging: hangoogje Bevesliging: hansoogje Datering: 1400-1500 Dalering: 1400-1450 Datering: 1400-1450 Details: Details: Opschrift: lampen AVF... ADRA ..A.. LE .. OMNVSTC1 Opschrift: Omega-Alpha А1Ъ.: 518 Jnv.: 1383 Alb.: 519 Inv.: 1149 Afb.: 520 Inv.: 1070 Voorslelling: Maria met Kind Voorstelling: Maria met К inti Voorstelling: Amninciatie Vindplaats: Nieuwlande Vindplaals: Dordrecht Vindplaats: Amslerdam Aim. h.: 33 br.: 24 Aim. h.: 38 br.: 27 A fm. h.: 64 br.: 36 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-lin Bevestiging: ingeslacen gaaljes Bevestiging: inticslagen tiaatjes Bevesliging: ос» jes Datering: 1400-1450 Datering: 1400-1450 " Datering: 1400-1450 Details: Opschrift: hanglampen onlccsbaar Details: hanglampen Details: vans met lelie 235
Afb.:521 Inv.: 0001 Voorstelling: Maria met Kind en engel Vindplaats: A fm. Matcriaal: Bevcstiging: Datering: Details: Dordrecht h.: 66 br.: 38 lood-lin oogjes 1400-1450 А1Ъ.: 522 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevcstiging: Datcring: Opschrift: Details: Inv.: 1438 Annunciatic Nazareth (?) Amsterdam h.: 47 br.: 28 lood-tin niel aanvvezig 1300-1400 VEG RA PLENA DN ... ENE DIC . V1NMUL zie p. 13 Alb.: 524 Inv.: 2480 Voorstelling: Annuncialie Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Catering: Details: Nieuwlande h.: 38 hr.: 38 Iatoenkoper ingcslagen gaatjes 1475-1525 DE PI ETA OF ‘NOOD GODS’ Naar aanleiding van het 'Nood Gods'- of Piela-insigne uil hei Oostvlaainse Lede (atb. 467). gingen wc al in op dit direct aan de mystieke vroomheid van de late tniddel- eeuwen te verbinden iconografisehe thema. Beelden van dc 'Nood Gods’ werden in dc vijftiende en zestiende eeuw in nagenoeg alle kerken ter vercring opgestcld en het lijkt dus nauwclijks mogelijk een plaats van herkomst aan te duiden voor het insigne alb. 525. Gezien de benaming van de Pieta op de onderrand is het in ieder geval een Nederlandsc devotie waamaar wordt ver- wezen. Gedacht moct worden aan een cul- tus rond een Pieta zoals die bestond sinds de late veertiende eeuw in de Nieuwe Kerk te Delft en in de Buurkcrk te Utrecht. Alb.: 523 Inv.: 1030 Voorstelling: Annuncialie Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Catering: Details: Nieuwlande h.: 21 br.: 21 Iatoenkoper omlijsting onlbrcekt 1475-1525 Alb.: 525 Inv.: 1368 Voorstelling: Pieta Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Opschrift: Amsterdam h.: 85 br.: 53 lood-lin niet aanvvezig 1300-1400 DlE:NOE(D)GOEDS 236
Alb.: 526 Inv.: 0080 Voorstelling: Laatste oordcel Afb.: 527 Inv.: 2050 Voorstelling: Kroning van Maria Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuwlande h.: 65 br.: 70 lood-lin niet nicer aanwezig 1300-1400 Christus, Maria, Johannes de Doper Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Details: Valkenisse h.: 49 br.: 59 lood-lin ooejcs 1300-1400 LAATSTE OORDEEL KRONING VAN MARIA De in.signe-fragmenten van alb. 526 on 527 sluiten aan op een groep pelgriinstekens waarvan zovvd enkelc gave als diverse brokstukken aan het lichl zijn gekomen. Een aan alb. 526 bijna identiek fragment - zonder de figuren van Maria en Johannes de Doper - к warn omstreeks 1984 in Dordrcehl tcvoorschijn. tcrwijl in 1992 een Atb.: 528A Inv.: 0265A compleet exemplaar van dit pdgrimsteken eveneens uit de Dordtse bodem werd Voorstelling: Maria met Kind gehaald: het Laatste Oordecl bekroont een Vindplaats: Amsterdam cirkelvorniige omlijsting. waarin onder Afm. h.: 28 br.: 27 gotische baldakijnen de staande aposlclen Materiaal: lood-lin Petrus cn Paulus. de Mocder Gods inet Bevestiging: los plaalje in hartvormige omlijstiiiL’ Kind gezeten op een troon llankeren. De Datering: 1450-1500 herkomst van dit pelgrimsleken is voorals- nog niet aan te geven. Een van opbouw nauw vervvant insigne werd in Liibeek Details: gevonden; hier bevinden zich twee engelen Alb.: 528B Inv.: 0265В tcr/ijde van de bekronende Christus in de mandorla en onder de dric baldakijnen Voorstelling: Zegenende bisschop wordt Maria met Kind gellankeerd door Vindplaats: Amsterdam Cornelius en Karel de Grote. Op grond van Afm. h.: 28 hr.: 27 deze ieonografie /al dit insigne (Liibeek, Materiaal: lood-lin St. Annen-Museum) mocten worden ge- Bevestiging: los plaatjc in hartvormige omlijsting i'dcnlificeerd als dat van alb. 416, verwij- Datering: 1450-1500 zend naar zowel Aken als Kornelimunster. Details: — 237
А1Ъ.: 529 Inv.: 0722 Voorstelling: Gekroonde Maria Alb.: 530 Inv.: 253 Voorstelling: Maria me. Afb.: 531 Inv.: 2197 Voorstelling: Gekroonde Maria VindplaatK: Aim. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Details: Nieuwlande h.: 23 hr.: 22 lood-tin niet aarnvezig 1300-1400 Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Date ring: Details: Rijswijk (Z.H.) h.: 83 hr.: 38 lood-tin oogjcs 1250-1350 keerzijdc ruitmotief Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Dordrecht h.:48 br.: 21 lood-tin niet aanwezig 1300-1400 Alb.: 532 Inv.: 2320 Alb.: 533 Inv.: 2483 Afb.: 534 Inv.: 2472 Voorstelling: Maria met Kind Voorstelling: Maria (met Kind?) Voorstelling: Maria met Kind Aardenburg? Halle? Vindplaats: Valkenisse Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Dordrecht Afm. h.: 43 br.: 30 Afm. h.: 42 br.: 50 Afm. h.: 40 br.: 32 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: oogjcs Bevestiging: niet meer aanwezig Bevestiging: niet bevvaard gebleven Datering: 1300-1400 Datcring: 1450-1500 Dalering: 1400-1450 Opschrilt: S. BEATE MARIA Details: engelen met kaarsen Details: pclgrim DE ... VSSIERE Opdrachl: ONS VROUWE V ... 238
Afb.: 535 Inv.: 2497 Voorsielling: Maria met Kind Vindplaals: Aim. Matcriaal: Bevestiging: Patering: Details: Nieuwlande h.: 37 br.: 13 lood-lin oogje achter/ijde 1450-1500 Afb.: 536 Voorslelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 2553 Maria met Kind ’s-Hertogenbosch? Nieuwlande h.: 49 br.: 35 lood-lin Inumoogje 1350-1400 gielfoul over Maria MARIA KIM JOIIANNKS l)E kvandeust ? Hei fragment dal hiernaasl als afb. 536 is gereproduceerd. is intrigerend. Hei toont een kerkgebouw met iwee lorens aan de ene kant. de andere V.ijde onibreekt. Onderde lorens lijken enkele cx-voto’s te liangen en in de kerk be\indcn /ieh Maria met Kind en een tweede figiuir. De/e /on de Evangelist Johannes kiinnen /ijn en in dal geval gaat het bier om een lot op licden niel van andere fragmenten of exemplaren bekend pelgrimsteken van Maria en Sint Jan uit 's-Hertogenbosch Jvergelijk alb. 455-465 en p. 58-63: 'Pelgrimstekens nil 's-Hertugenboseh’).
PROFANE INSIGNES Dc profane insignes, waurvan hier cen bijna even grote hoeveelheid (500 sluks) wordt gepubliceerd als van de religieuze draagtekens (536 stuks), lalen zich veel minder makkelijk op een conscquente wijze ordenen. Van geen enkel profaan insigne is het moge- lijk de produktieplaats of oorspronkelijke plaats van herkomst vast te stellen. De ondervverpen zijn vcclal herkenbaar of lccsbaar, niaar daarmee nog niet ver- klaarbaar. De profane insignes verwijzen voorecn groot deel naar volkswijsheden, gezegdcn cn staande uitdrukkingen, maar ook naar volksverhalen, uit de oudheid overgeleverde ondervverpen, symboliseh beladen voorvverpen en met magie, bijgeloof of volks- geloof in verband te brengen vormen, tokens of objec- ten. In nagcnoeg alle gevallen zijn de insignes te idenlificeren en globaal naar betckenis te taxeren, voor de meer nauwkeurige interprelatie moet nog veel onderzoek worden verricht. In principe moet het mogelijk zijn voor veel van de profane insignes te komen tot een duiding die de accuratcs.se benadert van de identifieatie en interpretatie van de pelgrimstekens en devotionele draagtekens. Malcolm Jones leverde hicrtoe een intcressante cn waardevolle aanzet, die hiervoor als inleidend hoofd- stuk is opgcnomcn: The secular badges, p. 99-110. Wij hanteerden voorde ordening van de profane insig¬ nes in principe cen typologischc, hierarchische en chronologische opzet: een ordening naar onderwerp en naar belangrijkheid van onderwerp (mens voor dier, dieren in de volgorde van zoogdieren, vogels, vissen, etcetera). Dit resulteert in de hierna gepresen- teerde groeperingen, die geen van alle hard vvaren af te grenzen; dikwijls moesten keuzes worden gemaakt voor insignes die in feite met goede redenen zouden kunnen worden ondergebracht in twee ofdrie van de gedefinieerde categorieen. In de korte commentaartek- sten die de gehanteerde structiiur verduidelijken en inhoudelijkc informalie geven, worden voor die gcval- len vaak kruisvervvijzingen gegeven. Het commentaar bij de profane insignes is relatief beknopi gehouden; veel van de op dit moment mogelijke interpretaties zijn verwoord in de korte besehrijvingen under de afzonderlijke insignes. De eerste grote categorie is die van insignes waarin de mens centraal staat in allerlei handelingen en scenes (alb. 537 - 587). Bijna-menselijkc wezens laten we daar onmiddellijk op volgen: wildemannen, duivels en mensachlige арен, zeenieerminnen en meermannen, fabelwezens. De hoofdgroep ‘mensen’ sluiten we al met een aanlal erolische insignes (alb. 610 - 668). Deze emtische draagtekens vormen een nog zo goed als onbekend gebied binnen het uit de Europese, dus christelijke middeleeuwen overgeleverde erfgoed. Het is een, zeker in on/e lwintigsle-ecuw.se ogen, bijna absurdistische vormentaal van sexuele verbeelding. deels bestaand uit voorstellingen van minnekozende oi de liefde bedrijvende mensen in uileenlopende tafere- len verwikkeld. deels uit tot zelfstandig levendc we¬ zens geabstraheerde mannelijke en vrouwelijke sexu¬ ele organen die tot menselijk handelen in staat blijken te zijn. Onder deze erolische insignes bevindt zich een aantal dat in feite een combinatie of tussenvorm is van de hier geformuleerde tweedcling. Dc dierenwereld (afb. 669 - 720) is geordend naar viervoeters, vogels en vissen; sommige van dc dieren imitcrcn menselijk gedrag, andere zijn getemd en/of geketend vveergegeven, en een cnkele keer is sprake van interactie tussen mens en dier. Dc volgende categorie zou met de trefwoorden ‘teken en taal’ kunnen worden omschrcven. Achterccnvol- gens worden hier behandeld de grote groep van buste- insignes, mensenhoofden in een rond lijstje dat veelal met tekst of pseudo-tekst is gedecoreerd (afb. 721 - 756). hcraldiek (atb. 757 - 776) en muntspelden (afb. 777 - 810). Dan volgt een grote groep van uiteenlopende objecten, die onder trefwoorden bij elkaar zijn geplaatst en die in alfabetische volgorde staan afgebeeld, te beginnen met een ticntal beurzen (afb. 811 - 820) cn eindigend met drie zvvaardschedes (atb. 1013 - 1015). Tenslotte is aan hel einde nog een groepje zeer divers en moeilijk elders onder te brengen materiaal geplaatst (afb. 1016 - 1035). Als allerlaatste afbeel- ding sluit een spectaculair draagteken de langc rij. Dit insigne werd aan de hier beschreven verzanieling religieuze en profane insignes toegevoegd na atslui- ting van de seleclie en de definitieve nummering: Vrouwe Fortuna die haar rad van vvisselend geluk omwentclt, cen insigne dat in de nazomcr van 1993 na zo’n zes eeuvven weer aan het daglichl kwam. 240
Aft.: 537 Voorstelling: Inv.: 1868 Ploegcnde I'iguur Aft.: 338 Voorstelling: Inv.: 1911 Ploegcnde boer Aft.: 539 Inv.: 1917 Voorstelling: Arisloleles en Phyllis Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opsehrift: Nieuwlande h.: 27 br.:4I lood-tin onlccsbaar Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Opsehrilt: Rotterdam h.: 33 br.: 46 lood-tin onleesbaar Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuwlande h.: 28 hr.: 26 lood-tin I alius Aft.: 540 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 2040 Zitlende figuur blaasbalg cn spinrokken Rotterdam h.: 28 br.: 24 lood-tin draagspeld 1375-1425 Aft.: 541 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1745 Strijd om de broek Rotterdam h.: 42 br.: 50 lood-tin brock fragmcntarisch Aft.: 542 Inv.: 2500 Voorstelling: Drie Hgmen Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Date ring: Opsehrilt: Nieuwlande h.: 44 br.: 57 lood-tin hangoogje 1375-1425 LEI. IAERT (luiaard) 241
VAANDELDKAKKKS? Afb.: 543 Inv.: 0535 Voorstelling: Vrouvv met krans knielcndc gckelende man Vindplaats: Dordrecht Aim. h.: 25 hr.: 18 Materiaal: lood-tin Bevestiging: draagspeld Datering: 1375-1425 Details: Du insignes afb. 544, 545 en 546 bclrelTen cirie varianien. afkoinslig nit verschillende gieivormen, van ceil en hct/clt'dc onder- vverp. Dit duidi er op dal hot om een bekend en in behoorlijke aaniallen aangemaakt insigne betrelt. Geen exemplaren van de teruggevonden insigne-fragnienten van deze ‘vaandeldrager’ zijn meer eoniploei dan dc liicr getoonde drie. Mel name de torsende houding van de mannenl'iguur leidde tot de suggestie dal liel om een vaan- deldrager of vendelier'gaai. In het Museum of London bevindt /.ieh cvenwel een inin of meer verwant insigne dat een hellebaardier voorstelt (inv. 84.206/2); niel uilgesloten is dat we ook bier met wapendragers. bijvoor- becld van hellebaarden. lansen ol'speren van doen liebben. Edita de korte en op het bovenbeen ruMcnde siok doet eerder aan een vaandel denken. Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuwlandc h.: 46 br.: 21 lood-tin draagspeld 1375-1425 Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuwlande h.: 45 br.: 27 lood-tin draagspeld 1375-1425 Alb.: 547 Inv.: 1859 Voorstelling: Boogsehutter Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Details: Nieuwlande h.: 50 br.: 20 lood-tin draagspeld 1375^-1425 Afb.: 548 Inv.: 2414 Voorstelling: Boogsehutter Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Date ring: Details: Nieuwlande h.: 47 br.: 23 lood-tin draaespcld 1375-1425 boog zondcr pijl Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuwlande h.: 29 br.: 25 lood-tin draagspeld 1375-1425 boog met pijl 242
Alb.: 549 Inv.: 2419 Alb.: 550 Inv.: 2491 Alb.: 551 Inv.: 1223 Voorslelling: Krijger Voorslelling: Zwaarddrager Voorstelling: Riddcr met /wanrd, schild, en jachlhoorn Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Dordrecht Vindplaats: Dordrecht Aim. h.: 48 hr.: 16 A I'm. h.: 37 br.: 22 A fm. h.: 37 hr.: 15 Materiaal: lood-tin Materiaal: Iood-lin Materiaal: lood-tin Bevestiging: draagspeld Bevestiging: omlijstintz met ooejes Bevestiging: niet hevvaard Datering: 1375-1425 Datering: 1375-1425 Datering: 1375-1425 Details: — Details: gekroond (?) Details: schild met klauwende leeuw naar rechts А1Ъ.: 552 Voorslelling: Vindplaftts: Aim. Materiaal: Bevcsliging: Datcring: Details: Inv.: 1379 Ridtler met zwward en schild Nicuwlande h.: 67 br.: 42 Iood-lin schild mcl 2 gaande Ieeuwen naar rechts Alb.: 553 Inv.: 1416 Voorslelling: Riddcr met schild Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevcsliging: Datering: Details: Amsterdam h.: 50 hr.: 18 lood-tin schild met klauwende leeuw naar links Alb.: 554 Voorslelling: Vindplaats: A I'm. Materiaal: Bevcsliging: Datering: Details: Inv.: 1126 Gekroonde riddcr met /\\aard en schild Nicuwlande h.: 44 hr.: 19 lood-tin draasspeld 1400-1450 schild met 6 lelies /wanrd in schede 243
А1Ъ.: 555 Inv.: 2114 Afb.: 556 Inv.: 0513 Aib.: 557 Inv.: 0721 Voorstelling: Ridder met zwaarcl en sehild Voorslelling: Ridder met zwaard en sehild Voorslelling: Ridder met zwaard Vindplaais: Nieuwlandc Vindplaais: Nicuwlande Vindplaais: Nicuwlande Aim. h.:41 hr.: 25 A I'm. h.: 29 br.: 22 A fm. h.: 51 br.: 21 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: draagspeld Bevestiging: draagspeld Bevestiging: draagspeld Dalering: 1375-1425 Datering: 1375-1425 Datering: 1375-1425 Details: sehild met 6 Ielies Details: sehild met 6 lelies Details: — Alb.: 558 Inv.: 0518 Afb.: 559 Inv.: 1303 Afb.: 560 Inv.: 0130 Voorstelling: Ridder met zwaard en sehild Voorstelling: Ridder met zwaard en sehild Voorstelling: Krijgsman met Ians en sehild Vindplaais: Dordrecht Vindplaais: Amsterdam Vindplaais: Reimerswaal Afm. h.: 68 br.: 25 Afm. h.: 27 br.: 20 Afm. h.: 30 br.: 15 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: draagspcld Bevestiging: draagspeld Bevestiging: draagspeld Datering: 1375-1425 Datering: 1375-1425 Datering: 1375-1425 Details: sehild gevierendeeld met 4 klauwende leeuwen naar rechts (herlogen van Brabant tot ea. 1406) Details: sehild met naar reehts klauwende leeuw Details: 244
CIEWAPENDE RIDDERS Aft.: 561 Voorstelling: Vindplaais: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 2008 Rielder met zwaard en veldfles Dordrecht h.: 34 br.: 20 lood-lin draagoog 1375-1425 veldfles hangi aan pareerstang Insignes met afteeldingen van krijgslieden in wapenrustiiig, zowel te \uel als te paard. komen under de profane, in Nederland gevonden, draagspelden hetrekkelijk veel voor. Meestal /ijn de krijgslieden afgebeekl in voile wapenrustiiig met harnu.4 of nialienkoldcr, helm, selliId en steek- of slagwapeit. Op de sehilden staat vaak lieral- diek die verwijst naur bekende geslacliten. Zeer vvel denkbaar is dat dergelijke insignes vverden gedragen door aanhangers van een bepaalde landheer. met name wannecr van duidelijke parlijvorming sprake v\ as. De insignes zonden dan bijvoorbeeld gedragen kunnen zijn bij toernooien of andere lestivi- leiten. en de dragers bekenden aldus kleur. Maar niet alleen voorstellingen van adel komen onder de insignes voor, ook burgers zijn op direkl verwante vvij/e weergegeven. 7o loom aft. 572 cen te paard zittende man /onder bewapening, met op de aeliterliand van bet paard een pot: de betekenis daarvan is vooralsnog onbekend. In Nieuwlande werd een, wat onderwerp bet re ft. aan de/e ridder- en ruiier-insignes verwant lood-tinnen figintrije op een voet- stiikje gevonden van een loernooiridder te paard. dat vergelijkbaar is met een dergelijk in Amsterdam gevonden ruiiertje. De/e vveg te zetten figuiirtjes worden besehouwd als speelgoed, hocwcl ook dat allerminst zeker is. De wapentekens op de versehillende bier getoonde door voetvolk en miters gedragen sehilden zijn door ons waar dil mogelijk leek, geduid. Hier ligt evenwel nog een hoeveelhcid materiaal die vraagt om nader cn meer gespeeialiseerd onder/oek. /owel wat be ire ft de ident ificatie van de wapens op zicli. als naar de mogelijke betekenis van bet ilragen van de/e herald isclie insig¬ nes. Afb.: 562 Inv.: 0008 Voorstelling: Ridder te paard met zwaard Vindplaais: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Details: Reimerswaal h.: 50 br.: 69 lood-tin niet aanvvezig 1375-1425 in rechter bovenhoek ccn cngcl (?) Aft.: 563 Inv.: 0()U9 Voorstelling: Ridder te paard met zw aard en schild Vindplaais: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Reimerswaal h.: 66 br.: 54 lood-tin draatzspeld 1375-1425 schild met 3 hoorns (Horne) 245
Afb.: 564 Voorstelling: Vindplaats: A fm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 0667 Ridder te paard met zwaard en selli Id Rcimcrswaal h.: 43 br.: 34 lood-tin draaespeld 1375-1425 schild met kruisen en twee afgcwende zalmen (Brakel) Alb.: 567 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Dateriiiii: Details:" Inv.: 0017 Ridder te paard met Ians en schild Reimerswaal h.: 45 br.: 29 lood-tin draagspeld 1375-1425 wapcnscliild met adclaar manncnkop als helmleken Alb.: 565 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: I 168 Ridder te paard met Ians en schild Nieuwlande h.: 23 br.: 12 lood-tin niel bewaard 1375-1425 schild met 2 rozetten, vrijkvvarticr met adclaar Alb.: 566 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details" Inv.: 1881 Ridder te paard met schild Nieuwlande h.: 32 br.: 27 lood-tin draagspeld 1375-1425 schild gescliuinbalkt Alb.: 568 Voorstelling: indplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 2399 Ridder te paard met /vvaard en schild Nieuwlande h.: 25 hr.: 23 lood-tin draagspeld 1375-1425 wapenschild met 3 puntcirkcls Afb.: 569 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1330 Ridder te paard met zwaard en schild Amsterdam h.: 29 br.: 25 lood-tin draagspeld 1375-1425 letter kA’ op borst Alb.: 570 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1318 Ridder le paard met zwaard en schild Amsterdam h.: 28 hr.: 29 lood-tin draagspeld 1375-1425 Afb.: 571 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1653 Ridder te paard Nieuw'lande h.: 24 br.: 28 lood-tin draagspeld 1375-1425 Alb.: 572 Inv.: 1992 Voorstelling: Ruiter te paard Vindplaats: A I'm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuwlande h.: 30 br.: 28 lood-tin draagspeld 1375-1425 pot op achterhand paard 246
OORLOC.SSCHEPEN Afb.: 573 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Matcriaal: Bevesliging: Datering: Details: Inv.: 1761 Gekroonde ruitcr te pan rd Nieuwlande h.: 35 hr.: 26 lood-tin niet nicer aanwezig 1375-1425 niet herkenbaar voorwcrp in linkerhand De insignes van alb. 574 lot en met 576 tonen relaiief grole oorlogsschepcn. bemand met soldaien. IX* krijgslicden /ijn alien jjehclmd en met scliild en sleek- of slagwapens uiigerust. Op hot cerste en tweede sell ip (alb. 574. 575) bevinden /ich bow-adieu boogsehutters en lioornbla/ei s. I let eersle oorlogsschip bleef uitzonderlijk gaaf bewaard. er lijken nauwelijks of geen details verloren te /ijn geraakt. Aangenonien mag worden dal de bcide anderc insignes ook een hoge mast gehad liebben. compleei met ecu bemand kraaie- nest. De drie insignes laten duidelijk /ien dal hei om houten, nil vastgenagelde plan- ken opgebouvvde schepen gaat. Oil bet re ft hel oudste grotere seheepslype dat in de Nederlanden en aangren/ende sireken voor- kwam: de kogge. Dit korie en /eer brede t\ pe sehip, vermoodelijk van Romeinse oorsprong, had een sterk overhangende slo¬ ven en op voor en aeliierseliip een gelim- merle met kantelen Okastelen'). Midden op de kogge stond een masi met ra/eik docli bij geveellten werden ook meiriemen gebruikt. De mast was veelal voor/ien van een koifCkraaienest’), van vvaaruit de vi jand ook kon worden bestooki. De kogge vverd in de tweede hel It van de vijltiende eeuw verdrongen door andere selieepsty- pen. Alb.: 574 Inv.: 0998 Voorstelling: Sehip met soldaien Alb.: 575 Inv.: 0959 Voorstelling: Sehip met soklaten Alb.: 576 Inv.: 1774 Voorstelling: Sehip met soldaien Vindplaats: Aim. Mate final: Bevesliging: Dalering: Details: Leiden h.: 58 hr.: 54 lood-tin hatmooeje 1375-1425 kraaienest Vindplaats: Afm. Matei iaal: Bevesliging: Datering: Details: Nieuwlande h.: 35 br.: 60 lood-tin niet bewaard 1375-1425 Vindplaats: Afm. Matcriaal: Bevestiging: Dateline: Details:" Nieuwlande h.: 33 br.: 47 lood-tin niet bewaard 1375-1425 247
MOLKNS EN MOI.KNA ARS De zes insignes alb. 579 lot cm mel 584 van molcnaars en him molens, en do twee e/cl- rijders die eveneens als molcnaars zullcn moeten worden geduid, alb. 577 en 578, go veil aan dat we hier te doen hebhen met cen in de veertiende en vijfliende eeuw /eer populair tliema: de draagspeldjes komen in vele varianten voor en moeicn dus in cen groot veclvoud daarvan in circulatie zijn gevveest. Bij de lielft van de/c speldjes /it de molcnaar op /i jn rijdier. gecn paard maar herkenbaar als ezel, muildier of muil- ezel. De anderc vier insignes plaatsen de mulder bij zijn molen, op de molentrap of uitkijkend door deur of venster van tie molenkast. Als t\pe werd de molenaar beschouwd als cen vreemde \ogel. vvat benailrukt lijkt in het insigne van afb. 578 vvaar de miter achterstevoren op zijn rijdier /it. Bovendien doet niel alleen het lastdier het /ware vverk, maar de molenaar draagt zelf de grole zak. Wat zou in die zak ver- pakt zijn 7 Van veel gcwicht was het niet want de mulder lieeft maar cen hand nodig om de zak boven zijn hoofd le lillen. Wellicht is bedoeld dal het niet nicer dan luclit was. of kaf wat de zaak nauwelijks positiever niaakl. en dus dal er sprake is van ecu windhuil. Opmcrkelijk is daarbij dat de molenaar naar zijn molen rijdt, ter- wij] juist te verwaclilen was dat hi j de bewerkte goederen af zou voeren - waartoe het kaf in iedergeval behoort. De molenaar had een sleelue reputatie, men moest imniers maar in goed verirouweti afwachten lioeveel gemalen mecl zou worden ontvan- gen tegenover het ingeleverde koren. Daarbij uaren de molens Meeds in het open veld, op afgelegen hoogtes. of eventueel verhoogd aan de rand van de hewonings- kemen geplaatsi, aangezien ze zoveel niogelijk van alle wind moesien kunnen profiteren. Als bijna vanzclfsprekend werd de molenaar daardoor een figuur in de marge, in zekere zin cen figuur buiten de maatschappij. Tegelijkertijd kon niemand om hem been en bezaten de niulders dus ecu bepaalde machtspositie, z.ovvel ten opzichte van de boerenstand als ten over- staan van de anderc klassen. Opvallend is hoe de molenaar op alb. 577 zijn hoofd houdl; wordl gesuggereerd dal het hem in het hoofd maalt ? Ook de uitge- stoken rcchterarm met de opgestoken drie vingers zal ceil symbolisclie betekenis heb- ben. De molenaar oefende in de volksopinie immers een eerloos en morccl zondig beroep uit. dat het begrip 'vvoeker' diclit naderde. Daarbij heeft het woord ‘nialen' een niet hepaald positieve erotische beteke- nis en bovendien is bekend dat de buiten de muren gelegen molens nogal ecus ook als bordelen fuiiktioiieerden. De telkens vveer op de insignes afgebeelde liouten stan- daardmolens met zadeldak waren in de late¬ re miildeleeuweii algemeen in gebruik. Alb.: 577 Inv.: 1717 Voorstelling: Ruiter meL zak op ezel Afb.: 578 Inv.: 2127 Voorstelling: Ruiter met zak op ezel Vindplaats: Aim. Matcriaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuvvlande h.: 29 bi\: 26 lood-tin draagspeld 1375-1425 Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Reimerswaal h.:33br.: 18 lood-tin draagspeld 1375-1425 ruiter achterstevoren 248
Alb.: 579 Inv.: 1853 Alb.: 580 Inv.: 1713 Alb.: 581 to oc Oi Voorstelling: Ruitcr met zak op czel bestijgl molcntrap Voorstelling: Ruiter met zak op ezel bestijgt molenlrap Voorstelling: Molen, molcnaar in deuropening Vindplaals: Nicuwlande Vindplaals: Nieuvvlande Vindplaats: Reimersvvaal Aim. h.: 25 br.: 30 Aim. h.: 29 br.: 31 Aim. h.: 34 hr.: 38 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: draagspeld Bevestiging: draagspeld Bevestiging: draagspeld Datering: 1375-1425 Datering: 1375-1425 Datcring: 1375-1425 Details: — Details: — Details: — Afb.: 582 Inv.: 1905 Alb.: 583 Inv.: 1887 Alb.: 584 Voorstelling: Molcnaar op molcn¬ trap Voorstelling: Molenaar op molcn¬ trap Voorstelling: Vindplaats: Dordrecht Vindplaats: Nieuvvlande Vindplaats: Afm. h.: 24 br.: 34 Afm. h.: 25 hr.: 25 Afm. Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: Bevestiging: draagspeld Bevestiging: draagspeld Bevestiging: Datering: 1375-1425 Dalering: 1375-1425 Datering: Details: — Details: — Details: Inv.: 2201 Molcnaar op molen- trap Nieuvvlande h.: 24 br.: 20 lood-tin draagspeld 1375-1425 ‘lange-neus’ 249
Ml’ZIKANTEN AIK: 586 Alb.: 585 Voorsielling: Vindplaais: Aim. A fin. Materiaal: Bcvcsliging: Date ring: Opschrift: Inv.: 1889 Inv.: 2282 Naakte harpspeler Nicuwlande h.: 19 br.: 14 h.: 35 br.: 15 lood-tin draauspeld 1375-1425 PVENT (?) Alb.: 587 Voorsielling: Vindplaais: Aim. Materiaal: Bcvcsliging: Date ring: Details: Inv.: 1697 Luitspeler Nieuwlande h.: 42 br.: 26 lood-tin nict bevvaard 1400-1450 veerhouder Mu/.ikantcn komen rebuild" we i nig voor oncler do insignes. al vormen de ver\vij/in- gen naai muziek als we idle bij elknar zou- den voegcn, toch eon tamcli jk gmte groep. Belial ve de harpspeler alb. 585, die door het iweede fiagnieni dal van dit/elfde insig- ne onmiskenbaar een naakie harpist blijkl le zijn. cn de luiispclcr alb. 587, komen onder de in dil bock gepresenteerde seleeiie de volgende iiiel-religieu/e insignes voor die uiuziekiiisiniineiiten ofhei musieeren als liool'dihema lonen: alb. 61b ccnhandslliiit- spelende vrouw op school bij ininnaar, alb. 645 - 648 vedelspelende vrouwen op een fallusdier. alb. 691 - 693 doedel/akspelen- de /vvijnen. alb. 860 - 861 docdclzakken. alb. 898 iluitje in de vorm van een toer- nooihand.schoen. alb. 931 - 938 pelgrims- en jaclitlioorns. alb. 986 een driediineiisio- nale en van losse snaien voorziene luil. Г)е meesie van de/e insignes Irekken het musieeren in de sleer van hel lninnespel en de eroiiek. Soms is dai zeer expliciet het geval (alb. 645 - 648), soms meer subnet zoals bij hel minnende paar vvaar de een- handsfluit van de vrouw ook een vrij ondubbelzinnige verw'ijzing is (alb. 616). De uiizoiidcrlijk mooie en goed gemaakle luil alb. 986 kan bedoeld zijn als /inspeling op de iweede betekenis van het vvoord luil. niaar kan ook louier als albeelding van dit tokkelinstrument gediend hebben; voorde hootse luiienist alb. 587 geldl helzelfde. De doedelzak is natLiurlijk hoe dan ook overbe- last met een grove erolische hoodsehap, en zcker vvanneer de pijpen en bnurdonpijpen vvorden bespeeld door ostentalief inannelij- ke zwijnen. is de klank van hel insirument naar de achlergrond gebannen. Hier hebben we te maken met een nogal boerse symbo- liek. Van andere orde en in on/e - twinlig- ste-eeinvse - ogen vvcl absurd direct is uiler- aard het vedelspel van de dames die de al dan nict met bel getooide fallussen berij- den. De ciotiselie betekenis van de snaren- klank is hier direct gerclatcerd aan het als een zelfsiandig levcnd vvezen oplredend mannelijk lid. dat voorzien is van vleugels cn benen ofzelfs kluuwpolen ! Alb.: 588 Inv.: 1986 Voorstelling: Wildcman met knots bij kasteel Vindplaais: A fm. Materiaal: Bcvestiging: Datering: Details: Rotterdam h.: 63 br.: 63 lood-tin nict bevvaard 1400-1450 WILDKMANNEN, DUIVIiLS EN APEN In de hoog- en laaimiddeleeuvvse verbeel- dingswereld speelde de wildeman een mar- kanie ml. Zowel in het verhalende als in het visuele hionnenmateriaal koml de wilde- nian, soms zelfs met wildevrouw en wilde- kindcrcn, met gmte regelmaat voor. Het betrof hier mysterieu/e. en daardoor intri- gerende en tegelijkerlijd angstaanjagende, geheel behaarde en in natuurlijke staal levende mensen. De wildemannen leidden een verborgen bestaan in donkere wooden, waaruit ze ineideiiteel tevoorsehijn kwa- men. Als niet of nog nict gecivili^eerde medenienscn vormden ze een eigen ras. maar de \ erhalenwereld spreekl ook her- haaklelijk over lielden en anderen. die zich als wildeman terugliekken ter boctcdoening en om tot bezilining dan vvcl inkeer te komen. Heftige emoiies konden leiden tot razernij en waanzin. resulterend in een vaak tijdelijk wildemannenbesiaan. De wildeman werd dan ook een hel tig gevoeksleven toe- gedacht en aangenomen werd dat de w ikle- man een ongebreidelde sexuele lust had. Op de insignes komt dit terug in de naaklheid en dikwijls duidelijk vormgegeven sexuele potentie van de wildemannen. De wildeman met fallus alb. 588 staat. gewapend met knots, bij ecu kasteeltoren; cen sterk gelij- 250
Д1Ъ.: 500 Inv.: 0474 Voorslelling: Wildeman mel knots op tocniouischild Vindplaals: Afm. Matcrinal: BevesTtging: Date ring: Opschrift: Brugge h.: 36 b br.: 26 lood-tin f^,450 A:M:0:U:NDAI Alb.: 589 Inv.: 1301 Alb.: 591 Inv.: 2117 Voorslelling: Wildeman mel . \ Voorslelling: Wildeman met maskerschild en knots duivelskop Vindplaats: Amsterdam Vindplaals: Nieitwlande Afm. h.: 49 br.: 23 Afm. h.: 38 br.: 34 Matcriaal: lood-lin Maleriaal: lood-tin Bevesliging: Datering: draagoosi achterzijde 1400-1450 Bevesliging: Datering: draagspeld 1375-1425 Details: veerhouder Details: zvvuard en /.waaritaehede Alb.: 592 Inv.: 1989 Voorslelling: Wildeman - duivel kend, meer complcci insigne vverd gevon- den in Zvvolle-Berkum cn bevindt /icli in Rijksmuseum Twenthe te Hnschede. Het insigne alb. 589 loont de hehaardc wilde¬ man mel knoisen maskerschild lussen geboomie vooreen mci kanielen omkransre veerhouder. Op het toerimoischild alb. 590 is de wildeman algebeeld, opnieuw mel knots gewapend en met een banderol waar- op tenminste naar het licl'despel worth ver- we/en in de niet volledig te dniden lekst. De insignes alb. 591 en 592 loiien dat de stap van wildeman naar duivel sums slcehts cen к lei tie is. Tenslolle moclcn we hier nog noemen het insigne alb. 397 dat door ons tussen de onbekende heiligen is geplaalst. Dil insigne werd door Kurt Roster geintcr- preteerd als mogelijk bet vroegste type van de hem bekei.de Quiriuus-insigncs (verge lijk alb. 317 - 326). Hij deed dit op grond van een vondsl nit Liineburg, die gezien de archeologiselie omslandigheden \ddr 1376 gedaleerd kan worden. De twee inmiddels bekende exetnplaren uit Nederland vail dil insigne. maken de Qiiirinus-inierpretatie minder waarsehijnlijk. Onduidelijk is ol de afgebeelde persoon gelieel behaard is als wildeman, of dat hij een malienkolder clraagt. Valkenisse h.: 24 hr.: 15 lood-lin draaaspeld 1375-1425 Alb.: 593 Inv.: 2522 Voorslelling: Wildeman mel knots Vindplaals: Nieuvvktnde Afm. h.: 30 br.: 14 Maleriaal: lood-tin Bevcstising: draagspeld Dalering: 1400-1450 Details: lallus Vindplaals: Aim. Maleriaal: Bevesliging: Datcring: Details: Alb.: 594 Inv.: 2060 Voorst elling: Wildeman met kaproen Vindplaals: Afm. Maleriaal: Bevesliging: Dalering: Details: Valkenissc h.: 45 hr.: 22 lood-tin draagspeld 1375-1425 lallus, uehaar linker- hand 251
Alb.: 595 Inv.: 1999 Alb.: 596 Inv.: 2023 Alb.: 597 Inv.: 0143 Voor.stelling: Wildeman/aap met кар Voor.stelling: Op vis slaande aap met kaproen Voorslelling: Op vis staande aap mcl kaproen Vindplaats: Dordrecht Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Rei triers waal Aim. h.: 36 br.: 18 A Гт. h.: 33 br.: 22 Aim. h.:4l hr.: 30 Maleriaal: lood-tin Maleriaal: Iuod-tin Maleriaal: lood-tin Bevestiging: draagspeld Bcvestiging: draagspeld Bevestiging: draagspeld Dalering: 1375-1425 Date ring: 1375-1425 Datering: 1375-1425 Details: fall us Details: stampt en urincert in vijzel Details: stampt en urineert in vijzel ААР OF WILDEMAN ? De tlrie hierboven afgfeheeldu insigncs betrel'fen dric naakte vvc/cns. die mccr lij- ken op apen dan op wildcmanncn: slechts gckleed mcl kaprocn loncn zc allc dric Inin mannclijkc naakiheid. Dc bc/ighcid van de aap op hot eerste fragment (alb. 595.) \ alt niei tc aeluerhalen zondcr vcrgcli jkbare vondsten, die nog nict bekend zijn. De twee pisseiule арен (utb. 59b en 597) zijn twee varianten van het/ell'de onderwerp. Op een vis staat een aap-achtige figuur te stampen in ceil vijzel die ondertu.s.scn wordt gevuld met urine. Louis Hopstaken besehreefin ‘Schatten nil de Schelde', Bergen op Zoom 1987, onder nr. 277 een derde variant van dit/ellde onderwerp (coll. Van Beuningen, inv. 1840). Ook in Hngeland zijn dergelijke speldjes tevoorschijn gekomen. Wright publieeerde in 1863 een gevelsleen van bet huis van een mosterdfabrikant in de Rue du Cliaiel te Beauvais, waarop een mosterd- molen is afgebeeld, terzijde vvaarvan ecu in een vijzel stampende nar en een in die vi j- /еI urinerende aap zijn weergegeven. Wellicbt moeten dez.e gevelsleen en de speldjes een met elkaar verwante betekenis liebbcn gchad. Dc verschilleiule varianten die zowel in Nederland als in Engeland werden teruggevonden. geven aan dat het om een lliema moet gaan dat rond 1400 algemeen bekend was. Alb.: 598 Inv.: 1721 Alb.: 599 Inv.: 1541 Alb.: 600 Inv.: 2105 Voorslelling: Zeemeeimin mel Voorslelling: Zccmcermin Voorstelling: Dubbelstaarligc kam zeenteermin Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande A fm. h.: 32 hr.: 30 Vindplaats: Valkcnisse Aim. h.: 34 hr.: 30 Maleriaal: lood-tin Aim. h.: 19 br.: 20 Maleriaal: lood-tin Bcvestiging: draagspeld Maleriaal: lood-tin Bcvestiging: draagspeld Datcring: 1400-1450 Bevestiging: draagspeld Datering: 1375-1425 Details: — Datering: 1400-1450 Details: spiegel ontbreekt Details: —
MEFRMINNKN EN MKKRMANNI-N Sirenen си meerminnen vormden lict ouder- wcrp van ccn tenuuinsielling die nullings in Brussel werd georganiseerd. Met ccrstc van dc hicr gcuiondc zccmccrminncn (aft. 598) word daar geexpuseerd saincn mcl ecu ver¬ ge! ijkbaar maar spiegelbeeldige insigne dal uit dc Sambre bij Naiwcn levonrsehijn kwum. Odysseus moesi, /о luidl hei ver- haal. aan dc mast van zijn schip worden vastgesnoerd omdat de verlcidine van dc sirenen onwccrsiaanhaar was. Ook in dc middclccuwcn hectic liel dat mccrminncn, die werden vcrccn/clvigd met /unde cn duivel, met hun schoonheid cn ge/ang dc zeevaarders lokten. Dc mccrmin aft. 598 hicld wcllicht in haar iinkerhand ccn spic gel. met haar rechierhand houdt ze ccn dub- bclc kam voor haar sclniot. Door Uit gebaar cn door dc (ontbrekciide) spiegei wordt benadrukt dat dc mccrmin symbool was voor wellust cn crotischc gevoelens. IX* dubbelstaartige mccrmin, /oals liel insigne alb. 600 toont. komt cvcnals dc cnkclstaar- tige veolvuldig voor in dc hoog- cn laatmid- deleeuvvsc kunst. Ondcrmccr op romaansc kapilelen cn op koorbunken vinden we /с vaak terug. Dat de dubbelstaartige mccrmin /сксг шеГminder wcllustig is dan dc enkcl- staartige, wordt benadrukt door albccldin- oen waarop dc/c zclls met ccn dubbcl vrou- vvelijk gcslachl is wcergegeven. De mecr- minnen behoorden naar mcning van dc middcleeuwer tot ccn nf/onderlijk ras. dat dan ook in de bestiaria - bccstcnboekon - waarin dc volledige launa voorkomi, wordt bcschreven. Als van/clfsprckend kendede mccrmin dan ook haar mannelijke even- knic. dc meerman en ook daarvan komcn speldjcs voor (aft. 601). Afb.: 602 Inv.: 0986 Voorslelling: Vrouwcnbusle op vis Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Details: Dordrecht h.: 20 br.: 36 lood-lin draaespeld 1400-1450 Alb.: 603 Inv.: 2182 Voorslelling: Mensdier (sphinx ?) Vindplaats: Aim. Matcriaal: Bevestiging: Datcring: Details: Rei titers vvaal h.: 31 br.: 32 lood-lin niet bewaard 1400-1450 Alb.: 601 Inv.: 1906 Voorslelling: Gchamaste ztemcer- man met zvvaard Vindplaats: A fm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Valkenisse h.: 28 br.: 27 lood-lin draagspeld 1400-1450 hangoogjc GKKROONI) PAAR Dc dric rcchlhoekigc insignes afb. 604. 605 cn 606 betrelTcn cxcmplarcn van idenlieke. maar allc tragmcniariscli bewiiard gcblcvcn draagtekens. Ondcr twee naast elkaar gesi- tuccrdc gotischc driepassen staan ter vveers- zijden van ccn boom ecu gekroonde man cn vrouvv. Ongetvvijfcld vervvijst dit insigne naar ccn specifiek vcrhaal. doch dit is nog niet getraeeerd. Dc hicr ondcr elkaar afge- hcclde trits illuslrecrt zecr tluidcli jk het hclang van ccn goeile documenlalie van ontdekte Iragincntcn: door combinatie v an dcdric heschadigdc cxcmplarcn, w'onlt bekend hoc het complete insigne emit /ag. Alb.: 604 Inv.: 2524 Voorstelling: Koning en koningin Vindplaats: Aim. Matcriaal: Bevestiging: Datcring: Details: Nieuvvlande h.: 38 br.: 43 lood-tin oogjes 1400-1450 boom Alb.: 605 Inv.: 0797 Voorslelling: Koning en koningin Vindplaats: A fm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Niettwlande h.: 39 br.: 37 lood-tin oogjes 1400-1450 boom Alb.: 606 Inv.: 0985 Voorstelling: Koning en koningin Vindplaats: A fm. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Details: Brugge h.: 39 br.: 42 loud tin oogjes 1400-1450 boom
EKOTISCHK INSIGNES 4L Alb.: 607 Inv.: 2318 Voorstelling: Kerk met 2 figure» Vindplaats: Valkenisse A I'm. h.: 22 br.: 32 Matcriaal: lood-lin Bevesliging: draagspeld Datcring: Details: 1375-1425 Afb.: 608 Voorstelling: Vindplaais: А Гт. Matcriaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1638 Dubbclhoofd Nicuwlande h.: 19 bi.: 20 lood-lin draagspeld 1375-1425 Alb.: 609 Inv.: 2442 Voorstelling: Vrouvvenhoofd in schild Vindplaais: A I'm. Malcriaal: Bevestiging: Datcring: Details: Leeuwarden h.: 38 br.: 28 lood-lin hangoogjc 1400-1450 lien aan/ienlijk deel van de in Nederland gevonden middeleeuwse profane, cn-masse geproduceerde insignes is erolisch van karakter. Inmiddcls werden maar liel'st 156 verschillende liier aangetroffen erolisehe draagtekens gedocumenieerd. waarvan 1 16 sluks uit de provincie Zeeland en daarvan vveer 95 nil het verdronken dorp Nicuwlande. Proportioned is de ongeloof- lijke vondsiem ijkdom van dit geluieht in de Oosterschelde weer in lioge mate hceldbe- palend. In vverkelijkheid is liei totale aanial varianlen ook liier beslisi groler. omdat het uitcraard onmogelijk is alle gevonden insig¬ nes te documenteren. Uit Nederlandse bodem tevoorsehijn gekomen erolisehe insignes werden voor het eersi gepubliceerd in de lentoonsiellingscatalogus 'Seliattcn uit de Schelde’. Bergen op Zoom 1987. Ecu aantal van de daar afgebeelde en beschre- ven insignes is ook liier opgenomen (alb. 612. 626. 628, 631, 634, 639, 640. 643, 645. 661). Louis Hopslaken verwijst in /ijn inleiding in de Bergsc tentoonstellingseata- logus met name naai de publikatie van Dirk Bax. ‘Ontcijfering van Jeioen Bosch’, 's- Gravenhage 1949, en haalt verschillende voorbeelden aan van met insignes verge- lijkbare voorstellingcn. De herberg vail het insigne alb. 612 bijvoorbeeld. Onder in de herberg is een copulerend paar weergege- ven naasl glas en kan, de herbergier mom op zoldcr een gevulde beurs: de herberg lieeft als uithangteken ecu kan. Op het paneel ‘De verloren /0011’ van Jeioen Bosch komt de kan eveneens voor als uit- hangteken en wel voor een bordeel. Fallussen komen onder de insignes in alle denkbare uitmonsteringen voor en als het ware als zelfstandig levende wezens, de fantasie van de middeleeuwer lijkl liier schier onuiipuitelijk: met vleugels. met benen en voeten of met klauwpoten, gekroond. met ceil bel omgebonden. bela- den met een voorigcduwde kruivvagen. nil een kaproen hangend of boven een broek uitstekend, en dergelijke meer. Ook komt de mannenfigLiur voor met opgelrokken benen en neerliangende fallus of bijvoor¬ beeld staandc met ontbloul lid en jongle- rend met losse fallussen (alb. 617). De fal- lusseii leiden soms hun eigen lcvcn. dansen oin ecu fallusboom (alb. 622) of hemannen schepen (alb. 642 - 644). CharmunU* vrou- wenflguurtjes brengen op het insigne alb. 625 een fors mannelijk lid boven ceil brock uit tot erectie, tervvijl ook op de insignes alb. 645 - 648 vedelspelende vrouvven de bowntuoii vocren op de door hen hereden fallusdieren. Minder frerpieni maar toch regehnaiig is de \ rouweli jke tegenhanger van de fallus. de vulva, op de erolisehe insignes aanwezig. Albeelding 667 toont een duhhele. le sluitcn inos.se 1. waarin aan de biiinen/ijde van een van de schelpen een vulva is vveergegeven als een in de gesloten mussel verborgeii gelieim. De vulva komt eveneens voor als clmi eigenzinnig levend wezen, echier nagenoeg altijd in sainenspel met de fallus en nauwelijks of niet al’zon- derlijk. Zo wordl een vulva bij de insignes alb. 638 - 640 teder gestreeld door een gevleugeld fallusdier, in de fallushooiiipjos alb. 623 en 624 bevindt zieli ook een al dan niet gevleugelde vulva, een gekroonde vulva wordl door fallusdieren rondgedrugen op een draagtroon (alb. 652 en 653) en in vier varianlen rijdt de gekroonde vulva als ruiter te paard, manipulerend met fallussen. pijlen en/of boog (alb. 656 - 659). De vulva met een kroon van twee of drie fallussen. gaanilc op stelten. (alb. 66(1 - 662) lijkl nicer satirisch bedoeld dan de hiervoor genoemde. in ou/c iwiniigste-eeuvvsc ogen toch ook al behoorlijk absurdistische insig¬ nes. Maar wat te denken van de aan het braadspil geregen fallus boven een vulva als vetvanger (alb. 654) of een vulva die op een ladder achler een fallus aangaat die zieh op de bovenste sport bevindt (alb. 655) ? De erolisehe insignes lijkcn doorde arclieo- logische omstaiidigheden vooral in de late veertiende en eerstc lielft van de vijftiende ceuvv te inocten worden gedateerd. Generaliserend gesleld hebben de erolisehe insignes een de pelgrimstekens diclit bena- derende amuletfunktie gehad. Jail-Baptist Bedaux benadmkte dat aspekl in ecu sterk door de sociohiologie bepaald artikel uit 1987. waarop liij recent voortbouwde (1993). Ook op andere gronden is de on- heilafwerende en gelukbrengende funktie van de profane, met name erolisehe speld- jes te beredeneren (zie ook p. 110-114: Sexuele insignes en een Rozenroman-hand- selirift, en p. 99-109: The secular badges). De insignes alb. 663 - 666 bevestigen /ell dat in bepaald opzicht de op het eerste gezichi sterk verschillende spcldjes op zijn minst werden geassocicerd: een als bede- vaartganger uitgedoste vulva, met pelgrims- hoed, pelgrimsstaf - met fallus bekroond - en rozenkrans. Het insigne alb. 664 voerl de persiflage ten top. deze \ idva-pelgi ini draagt als opgespeld insigne een 1 alius. ‘Les extremes se touchent’. 254
Afb.:6IO Inv.: 1792 VoorstcIIing: Copulerend paar met tocschouwer, hond cn vogel А1Ъ.: 61 I Inv.: 0954 VoorstcIIing: Copulcrend paar met locschouwer en hond Vindpluats: A t in. Materiaal: Bcvestiging: Datoring: Opschrift: Dordrecht h.: 44 bi\: 50 lood-lin draagspeld 1375-1425 AMOVRS Vindpluats: Aim. Materiaal: Bcvestiging: Dalering: Opschrift: Nieuwlande h.: 33 hr.: 55 lood-tin draauspeld 1375"-1425 ... MNV ... Alb.: 612 Voorstelling: Vindpluats: A fin. Materiaal: Bevesliging: Datering: Details: Inv.: 1842 Copulcrend paar in herberg met waard Nieuwlande h.: 32 hr.: 33 lood-lin (C.L.) draacspeld 1375-1425 Ran als uithangteken drinkgerci onlecsbaar Alb.: 613 Inv.: 2173 VoorstcIIing: Copulcrend paar Vindpluats: A I'm. Materiaal: Bcvestiging: Datering: Opschrift: Valkcnissc h.: 22 hr.: 30 lood-tin niel nicer aanwe/ig 1375-1425 OVWE MIN EN MAER' Alb.: 614 Inv.: 2022 VoorstcIIing: Copulcrend paar Vindpluats: A fill. Materiaal: Bevesliging: Dalcring: Opschrift: Nieuwlande h.: 12 br.: 24 lood-tin niet bewaard 1375-1425 ... NNEN SUN. Opschrift:
А1Ъ.: 615 Inv.: 2006 Aft.: 616 Inv.: 2129 Aft.: 617 Inv.: 1779 Voorstelling: Copulerend paar op Voorstclling: Minnend paar Voorstelling: Man met 3 fallussen Vindplaats: Reimerswaal Vindplaats: Rotterdam Vindplaats: Rotterdam Aim. h.: 38 br.: 20 Afm. h.: 66 br.: 37 Afm. h.: 20 br.: 33 Matenaal: lood-tin Matcriaal: lood-tin M uteri aal: lood-tin Bevestiging: draagspeld Bevestiging: draagspeld Bevestiging: oogjes Datering: 1375-1425 Datering: 1375-1425 Datering: 1375-1425 Details: vrouw speelt Opschrift: ... LD... Details: — eenhandsfluit Aft.: 618 Inv.: 0785 Aft.: 619 Inv.: 2434 Aft.: 620 Inv.: 2100 Voorstelling: Man met opgetrokken benen en fallus Voorstelling: Naakte vrouw met opgetrokken benen Voorstelling: Vrouw met opgetrokken benen en fallus in hand Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande Afm. h.: 39 br.: 33 Afm. h.:31 br.: 22 Afm. h.: 38 br.: 19 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: draagspeld Bevestiging: draagspeld Bevestiging: draagspeld Datering: 1400-1450 Datering: 1400-1450 Datering: 1400-1450 Details: — Details: — Details: — 256
Afb.: 621 Inv.: 2557 Voorslelling: Man met fallus, hoed en mand Vindplaats: Afm. Matcriaal: Bevesliging: Dalering: Details: Brugge h.: 33 br.: 34 lood-tin draagspcld 1375-1425 onlbloot achtcrwerk Alb.: 622 Voorslelling: Vindplaats: Afm. Matcriaal: Bcvestiging: Datering: Details" Inv.: 1300 2 gevleugelde fallusdicrcn met bel under boom Amsterdam h.: 53 br.: 55 lood-tin draagspcld 1400-1450 fallus in boom FLUIT- EN MINNESPEL Alb.: 623 Inv.: 2026 Voorstelling: Fallusboom met vulva Vindplaats: Afm. Matcriaal: Bevesliging: Datering: Details: Nieuwlande h.: 2H br.: 19 lood-tin draagspeld 1400-1450 gevleugelde fallus Alb.: 624 Inv.: 1850 Voorslelling: Fallusboom met vulva Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevesliging: Datering: Details: Nieuwlande h.: 27 br.: 18 lood-tin draagspcld 1400-1450 gevleugelde fallus gevleugelde vulva Tusscn de insignes van sex tide ihematiek, uiteenlopcnd van in erotische scones ver- wikkelde mensen tot als zelfstandige we/ens optredende geslachtsdelen. lijkt liet minnepaar alb. 616 te zijn \ord\vaald. Do neergezclen man. met op de rug hangende кар. legt zijn recluerhand op de school van dc op zijn kniccn gc/ctcn en hem omar- mciule vrouw. Dc/.e vromv bespeelt de een- handsiluil. I let liet'lijke t a tercel isonmis- kenbaar croTlscrcnd bedoold. dc fluil cn hei tluilspcl staan hicr ondubbcl/imug niet voor mu/.ikaal vermaak maar voor hci licf- despel. I'I uit cn fluitspel w orden gcbruikl als scxuclc inctalbor cvcnals andcre niu/.ickinsirumcmcn, met name de lnii en dc doedcl/.uk (zic alb. 585. 586 cn 691 - 693). Hen ivvcercgclig rijmpjc bij ccn tra- verso-spelei van de graveui Banholomeus Dolendo (1571 - ca. 1626) naar Lucas van Leyden (1494 - 1533) hij\oorbeeld gccl'l dal ononnvonden aan: ‘Wei iustich fluyter- ken wilt niijncn lust cool on. Iluyl iiilM u luytkcn dal icki maeh voelen'. Hot insigne van de ecnhandslluitspelende vrouvv op school bij dc minneko/ende man (alb. 616) word recent al gepublicccrd in ccn artikel waarin nadcrop dc erotische cn andcre beiekenisscn van tluiicn werd ingegaan (Koldewcij 1993. ‘Van cons cscls been dc beste lleuytcn comcn’). 257
EROTISCHE INSIGNES ELDERS Hocwel over middeleeuwse sexuele insig¬ nes wcinig werd gepubliceerd tut op heden, is Iil'I hier met name van afb. 610 lot en met alb. 6(i8 gepresenteerde niaieriaal /eker niel exclusief Nederlands te nocmcn. De Fiansman Arthur Forgeais, die in het derde kwart van de vorige eemv /о nijver pel- grimstekens en aanverwante uhjecten ver¬ satile Ide die in de Seine bij Farijs waren gevonden. publiceerdc vvclisvvaar in zijn in eigen beheer uitgegeven bueken geen sexu- ele insignes. hi j ver/amelde ze eehter vvel ! Het Musee de Cluny in Farijs bezil nog steeds erotische speldjes nit be/it van Forgeais; tie eurieu/e Fngelse auteur Thomas Wright publiceerde in 1X66 een luuulvol van de, /eker men als obseeen beschouwde vondsten uit de Seine, waaron- dei aan de albceldingen 629 - 640, 645 - 648 en 663 - 666 stork vervvante of nage- noeg identieke insignes. Het museum voor toegepaste kunst in Fraag be/it een via ver- koop in 1X94 daar terccht gekomen collec- tic insignes die in de vorige eeuw uit dc Seine tevnorsehijn kvvamen, vvaaronder ook enkele van de/e sexuele speldjes, met name de vulva-bedevaartganger (zie alb. 663 - 666) en de gekroonde en gevleugelde Га 11 us (bijna identiek aan alb. 634). De vitrines van Met Musee des Anticjuiles in Rouen tonen temidden van een grool aantal aldaar uit de Seine gebaggerde pelgrimstekens /.under enig eommenlaar ook verschillende erotische insignes. De/e drie ver/amelingen van insigne-vondsten nil de Seine, bevvijzen dat daar de lood-tinnen sexuele speldjes in soortgelijke verhouding als in het Zeemvse delragebied en elders in de Nederlanden tevoorsehijn zijn gekomen. Het gepubli- eeerde materiaal suggereert eerder het tegenovergestelde. uiaar volstreki ten onrechte. Wei beduidend minder, in feite /.elfs sleehts nauvvelijks. vverden erotische insignes in Faigeland gevonden. Dit is te nicer verba/ingvvekkend. omdat daar op verschillende loealies vvel vele pelgrimsle- kens en vervvante devolionalia /ijn aange- trolTen. Desalnietiemin vail in dit verband wel iels uit Engelse bodem le signaleren; al genoenul vverden in een vij/cl pissende apen, vervvani aan alb. 596 cn 597. en hier is een I.ondense vondst relevant van een insigne in de vorm van een open heurshui- del met 1‘allns (Museum of London, inv. 91.199). Lange tijd is het sexuele middeleeuwse materiaal oiilkent, het’/ij door hevvust ver- hergen (denk aan de sl'eer van hel ‘geheime museiinr le Napcls vvaar de erotiea uit Pompei en Herculaneum vverden opgebor- gen). het/ij door het als ‘aniiek- of Romeins le beslenipelen of gevvoonvveg nict le herkennen. Een mooi voorbeeld van Alb.: 625 Voorstelling: Vindplaals: Atm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Inv.: 0966 Twee vrouwen met fallus boven brock waaronder fallus Brugge h.: 63 br.: 33 lood-tin hangoogje 1400-1450 dil laatste levert hel Kunstgevverbemuseum van de stud Keulen. In de tin-catalogus uit 1976 vverden twee insignes in de vorm van gevleugelde fallusdieren, een met omge- bonden hel, gepubliceerd als ‘spiilanlik' (cal. 9A en 9B), tervvijl een onmiskenbaar niiddelccuvvse en gigantisehe fallus bij een man met hondje en oinringd door een onleesbare lekstband, werd omschrevcn als een ‘nielit idenlill/ierbaren Gegenstand’ (cal. 67). In de rcccntc tcntoonstellingseala- logus ‘Siadtlul't. Hirsebrei und Betlelmoneh', Ziirieh/Stuttgari 1992. werd het middcleeiivvse erotische insigne even- mill lierkend. Een bijzondere vondst werd daar omschrevcn (p. 434-435) als ccn ‘naakte. vrouwelijkc figuur: /.c is als solid Ic herkennen, aange/icn ze op een aam- beeld ccn vverksuik smeedt en voor hel opvlammende smidsvinu .slant ... Aldus wordt het vverkstuk op het aambeeld lekort gedaan: de vrouwelijkc. niet gcklcdc smid is bezig ecu gevleugelde fallus te vormen uit het gloeiende metaal ! Alb.: 626 Inv.: 1841 Voorstelling: Brock met fallus Vindplaals: A fm. Materiaal: Bevesliging: Datering: Details: Nieuvvlande h.:20 br.: 21 lood-tin draagspcld 1375-1425 Alb.: 627 Inv.: 2156 Voorstelling: Kaproen met fallus Vindplaals: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuvvlande h.: 31 br.: 23 lood-tin draagspeld 1400-1450 Afb.: 628 Inv.: 1885 Voorstelling: Kaproen met lallus Vindplaals: Afm. Materiaal: Bevestiging: Dalcring: Details: Nieuwlande h.: 22 br.: 18 lood-tin draagspeld 1400-1450 258
А1Ъ.: 629 Inv.: 2538 Voorstelling: Fallusdicr met figuur en banderol Alb.: 630 Inv.: 2133 Voorstelling: Fallusdicr vvaarop kruier Vindplaats: Aim. Matcriaal: Bevesliging: Datering: Opschrift: Middelburg h.: 33 hr.: 52 lood-tin draagspeld 1375-1425 DESELDE. Vindplaats: Aim. Matcriaal: Bevesliging: Datering: Details: Nieuwhmde h.: 57 hr.: 63 lood-tin draagspeld 1400-1450 Afb.: 631 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Matcriaal: Bevesliging: Datcring: Details: Inv.: 1858 Afb.: 632 Inv.: 0522 Fallusdicr waarop vrouw met kruiwagen drie fallussen Voorstelling: Fallusdicr met kroon en masker ach- lerzijde Nieuwlande Vindplaats: Dordrecht h.: 56 br.: 55 Afm. h.: 35 hr.: 58 lood-tin Matcriaal: lood-tin draagspeld Bevesliging: draagspeld 1400-1450 Dalering: 1400-1450 — Details: bellelje ontbreekt
Alb.: 633 Inv.: 0509 Alb.: 634 Inv.: 1856 Alb.: 635 1 ii v.: 2477 Voorstclling: Fallusdier met kroon Voorstclling: Gevleugeld fallusdier, kroon en bcllctjc Voorstclling: Gevleugeld fallusdier, kroon en belletje Vindplaals: Middelburg Vindplaals: Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande Aim. h.:35 br.: 41 Aim. h.: 29 br.: 28 A fm. h.: 28 br.: 29 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: draaaspckl Bevestiging: draagspeld Bevestiging: draagspeld Datering: 1400-1450 Datering: 1375'-1425 Datering: 1375-1425 Details: — Details: — Details: — Alb.: 636 Voorstclling: Vindplaats: A fin. Maicriaal: Bevestiging: Dalcring: Details: Inv.: 0823 Gevleugeld I'allus- dier Dordrecht h.: 23 hr.: 26 lood-tin (C.L.) draagspcld 1400-1450 Alb.: 637 Voorstclling: Vindplaals: Aim. Materiaal: Bcvesliging: Datering: Details: Inv.: 0105 Gevleugeld fallus- dier, bcllctjc Nieuwlande h.: 23 br.: 21 lood-tin draagspcld 1375-1425 Afb.: 638 Voorslelline: Vindplaals: A I'm. Maicriaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1862 Gevleugeld fallusdier staande op vulva Nieuwlande h.: 26 br.: 19 lood-tin draagspeld 1375-1425 streelt vulva met rechtervleugel Alb.: 639 Inv.: 1237 Alb.: 640 In v.: 1855 Alb.: 641 Inv.: 2415 Voorstclling: Gevleugeld fallusdier staande op vulva Voorstclling: Gevleugeld fallusdier staande op vulva Voorstelling: Fallus op tekslband Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande Vindplaals: Nieuwlande Aim. h.: 24 br.: 21 Afm. h.: 16 br.: 21 Afm. h.: 16 br.: 35 Materiaal: lood tin Materiaal: lood tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: draagspeld Bevestiging: draagspeld Bevestiging: niel bevvaard Dal ering: 1375-1425 Dalering: 1375-1425 Datering: 1400-1450 Details: streelt vulva met reelnervleugel Details: streelt vulva met linkervleugel Opschrifl: :CONTEN : 260
А1Ъ.: 642 Voorslelling: Vindplaats: A I'm. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Details: Inv.: 2075 Schip met 2 figuren en lallussen Rotterdam h.: 28 hr.: 43 lood-lin draagspeld 1375-1425 hoornbla/.ei AIK: 643 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Daterim»: Details" Inv.: 1614 Schip niei lallussen en schipper Nieuvvlande h.: 26 hr.: 27 lood-tin draagspeld 1375-1425 gcvlcLigelde lalluS А1Ъ.: 644 Voorslelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Details: Inv.: 1350 Schip met lallussen en schipper Amsterdam h.: 24 hr.: 27 lood-lin vlag met kruis Afb.: 645 Voorslelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Details: Inv.: 1845 Vedel spelende vrouvv op gevleugeld fallus¬ dier Nieuvvlande h.: 27 br.: 27 lood-tin draagspeld 1375-1425 fallusdier met hel Alb.: 646 Voorslelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 2183 Vedel spelende vrouvv op gevleugeld fallus- Nieuwlandc h.: 30 hr.: 27 lood-lin fallusdier met hel AIK: 647 Voorslelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Details" Inv.: 0382 Vedel spelende vrouvv op gevleugeld fallusdier Tolsende h.: 37 hr.: 23 lood-tin fallusdier met klauwpolen Alb.: 648 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Details: Inv.: 2440 Vedel spelende vrouvv op gevleugeld fallusdier Nieuvvlande h.: 27 hr.: 25 lood-tin draagspeld 1400-1450 klauwpoten Alb.: 649 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Details: Inv.: 2174 Fallusfiguur ids ridder te paard Valkenisse h.: 28 hr.: 24 lood-lin draagspeld 1375-1425 met schild of spicgel AIK: 650 Voorstelling: Vindplaats: A ft it. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1756 Gekroonde fallus- II guur le paard Rotterdam h.: 28 hr.: 23 lood-tin 261
Alb.: 651 Inv.: 1901 Alb.: 652 Inv.: 0967 Alb.: 653 Inv.: 2049 Voorstelling: Fallus Voorstelling: Drie fallusdieren gekroonde vulva-figiiur Voorstelling: Fallusfiguur met draagbaar Vindplaals: Dordrecht Vindplaats: Brugge Vindplaats: Rotterdam Afm. h.: 33 br.: 15 Afm. h.: 56 br.: 45 Afm. h.: 37 br.: 20 Matcriaal: lood-tin Matcriaal: lood-lin Maleriaal: lood-tin Bevestiging: liangoogje Bevestiging: draagspeld Bevestiging: nict bewaard Date ring: 1400-1450 Datering: 1375-1425 Datering: 1375-1425 Details: — Details: draagbaar Details: — Afb.: 654 Inv.: 0760 Voorstelling: Fallus nan grill vulva als vetvangcr Vindplaals: A fm. Maleriaal: Bevesiiging: Dalering: Details: Nieuwlande h.: 20 hr.: 22 lood-tin draagspeld 1375-1425 Alb.: 655 Voorstelling: Vindplaals: Afm. Maleriaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 2397 Vulva op ladder fallus op bovenste sport Nieuwlande h.: 24 hr.: 16 lood-tin draagspeld 1375-1425 Afb.: 656 Voorstelling: Vindplaals: Afm. Matcriaal: Bevestiging: Date ring: Details: Inv.: 1323 Gekroonde vulva te paard karwals cn op zichzelf gerichtc pij 1 Amsterdam h.: 31 br.: 21 lood-tin draagspeld 1375-1425 262
А1Ъ.: 657 Voorstelling: Vindplaats: A fill. Maleriaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 0099 Ciekroonde vulva le paard. fallus cn pijl Nieuwlande h.: 27 br.: 25 lood-lin draaaspeld 1375"-1425 A Ih.: 65 К Voorstclling: Vindplaats: Aim. Maternal: Bevestiging: Dateline: Details:" lnv.: 1866 Gekroonde vulva te paard Nieuwlande h.: 24 br.: 29 lood-tin draaaspeld 1375"-1425 А1Ъ.: 659 Voorstclling: Vindplaats: A I'm. Bevestiging: Dalerine: Details" lnv.: 2439 Gekroonde vulva le paard Tolrscnde h.: 27 br.: 24 lood-tin draaaspeld 1375-1425 vvapenschild Afb.: 660 Voorstelling: Vindplaats: A fm. Maleriaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1847 Alb.: 661 lnv.: 1715 Alb.: 662 lnv.: 2172 Op stelten lopende vulva kroon met 3 fallussen Voorstclling: Op stelten lopende vulva kroon mel 3 fallussen Voorstclling: Op stelten lopende vulva kroon mel 2 fallussen Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Valkenis.se h.: 27 br.: 18 A fm. h.: 37 hr.: 22 Aim. h.: 29 br.: 21 lood-tin Maleriaal: lood-tin Maleriaal: lood-tin draagspeld Bevestiging: draaaspeld 1375'-1425 Bevestiging: draagspeld 1375-1425 Dateline: Datering: 1375-1425 fallus aan onder/ijde Details Г — Details: — 263
Alb.: 663 lnv.: 2184 Afb.: 664 lnv.: 2056 Afb.: 665 lnv.: 1324 Voorslelling: Vulva als pelgrim met fallusstaf en rozenkrans Voorstelling: Vulva-figuur met staf Voorslelling: Vulva als pelgrim met staf en rozenkrans Vindplaats: Reimersvvaal Vindplaats: Rotterdam Vindplaats: Amsterdam Afm. h.: 33 br.: 19 Aim. h.: 36 br.: 21 Afm. h.: 23 br.: 21 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevesliging: draagspeld Bevcstiging: draagspeld Bevesliging: draagspeld Dalering: 1375-1425 Datering: 1375-1425 Datering: 1375-1425 Details: trippen Details: opgespelde lallus Details: — Afb.: 666 Voorslelling: Vindplaats: A I'm. Materiaal: Bevcstiging: Datcring: Details: lnv.: 2479 Vulva als pelgrim met hoed en staf Nicuvvlande h.: 26 hr.: 18 lood-tin draagspeld 1375-1425 Afb.: 667 Voorslelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevesliging: Datcring: Details: lnv.: 1744 Dubbele mosselschelp; een met afbeelding vulva Rotterdam h.: 42 br.: 18 lood-tin (C.L.) ingeslagen gaatjes 1375-1425 bij elkaar gevonden; schamieroo&je Afb.: 668 lnv.: 2510 Voorslelling: Aap op fabeldier Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevcstiging: Datering: Details: Hevsl h.: 35 br.: 34 lood-tin draagspeld 1350-1400 lallus, toernooilans bellen, inuts 264
DIER-INSIGNES De insignes van albcelding 669 tot lmi met 720 slellen dieren voor: zoogdieren, vogels en vissen. De dieren /ijn sums voorgesteld handelend ais mensen (afb. 669. 670, 691 - 693) en sums warden /e in menselijk han- delen belrokken (afb. 711,720). Vaak gaal het om gelemde dieren die door de aange brachle halshand door linn hoeders in de hand le houden /ijn. hen aanial \an de dier- insignes sluit overigens aan hi j andere eate- gorieen. De e/el met spinrokken en forse ereelie (afb. 670) moel hijvoorheelil wat betekenis en attributen betreft direct naast de man met spinrokken en hlaashalg (afb. 540) worden genoenul, de haan en hen van alb. 716 had naast de insignes afb. 610 - 615 gepresenleerd kunnen worden en het fragment van de in twee handen tegen een fallus gehouden vis moel wellichl worden geassociccrd met alb. 6IS. Alb.: 670 Inv.: 1694 Voorstelling: Ezel met spinrokken Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevesliging: Datering: Details: Dordrecht h.: 46 br.: 30 lood-tin niet aanvvezig 1400-1450 кар en l'allus Alb.: 672 Voorstelling: Vindplaats: A fm. Materiaal: Bevesliging: Datering: Details: Inv.: 0139 Hert Nieuwlandc h.: 25 br.: 30 lood-tin draagspeld 1375-1425 uithangende ton Alb.: 673 Inv.: 1849 Voorstelling: Hert Vindplaats: Nieuwlandc Afm. h.: 25 br.: 22 Materiaal: lood-lin Bevesliging: draatispeld Dalering: 1375-1425 Details: — Afb.: 669 Inv.: 0353 Afb.: 671 Inv.: 0393 Alb.: 674 Inv.: 1236 Voorstelling: Zittende aap met vrueht Voorstelling: Heilekop Voorstelling: Hen Vindplaats: Amsterdam Vindplaats: Dordrechl Vindplaats: Nieuwlandc Afm. h.: 41 br.: 35 Afm. h.: 29 br.: 30 Afm. h.: 29 hr.: 19 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-lin Bevesliging: liangooszje Bevesliging: niet nicer aanwezis Bcvestiging: draagoogje Datering: 1500-1550 Datering: 1400-1450 Datering: 1450-1500 Details: aebterzijde bevesligingslipjes Details: onderzijde afgebroken uithangende tong Details: veerbouder
А1Ъ.: 678 Inv.: 0979 Voorstelling: HoikI met bd Vindplaats: A I'm. Matcriaal: Bevestiging: Datering: Opschrifl: Nieuwlande h.: 30 hr.: 25 lood-tin draagspeld 1375-1425 ЛОМА (Amours?) Alb.: 675 Inv.: 2036 Voorstelling: Hond Alb.: 676 Inv.: 1X57 Voorstelling: Hond Vindplaats: Aim. Matcriaal: Bevestiging: Datering: Details: Rotterdam h.: 50 br.: 48 lood-tin hansoosije 1400-1450 Vindplaats: A fm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuwlande h.: 34 br.: 42 lood-tin hamioogje 1400-1450 Alb.: 679 Inv.: 2354 Voorstelling: Hond met bel Vindplaats: A fm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Dordrecht h.: 39 br.: 32 lood-tin draagspeld 1375-1425 Alb.: 677 Inv.: 0378 Afb.: 680 Inv.: 1636 Voorstelling: Hond Voorstelling: I kind Vindplaats: Dordrechl Vindplaats: Nieuwlande Aim. h.: 47 br.: 62 Aim. h.: 23 br.: 18 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: nict bewaard Bevestiging: draaespeld Dalering: 1375-1425 Datering: 1375-1425 Details: mensenfigiiLirtje (afgebroken) ter linkemjde Details: — 266
Alb.: 681 Inv.: 1854 Alb.: 682-1 Inv.: 2316 Alb.: 682-2 Inv.: 1630 Voorsielling: Leeuw Voorstelling: Leeuvv Voorstelling: Leeuvv Vindplaats: Nieuwlande Vindplaais: Valkenisse Vindplaats: Nieuwlande A fill. h.: 28 hr.: 28 Atm. h.: 17 hr.: 22 A fin. h.: 18 hr.: 19 Maieriaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Maieriaal: lood-tin Bevestiging: Datering: draagspeld 1375-1425 Bevestiging: Dalering: draagspeld 1375-1425 Bevestiging: Datering: draagspeld 1375 1425 Details: — Details: — Details:" — Afb.: 683 Voorstelling: Inv.: 2532 Leeuw Alb.: 684 Voorstelling: Inv.: 1634 Leeuw Alb.: 685 Voorstelling: Inv.: 0723 Leeuw Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuwlande h.: 16 br.: 24 lood-tin draagspeld 1375-1425 Vindplaats: Afm. Materiaal: Be\estiging: Datering: Details: Nieuwlande h.:24br.: 17 lood-tin draagspeld 1375-1425 Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Details: Nieuwlande h.: 26 hr.: 26 lood-tin draagspeld gehroken 1375-1425 " Afb.: 686 Voorsielling: Vindplaais: A fm. Maieriaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 2385 Leeuvv als poort- w achter Nieuwlande h.: 29 hr.: 25 lood-tin draagspeld 1375-1425 DIEKEN EN SVMBOLIEK De op dc insiiMies vvecrgegeven dieren heh- ben een sterk uiteerilupende betekenis. De leeuvven /ullen, evenals het adelaartje, vooral als symbool van moed en machi vvorden ge/ien. met name al'geleid vail hcraldisehe voorstdliiigen /oals ook nil de vormgeving blijkt (vergelijk ook alb. 757 - 767). De honden zullen eerdcr voor irouw stain, soms nicer gespceificeerd. dal lijkt alliums Met ■amours' blalTeiule hoiulje чаи alb. 678 aan te gewm. De doedel/akspelen- de zwijncn van alb. 691 - 693 moeten beslist als een vrij grove sexuele /inspiring worden ge/ien. de gekelende en/of gekroonde vogels van alb. 694 - 702 zullen op een of andere wijzc moeten svordcn geielateerd aan schuitersv ogels. Alb.: 687 Inv.: 0668 Voorsielling: Fabeldier Vindplaats: Atm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Dordrecht h.: 25 hr.: 42 lood-tin 267
Alb.: 688 Inv.: 0886 Alb.: 689 Inv.: 2181 Alb.: 690 Inv.: 0118 Voorstelling: Fabeldier Voorstelling: Fabeldier Voorstelling: Pegasus Vindplaats: Dortlrechl Vindplaats: Reimerswaal Vindplaats: Nieuwlande A Cm. h.: 40 br.: 30 Aim. h.: 38 br.: 24 A fm. h.: 26 br.: 22 Matcriaal: lood-tin Matcriaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: draagspeld Bcvcstiging: draagspeld Bevestiging: niel bevvaard Date ring: 1375-1425 Datering: 1375-1425 Datcring: 1400-1450 Details: bijt in eigen staart Details: bijt in eigen staart Details: — Alb.: 691 Inv.: 1460 Alb.: 692 Inv.: 2155 Alb.: 693 Inv.: 1422 Voorstelling: Everzwijn met doedel- zak Voorstelling: Fverzwijn met doedel- zak Voorstelling: Everzwijn met doedel- zak Vindplaats: Amsterdam Vindplaats: Amsterdam Vindplaats: Kampen Aim. h.: 45 br.: 27 Afm. h.: 44 br.: 38 Afm. h.: 43 br.: 28 Materiaal: lood-tin Matcriaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: niet meer aanweziu Bevestiging: lianeoogje (afeebroken) Bevestiging: niet bewaard Datering: 1375-1425 Datcring: 1375-1425 Datering: 1350-1400 Opschrift: otileesbaar Opschrift: ... TROM Opschrift: VARMVA 268
All).: 694 Inv.: 1006 Alb.: 695 Inv.: 1573 Alb.: 696 Inv.: 1642 Voorstelling: Vogel Voorstelling: Vogel Voorstelling: Vogel op lak Vindplaals: В гинее h.: 30 hr.: 37 Vindplaals: Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande Afm. Afm. h.: 29 hr.: 41 Afm. h.: 25 hr.: 38 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: Dalering: hangoogje 1400-1450 Bevestiging: Dalering: hangoogje afgebroken 1400-1450 Bevestiging: Dateline: hangoogje 1400-1450 Details: — Details: — Details:" — А1Ъ.: 697 Inv.: 0729 Voorstelling: Vogel А1Ъ.: 698 Inv.: 1950 Voorstelling: Vogel А1Ъ.: 699 Inv.: 0728 Voorslell ing: Gekroonde \ ogel Vindplaals: Nieuwhmdc Aim. П-: 30 hr.: 43 Materiaal: lood-tin Bevestiging: hangoogje Dalering: 1400-1450 Details: schultersvogel (?j Vindplaals: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuwlande h.:38br.:37 lood-tin hangoogje 1400-1450 gevonden met hangspeld insigne zat aan draagspcld schultersvogel (?) Vindplaals: Afm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Details: Nieuwlande h.: 46 br.: 54 lood-tin hangoogje 1400-1450 schultersvogel (?) hangoogje ondcrzijde 269
Alb.: 700 Inv.: 1311 Voorstclling: Vogel op leksibund Alb.: 701 lnv.: 2111 Voorslclling: Vogel op tekstband Afb.: 702 lnv.: 0940 Voorstclling: Vogel op tekslband Vindplaats: Amsterdam Vindplaals: Nieuwlandc Vindplaats: Nieuwlandc Aim. h.: 18 br.: 33 Aim. h.: 18 hr.: 24 A fin. h.: 17 br.: 41 Matcriaal: lood-tin Maleriaal: lood-tin Maleriaal: lood-tin Bcvcsliging: draagspcld Bcvcstiging: draagspcld Bcvcstiging: draagspcld Dalering: 1400-1450 Datering: 1400-1450 Datering: 1400-1450 Opschrifl: PAPEGAEI Opschrilt: AMOVRS Opschrifl: AMOURS (spicgelverkcerd) Afb.: 703 lnv.: 1365 Voorslclling: Zwaan Alb.: 704 Inv.: 1154 Voorslclling: Zwaan op tekstband Alb.: 705 lnv.: 1002 Voorstclling: Zwaan op lekstband Vindplaals: Amsterdam Vindplaats: Nieuwlandc Vindplaals: Reimersvvaal Aim. h.: 38 br.: 54 A fill. h.: 27 hr.: 31 АГт. h.: 25 br.: 25 Maleriaal: lood-tin Maleriaal: lood-tin Maleriaal: lood-tin Bevestiging: draagspcld-oogjc Bevestiging: draagspeld Bevestiging: draagspcld Datering: 1400-1450 Dalering: 1400-1450 Datering: 1400-1450 Opschrifl: SAERDEN BEST Opschrift: IVOVRVONV Opschrift: pseudo-teksl (spicgclverkeerd) 270
Afb.: 706 Inv.: 1420 Alb.: 707 Inv.: 1288 Alb.: 708 Inv.: 0498 Voorsielling: Zwaan op tekstband Voorsielling: Zwaan op tekstband Voorsielling: Zwaan op tekstband Vindplaals: Amsterdam Vindplaals: Amsterdam Vindplaals: Nieuwlande Afm. h.: 38 br.: 35 Afm. h.: 33 br.: 35 Afm. h.: 20 br.: 30 Materiaal: lood-tin Maleriaal: lood-tin Maleriaal: lood-tin Bevestiging: hangoogje Bevestiging: hangoogje Bevestiging: niet bewaard Dalering: 1400-1450 Dalering: 1400-1450 Dalering: 1400-1450 Details: Opschrift: gevonden met hang- speld BOUT TAN Opschrift: BOUT TAN Opschrift: BOU T TAN ZWANEN Afb.: 709 Inv.: 0078 Voorsielling: Zwaan op tekstband Afb.: 710 Inv.: 1723 Voorstclling: Zwaan op tekstband Vindplaals: Afm. Maicriaal: Bevestiging: Datering: Opschriit: Dordrecht h.: 19 br.: 42 lood-tin niel bewaard 1400-1450 QUEUT DIEN LERA Vindplaals: Afm. Maleriaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Kampen h.: 27 hr.: 36 lood-tin niet bewaard 1400-1450 QU ...T... P.. De /waan-insignes vormen under de dicrcn eon relatief groie en uniforme group: hier loncn we adit varianlen van de zwaan staande op ecu teksthand (alb. 703 - 710). Zowoi in Nederland al.s in Engeland ей Frankrijk zijn nogal wat van de/e zwanen gevonden. De teksi op do banderollen ver- seliill en soms bet reft hei ecu psendo- opschrift (/oals bij alb. 704 en 705). Vooral de woorden 'bout tan' en ‘bout lane’ konien regel ii'ialig voor. Verondersield is dat dil liet lamilie-devics /ou zijn van de nauw aan de Engel xe koningCn verWante graven van 1 Iere Ibid. Essex en Northampton, de BohunTamilie: liet geslaeht de Bohun stiei Г tegen hei cinde van de veertiende eeuw uit. De drie in Nederland gevonden V.vvanen met 'bout tan' maken de/e verklaring minder waarsehijnlijk. Voor ziclizelf spreken de woorden bij de cerste hier afgeheelde zwaan. ‘saerden best', dier van de aarde. In liet Brils Museum wordl eon /waan-insigne bewaard met de teksi ‘or loonsalieu': in Middelburg kwam ereen tevoorschijn met de woorden ‘de tout hiens’ (eollectie ll.J.L van Beuningen. inv. 1305). 271
Afb.: 712 Voorstelling: Inv.: 0476 Haan Л1Ъ.: 711 Inv.: 2009 Voorstelling: Struisvogel en man mcl hocfijzcr Vindplaats: A fm. Maleriaal: Bevestiging: Datering: Details: Dordrecht h.: 48 hr.: 42 lood-lin draagspeld 1375-1425 Vindplaats: A I'm. Maleriaal: Bevestiging: Dalering: Details: Inv.: 1349 Haan Amsterdam h.: 31 br.: 32 lood-tin draagspeld 1400-1450 Alb.: 713 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Maleriaal: Bevestiging: Dalering: Details: Amsterdam h.: 34 hr.: 32 lood-tin draagspeld 1400-1450 MAN MET STRUISVOGEL Afb.: 714 Inv.: 1620 Voorstelling: Haan Alb.: 715 Inv.: 2335 Voorstelling: Haan Het lielaas niel gaaf levoorschijn gckomcn insigne alb. 711 is sierk vcrhalend: een in modieu/e kledij gestoken man wijst met de linkerwijsvinger op een grole siruisvogel en met zijn rechterhand houdl hij een hoefijzer omhoog. In Amsterdam is een sterk ver- want insigne gevoiiden. waarbij de kop van de struisvogel nog aanwe/.ig is, maar de manneiifigLiur ontbreekt. In zijn snavel houdt die struisvogel ccn (mcnsclijk ?) hot. De man die voor hem gestaan moel hebben. houdt eveneens een hoefijzer vast en wijst met de andcre hand naar de vogel. Beidc insignes vei vvijzen naar een oude overleve¬ ring, al genoemd door de Romeinse schrij- ver PIinius, dat tie struisvogel ij/er zou eten. Dit werd in de bestialia. de middcl- eeuwse dierenboeken, overgenomen en in sommige liandschril'ten werd de struisvogel dan ook met een hoefij/er in de bek afge- bceld. Het bot moet waarsehijnlijk uitge- legd worden als aanduiding voor de veron- derstelling dal de vogel stmis het onmoge- lijke kon verteren. Moraliserend werd dit dubbel uilgelegd: cnerzijds symboliseert dit de grote geestelijke kracht van het dier - al dan niel in christelijke /in -, anderzijds staat het juist voor het /.ware, aard.se van de vogel die niel kan vliegen. Vindplaats: Afm. Maleriaal: Bevestiging: Dalering: Details: Nieuwlande h.: 16 br.: 20 lood-tin draagspeld 1400-1450 Alb.: 716 Inv.: 1590 Voorstelling: Haan treedt hen Vindplaats: Afm. Maleriaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuwlande h.: 28 br.: 33 lood-tin draagspeld 1375-1425 Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Brugge h.: 21 br.: 21 lood-tin draagspeld 1400-1450 Afb.: 717 Inv.: 2444 Voorstelling: Adelaar Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Details: Nieuwlande h.: 23 br.: 20 lood-tin draagspeld 1400-1450 272
Afb.:7l8 Voorslelling: Vindplaats: A fm. Maieriaal: Bevestiging: Dalering: Details: Inv.: 1450 Vliegende vis Amsterdam h.: 25 hr.: 20 lood-lin draagspeld 1375-1425 BUSTK-INSIGNKS Buste-insignes komen veel wor. /owel in Bngeland. Frankrijk als de Nedei landen. In maat varieren 7C van /o n 16 toi 28 mm. De weergeeeven hoofdcn lijken. ook wan nee г het randschrift cen duidclijkc religieu/e sire к king lice It. profaan te /ijn. Zo staan bij het speldje van afbeelding 743 de woorden ‘Ave Maria gratia plena', ‘gegroet Maria, vol van genade', rond een mannenkop. Voor het merendeel /ijn de buste-insignes voorzien van onleesbare opschriften. hel/ij verbasterde letiervormen. hel/ij in wille- keurige volgorde cn vaak deels spiegelbeel- dig bij elkaar geplantste letters. De beteke- nis lag kennelijk niet in de leesbaarheid van het opschrift maar in het gegeven dat ereen opschrift was. Dit impliceert dal de doel- groep van deze insignes in principe analfa- beet was. De stadsarcheoloog van Aimterdam. Jan Afb.: 721 Voorslelling: Vindplaats: Aim. Maieriaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Inv.: 1892 Buste Nicuwlandc h.: 19 br.: 19 lood-lin draagspeld 1350-1450 [QNTVDONA Alb.: 719 Voorslelling: Vindplaats: Alin. Materiaul: Bevestiging: Date ring: Details: Inv.: 1076 Vis Nieuwlande h.: 19 hr.: 18 lood-tin draagspeld 1400-1450 dolfijn Baan. publiceerde in 1977 in het boek ‘Opgravingen in Amsterdam’ een buste- insigne (eat. 738) met het opschrift *elao- sewloai’. ten onreehle als ‘pclgrimsinsignc’ cn met de ons inziens wat vroege daterings- indiealie van *cerste lielft veertieiule eeuw‘; up grond van de/e publikatie werden sedertdien in archeologische en amateui- archeologische kringen de buiite-insignes algemeen aangeduid met de verwarring stiehtendc term ‘Amsterdammertjcs'. De Engelse verzamelaar Michael Mitchiner verklaarde in /ijn boek soongclijkc buste- insignes met het landschi ift iaiibat' (/ie ook atb. 722 en 734) en iannis' als pel- grimstekens die verwijzen naarhet lioolil van Johannes de Doper: ook dit lijkt niet realislisch. Anders is het met de buste- insignes met de lekst '+ ian coul mase\ die Mitchiner publiceerde. Deze speldjes Alb.: 722 Voorslelling: Vindplaats: A I'm. Materiaul: Bevestiging: Dalering: Opschrift: Inv.: 1893 Buste Nicuwlandc h.: 18 br.: 18 lood-lin (C.L.) draagspeld 1350-1450 .l.A.N.B.A.T. Alb.: 720 Inv.: 2229 Voorsttlling: Vis. twee lianden en lallus Vindplaats: Aim. Maieriaal: Bevestiging: Dalering: Details: ’s-Herlogenbosch h.: 15 br.: 41 lood-lin niet bewaard 1400-1450 mogelijk aerobaat op ч is liiengt hij in verband met de door konnig Richard I iiaar Engclund gehaalde blok stcen waarop Johannes de Doper onthoofd heette te /.ijn. Dit hakblok weal geplaatst in de kerk van Petrus en Paulus te Charing, op de vveg van VVinclicster naar Canterbury. Rijvnnrbeeld een in Utrecht, aan lie Slroweg gevonden hiistc-insigne werd op grond daarvan al te makkelijk geidentifi ceerd als een pdgrimsinsigiie nil Charing (Maandhlad Oud-Utrecht, sept. 1988). Voor nagenoeg alle hnste-insigneS gehll ilal het om profane speldjes gaat. met magische en soms ehi'istelijke teksten of pseudo-leksten; slechls bij enkele en duidelijk le idenlilice- ren insignes van dit type gaat het om devo- lionalia of pelgrimstekens (/.ie ook hij ile alb. 742 - 746k Alb.: 723 Voorslelling: Vindplaats: A I'm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Inv.: 1618 Buste Nicuwlandc h.: 19 br.: 19 lood-tin draagspeld 1350-1450 M.V.O.D.N.A. I 273
Afb.: 724 Inv.: 1617 Alb.: 725 Inv.: 2297 Alb.: 726 Inv.: 2291 Voorslelling: В u st e Voorstelling: В lisle Voorstclling: Bustc Vindpluats: Nicuwlandc Vindplaals: Nieuvvlande VindplaaLs: Nicuwlandc Aim. h.: 21 br.: 21 Aim. h.: 19 hr.: 19 A I'm. h.: 19 hr.: 19 Matcriaal: lood-tin Matcriaal: lood-tin Matcriaal: lood-tin Bcvestiging: draagspeld Bcvestiging: draagspeld Bcvestiging: draagspeld Datering: 1350-1450 Datcring: 1350-1450 Dalcring: 1350-1450 OpschriTt: EA.M: V:Q:E:N.A.I. Opschril'l: IMARVMSA Opschril'l: ANOV1SIM ф Alb.: 727 Inv.: 0577 Alb.: 728 Inv.: 0487 Alb.: 729 Inv.: 0902 Voorstclling: Bustc Voorstclling: Bustc Voorstelling: Buste Vindplaals: Schiedam Vindplaats: Nicuwlandc Vindplaals: Dordrecht Afm. h.: 18 br.: 18 Afm. h.: 19 hr.: 19 Afm. h.: 19 hr.: 19 Matcriaal: lood-tin Matcriaal: lood-tin Matcriaal: lood-tin Bcvestiging: draagspeld Bcvestiging: draagspcld Bevesliging: draagspcld Datcring: 1350-1450 Datcring: 1350-1450 Datering: 1350-1450 Opschrift: OMRDVTIONDRVA Opschrill: MITOAVDO Opschrift: DMHVODNAI Alb.: 730 Inv.: 0867 Alb.: 731 Inv.: 0578 Alb.: 732 Inv.: 1335 Voorstclling: Bustc Voorstclling: Bustc Voorstelling: Buste Vindplaats: Dordrecht Vindplaats: Dordrecht Vindplaats: Amsterdam Afm. h.: 21 br.: 21 Afm. h.: 18 br.: 18 Afm. h.: 16 br.: 16 Matcriaal: lood-tin Matcriaal: lood-tin Matcriaal: lood-tin Bcvestiging: draagspcld Bcvestiging: draagspcld Bevestiging: draagspcld Dalcring: 1350-1450 Datcring: 1350-1450 Datcring: 1350-1450 Opschrift: I.A.O.R.V.L.M.S.E. Opschrift: TON1VTONI Opschrift: VIVIVIVI 274
Alb.: 733 In\.:0199 Voorslelling: Buste Alb.: 734 Inv.: 2110 Voorslelling: Bustc Alb.: 735 Inv.: 2125 Voorstelling: Bustc Vindplaals: Aim. Maleriaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Reimerswaal h.: 19 br.: 19 lood-tin draauspcld 1350-1450 DMLV ODNA 1 Vindplaals: A fin. Vlatcriaal: Bevestiging: Dalering: Opschrift: Nicuwlandc h.: 19 hr.: 19 lood-tin draauspcld 1350-1450 I . A . N . N . I. S . Vindplaals: Aim. Maicriaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Rcimcrswaal h.: 19 br.: 19 lood-tin draagspeld 1350-1450 ANODVDTDI Alb.: 736 Inv.: 2326 Voorslelling: Buste Alb.: 737 Inv.: 2432 Voorslelling: Buste Alb.: 73ft Inv.: 2429 Voorslelling: Buste Vindplaals: Aim. Matcriaal: Bevcsiiging: Datcring: Opschrift: Nicuwlandc h.: 18 br.: 18 lood-tin draauspcld 1350-1450 OTLDVIOTMRVDA Vindplaats: Aim. Maicriaal: Bcvcstiging: Datering: Opschrift: Nicuwlandc h.: 18 br.: 18 lood-tin draauspcld 1350-1450 V.N.T.D.O.V.N.T.D.l. Vindplaats: Aim. Maicriaal: Bcvcstiging: Datcring: Opschrift: Nicuwlandc h.: 18 br.: 18 lood-tin draagspcld 1350-1450 VDAONDMI I Alb.: 739 Inv.: 2512 Voorslelling: Buste Alb.: 740 Inv.: 2516 Voorslelling: Bustc Alb.: 741 Inv.: 2562 Voorslelling: Bustc Vindplaats: Aim. Matcriaal: Bevestiging: Datcring: Opschrilt: Hey st h.: 21 hr.: 21 lood-tin draaespeld 1350-1400 SAL ... I VDAOMV Vindplaats: Afm. Matcriaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Nicuwlandc h.: 20 br.: 20 lood-tin draauspcld 1375-1425 VIIMARDNVO Vindplaals: Afm. Maicriaal: Bevcsiiging: Dalcring: Opschrift: Hcvsl h.: 28 br.: 28 lood-tin draauspcld 1350-1450 IASPAR BAI. PS1 (spicgclvcrkeerd)
Alb.: 742 Inv.: 2428 Alb.: 743 Inv.: 2488 Alb.: 744 Inv.: 2283 Voorstelling: Buste Voorstelling: Buste Voorstelling: Busle Vindplaats: Nicuwlande Vindplaats: Dordrecht Vindplaats: Nicuwlande A fm. h.: 19 br.: 18 Aim. h.: 21 br.: 21 Aim. h.: 19 hr.: 19 Materiaal: lood-tin Maleriaal: lood-tin (C’.L.J Materiaal: lood-tin Bevesliging: draagspeld Bcvestiging: draatispeld Bcvestiging: draagspeld Datcring: 1350-1450 Datering: 1350-1450 Dalering: 1350-1450 Opschrifl: A:V:A:V:A:V:A:V:A:V: Opschrift: .AVE.MAR1A.GRACI Opschrift: AVE MARIA G Alb.: 745 Inv.:254l Voorstelling: Bustc Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevesliging: Dalering: Opschrifl: IJcysi h.: 21 br.:2l lood-tin draagspeld 1350-1450 AV:E MARIA G Alb.: 747 Inv.: 1351 Voorsiclling: Buste Vindplaats: A I'm. Maleriaal: Bevestiging: Dalering: Details Г Amsterdam h.: 25 br.: 25 lood-tin draagspeld 1350-1450 Alb.: 746 Inv.: 2120 Voors tel ling: Buste Vindplaats: Aim. Materiaal: Revest iging: Datering: Opschrifl: Rotterdam h.: 18 br.: 18 lood-tin draagspeld 1350-1450 A.V.E. M.A.R.I.A. Afb.: 748 Inv.: 0598 Voorsiclling: Buste Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevesliging: Datering: Details: Amsterdam h.: 17 br.: 17 lood-tin draagspeld 1350-1450 •CHRISTKMJKE' BLSTE-INSIGNES Onder de buste-insignes bevindl zicli ecu aantal dal niet van een profaan ofpseudu- opschrift is voorzien. maar van een eluiste- li jke tekst. Slechts in enkele, zeer expliciel als zodanig gekarakteriscerde gevallen heb- ben we dan le inaken met pelgrimsinsignes of nicer algemeen devotionele speldjes. Bijvoorbecld wciden ter ere van Thomas Bcckct in Canterbury buste-insignes ver- vaardigd die het gemijterde hoofd van de bissehop tonen en het opschrifl caput Thome’, ‘het hoofd van Thomas’. Ook komen in Engeland buste-insignes voor met gekroonde mannenhoofden die als afbeel- dingen van de heilige Edmund en de heiligc Edward moeten worden gcduid. Hiervoor noemden we al mogelijk naar Johannes de Doper verwijzende buste-insignes en alb. 741 relereert naai de Driekoningen. Mogelijk is dit insigne alb. 741 inderdaad te beschouwen als een pelgrimsteken uit Keulen. missehien ook word slechts de ver- bastering van de namen van de Driekoningen gebruikl als heilzaam wer- kend opschrift. Een in de vorige eeuw in Frnnkrijk. vermoedelijk in de Seine te Parijs. gevnnden buste-insigne acceniucert de/e funktie: het hoofd van Maria met nim¬ bus, omgeven dooi de woorden ‘bicn ail qui ma let. qui me vent el qui me porle’. ‘heil voor degene die mij vervaardigde, die mij verkoopt en die mij draagt* (gepubli- ceerd door Victor Gay in 1У2Х). De hier afgebeelde naar Maria verwijzende buste- insignes combineren het mannenhoofd met de Maria-groet, die tot de letters ‘A.V. kon worden leruggebrachl. En de/e insignes verwij/en dan ook niet naar ecu Maria- devotic of Maria-bedevaartsoord. nuiar werden in meer algemene /in als kwaadal- werend en gelukbrengend besehoiiwd. 276
Afb.: 749 Inv.: 2169 Voorstelling: Bustc Vindplaats: Rilland Aim. h.: 23 hr.: 22 Materiaal: lood-lin BevcstiJk: draagspcld Datering: 1350-1450 Opschrift: ST... V...A Л1Ъ.: 750 Inv.: 1451 Voorslclling: Buste Vindplaals: Amsterdam Aim. h.: 23 br.: 22 Maicriaal: lood-tin Bevestieinn: draaizspeld Dateline: ^ 1350-1450 Opschrift: AMOVRS Alb.: 751 Inv.: 0204 Voorstelling: Bustc Vindplaats: Teilingen Aim. h.: 23 hr.: 22 Maicriaal: lood-lin Bevestiging: draaespeld Datcring: 1350-1450 Details: Alb.: 752 Inv.: 0200 Voorstelling: Bustc Alb.: 753 Inv.: 0968 Voorstelling: Bustc Alb.: 754 Inv.: 2509 Voorstelling: Bustc Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Details: Rcimerswaal h.:21 br.: 20 lood-lin draagspcld 1350-1450 Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Brueue h.: 35 br.: 35 lood-tin (C.L.) draagspcld 1350-1450 in zespuntige stcr Vindplaats: Heyst Aim. h.: 25 br.: 25 Materiaal: lood-tin Bevestieine: draaespekl Datcring: " 1350-1400 Details: in /espuntige ster Alb.: 755 Inv.: 2489 Voorstelling: Buste Alb.: 756 Inv.: 0198 Voorstelling: Buste Vindplaats: A I'm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Dordrecht h.: 25 br.: 25 lood-tin draagspeld 1350-1450 in /espuntige ster Vindplaals: A I'm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Details: Nieuw lande h.: 23 br.: 23 lood-tin in zespuntige ster
Afb.: 757 Inv.: 2077 А1Ъ.: 758 Inv.: 2116 Alb.: 759 Inv.: 1302 Voorstclling: Naar rechts klauwende leeuw Voorstclling: Naar rechts klauwende leeuw in wapenschild Voorstclling: Naar rechts gerichle zittende leeuw' Vindplaats: Rotterdam Vindplaats: Rotterdam Vindplaats: Amsterdam Afm. h.:68 br.: 41 Afm. h.: 45 br.: 40 Afm. h.: 35 br.: 24 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: niel aunwezig Bevestiging: een hangoogje Bevestiging: draagspeld Datcring: 1375-1425 Datering: 1375-1425 Datcring: 1400-1450 Details: in wapcnschild binnen ronde omlij.sting Details: hevesligingslipjcs achtcrzijdc Details: binnen gekroond wapenschild Afb.: 760 Voorstclling: Vindplaats: A tin. Matcriaal: Bevestiging: Datcring: Details: Inv.: 1931 Naar rechts klauwende leeuw Rotterdam h.: 36 br.: 36 lood-tin draagspeld 1375-1425 ronde omlijsting Afb.: 761 Voorstclling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Revestiging: Datering: Details: Inv.: 2438 Naar rechts klauvvende gckroonde leeuw Dordrecht h.: 56 br.: 44 lood-tin niel meer aanwezig 1400-1450 HERALDISCHE INSIGNES Onder de goedkope en en-masse geprodu- ceerde insignes komen allerlei vcrvvijzingen voor naar heraldische voorslellingen. Deze insignes mueten we beschouwen als een afspiegeling van de dour de adellijke elite gedragcn wapentekcns. De imitalies zullen grotendeels niet als de werkelijke aandui- dingen van bepaalde hercn en partijen heb- ben gefunktioneerd, maar in algemenere zin als min of meer onbegrepen statussymbo- len. Maar uiteraard is zeker niel uilgcsloten dat ook de lood-tinnen insignes werden gedragen als kenteken bij panijvorming. zoals w'c hicrvoor aangaven bij de groep ridders ( afb. 549 - 573). Veel van de als speldje aaiigelroflen heraldische tekens zijn zeer algemeen van karakter. zoals de leeu- wen, adelaars en Melies’; bij albeelding 773 gaal het duidelijk om een persiflage op de heraldiek. 278
Afb.: 762 lnv.: 1880 Alb.: 763 lnv.: 2317 Alb.: 764 lnv.: 0073 Voorstelling: Leeuw naar rechis zwaard in klauw kroon als halsband Voorstelling: Leeuw naar rechis /waard in rcchter klauw kroon als halsband Voorstelling: Dubbelkoppige gekroonde adelaar Vindplaats: Nicuwlande Vindplaats: Valkenisse Vindplaats: Leiden Aim. h.: 45 hr.: 24 A fm. h.: 43 br.: 20 Aim. h.: 42 hr.: 42 Materiaul: iood-tin M atari aal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: draagspeld Bcvcstigi ng: draagspeld Bevesriging: draagspeld Datering: 1375-142-5 Datering: 1400-1450 Datering: 1375-1425 Details: — Details: vgl. dubbelc groot Vlaanderen na Details: 20.12.1389 Afb.: 765 lnv.: 2083 Alb.: 766 lnv.: 1312 Alb.: 767 lnv.: 2383 Voorstelling: Dubbelkoppige adelaar Voorstelling: Dubbelkoppige adelaar Voorstelling: Adelaar Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Amsterdam Vindplaats: Dordrecht Afm. h.: 33 br.: 28 Afm. h.: 25 br.: 21 Afm. h.: 48 br.: 45 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: draagspeld Bevestiging: draagspeld Bevestiging: gespnaald Dalering: 1375-1425 Datering: 1375-1425 Datering: 1375-1425 Details: — Details: — Details: — 279
А1Ъ.: 768 ln\.: 2179 Afb.: 769 Inv.: 1077 Afb.: 770 Inv.: 1629 Voorsielling: Wapen van kei/er Maximiliaan Voorsielling: Wapen van Frankrijk: 3 fleiirs do lis Voorstclling: Fleur de lis Vindplaats: Reimerswaal Vindplaals: Nieuvvlandc Vindplaats: Nieuwlandc Aim. h.: 32 br.: 27 Afm. h.: 34 br.: 24 Afm. h.:21 br.: 16 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevcstiging: niet aanvvezig Bevcstiging: draagspeld Bevcstiging: draagspeld Dalering: 1477-1525 Dalering: 1400-1450 Datering: 1400-1450 Details: gekroond schild: dubbel- koppige adelaar (Habsburg): Bourgondisch stnmmenkruis; keten Gulden Vlies Details: gekroond schild Details: Alb.: 771 Inv.: 0802 Alb.: 772 Inv.: 2535 Alb.: 773 Inv.: 1071 Voorstclling: Kruisboog binnen wapenschild Voorstclling: Wapenschild Voorsielling: Gevleugelde engel schild met nmskerkop Vindplaats: Tolsende Vindplaals: Nieuvvlandc Vindplaats: ’s-Hcrtogenbosch Afm. h.: 48 br.: 40 Afm. h.: 37 br.: 33 Afm. h.: 28 br.: 25 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevcstiging: niet aanwe/.ig Bevestiging: ooszje Bevestiging: draagspeld Dalering: 1400-1450 Dated ng: 1400-1450 Datering: 1375-1425 Details: bevestigingslipjes aan achterzijde Details: kruismotief Details: —
MUNTSPKLDKN Afb.: 774 Voorstelling: Vindplaats: A I'm. Maieriaal: Bevestiging: Date ring: Details: Inv.: 1171 Borslkuras met wapenschild Nieuwlande h.: 34 hr.: 29 lood-tin niet nicer aanwe/ia 1400-1450 scliild met krais Alb.: 775 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Matcriaal: Bevestiging: Datcring: Details: Inv.: 0454 Borstkaras met wapenschild Dordrecht h.: 32 hr.: 29 lood-tin niet nicer aanwe/.ig 1400-1450 scliild met gevierendeeld wapen van Bourgondie Arthur Forgeais. dc grotc pionicr als verza- melaar en kenner van de en-masse gegoten lood-linnen insignes en aanverwani maicri- aal. puhliceerde in zijn boekdeel nil 186-1 een munispeld mel het randschrifi “Ave Maria gratia plena doin', de woorden die de engel Gabriel hij de aninineiaiie tot Maria sprak. De muntspeld was in 1862 hij de Pont Saint-Michel mer de Seine le Parijs gevonden. Forgeais wisulil insigne le iden- liflceren als een imitalie van een FngeKc rozenohel. Hij gaat \ervolgcns nit van een polilieke hetekenis van de muntspeld in de geschiedsperiode dal in Frankrijk «rote conflicten werden uilgevochlen tussen de Arinagnaes. de Bourgontliers en de Fngelsen. Naar inening van Forgeais was de herkenbaarheid sail de op de speld afge- bcelde numt zo groot dal de drager ervan daarmee duidelijk maakte waar zijn polilie¬ ke alTinilcil lag. Tevens puhliceerde Forgeais een in 1850 hij de Pont au Change gevonden muntspeld mel het wapenschild van Frankrijk en opnieuw hel opsehrilt *Ave Maria gracia plena* (vergelijk alb. 795. 796) en deze muni sclnijli hij loe aun de partij van tie Armagnaes. De herken¬ baarheid van de min of nicer getrouw al'ge- beelde munten kan niet voldoende groot zijn geweest om deze als politick herken- ningsieken le laten funkiioneren. Fen hlad/ijde in het getijdenboek van Catharina van Klecf (Utrecht, ca. 14411) toont een miniatuur van de heilige paus Gregorius en een копе lot hem gerichte gebedstekst. omgeven door vijfentwintig nauwgezet geschilderde gouden en zilveren munten (New-York, Pierpont Morgan Library. M. 917. p. 240). Versehillende van de munien zijn te identificeren en de rand- schril'lcn kunnen deels worden gele/en. Sommigc zijn Gelderse munien met de ver- inelding van Hertog Arnold van Gelre. andere van de munien zijn Bourgondiseh. Zoals ook Bedaux recent benadrukte (Kunstlieht 1993). moelen we deze randdc- Alb.: 776 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Matcriaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1116 Borslkuras met 2 wapenschilden Nieuwlande h.: 44 hr.: 32 lood-tin ‘draaeketting’ 1440-1450 rechls gevierendecld wapen van Bourgondie links 3 fleurs de lis (Frankrijk) eoratie preeies zo interpreteren als hel dra¬ gon van insignes, profaan dan we I religious: onlieilalwercnd en hesehermeiul, heilbren- gend. De/e mel munten gcvulde marge- decoratie helpt om ook de betekenis van de muiUspelden le begrijpen. die soortgelijk was: niet van belang zijn de details en de evenluele idenlificeerhaurheid verfijnt de beiekenis nauwelijks. Vandaar dat de rand- schriften niet leesbaar hoefden le zijn en de beeldenaars niet exact. Onder de muiiLspel- den komen dan ook zovvel r.eer grove en globale iniitaties van geldsiukken voor als uiterst nauwkeiirig nagegoten munten. Deze laaiste groep nam de nmnismaat Arent Pol. Rijksmuscum Hel Koninklijk Pcnningka- binel te Leiden, in een enkele jaren geleden vcrschcncn artikel (Dc Becklenaar 1990) onder de loop. Versehillende van de daar voor het eersi gepuhliceerde en ge'identifi- ceerde muiUspelden zijn hierna opnieuw al gebeeld. Hovendien was de hcer Pol oils ook behulp/aam hij de identificaiie van sedert 1990 gevonden muiUspelden. waar- vour we hem zeer erkentelijk zijn. BehaIve niuntspelden werden ook imitatie- munlen uii de late middeleeuweii gevon¬ den: deze worden liier volledig huiien heschouwing gelalen omdal ze i miners niet als insignes funktioiieerden. De nnmispel- den zijn steeds een/ijdig, Lonen voor- of keerzijde van tie geimiteerde imint en lieb- ben een ongedeeoreerde achter/ijde mel draagspeld. Sleehts enkele voorbeeltlen zijn hekend van munt-imitaiies met een tlraag- oogje. De datering van de numispelden is uiteraard te relaleren aan die van de geimi- teerde munten. Opiuerkelijk is dat er een /.waar accent ligt op tie late veertiende en vrouge vijflientle eeuw. Fit hot verdronken dorp Nieuwlande zijn 71 niuntspelden gedocumeiiieertl: nicer ineidentele vondsien zijn nit heel Nederland hekend. met name nil Amsterdam, Hoorn, Rotterdam en Dordrecht. 281
Alb.: 777 Inv.: 2498 Aft.: 778 Inv.: 2487 Alb.: 779 Inv.: 1478 Voorstelling: Gouden Fiorino Florence, 1252-1533 Voorstelling: Gouden Fiorino Florence. 1252-1533 Voorstelling: Gouden Fiorino Florence. 1252-1533 Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Dordrecht Vindplaats: Nieuwlande Afm. h.: 22 br.: 22 Afm. h.:21 br.: 21 Afm. h.: 20 br.: 20 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin (C.E.) Bcvestiging: draacspeld Bevestiging: draagspeld Bevestiging: draacspeld Dalering: 1375-1425 Datering: 1375-1425 Dalering: 1375-1425 Details: vgl. Pol 1-4 Details: vgl. Pol 1-4 Details: vul. Pol 1-4 Opschrift: FLOREN T RS Opschrift: pseudo-omschrift Opschrift: VES EAUM (hot is uw plieht) Alb.: 780 Inv.: 2194 Alb.: 781 Inv.: 2443 Alb.: 782 Inv.: 2411 Voorstelling: Gouden Fiorino Florence, 1252-1533 Voorstelling: Gouden Fiorino Florence, 1252-1533 Voorstelling: Gouden Fiorino Florence. 1252-1533 Vindplaats: Rotterdam Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Rotterdam Afm. h.: 20 br.: 20 Afm. h.: 20 br.: 20 Afm. h.:20 br.: 20 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: draagspeld Bevestiging: draagspeld Bevestiging: draacspeld Datcrinc: 1375-1425 Datering: 1400-1450 Datering: 1400-1450 Details" Opschrift: vgl. Pol 1-4 pseudo-omschrift Details: Opschrift: vgl. Pol 1-4 pseudo-omschrift Details: vgl. Pol 1-4 Afb.: 783 Voorstelling: Vindplaats: A t'm. Materiaal: Bcvestiging: Dalering: Details: Inv.: 2329 Gouden Fiorino Florence, 1252-1533 Nieuwlande h.: 17 br.: 17 lood-tin draacspeld 1375-1425 vgl. Pol 1-4 Alb.: 784 Voorstelling: Vindplaats: A fm. Materiaal: Bcvestiging: Datering: Opschrift: Inv.: 2163 Angel/Mouton Frankrijk, 1311-1420 Rotterdam h.: 24 hr.: 24 lood-tin draacspeld 1375-1425 pseudo-omschrift Alb.: 785 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bcvestiging: Dalering: Details: Inv.: 0162 Gouden Royal Frankrijk, 1326-1328 Nieuwlande h.: 30 br.: 30 lood-tin draacspeld 1326 1375 282
AiT>.: 786 Voorstelling: Vindplaals: Aim. Maieriaal: Bevcstiging: Dalering: Details: Opschrifi: Inv.: 0414 Zilveren leeuwcnsiroot Vlaandcrcn. 1337-1384 ’s-llertogenbosch h.:3l br.:31 lood-tin draagspeld 1350-1400 v«il. Pol 5 LVDOVICK CONE BNDICTV SIT NOME DN1 D Alb.: 787 Inv.: 2515 Alb.: 788 Inv.: 2307 Voorstelling: Zilveren leeuwengroot Voorstelling: Zi 1 ve t en 1 ecu wen m oot Vlaandcrcn, 1337-1384 Vlaandcrcn. 1337-1365 Vindplaals: Nicuwlande Vindplaals: Nicuwlande Aim. h.: 26.5 br.: 26.5 Afm. h.: 27 br.: 27 Materiaal: lood-tin Maieriaal: lood-tin Bcvestiging: Datering: draagspeld 1350-1400 Bcvestiging: Dalering: draagspcld 1350-1400 Opschrifi: pscudo-omschrift Details: vgl. Pol 5 Opschrifi: pscudo-omschrift Alb.: 789 Inv.: 1540 Alb.: 790 Inv.: 1486 Alb.: 791 Inv.: 0172 Voorstelling : Gouden Lam Voorstelling: Zilveren groot Brabant, 1363-1383 Voorstelling: Zilveren plak Brabant, 1355-1383 Vlaandcrcn, 1365-1384 Vindplaals: Nicuwlande Vindplaals: Nicuw lande Vindplaals: Reimerswaal Afm. h.: 30 br.: 30 Afm. h.: 24 br.: 24 Afm. h.: 25 br.: 25 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin (C.L.) Materiaal: lood-tin Bevcstiging: Datering: draagspeld 1355-1425 Bcvestiging: Datering: draagspeld 1363-1425 Bcvestiging: Datering: draagspeld 1365-1425 Opschrifi: ЮН DV/BON Details: vgl. Pol 6 Opschri ft: pscudo-omschrift ETVLPCA. NVDI. Ml SERE . NOB . Opschrifi: ЮНА DONA: В RABAT IN Afb.: 792 Voors tel ling: Vindplaals: Afm. Materiaal: Bcvestiging: Datering: Details: Opschrifi: Inv.: 2024 Alb.: 793 Inv.: 2152 Alb.: 794 Inv.: 2027 Schucrman Voorstelling: Gouden Pieter Voorstelling: Gouden Pieter Brabant, 1375-1380 Brabant, 1375-1381 Brabant, 1375 1381 Nieuwlande Vindplaals: Nieuwlande Vindplaats: Rotterdam h.: 18 br.: 18 Afm. h.: 24 br.: 24 Aim. h.: 27 br.: 27 lood-tin Maieriaal: lood-tin Materiaal: lood-tin draagspeld 1375-1425 Bevcstiging: Dale ring: draagspeld 1375-1425 Bevcstiging: Dalering: draanspeld 1375-1425 vgl. Pol 7 Details: vgl. Pol 8 Details: vgl. Pol 8 pscudo-omschrift Opschri ft: VVENCELAVS IOHAN Opschrifi: VVENCELAVS Ю.. ME AC 283
А ГЬ.: 795 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Opsehrift: Inv.: 1613 Gouden ecu Frankrijk, 1385-1645 Nieuxvlande h.: 31 hr.: 31 lood-tin draagspeld 1385-1425 vgl. Pol 9-12 pseudo-omsehrift Alb.: 796 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Maleriaal: Bevestiging: Datering: Details: Opsehrift: Inv.: 2465 Gouden ecu Frankrijk, 1385-1645 Nieuwlande h.: 26 br.: 26 lood-tin draagspeld 1385-1425 vgl. Pol 9-12 pseudo-omsehrift Aft.: 797 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Maleriaal: Bevestiging: Dalering: Details: Opschrilt: Inv.: 2534 Gouden ecu Frankrijk. 1385-1645 Nieuwlande h.: 24 br.: 24 lood-tin draagspeld 1385-1425 vgl. Pol 9-12 OAROLUS: FRANCORU: REX Aft.: 798 Inv.: 1875 Aft.: 799 Inv.: 0282 Aft.: 800 Inv.: 0281 Voorstelling: Gouden ecu a la cou- ronne Voorstelling: Zilveren botdrager Vlaanderen, 1389-1405 Voorstelling: Zilveren botdrager Vlaanderen. 1389-1405 Frankrijk. 1385-1425 Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande Aim. h.: 20 hr.: 20 Aim. h.:20 br.: 20 Aim. h.: 22 br.: 22 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Maleriaal: lood-tin Bevestiging: draagspeld Bevestiging: draagspeld Bevestiging: draagspeld Datering: 1389-1425 Datering: 1389-1425 Datering: 1385-1425 Details: vgl. Pol 19 Details: vgl. Pol 19 Opschrilt: pseudo-omsehrift Opsehrift: pseudo-omsehrift Opsehrift: pseudo-omsehrift Alb.: 801 Inv.: 2113 Alb.: 802 Inv.: 1464 Alb.: 803 Inv.: 1284 Voorstelling: Zilveren botdrager Vlaanderen, 1389-1405 Voorstelling: Gouden nobel Vlaanderen, 1389-1433 Voorstelling: Gouden nobel Vlaanderen, 1389-1433 Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Amsterdam Vindplaats: Amsterdam A fm. h.: 16 br.: 16 Aim. h.: 33 br.: 33 Afm. h.: 34 hr.: 34 Materiaal: lood-tin Maleriaal: lood-tin Materiaal: lood-tin (C.L.) Bevestiging: draagspeld Bevestiging: draagspeld Bevestiging: draagspeld Datering: 1389-1425 Datering: 1389-1425 Datering: 1389-1425 Details: vgl. Pol 19 Details: vgl. Pol 13-16 Details: vgl. Pol 15 Opsehrift: pseudo-omsehrift Opsehrift: pseudo-omsehrift Opsehrift: PHALIPI PHI GR BVRG VC NAND 284
Alt.: 804 Inv.: 1393 Alt.: 805 Inv.: 2431 Alt.: 806 Inv.: 1276 Voorstelling: Gouden nobel Vlaanderen. 1389-1433 Voorstelling: Gouden nobel Vlaanderen. 1389-1433 Voorstelling: Gouden Angel Henry VI. 1422-1453 Vindplaats: Tolsende Vindplaats: Nieuwlande Engeland Aim. h.: 33 hr.: 33 Aim. h.: 26 br.: 26 Vindplaats: Nieuvvlande Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Aim. h.: 24 br.: 24 Bcvestiging: draagspeld Bcvestiging: draagspeld Materiaal: latoenkoper Datering: 1389-1425 Dalering: 1389-1425 Bcvestiging: ingeslagen gautjes Details: vgl. Pol 13-16 Details: vgl. Pol 16 Datering: 1422-1475 Opschrift: PI IS DEI GRADX Opschrift: pseudo-omschri ft Opschrilt: IIANRIC: DI : GRA : BURG COMES DNSFLAN REX : ANGLE : Z : FRANC:: Alt.: 807 Inv.: 0149 Alt.: 808 Voorstelling: Gouden rijder Bourgondische Nederlanden, 1434-1447 Voorstelling: Vindplaats: Nieuvvlande Vindplaats: Afm. h.: 29 hr.: 29 Afm. Materiaal: lood-tin Materiaal: Bevesliging: draagspeld Bevesliging: Datering: 1434-1475 Datering: Details: Opschrift: vgl. Pol 20 AVE MARIA GRATIA PLENA DOM Opschrift: Inv.: 2478 Alt.: 809 Inv.: 0173 Zilveren dubbele Voorstelling: Zilveren groot stuiver: Bourgondische Bourgondische Nederlanden 1434-1627 Nederlanden. 1434-1482 Nieuvvlande Vindplaats: Reimerswaal h.: 27 br.: 27 Afm. h.: 28 br.: 28 lood-tin Materiaal: lood-tin draagspeld Bcvestiging: draagspeld 1434-1500 Datering: 1434-1500 pseudo-omschrifl Opschri ft: AVE MARIA GRATIA PLENA GIETMAL MUNTSPELD Ecn verrassendc vondst in Nieuwlande was de onRlckkin* van ccn fragment van ecn stencil gictmal voor nmntspelden. Dc aan- werigheid van doze mal dnidt crop dat in het kleine dorp Nieuvvlande ook muntspcl- dcn warden gegoicn. De populariieii aan profane en religieuze insignes was zo groot in de veertiendc, vijfliende cn vroegc '/.es- tiende ceuw dat de produktie van dit soon volkssicraden ul in kleine gemeenscliappen mogelijk cn literaliel was. Verwante melaalnijverheid in Nieuvvlande hlijkt onder nicer uil dc vondst van ccn gietprop met ringetjes (alt*. 9X5). Dc in dc gictmal «icsncden munt is niet identificccrhaar cn bctrcfl geen exacte afbcclding van ccn niuiit. Hct gaat 0111 ccn imilatie van ccn muni nit dc Bourgondische Ncderlandcn van na 1433. (dank aan Arent Pol voor inldnnalie) Alt.: 810 Voorstelling: Vindplaats: A I’m. Materiaal: Bevesliging: Datering: Details: Inv.: 2208 Munt gietvorm Nieuwlande h.: 49 lir.: 27 leisteen niet van toepassing 1434-1500 geen gangbare munt ч 285
BEURS-INSICNES Miniatuurheur/en komcn als insigne in vele varianten voor en geven nauwkeurige afbeeldingen van dc vormen buidels on beuizen die in de veertiende en vijltiende eeuvv werden gedrtigen. Hier beelden we negen verschillcnde beur/en en een beurs- hanger af(afb. 811 - 820). Uit Nieuwlandc alleen al /ijn maar Moist 17 cxemplaren van beurs-insignes bekend. lerwijl ook elders van deze speldjes gevonden zijn. De pnpu- lariteit van dit type draagleken was niel bcpcrki toi de Nederlanden. uok in Lugeland /.ijn er vele gevonden (bijvoor- becld ‘Medieval Catalogue Loudon Museum’, 1954. p. 170). Als we een bete- kenis willen geven aan do beurs-insignes is het uiteraard een verwij/ing naar of afspie- geling van daadvverkelijke beur/cn cn dezc tonen door bun vaak opziehtige uitvoering met nadruk de welvaart van de drager. Als laalste van de hier gepresenteerde reeks, is een beurshanger afgebeeld (alb. 820); /.eker niel uilgesloLen is dat deice oor- spronkelijk was voorzicn van een minia- luurbeursjc van leer of textiel. Dit is het enige bekende. in Nederland gevonden exemplaar. in Fngcland daareiuegen zijn dergelijke miniatuur-beursbangers niet zeld/aam en uiL de Thames te Louden is ecu aan het Dordtse exemplaar nagenoeg idemiek hangertje levoorsehijn gekomen. De beur/en alb. 815 en 816 /i jn doorslokcn met een nierdolk. De betekenis van de let¬ ters *earb’ op de met vier gespen versierde beurs а!Ъ. 811 is nog niet aehlerhaald. Aft.: 81 1 Inv.: 1042 Voorstelling: Beurs Vindplaats: Dordrecht Aim. h.: 23 hr.: 31 Materiaal: lood-tin Bevestiging: draagspeld Datcring: 1375-1425 Details: 4 gespen Opschrift: EAR В Afb.:812 Inv.: 2193 Voorstelling; Hours Aft.: 813 Inv.: 0390 Voorstelling: В curs Aft.: 814 Inv.: 0358 Voorstelling: Beurs Vindplnats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrilt: Rotterdam h.: 22 hr.: 19 lood-tin draagspeld 1375-1425 gekroonde M Vindplaats: Aim. Materiaal: Bcvcsliging: Date ring: Details: Rcimcrsvvaal h.: 20 br.: 18 lood-tin draagspeld 1375-1425 Vindplaats: Aim. Materiaal: Bcvcsliging: Datering: Details: Nieuwlandc h.: 18 br.: 20 lood-tin draagspeld 1375-1425 Alb.: 815 Inv.: 1988 Aft.: 816 Inv.: 1352 Aft.: 817 Inv.: 2019 Voorstelling: Beurs Voorstelling: Beurs Voorstelling: Buidelbcurs Vindplaats: Leiden Vindplaats: Amsterdam Vindplnats: Nieuwlandc A I'm. h.: 19 hr.: 25 A fm. h.: 17 hr.: 22 Afm. h.: 29 br.: 18 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: draagspeld Bevestiging: draagspeld Bevestiging: draagspeld Datcring: 1375-1425 Datering: 1375-1425 Datering: 1375-1425 Details: met riem en nierdolk Details: met riem en nierdolk Details: — 286
Afb.: SIR Inv.: 1870 Voorsle 11 itig: К nipbeurs Vindplaats: A I'm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuwlande h.: 28 hr.: 26 lood-tin hangoogje (afgebro- ken) 1375-1425 А1Ъ.: 821 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevcstiging: Dalering: Details: lnv.: 1886 Blaasbalg Nieuwlande h.:26br.: 16 lood-tin draagspeld 1375-1425 AIK: 819 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevcstiging: Datering: Details: BLAASBALG Inv.: 2522 Beurs Nieuwhtnde h.: 33 hr.: 26 lood-tin hangoogje 1400-1450 dubbel/ijdig L)e hlaasbalg als diuagspckljc koml hetrek- kelijk vaak vuor . Met cenvoudige en prak- tische instrument out het vuur aan le vvak- keren was bij elke haardstede aanwezig en v\as even allcdaags als onmisbaar. In over- draehtclijkc /in is het vooral het alledaagse. plalvloerse aspect tint de huventoon voert. De hlaasbalg staat voor tlwaasheid en onbe- trouwbaarheid. Zegswij/.en als ‘de gek is bij de hlaasbalg genomen' en "alleen lucbt voortbrengen' verwijzen daar naar. Brueghel* alchemist maakt zijn bereken'm- gen op blaashalgen. De hlaasbalg staat tevens voor twist en iweedraehi. het vunr wordt or iminers mee aangewakkenl. Atbeelding 540 lenslotte. bet insigne \an dc man met spinrokken en blaasbalg. loom de hlaasbalg onmiskenbaar als scxueel sym- bool. BLOEM-INS1C.NES De albeeldingen 823 tot en met 849 betrel- fen insignes die in vorm direct geTnspireerd /ijn op bloemen. Deels betrelt bet hetrekke- lijk natuurlijke bloemen. voor bet overgrote deel gaat het om van bloemen atgeleide decoralieve vormen of om speldjes met bloemctjes en evenlueel andere motieven versierd. Hier treffen we /ovvel de meesi aebruikelijke. enkelvoudige. nil een sink gceoten insignes aan, als speldjes die uit verschillende losse delen /ijn samengcsteld. Uit naeegoten parels of ingezelte glasparels blijkt overduidelijk dat het hier gaat om imitutie van kostbare juwelen. Bij nagenoeg identieke lingclse lood-tinnen hlocm-insig- nes is wel gesuggereerd dal de/e vooral in de periode van de Tudors gesitueerd /ou- den moeten w'orden. Zeker in Nederland.se context kan aan de hloein-insignes door¬ mans geen andere betoken is worden gege- ven dan die van goedkope namaak-juwelen. klalertioud voor de kleine beurs. AIK: 823 lnv.: 2084 Voorstelling: Bloem Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Details: Nieuwlande h.: 33 br.: 33 lood-tin niet bewaard 1400-1450 compositic 3 delen AIK: 820 lnv.: 1735 Voorstelling: Beurshanger Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevcstiging: Datering: Details:'" Dordrecht h.: 38 hr.: 41 lood-tin hanuoogje 1400-1450 Alb.: 822 Inv.: 0268 Voorstelling: Bloem Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Amsterdam h.: 32 br.: 32 lood-tin hangoogje 1400-1450 compositic 3 delen AIK: 824 Inv.: 1545 Voorstelling: Bloem Vindplaats: A I'm. Maleriaal: Bevestiging: Datering: Details: Reimcrswaal K: 24 br.: 24 lood-tin draaespeld 1400-1450 coinpusitic 2 delen 287
Afb.: 825 Inv.: 0475 Afb.: 826 Inv.: 2196 Voorstelling: Blocm met krans Voorstelling: Bloem Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Opschrift: Amsterdam h.: 30 br.: 28 lood-tin niet nicer aanwezig 1400-1450 compositie 2 delcn M - MA- AN - N -AV Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datcring: “ Details: Rotterdam h.: 32 br.: 32 lood-tin draagspeld 1400-1450 Afb.: 827 Inv.: 1948 Voorstelling: Bloem Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuwlandc h.: 33 br.: 33 lood-tin draagspeld en gaatje 1400-1450 Afb.: 828 Inv.: 2126 Voorstelling: Bloem Afb.: 829 Inv.: 2191 Voorstelling: Bloem Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Reimersvvaal h.: 16 br.: 16 lood-tin draagspeld 1400-1450 Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Reimersvvaal h.: 22 br.: 22 lood-tin draagspeld 1400-1450 Alb.: 831 Inv.: 2366 Voorstelling: Bloemmotief Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Details: Dordrecht h.: 24 br.: 24 lood-tin draagspeld 1400-1450 compositie 2 delen Afb.: 830 Inv.: 2363 Voorstelling: Bloem Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Rotterdam h.: 51 br.: 35 lood-tin hangougje 1400-1450 Alb.: 832 Inv.: 0267 Voorstelling: Bloem en 4 lijsljes Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Amsterdam h.: 48 br.: 43 lood-tin ontbreekt 1400-1450 bevestigingslipjes aehtcrzijde 288
Afb.: 833 Inv.: 1712 А1Ъ.: 834 Inv.: 2298 Afb.: 835 Inv.: 1331 Voorstelling: Bloemmotief Voorstelling: Bloemmotief Voorstelling: Bloemmotief Vindplaats: Nieuvvlande Vindplaats: Nieuvvlande Vindplaats: Amsterdam A I'm. h.: 25 hr.: 26 Aim. h.: 24 hr.: 24 Aim. h.: 22 br.: 25 Materiaal: lood-iin Maieriaal: lood-lin Maieriaal: lood-lin Bevestiging: Datering: draagspeld 1350-1450 Bevestiging: Dalering: draanspeld 1350-1450 Bevestiging: Datering: “ draanspeld 1350-1450 Details: 3 buslekopjes Details: 3 buslekopjes Details: ster Afb.: 836 Inv.: 1090 Alb.: 837 ln\.: 2290 Alb.: 838 Inv.: 0626 Voorstelling: Bloemmotief Voorstelling: Bloemmotief Voorstelling: Bloemmotief Vindplaats: Reimerswaal Vindplaats: Nieuvvlande Vindplaats: Reimerswaal Aim. h.: 24 br.: 24 A fm. h.: 17 br.: 17 Aim. h.: 18 br.: 18 Maieriaal: lood-lin Maieriaal: lood-tin Maieriaal: lood-lin Bcvesliging: draagspeld Bevestiging: draanspeld Bevestiging: draanspeld Datering: 1350-1450 Datcring: 1350-1450 Dalering: 1350-1450 Details: — Details: — Details: — Alb.: 839 Voorstelling: Inv.: 0286 Bloemmotief Alb.: 840 Voorstelling: Inv.: 0288 Bruehc Alb.: 841 Voorstelling: Inv.: 1601 Bloemmotief Vindplaats: Aim. Maieriaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuwiandc h.: 17 br.: 17 lood-lin draanspeld 1350-1450 Vindplaats: Aim. Maieriaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuvvlande h.: 23 br.: 23 lood-lin draanspeld 1350-1450 Vindplaats: Aim. M uteri aal: Bevestiging: Datering: Details: Middelburn It.: 22 br.: 22 lood-tin draanspeld 1350-1450 gmene glasparel 289
Alb.: 842 Inv.: 1631 Alb.: 843 Inv.: 0285 Alb.: 844 Inv.: 0600 Voorslelling: Bloemmotief Voorslelling: Broche Voorslelling: Broche Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Reiinerswaal Vindplaats: Dordrecht A fin. h.:2l br.: 21 Afm. h.: 21 br.: 21 Afm. h.: 28 br.: 28 Materiaal: lood-tin Maleriaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevesiiging: Datering: draagspeld 1350-1450 Bcvestiging: Datering: draagspeld 1350-1450 Bevesiiging: Datering: draagspeld 1350-1450 Details: gee1hruine Details: groenc glasparel Details: 4 bustekopjes glasparel Alb.: 845 Inv.: 2104 Voorstelling: Broche Alb.: 846 Inv.: 2107 Voorstelling: Broche Alb.: 847 Inv.: 2344 Voorslelling: Broche Vindplaats: Aim. Maleriaal: Bevesiiging: Dalering: Details: Valkenisse h.:2l hr.: 22 lood-lin afwczig 1350-1450 Vindplaals: A fm. Materiaal: Bevesiiging: Datering: Details: Reiinerswaal h.: 18 br.: 18 lood-lin draagspeld 1350-1450 4 glasparels in hoeken Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevesiiging: Datering: Details: Dordrecht h.: 27 hr.: 27 lood-tin draagspeld 1400-1450 composilie 2 delen JO. Ш Ш Alb.: 848 Inv.: 2093 Voorslelling: Broche Vindplaals: Afm. Materiaal: Bevesiiging: Datering: Details: Nieuwlandc h.:23bi\: 18 lood-lin hangoogje 1350-1450 Alb.: 849 Voorslelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevesiiging: Datering: Details: Inv.: 1869 Brochc-hanger fleur do lis Nieuwlande h.: 27 br.: 15 lood-tin draagspeld 1350-1450 hangoogje 290
Afb.: 850 Voorstelling: Vindplaats: A fm. Muicriaul: Bevestiging: Dalering: Details: Opschril't: Inv.: 0599 A fli.: 851 Inv.: 1972 Alb.: 852 Inv.: 2492 Broche Voorstelling: Broche Voorstelling: Broche Dordrecht Vindplaats: Rotterdam Vindplaats: Dordrecht h.: 24 hr.: 25 A fm. h.: 31 hr.: 30 Aim. h.: 33 hr.: 30 lood-tin Materiaal: lood-tin Maleriaal: lood-tin draagspeld 1375-1425 Bevestiging: draaiispeld 1375"-1425 Bevestiging: draaiispeld Date ring: Datering: 1375-1425 bevesticingslipjes Details: kopjes en letters Opsehrift: AMOVRSI... AMOVRS" Opschrift: ММЛ Afb.: 853 Inv.: 0142 Voorstelling: Broche Afb.: 854 Inv.: 2540 Vourstclling: Broche Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Reimersvvaal h.: 32 br.: 33 lood-tin draaiispeld 1375-1425 AMN-AMN-AMN Vindplaats: A fm. Materiaal: Bevestiging: Date ring: Opschrift: Hevst h.: 18 hr.: 18 lood-tin draaiispeld 1350-1450 AV AV AV AV LETTERS KIN WOOKDEIN De vijf insignes op de/c blad/.ijde /.ijn alle mei lfttcrs gedecoreerd. cn wcl /о dal de/e rond ecu betrekkelijk abstract sieraad /ijn geordend. Dc luce speldjcs mei hot woord ‘amours' (alb. 850 en §521 /i jn lijsljes met bevestigingslipjes aan de achter/ijdc. In de lijsljes heefl beslist ecu albeelding ge/eien, getekend ol'geschilderd op perkameni of leer: we kunnen sleehts gissen naar ual afgebeeld was. De overige drie insignes lonen lellers die in him oldening geen woorden voriuen. maar wel beiekenis lieb- ben. Bij albeelding 851 gaai bet ongeiwij- feld om een afkorting lussen de drie hoot'd jes. De insignes alb. 853 en 854 lalen de lellers op l'onetisehe wij/e spreken, in hei eersle geval door hei slot woord ‘amen’ drie keer te herhalen. bij hei iweede door de begroeting ol'uel hei opeiiingsuooril *a\e’ \ ier maul weer le geven.
Л1Ъ.: 857А-В Voorstelling: Vindplaats: ЛГ111. Miiteriaal: Bevestiging: Datcring: Details: Inv.: I953A-B Bijl insigne ol miniatuur? Rotterdam h.: 43 hr.: 38 lood-tin nict aanwezig J375-1425 vvapenscliild; opening \oor steel А1Ъ.: 855 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Maleriaal: Bevestiging: Datcring: Details: Inv.: 2123 Bijl insigne ol miniatuur? Rotterdam h.: 104 hr.: 64 lood-tin niet aanweziiz 1400-1450 opening voor steel Afb.: 856 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Maleriaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 0987 Bijl Brii age h.: 67 br.: 14 lood-tin hangooeje 1400-1450 Alb.: 858 Voorstelling: Vindplaats: A I'm. Maleriaal: Bevestiging: Dalering: Details: Inv.: 0500 Bijl insigne of miniatuur? Reimerswaal h.: 54 br.: 40 lood-tin niet aanvvc/.ic 1375-1425 Alb.: 859 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Maleriaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1944 Bijl insigne of miniatuur? Reimerswaal h.: 47 br.: 40 lood-tin niet aanwezig 1375-1425 BIJLKN Een vijftal bijlen is hier opgenomen. waar- van sleehts in cen geval beslist over een draagleken of insigne кап vvorden gespro- ken, namelijk bij alb. 856. De overige bijl- tjes hebben een losse houlen steel gehad, die door de daarvoor uitgespaarde holte was gesehoven. Hei is ile vraag in hoeveire de/e cvcniuecl als teken van vooral к radii op hoed of kleding kunnen zijn gedragen. of dal hel hier speclgoed betrefl. Niet waar- schijnlijk lijkt dat het gain om pelgrimste- kens Ilt verwij/ing naar een heilige met de bijl als attiibuiil. Van de Seandinavische heilige Olal. vereerd in het Noorse Trondheim, die dan in aanmerking zou kumcn. is geen enkel insigne in de Nederlanden gevonden: de aposlel Matthias, vooral vereerd in Trier, koml v\ el voor (zie afli. 285 - 287) maar het lijkt uit- gesloten dal te zijner ere bijlen zonder natlere indicatie verkoehl zouden zijn. 292
DOKDEEZAK-SPELDJES Albeelding 860 on 861 tonen twee insignes in de u»rm van ceil doedelzak. Dil mu/iek- instrument riep bchalve dc herinnering aan hct nasalc cn doordringende geluid dat vooral in dc volksmu/iek klonk cn minder in hogere kringen of in een kerkelijkc omgeving. \ooral ccn andcre associate op, namclijk die van ongematigdc cn onbe- schaamdc scxlicIc lust. Nicer uitgesproken wordl dal Liitgedmkl door de doedel/akspe- Icndc /vvijncn afb. 691,692 en 693. De doedel/akspelcnde mu/ikanl op het luiaard- insigne van alb. 542 lijki ook niet hcpaald bij tc dragen lot ecu nicer posilievc belekc- nis van dit insiiumciu. In tinge land vverden ook draagspeldjes gevonden van geisoleer- dc doedel/akspelers. Aft.: 860 Jnv.: 1872 Aft.: 861 Inv.: 1624 Voorstelling: Doedelzak Voorstclling: Doedelzak Vindplaals: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuwlande h.: 40 hr.: 22 lood-tin niet meer aanvvczig 1275-1425 monsterkop Vindplaals: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuwlande h.: 30 br.: 18 lood-tin draauspeld 1375-1425 MINIATIIUR-DOLKEN Aft.: 862 Inv.: 1122 Voorstelling: Dolk Vindplaats: Nieuw lande Afm. h.: 62 hr.: 9 Materiaal: lood-tin Bevestiging: hangoogjc ontbreckt Date ring: 1375-1425 Details: — Aft.: 863 Inv.: 2279 Voorstelling: Dolk Vindplaals: Nieuwlande Afm. It.: 39 br.: 10 Materiaal: lood-tin Bevestiging: hangoocje Datering: 1375-1425 Details: punt algebmken In Nieuwlande en ook ciders kvvamen ver- scheidene exemplaren van miniauuii'-ilol- ken Icvoorscliijii van hcl type en ongeveer de afmetingen van het hiernaast afgebeelde twcetal. Minialuur-z.vvaardschcden die under andcre in Amsterdam. Rotterdam en Nieuwlande vverden aangctroflen (alb. 1013 - 1015). bevestigen ook het bestaan van dergelijke kleine sleekwapeik. In 'Heiligen uit de modder' vverd het dolkje van albeelding 862 nog omsehreven als een miniaiiuu-pclgriuiSstarjc. zoals in grote hoeveelheden cn in uileenlopende materia len te Santiago moeten zijn verkoeht t/ie bij alb. 231 en 232). Ge/icn het /orgvuldig vormgegev'en lemmet met de lang/aam spits toelopende en hoi vormgegeven /ij- den, is die interpretatie minder waarschijn- lijk. Ook de ophangoogjes. z.oals nog nan- we/ig bij het fragment alb. 863, maken het voor de hand liggend de/e objecten als dolkjes te zien. 293
Л1Ъ.: 864 Inv.: 0007 Voorstelling: Gcsp met poortgebouw Alb.: 865 Inv.: 2450 Voorstelling: Gesp Vindplaats: A Cm. Maicriuul: Bevestiging: Dalering: Details: Nienw lande h.: 57 hr.: 54 lood-tin gespnaald 1375-1425 koning - leeuw - koningin gevonden in grape Vindplaats: A Ini. Maleriaal: Bevestiging: Datering: Details: Reimersvvaal h.: 57 br.: 56 lood-tin (C.L.) gespnaald 1400-1450 AIK: 866 Inv.: 2451 Voorstelling: Gesp AIK: 867 Inv.: 1374 Voorstelling: Gesp Vindplaats: A I'm. Maleriaal: Bevestiging: Datering: Details: Reimerswaal h.: 56 br.: 59 lood-tin gespnaald ontbrcckt 1425-1475 scharnieroogje Vindplaats: Afm. Maleriaal: Bevestiging: Datcring: Details: Nieuvv lande K: 55 br.: 55 lood-tin gespnaald ontbreekt 1400-1450 scharnieroogje 294
kingbrochfs i:n gkspkn ben groie groep oiuler tic iiiel-ivli^itu/c insigncs vvordl ingenomcn doorde imitaiic ringhmches en gespvormige juwelen. Voor hct merendeel werden tlc/c sieigespcn cn ringbroclics op dc/L*lldc vvij/e op tic kle- ding bevcstigd als luin koslhurc. edelmeta- len cn vccl slcvigci voorhceldcn: dc scliar- nicrcntlc gcspnaakl werd door hcl naar voren gcliaaldc lextiel gcsuik.cn, waardoor het sicraad /ichzelf vasUlruklc. Hij cnkclc van dc goedkopc imitaiics in lood-lin van dil lype sicraad is slcclils dc vnrni overge- nomcn /ondcr tlai hct I'unktionclc van dc gcspnaakl word henul: dc naald weld vasl- gegoten en dc hrochc word van acliteren voorzicn van ecu draagspeld c/ic alb. 877. 891, 892 en 893). Dc siergespen cn l inghro- ches, die van tic deilicnde tot in dc vrnege zesliende ceuvv builcngcwimn populair vvaren, komcn voor in een schicr cindclo/c varialie. Bovcudicn /ijn /с ovcral in Wcst- Europa tc signalcrcn, passcnd in lid sterk Internationale modcbccld van dc lioog- cn laalgotick. Dc in Nederland gevniiden lood- tinnen gespbroclies varicrcn sterk in maai, van zeer klcin - alb. 893 meet nict nicer dan 13 mm. - lot /o’n 60 mm. Als versierings- inoticven komcn /ovvcl dccoralicvc patro- nen voor als figuratievc elemenicn. die sonis ook ecu nicer verhalend karaklcr krij- gcn. /oaks vve zicn bij dc grotc gesp van afb. 864, die ecu bed poorigebouw \onr- stelt complect met wachters en ecu waken- de Iceuw. Hooldjes, blocmen, vvapcnschild- jes, handen cn letters kunneii dc vcrsicrendc elcmcnten /ijn van dc meeslal ronde of bijna ronde gespbroclies. De hooldvorm kan evenwcl ook warden gevariccrd en nicer sprekend /.ijn: vele vormcn komcn voor 7oals ster (alb. 872, 877), selliId (alb. 871, 883 en 894) v ierpas (alb. 893). vier- kant (alb. 865), hail (alb. 884) en /ell's een adelaar (alb. 885). ken ook uil edelmeiaal bekende, crealievc variant is de cirkcl ecvornid door twee paar in elkaar grijpendc handjes (afli. 887), ecu model' dat ook in tie Romeinse tijd al voorkwam. Wat belreft tie beleltering en pseudo-belettering geldl bij deze grocp he 1/elide als hiervoor al word siezesTd naar aanleitling van andere draagte- kens incl tekst of wat daarvoor moesi door- naan. Ook bij de gespbroclies ire fie n we tic Mnrialc opsehriften aan (alb. 879. 881 cn 883), de vcrmelding van dc Drickoningen (alb. 882), niel opgelostc of onoplosbare leltciTccksen (alb. 88») en uilcraard de ver- wij/.ing naar tie licl'de (alb. 892). De opsehriften vverden bij deze gmep insigncs zowel verdiept als in relief aangcbrachl: interessant is dat van bcitlc varianten ccn cxemplaar tc tonen is met rest a men van ccn rode beschildering: hct insigne alb. 882 met dc rode verf om dc letters heen cn dc hro¬ chc alb. 883 wanr juisi dc letters rood /ijn ingekleurd. Alb.: 868 Inv.: 1731 Voorstclling: Gesp AIK: 869 Inv.: 2454 Voorstclling: Gcsp Vindplaats: Aim. Matcriaal: Bcvcsliging: Datering: Details: killantl h.: 52 br.: 52 lood-lin uespnaald onlbrcckl 1375-1425 bustekopjes; schar- nieroogje Vindplaats: Aim. Matcriaal: Bcvcsliging: Datering: Details: Dordrecht h.: 49 lit .: 51 lood-lin uespnaald ontbreekt 1400-1450 scharnieroogje AIK: 870 Inv.: 2319 Voorstclling: Gcsp Alb.: 871 Inv.: 2453 Voorstclling: Gcsp Vindplaats: Aim. Matcriaal: Bcvcsliging: Dalering: Details: Dordrecht h.: 57 br.: 52 lood-tin gespnaald ontbreekt 1375-1425 gckroondc bustekop¬ jes; scharnieroogjc Vindplaats: A fm. Matcriaal: Bcvcsliging: Dalering: Details: Dordrecht h.: 47 br.: 53 lood-tin gespnaald 1400-1450 295
Afb.: 872 Inv.: 2452 Afb.: 873A Inv.: 2171A Afb.: 873В Inv.: 2171В Voorstelling: Gesp Voorstelling: Gesp Voorstelling: Gesp Vindplaals: Dordrecht Vindplaals: Reimersvvaal Vindplaals: Reimcrswaal A fm. h.: 56 br.: 58 Aim. h.: 51 br.: 51 Afm. h.: 51 br.: 51 Maleriaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Maleriaal: lood-lin Bevesliging: gespnaald ontbreekt Bevesliging: gespnaald ontbrcckl Bevesliging: gespnaald ontbreekt Dalering: 1400-1450 Dalering: 1375-1425 Dalering: 1375-1425 Details: scharnieroogje Details: scharnieroogje Details: — Alb.: 874 Inv.: 2322 Afb.: 875 Inv.: 2101 Afb.: 876 Inv.: 1038 Voorstelling: Gesp Voorstelling: Gesp Voorstelling: Gesp Vindplaals: Valkenissc Vindplaals: Valkenissc Vindplaals: Dordrecht Afm. h.: 43 br.: 45 Afm. h.: 38 br.: 38 Aim. h.: 44 br.: 44 Materiaal: lood-lin Materiaal: lood-lin Materiaal: lood-tin Bevesliging: gespnaald onlbreekl Bevesliging: gespnaald ontbreekt Bevesliging: gespnaald Dale ring: 1375-1425 Date ring: 1375-1425 Datering: 1450-1500 Details: sdiarnicroogjc Details: .scharnieroogje Details: — 296
Afb.: 877 Voorstclling: Vindplaats: A fm. Matcriaal: Bcvestiging: Datering: Details: lnv.: 0753 Gcsp 4 kronen Nicuwlande h.: 42 br.: 42 lood-tin druagspcld 1450-1500 gcspnaald meegegolen Alb.: 878 lnv.: 1123 Voorstclling: Gesp Vindplaats: A fill. Matcriaal: Bcvestiging: Datering: Details: Dordrecht h.: 50 br.: 42 lood-tin gespnaald onlbreekt 1450-1500 seharnieroogje Alb.: 879 lnv.: 0993 Voorstclling: Gesp Vindplaats: A fm. Matcriaal: Bcvestiging: Catering: Opschrift: Schiedam h.: 35 hr.: 35 lood-tin gespnaald onlbreekt 1475-1525 AVR MARIA GRA AGLA Alb.: 880 lnv.: 2012 Alb.: 881 lnv.: 0992 Alb.: 882 lnv.: 2048 Voorstclling: Gesp Voorstclling: Ciesp Voorstelling: Gesp Vindplaats: Dordrecht Vindplaats: Schiedam Vindplaats: Rotterdam Aim. h.: 49 br.: 49 Afm. h.: 34 br.: 34 Afm. h.: 28 br.: 28 Matcriaal: lood-tin Matcriaal: lood-tin Matcriaal: lood-tin Bevcstiging: gespnaald Bcvestiging: uespnaald ontbrcekt Bcvestiging: gcspnaald 1375-1425 Datering: 1400-1450 Datering: 1400-1450 Datering: Details: kopje op gespnaald Details: seharnieroogje Details: resten rode vei l Opschrift: AWDRM - AVVDRM Opschrift: AVE MARIA GRATIA P Opschrift: IASPAR DALDASARI (laspar-Balthasar) 297
Alb.: 883 lnv.: 2405 Alb.: 884 lnv.: 2458 Alb.: 885 lnv.: 2340 Voorstclling: Gesp. verdieple let¬ ters en ranken Voorstclling: Gesp Voorstclling: Gesp Vindplaats: Dordrecht Vindplaats: Dordrecht Vindplaats: Reinicrswaul Aim. h.: 40 br.: 38 Afm. h.: 32 br.: 27 Aim. h.: 32 br.: 25 Maieriaal: lood-tin Maieriaal: lood-tin Maieriaal: lood-tin Bevestiging: gespnaald ontbreekt Bevestiging: acspnaald ontbreekt Bevestiging: gespnaald ontbreekt Dalering: 1375-1425 Dalering: T400-1450 Dalering: 1375-1425 Details: Opschrift: resten rode verf AVH MARIA Deiails: scharnicmogje Details: adelaar; scharnieroogjc Alb.: 886 lnv.: 2342 Alb.: 887 lnv.: 2455 Alb.: 888 lnv.: 2529 Voorstclling: Gesp Voorstclling: Gesp Voorstelling: Gesp Vindplaats: Reimerswaal Vindplaats: Dordrecht Vindplaats: Nieuwlande Afm. h.: 33 br.: 34 Aim. h.: 37 br.: 35 Aim. h.: 27 br.: 25 Maieriaal: lood-tin Maieriaal: lood-tin Matcriaal: lood-tin Bevestiging: gespnaald Bevestiging: gespnaald ontbreekt Bevestiging: gespnaald ontbreekt Date ring: 1375-1425 Datcring: 1375-1425 Datering: 1.375-1400 Details: bloenietje Details: ineengeslagcn handen Details: — Afb.: 889 lnv.: 2367 Voorstelling: Gesp Aft-).: 890 lnv.: 2321 Voorstclling: Gesp Alb.: 891 lnv.: 2417 Voorstelling: Gesp Vindplaats: Rotterdam Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande Afm. h.: 25 br.: 25 Afm. h.: 28 br.: 28 Afm. h.: 25 br.: 25 Maieriaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Matcriaal: lood-tin Bevestiging: uespnaald ontbreekt Bevestiging: gespnaald Bevestiging: draagspeld Datering: 1375-1425 Datering: 1375-1425 Datering: 1450-1500 Deiails: 6 wapenschilden Details: dobbelstcnen 1-6 Details: gespnaald meegegoten 298
Afb.: 892 Inv.: 1876 Voorstclling: Gcsp Afb.: 893 Inv.: 1359 Voorsielling: Gcsp Alb.: 894 Inv.: 2359 Voorstclling: Gcsp Vindplaals: Nieuwlande Vindplaals: Amsterdam Vindplaals: Dordrecht Afm. h.: 21 hr.: 17 Aim. h.: 13 br.: 13 Aim. h.: 38 hr.: 29 Matcriaal: lood-tin Matcriaal: lood-liu Matcriaal: lood-tin Bevesliging: draagspeld, liangoogje Bevesliging: draagspeld Bevesliging: gcspnaald onthreekt Datering: 1375-1425 Dale ring: 1375-1425 Datering: 1375-1425 Details: Opsclirifi: gcspnaald meegegoten AMOR Details: gespnaald meegegoten Details: 2 figuren met Oeur de 1 scharnieroogje Afb.: 895 Inv.: 1639 Alb.: 896 Inv.: 2071 Afb.: 897 Inv.: 0745 Voorsielling: Handschoenen Voorstclling: Handschoenen Voors tel ling: Handschoenen Vindplaals: Nieuwlande Vindplaals: Rotterdam Vindpkmts: Nieuwlande Afm. h.: 27 hr.: 25 A Ini. h.: 17 br.: 19 Afm. h.: 20 hr.: 18 Matcriaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevesliging: draagspeld Bcvestiging: draagspeld Bcvestiging: draagspeld Datering: 1375-1425 Dalering: 1375-1425 Dalering: 1375-1425 Details: — Details:" — Details:" — HANDSCHOENEX Insignes in de vorm van een handsehoen- paar komen vrij veclvuldig voor. Hicr zijn twee paar uit Nieuwlande en een siel uii Rotterdam atgebeeld (afb. 895 -897). In lotaal /ijn alleen al nil Nieuwlande vijltien \ an dergelijke speldjes bekend. De duimen van de handschoenen zijn merkwaardiger- vvijs bijna steeds naar buiten geplaaist, ler- wijl de versiering op de rug aan lijki te ccven dal bet we op de buvenzijde neerkij- ken: de linker handschoen ligt dus rechls en de rechier links ! Wat dit mogelijk beduidt. is nog een raadsel. In ‘Heiligen uit de inod- der’ werden deze liundschoenijcs nog gein- terpreteei d als de bi.sschopshandschoenen van Thomas Becket en dus als pclgrimsie- kens uit Canterbuiy. De daar veikoclue insignes met de afbeelding van de liund- schoencn van Thomas, die in Canterbury als reliek werden bewaard. tonen evenwel Meeds zeer uiigesproken de bissehopsring van Thomas, die bij alle in de Nederlanden gevonden handsehoenparen onthreekt. Ook de relabel'grute aaniallen van de hand- sehoen-speldjes die in Nederland zijn gevonden, maaki die ideniifleatie onmoge- Hjk. Albeelding 898 loom een driedimensionaal uitgevoerde miniaiuur-pantserliandsehoen die aan een liangoogje uerd gedragen. De hoi uitgevoerde iiiouvv met kleine opening maaki waarsehijnlijk dal de/e legelijk als een fluitje kon vvorden gebruikl. Alb.: 898 Voorstclling: Vindplaals: Aim. Matcriaal: Bevesliging: Dalering: Details: Inv.: 1556 Handschoen Hoorn h.: 25 hr.: 12 lood-tin liangoogje 1375-1425 mogelijk fluitje
АГЬ.: 899 Voorstelling: Vindplaals: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Delails: Inv.: 1428 Mark Reimerswaal h.: 34 br.: 33 lood-lin hangoogje 1400-1450 HARK, HARTEN EN HASPEL Dc insignes op dezc bcitle blad/ijden afge- beeld (alb. 899 en 909) betreffen twee han- gerljes die ge'i'soleerde gebruiksvoorwerpen arbeclden, een hark of hooihark (afb. 899) en een haspel die zieli nog aan cen ringbro- che als hangspeld bevindt (alb. 909). Deze twee voorwerpen /ijn moeilijk teduiden of in een betekenisvol kader le plaalsen. Missehien gaat het om min of meer speclsc imitaties van alledaagse voorwerpen, mis- sehien ook valt cr toeh een interpretatie aan te verbinden. De hooihark /ou dan wellicht AIK: 902 Inv.: 1317 Voorstelling: Gekroond hart met pijl VindplaaLs: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Amsterdam h.: 38 br.: 35 lood-lin nict meer aanwezig 1400-1450 AMOURS ... D in de richting van windhandel, lucht en dwaaslieid wijzen, de haspel - als deze ten- mi nsle door mannen gedragen /ou worden - in dc richting van de pantoffelheld; mnar door wic en wanneer zouden dergelijke hangertjes dan gedragen /ijn 7 Draagspeldjes in de vorm van een hart, gecombineerd met kroon, pijl of pijlen. teksibandeii en dergelijke, kumen vrij veel voor. Hier tonen we /even varianten en cen gietmal voor een dergelijk draagteken. De verwij/ing naarde liefde is uiteraard evi¬ dent, al vvordl dal soms toch nog eens door een opschrift oiuleistreept. Uit/ondcrlijk is de uitgestrekte arm met een hart op de mouvv en cen vogel met banderol op de hand. Helaas is dc tekst hier nict te oncijfe- ren. Malcolm Jones vvijst in verband met dit insigne opde Engelse uitdrtikking “to carry a heart on the sleeve', vvaarde Nederlandse uitdrukking ‘het hart op de tong hebben’, dus zeggen wat jc denkt, het equivalent voor is. Of een vertaling van de Engelse zegswijze in het Middelnederlands bestond. is onbekend. Het insigne van alb. 907 toont eveneens een meercomplexe voorstelling: twee armcn met verslrengelde handen die een doorboord hart omvatten. Ook in Engeland komt dit insigne voor cn in het Brits Museum is een geelkoperen gietmal bewaard met ondermeerde uitgesneden vorm voor dergelijke speldjes (British Museum, MLA 56, 7-1,2242). Afb.: 903 Inv.: 1259 Voorstelling: Gekroond hart met pijl Vindplaals: Afm. Materiaal: Bevestiging: Date ring: Opschrift: Nieuwlande h.: 45 br.: 28 lood-tin hangoogje 1400-1450 MOI AOl Alb.: 900 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Inv.: 0549 Uitgestrekte arm met hart en vogel Dordrecht h.: 30 br.: 56 lood-tin draagspeld 1375-1425 onleesbaar Atb.: 901 Inv.: 1615 Voorstelling: Gekroond hart met pijl Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuwlande h.: 33 br.: 33 lood-tin draagspeld 1400-1450 Alb.: 904 Inv.: 1446 Voorstelling: Hart met 2 pijlen Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Amsterdam h.: 31 br.: 25 lood-tin draagspeld 1375-1425 300
Alb.: 905 Inv.: 1623 Alb.: 906 Inv.: 2310 Alb.: 907 Inv.: 1728 Voorslelling: Gckroond hart met Voorslelling: Hart Voorslelling: Twee armen en handen. pU1 met pijl doorboord hail Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande Afm. h.:21 br.: 13 Vindplaats: Utrecht Afm. h.: 23 br.: 21 Materiaal: lood-tin Aim. h.: 25 br.: 23 Materiaal: lood-tin Bevestiging: hangooszje Materiaal: lood-tin Bevestiging: draagspeld Dalering: 1400-1450 Bevestiging: draagspeld Datering: 1375-1425 Details: duhbelwandig; Datcring: 1375-1425 Details: — voor- cn kcer/ijde identiek Details: — Aft).: 908A Voorstclling: Vindplaats: Afm. Matcriaal: Bcvestiging: Datering: Details: Inv.: I400A Hart met twee pijlcn gietmal Middelburg h.: 60 br.: 21 leistccn niet van loepassing 1375-1425 Alb.: 908В Voorslelling: Vindplaats: Atm. Matcriaal: Bevestiging: Datering: Opschrift: Inv.: I400B Ingekraste letters gietmal Middelburg h.: 60 br.: 21 lei steen niet van loepassing 1375-1425 MAL Alb.: 909 Inv.: 1336 Voorslelling: llaspel Vindplaats: Aim. Materiaal: Bcvestiging: Dalering: Details: Amsterdam h.: 41 br.: 25 lood-tin hanuoogje 1375-1425 gevonden met hangspeld 301
Alb.: 910 Inv.: 1820 Voorstelling: Hcmcllichaam, zon Afb.: 911 Inv.: 0141 Voorslelling: Hcmcllichaam, /on Vindplaats: Aim. Matcriaal: Bevestiging: Date ring: Details: Amsterdam h.: 39 br.: 39 lood-lin hamioogje 1375-1425 Vindplaats: Aim. Matcriaal: Bcv'cstiging: Datering: Details: Amsterdam h.: 19 br.: 19 lood-tin draasspcld 1375-1425 Atb.: 912 lnv.: 1045 Alb.: 913 Inv.: 0770 Alb.: 914 Inv.: 1408 Voorstelling: Hcmcllichaam, zon Voorstelling: Hcmcllichaam, zon Voorstelling: Hemellichaam, maan Vindplaats: Reimerswaal Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande Aim. h.: 16 hr.: 16 Aim. h.: 18 br.: 18 Aim. h.: 19 br.: 19 Matcriaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: draagspeld Bevestiging: draagspeld Bevestiging: draagspeld Dale ring: 1375-1425 Datcring: 1375-1425 Datering: 1375-1425 Details: — Details: — Details: — Alb.: 915 Inv.: 0923 Alb.: 916 Inv.: 2109 Voorstelling: Hcmcllichaam, ster Voorstelling: Hemellichaam. ster Vindplaats: Amsterdam Vindplaats: Nieuwlande Aim. h.: 38 br.: 38 Aim. h.: 40 br.: 35 Materiaal: lood-lin Materiaal: lood-tin Bevestiging: draagspeld Bevestiging: hangoogje Datering: 1400-1450 Datering: 1400-1450 Details: — Details: — 302
Afb.: 917 lnv.:2430 Voorstclling: Hemellichaam, ster Alb.: 918 lnv.: 0632 Voorstclling: Hemellichaam. stcr А1Ъ.: 919 lnv.: 0633 Voorstclling: Hcmcllichaam, stcr Vindplaats: Afm. Matcriaal: Bevcstiging: Dalering: Opschrift: Nicuwlande h.: 36 br: 37 lood-lin hangooeje 1400-1430 A Vindplaats: Aim. Matcriaal: Bevcstiging: Datering: Opschrift: VI lertouenbosch h.: 22 ЬгГ: 21 lood-lin draagspcld 1375-1425 Vindplaats: Afm. Materiaal: Bcvestiging: Dalering: Details: Dordrecht h.: 23 hr.: 23 lood-lin draagspcld 1375-1425 Alb.: 920 lnv.: I6H6 Voorstclling: Iloefijzcr Afb.: 921 lnv.: 2233 Voorstclling: Hoefij/er Alb.: 922 lnv.: 2242 Voorstclling: Gekroond hocl'ij/cr Vindplaats: Afm. Matcriaal: Bcvestiging: Datering: Details: Dordrecht h.: 24 br.: 23 lood-lin oogjc 1375-1425 Vindplaats: Afm. Matcriaal: Bcvestiging: Datering: Details: Nicuwlande h. 27 br.: 25 lood-lin draagspcld 1375-1425 6 glaspards (I ontbreekt) Vindplaats: Afm. Matcriaal: Bevcstiging: Datering: Details: Nicuwlande h.: 34 br.: 23 lood-tin pennetjes 1400-1450 4 rozetten op kraaltjcs 303
Aft.: 923 Inv.: 2513 Aft.: 924 Inv.: 0127 Aft.: 925 Inv.: 1619 Voorstelling: Hoofddeksel, kaprocn Voorstelling: Hoofddeksel, kaproen Voorstelling: Hoofddeksel, kaproen Vindplaats: 1 leyst Vindplaats: Reimcrswaal Vindplaats: Nieuwlande Afm. h.: 30 hr.: 26 Afm. h.: 38 br.: 30 Afm. h.: 22 br.: 17 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevesliging: draasspeld Bevestiging: draagspeld Bevestiging: draagspeld Dalering: 1350-1400 Datering: 1375-1425 Datering: 1375-1425 Opsehrift: CAPRON Details: ontbloot achtcrwcrk Details: — Aft.: 926 Inv.: 1844 Voorsielling: Hoofddeksel Aft.: 927 Inv.: 2463-2464 Voorsielling: Hoofddeksel Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevesliging: Datering: Details: Nieuwlandc h.: 23 br.: 22 lood-tin draagspeld 1375-1425 veerhouder en veer Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuwlande h.: 23 hr.: 19 lood-tin draagspeld 1375-1425 bij elkaar gevonden; identieke hocden met veerhouder en veer Aft.: 928 Inv.: 2514 Alb.: 929 Inv.: 2090 Aft.: 930 Inv.: 2165 Voorstelling: Hoofddeksel Voorstelling: Hoofddeksel Voorstelling: Hoofddeksel Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Rotterdam Afm. h.: 33 br.: 19 Afm. h.:22 br.: 17 Afm. h.: 18 br.: 16 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: draagspeld Bevestiging: draagspeld Bevestiging: draagspeld Datcring: 1375-1425 Datering: 1375-1425 Datering: 1375-1425 Details: muts met 3 veren Details: muts met spcld Details: muts met speld 304
Afb.: 931 Inv.: VB. 379/F. 99 Voorstel ling: (Pelgri ms )hoorn Vindplaats: A fm. MaLeriaal: Bevestiging: Datering: Details: Utrecht A: 24/63 br.: 355 pijpaarde-glazuur oogje 1300-1400 Aakhoorn felc;rimshoorns Toen Philipp van Vigneuilles uii Metz in 1510 Aken bezocht lijdens de Heiligdomsvaari aldaar, sell reef hij onder- meer het volgende in zijn reisverslag over de reliekentoning die hij aanschouvvde: ‘Wenn man Sie scigt und entfaket, fdngt das Volk an. auf den Hornern /u blasen, so dass mann den lieben Gott nichl hatte dun- nern liiiren ... und es ist niemand da, dem nicht die Haare zu Bcrge stehen und Triincn in die Augen treten. Dazu ertonte der Sehall von Trompclcn und zahllohsen Hornern. In Aachens Umgegcnd vvurden nahmlich klei- ne Horner aus Thon gebacken und rot oder blau gefarbt. Junge wie altc Leute Binheimische wie Bremde kauften sich sei¬ che und bliesen ‘dermassen stark hinein. dass zw'ei nebeneinandcr slehende Manner sich nicht verstehen vermochten'. Fremde nahmen solchc ‘Aachenhiirnern mit in ilire 1 leimat und benut/ten dieselben. wenn der Mond sich verfinsterle Oder ein Gcwitter aufzog. Deshalb wurden sie auch • Weiterhomer genannt’. Afbcelding 931 toont cen dergelijke pijp- aurden Aakhoorn. die stamt uit het potten- bakkerscentrum Langervvehe. Op vele plaalsen in de Nederlanden cn elders in Koordwest Europa zijn dergelijke pelgrims- hoorns of fragmenten daarvan leruggevon- den. Bij de reliekentoningen w'erden zc door het gelovigc volk gebruikt om de plechtigheden met het gcschal krachl bij te zetlen en om de aankondigen door koper- blazers te ondersteunen. Philipp van Vigneuilles gaf in zijn ooggetuigeverslag aan hoc ver dat kon gaan. Dil gebiuik is het nicest bekeiul van de Akense Heiligdomsvaari. maar bestond ook elders. Van Vigneuilles maakte bijvoorbeeld ook in zijn besehrijving over de toningen le Maastricht, melding van ceil dergelijk tale- reel en kabaal op het Vrijthof. Ecn van de met bceldhouwwerk versierdc kapitclen op de Mont-Saint-Michel кюп1 ecu pelgrim die eveneens een hoorn aan zijn mond /el. Het met hoorngeschal markeren van belangrijke momenlen heell een oude oor- sprong en vond al vroeg zijn plaats in de christelijke liturgic. Philipp van Vigneuilles geelt vervolgens in zijn tekst aan hoe de pelgriinshoorns laier werden gebruikt: in hedreigende omslandiglieilen (‘bij maansverduisiering of hij oiivveer*). Het traditionele afwenden van gevaar door het veroorzaken van veel lawaai en dtis door het bla/en op lioorns, vverd kennelijk in christelijke context oveigebracht door hiervoor de pelgrimshooms in le zetten. Het lioornbla/en op een van de oorlogsschepen (afli. 575) ztillen we ook vooral inoelen zien als ceil poging om gevaar en dreiging te keren. Het midiviiuerhooriiblazen in Twente moet in de/elfdc /in vvorden gein- terpreteerd. De stcengoed pelgrimshooms werden door de pelgrims ook mngehaiigen en gedragon. niet zozeer als hcrkcnningsickcn en insigne. maar vooral als bruikbaar aitribuut. Door het mi in verbreid raken van het hoorn bla¬ ze» bij reliekentoningen, word ook de pel¬ gri mshoorn tot cen karakteristick atiribuut van de bedevaarlganger. De gebakken lioorns werden in lood-lin nageniaakt en ook als bruikbare lioorns (afb. 932 - 934). Wat de speldjes betreft met de atheeldingen vail hoomijes. inoeten we in de eerste plaats denken aan de pelgrimstekens in de vomi van jachlhooms die vervvij/en naar Huberlus. vereerd in Saini-Hubert-eii- Ardenne (vergelijk alb. 200 - 203). Van de/e hoorntjes is aan te nemcn dat ze niet alleen in de ahdij in de Ardennen werden verkoehl, maar dat de zogeheien questier- ders ze overal aan de man braehien vvaar ze met de relicken van Hubert us in (bedel-) procesic rondirokken. 305
AfT>.: 932 Inv.: 1369 Voorstel I ing: (Pc Igri ms jlioorn Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Dalerinu: Details:" Alb.: 933 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Date ling: Details: Opschrift: Amsterdam Л: 17/36 hr.: 183 lood-tin ooizjc 1375-1425 Inv.: 1643 (Pelgrims)hoorn Nieuwlande Д: 21/13 hr.: 101 lood-tin oogjes 1375-1425 draagketting: tekslband was rood beschildml AMOA (amours?) Alb.: 934 Inv.: 1447 Alb.: 935 Inv.: 0212 Alb.: 936 Inv.: 2157 Voorstelling: (Pelgrims)hoorn Voorstelling: Hoorntje Voorstelling: I loorntje Vindplaats: Amsterdam Vindplaats: Re inters waul Vindplaats: Nieuwlande A I'm. A: 67 hr.: 13 Aim. h.:3l br.:42 A fill. h.: 19 br.: 25 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevcstiging: Datering: niel aanvvczig 1375-1425 Bevestiging: Datering: hangoogjc 1400-1450 Bevestiging: draagspeld en hang- oogje 1375-1425 Opsehril't: RNES Details: — Dalering: Details: 306
Alb.: 937 Inv.: 0976 Alb.: 93S Inv.: 1519 Alb.: 939 Inv.: 2446 Voorstelling: Iloorntje Voorstelling: I loomt je Voorstelling: Kam Vindplaats: Reimerswaal Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlande Aim. h.: 16 br.: 20 Aim. h.: 17 br.: 22 Aim. h.: 45 br.: 25 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevesliging: draagspeld en hang- Bevcstiging: draagspeld en hang- Bevesliging: hangout» je oogje ooujc Datering: 1350-1400 Dalering: 1375-1425 Datering: 1375-1425 Opsehrifl: onleesbaar Details: — Details: — Alb.: 940 Inv.: 2035 Alb.: 941 Inv.: 1831 Alb.: 942 Inv.: 1294 Voorstelling: Kam Voorstelling: Kam Voorstelling: Kam Vindplaats: Rotterdam Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Amsterdam Aim. h.: 39 br.: 23 Aim. h.: 30 br.: 28 A I'm. h.: 25 br.: 18 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: hantioosije Bevestiging: hantioosije Bevestiging: draagspeld en hail! Datcring: 1375-1425 Datcring: 1400-1450 ooeje Details: bevestigingslipjes achterzijde Details: bevestigingslipjes achter/.ijde rondo lijst Datering: Details:" 1375-1425 Мяшм1ш. Alb.: 943 Inv.: 1114 Voorstelling: Kam Afb.:944 Inv.: 2160 Voorstelling: Kam А1Ъ.: 945 Inv.: 2154 Voorstelling: Roskam Vindplaats: Aim. Matcriual: Bevesliging: Datcring: Details: Nieuwlande h.: IS br.: 20 lood-tin draagspeld 1375-1425 Vindplaats: Alin. Materiaal: Bevesliging: Datcring: Details: Reimerswaal h.: 14 br.: 25 lood-tin draagspeld 1375"-1425 Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevesliging: Datering: Details: Nieuwlande h.: 34 br.: 27 lood-tin hangoogje 1375-1425 307
А1Ъ.: 946 Inv.: 1647 Voorslelling: Kan Afb.: 947 Inv.: 1437 Voorslelling: Kan Afb.: 948 Inv.: 25II Voorstclling: Kan met schenktuil Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Dater ing: Details: Nieuwlande h.: 27 hr.: 16 lood-tin draagspcld 1375-1425 Vindplaats: A fm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Reimerswaal h.: 27 br.: 16 lood-tin draagspeld 1375-1425 Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Heyst h.: 20 br.: 18 lood-tin ronde bodcm AH').: 949 Voorslelling: Vindplaats: A fm. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Details: In\.: 1625 Kan Nieuwlande h.: 23 br.: 14 lood-tin (C.L.) draagspeld 1375-1425 А1Ъ.: 952 Inv.: 2164 Voorstclling: Vcldfles Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Rotterdam h.: 43 br.: 22 lood-tin draagspeld 1375-1425 Alb.: 950 Inv.: 2039 Voorslelling: Kan Vindplaats: A I'm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Rotterdam h.: 27 br.: 12 lood-tin draagspeld 1375-1425 Alb.: 953 inv.: 2309 Voorslelling: Veldfles Vindplaats: A fm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuwlande h.: 23 hr.: 15 lood-tin draasspcld 1375"-1425 Alb.: 951 Inv.: 1646 Voorslelling: Grape met dekscl Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuwlande h.: 25 br.: 16 lood-tin draags speld 1425 308
Alb.: 954 Inv.: 1314 Alb.: 955 Inv.: 1380 Alb.: 956 Inv.: 1803 Voorsidling: Kan met lelies Voorstelling: Kannetje op leeuw bloemtakkcn Voorstelling: Schenkkan met Woe men Vindplaats: Amsterdam Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Nieuw lande Aim. h.: 46 hr.: 27 A I'm. h.: 68 br.: 20 Aim. h.: 37 br.: 17 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: niet meer annwezig Bevestiging: bevestigingsoogje Bevestiging: bevestiiiingsoogje Datering: 1400-1450 Datering: 1375-1425 Datering: 1375-1425 Details: hoi kanlichaam Details: veerhouder Details: veerhouder Kannenorde van Arragon(?) KANNEN MET RLOEMEN Dc insignes van afbcclding 954, 955 en 956 tonen kannetjcs met een blocmtak. In ‘Heiligcn nil de mudder' werd de veerhou- dcr met leeuw, kruik en blocmtak geduid als ceil wellicht nil hel Engel sc Mariabedevaartsoord Walsingham stam- mend pelgrimsieken. Dit is vermocdelijk niet terecht. Hel lijki minder waarschijnlijk dat als verwijzing naarde Annuneiatic. want daar /nu bet dan oni gaan. uitsluitend de vans met lelies -symbool voor Maria's maagdelijkheid en de Onbevlekte Ontvangenis - gcisoleerd als s\ mbool voor cen Maria-devolie /on worden gebrnikt. Opmerkelijk is de grote overeenkomst die bet veerlioudertje van alb. 955 heeft met hel draagteken van de zogenoemde Kannenurde van Arragon: miiar of deze als een volkse imitatic daarvan mag Worden bcschouwd, is de vraag. i Ш Ц Alb.: 957 Inv.: 1563 Alb.: 958 Inv.: 1049 Voorstelling: Kroon Voorstelling: Kroon Vindplaats: Reimerswaal Vindplaats: Reimerswaal A fin. h.: 18 hr.: 19 A I'm. h.: 23 hr.: 18 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: draagspeld Bevestiging: draagspeld Datering: 1375-1425 Datering: 1375-1425 Details: — Details: hangoogje 309
Alb.: 959 Voorstelling: Vindpluats: Aim. Matmuul: Bcvestiging: Dulcring: Opsdiril'i: Inv.: 0739 Kruisboog met windax Nicuwl ancle h.: 53 hr.: 42 lood-tin draagspeld 1400-1450 onleesbaar Alb.: 960 Voorstelling: Vindpluats: Aim. Maleriaal: Bevcstiging: Datering: Details: Inv.: 2330 Krui.sboog met wind as Valkenissc h.: 36 br.: 25 lood-tin draagspeld 1400-1450 fleur de I is Alb.: 961 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Maleriaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1534 Kmisboog met opgclegde pijl Nieuwlande h.: 43 br.: 36 lood-tin draagspeld 1400-1450 buslekopje u:iri;iMNsi(;NKS De speldjes van albeelding 962 tot en met 9<32 bet re Hen insignes met letters. Hier lieh- ben we deze alfabctiscb geordend. en de volgende letters komen voor: A. M. О en R. Ook de daarop volgende gielmal en giel- propfafh. 983, 984) hebben betrekking op mcduillnns met verschillende letters. De teruggevonden lelter-insignes geven geeit gelijke sprciding over bet all abet te /ien, slechls weinig letters komen voor en die in zecr verschillende I'requcntic: dc A (4 x), de M (13 x), de R (4 \). Onderdc hemelliclia- men ordenden we al tvs ее slerren met de letters A (I x) en 1 (I x). De betekenis van de letter-spekljes is niteenlopend en in priu- cipe konden z.e uiteraard op verschillende manieren worden toegepast: als initiaal of initialen vail de drager. als verwijzing tiaar een landheer. stad of partij, en in nicer devotionele sfeer. De grote aantallen van de letter M mocten vvaarschijnlijk vooral wor¬ den verklaard nil de in de late iniddeleeu- wen populaire Mariadcvotie. Bij atulere insignes zagen vve ook al vele Mariale tek- sien - de iiaam Maria, aanroepingen tot Maria en de begroeting ‘Ave’ in verkorte of meer nitvoerige versie. De M-insignes ktm- nen evenvvel niet uitsluitend als Mariale speldjes worden ge/ien: verscheidene van de bier afgebeekle exemplaren, en er zijn vele andere bekend. tonen de figuren van een man cn een vreutvv in de doorde letter gevormde nisson, al dan niet gccombinccrd met het opschrift 'Amours’. Ook hiergcldt weer het samengaan van christclijke en pro¬ fane svniboliek. te /amen Icidcnd tot niet alleen om hun versierende funklie gedragen speldjes maar zeker ook om hun heilbren- gend en kwaadafvverend effect. Dit kunnen we ook dourtrekken naarde insignes met andere letters, die zo in hint verwij/ing ev eneens beladen waren. De letter A met de naamsvermelding van en bede tot de apos- tclen Petrus en Paulus (alb. 302) hevestigt dit. Onder de letters komen ook spiegel- beeldige lettertekens voor, evenals letters met verbasterde, onoplosbare opsehriften: voor de ongetvvijfeld vaak analfabetische drager was vooral van belang dat letterte- kens. in feitc als magische tekens, waren algebeeld en minder lelde kennelijk de eigenlijke betekenis van de letter(s). Uit geschreven bronnen is cnige informatie bekend aangaande bet gebruik om letters te dragen. In de rekeningen van de graven van Holland ten tijde van Albrecht van Beieren (1358 1378) staan diverse aankopen verant- vvoord van letters die de graaf (‘zelveren lettercn’) «1 gravin ( ‘2200 lctteren', van verguld zilver) op hun kleding licten lieeh- ten. 310
Alb.: 962 Inv.: 1208 Voorstelling: Gekroonde letter A Alb.: %3 lnv.: 0272 Voorstelling: Gekroonde letter A Vindplaats: A I'm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Details: Nieuwlande h.: 33 br.: 17 lood-lin nicl (nicer) aanvvezig 1375-1425 Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Date rin»: Details" Reimcrswaal It.: 23 br.: 23 loud-tin draagspeld 1375-1425 Alb.: 964 lnv.: 1452 Voorstelling: Letter A binnen omlijsting Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Details: Middelburg h.: 35 br.: 36 lood-tin niel aamvezig 1375-1425 Alb.: 966 lnv.: 1147 Voorstelling: Gekroonde letter M Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Hoorn h.: 38 br.: 36 lood-lin draagspeld 1375-1425 Alb.: 965 lnv.: 0621 Voorstelling: Letter A binnen oiiilijsling Vindplaats: Nieuwlande Afm. h.: 29 br.: 31 Materiaal: lood-tin Bevestiging: draagspeld Datering: " 1375-1425 Details: Alb.: 967 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Dateline: Details" Opschri ft: Inv.: 1991 Gekroonde letter M Nieuvv lande h.: 36 br.: 38 lood-tin draagspeld 1375-1425 man en vrouvv AMOVRS 311
Alb.: 968 Inv.: 2079 Alb.: 969 Inv.: 0596 Voorstelling: Letter M binnen gebloemde- oinlijsling Voorstelling: Letter M binnen omlijsting Vindplaats: Alin. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Rotterdam h.:4l br.:4l lood-tin niet aanvve/ig 1375-1425 baste midden I en de letter Vindplaats: A fm. Maleriaal: Bevestiging: Datering: Details: Rotterdam h.: 36 br.: 36 lood-tin draagspeld 1400-1450 Alb.: 970 Inv.: 0611 Voorstelling: Cickroonde letter M Afb.: 971 Inv.: 0612-1 Voorstelling: (iekroonde letter M Vindplaats: Afm. Maleriaal: Bevestiging: Datering: Details: Dordrecht h.: 32 br.: 28 lood-tin draagspeld 1375-1425 man en vrouw Vindplaats: Dordrecht Afm. h.: 30 hr.: 26 Maleriaal: lood-tin Bevestiging: draagspeld Dalering: “ 1375-1425 Opschrift: ARE NVA Alb.: 972 Inv.: 0612-2 Alb.: 973 Inv.: 1250 Alb.: 974 Inv.: 2118 Voorstelling: Gekroonde letter M Voorstelling: Gekroonde letter M Voorstelling: Gekroonde letter M Vindplaats: Dordrecht Vindplaats: Reimerswaal Vindplaats: Rotterdam Afm. h.: 25 br.: 23 Afm. h.: 23 br.: 23 Afm. h.: 23 br.: 17 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: draagspeld Bevestiging: draagspeld Bevestiging: draagspeld Dalering: 1375-1425 Datering: 1375-1425 Datering: 1375-1425 Details: — Details: — Details: — 312
Alii.: 975 Inv.: 0932 Voorstelling: Gekroonde letter M Afb.: 977 lnv.: 2287 Voorstelling: Letter M Vindplaats: Afm. JVlatcriaal: Bevesliging: Datcring: Details: Nieuwlande h.: 15 hr.: 10 lood-tin Afb.: 978 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Details: lnv.: 0650 Monogram MR I (Maria?) U trecht It.: 20 br.: 20 lood-tin liangoouje 1400-1450 gevondcn met Retting Afb.: 979 lnv.: 2352 Voorstelling: Gekroonde letter О V i ndplaals: N ien vvlande Aim. h.: 23 br.: 20 Materiaal: lood-tin Bcvestiginq: draagspeld Datering: “ 1375-1425 Details: Alb.: 980. 1-2 Inv.: 1387,1-2 Voorstelling: Gekroonde letter R Alb.: 981 lnv.: 2528 Alb.: 982 lnv.: 0651 Voorstelling: Gekroonde letter R Voorstelling: Letter R Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Details: Nieuwlande h.: 24 br.: 18 lood-tin draagspeld 1375-1425 bij elkaar gevonden; in dezelfde vorm gegoten Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Heyst h.: 18 br.: 20 lood-tin draagspeld 1350-1400 Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevesliging: Datering: Details: Nieuwlande h.: 26 br.: 26 lood-tin draagspe 1400-145 Id 1450 spiegel verkeerd 313
А1Ъ.: 983 Voorstelling: Vindplaais: Aim. Materiaal: Bevcstiging: Datering: Details: Inv.: 2558 verschillende medaillons met letters gietmal Westbroek (U) h.: 110 hr.: 75 leisteen niet aanwezig 1350-1450 Alb.: 984 Inv.: 1336 Afb.: 985 Inv.: 2485 Voorstelling: Gietprop met penningen Voorstelling: Gietprop met ringetjes Vindplaais: Rcimerswaal A I'm. h.: 44 br.: 24 Materiaal: lood-tin Bevesligine: niet van toepassing Dalering: “ 1350-1450 Details: twee letters Z Vindplaais: Afm. Materiaal: Bcvestiging: Datcring: Details: Nieuwlande It.: 44 br.: 25 lood-tin niet van loepassing 1400-1500 GIETVOKM De hicr algebeeldc gietvonn met gictsels van verspreide herkomst loom ids van hot produktieproces van insignes en aanver- want materiaal (zie ook p. 16-25 over het vcrvaat'digingsprocede en niateriaaltechni- sclie aspecten). Bij de gietmal nit Westbroek (pmvincie Utrecht) is een moderne afdruk van de uitgesneden vorm at'gebeeld. Deze null diende uni medaillons tc vervaardigen, ronde penningen met goti- sche belettering. Uit Nieuwlande is ecn soortgelijke, tweezijdig le gebmiken. giet¬ mal bekend voor de vervaardiging van klei- ne penningen met letters. Opvallend bij deze gietmal is dal de letters aan de ene zijde van de vorm gotisch zijn en aan de andere kant klassiekcr. De mallen voor dc penningen met de gotische letters /ijn door inboring doelbevvust onbfnikbaar gemaakt ett vervolgcns met pijpaarde diehtgezet; kennelijk mochten dc oudere penningen niet meet- worden gegoten. Wellicht mag liicruit worden geconcludeerd dut het om Ietterpenningcn met een bepaalde vvaardc ging, zoals armen- cn lurfgeld of bijvoor- beeld presenliepenningcn. 314
LUIT Hot draagspcldje van de driedimensionale luiL is uit/onderlijk van makeli j: bet insigne is samengesteld nit drie af/onderlijk gego- ten ddcn die Xorgvuldig werden samenge- voegd lot de rculistische weergave van dii tokkelinsirunient. Mu/ickinstrumenten komcii weinig voor als insignes, met uit- zondering van doedd/akken die vrij vaak worden gevonden t/ie alb. X6t) - 861). Bij de doede link ken is sprakc van een vrij dui- ddijkc erotisdie symbol iek: in hoeverre we ook bij dil fraai gemaakte insigne nmeten denken aan de overdrachtelijke hetekenLs van de luil’ (/it de tekst op p. 257), staat ter discussie. Alb.: 486 Inv.: 2098 Voorslelling: Luil Vindplaats: Nieuwlande Aim. h.:4lbr.:2l Materiaal: lood-tin Bcvestiging: draagspcld Datering: 1400-1450 Details: eompositie 3 dclcn MANDEN Afbeelding 987 toont een hangcitje in de Vorm van een mand zonder bodem. Dil type lumgerlje is van versehillende exemplaren bekend. vvaarbij de mand met twee hengsels telkens nadrukkclijk zonder hodem is weer- gegeven. De korven /ijn steeds dubbelge- vouwen, wanrsehijnlijk werden ze gedragen als ronde. open numClen. waarbij bet bodemlo/e dus des to duidelijker uitkwam. Deze insignes moeten ongetwijleld in ver- band worden gebraehl met /.egswij/en als ‘door do mand vallcrf en dergelijke. Ook Malcolm Jones wijdi in /ijn essay overdo profane insignes enige regels aan de/.e bodemlo/e korven (vie p. 99-109). Alb.: 987 Inv.: 1407 Voorslelling: Mand Alb.: 988 Inv.: 2147 Voorslelling: Mand Vindplaats: Aim. Materiaal: Bcvestiging: Datering: Details: Nieuwlandc h.: 30 br.: 18 lood-tin hansoogje 1400-1450 Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevesliging: Datering: Details: Nieuwlandc h.: 25 br.: 31 lood-tin draagspeld 1375-1425 inhoud pijlen of veren Alb.: 989 Inv.: 1622 Alb.: 990 Inv.: 1833 Voorslelling: PijI Voorslelling: Gekruiste pijlen, Bourgondisehe vuurslag, wapen van Oostenrijk Vindplaats: Nieuwlande (vgl. alb. 768) Afm. h.: 71 br.: 15 Vindplaats: Nieuwlande Materiaal: lood-tin Afm. h.: 28 hr.: 22 Bevestiging: bevcstigingsoogjc Materiaal: lood-tin Datering: 1375-1425 Bcvestiging: bevesligingsoogje Details: — Date ring: Details: 1475-1525 veerhouder 315
Alb.: 991 Inv.: 1863 Alb.: 992 Inv.: 2565 Alb.: 993 Inv.: 1971 Voorstelling: Schaar Voorstelling: Schip Voorstelling: Schoeisel. 2 trippen Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Hontenisse Vindplaats: Rotterdam Afm. h.: 60 br.: 18 Afm. h.: 44 br.: 26 Afm. h.: 35 hr.: 24 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: hangoogjc Bevestiging: hangoogje Bevestiging: hangoogje Datering: 1375-1425 Dalering: 1400-1450 Datering: 1375-1425 Details: gevonden met draag- speld Details: veerhouder res ten rode veil' Details: gevonden met hang- spcld Afb.: 994 Inv.: 1888 Voorstelling: Schoeisel, 2 laarsjes Vindplaats: Afm. Mater i Sal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuwlande h.: 39 hr.: 16 lood-lin hanuoogje 1375-1425 Afb.: 995 Inv.: 1627 Voorstelling: Schoeisel, 2 trippen Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuwlande h.: 20 br.: 17 Iood-tin draagspeld 1375-1425 Alb.: 996 Inv.: 2055 Voorstelling: Schoeisel, 2 schoenen Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Rotterdam h.: 22 br.: 18 lood-lin draasspeld 1375-1425 composite 2 delen Afb.: 997 Inv.: 1819 Voorstelling: Schoeisel, 2 trippen Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Dordrecht h.: 21 br.: 16 lood-lin draagspeld 1375-1425 3)6
Afb.: 998 Inv.: 1626 Voorstelling: Slot op mond А1Ъ.: 999 Inv.: 2086 Voorstelling: Hangslol AIK: 1000 Inv.: 1724 Voorstelling: Hangslol Vindplaals: A fill. Materiaal: Bevestiging: Date ring: Details: Nieuwlande h.: 20 hr.: 15 I nod-tin draagspeld 1375-1425 Vindplaals: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opsc-hrifl: Nieuwlande h.: 16 hr.: 16 lood tin draatispeld 1375-1425 TEOLS (Sloel) Vintlplaals: A I'm. Materiaal: Bevestiging: Daterine: Details:" Kampcn h.: 22 hr.: 26 lood-lin draaespeltl 1375-1425 oogjes ondcr/ijde AfK:1001 Voorstelling: Vintlplaals: Afm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Details: Inv.: 1075 AIK: 1002 Inv.: 2003 Alb.: 1003 Inv.: 1389 Hangslot Voorstelling: Hangslot Voorstelling: Kistje met slot Prov. Zeeland Vindplaals: Valkenisse Vindplaals: Nieuwlande K: 35 br.: 22 Afm. K: 25 hr.: 1 1 Afm. K: 15 br.: 18 lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin hanebeugel Bevestiging: hangbeugel 1375-1425 Bevestiging: tlraauspeltl 1375-1425 Datering: Dateriii”: 1375-1425 — Details" — Details:" — Afb.: 1004 Inv.: 0672 Voorstelling: Gekroond spcelbord AIK: 1005 Inv.: 1952 Voorslel 1 i ng: Spee I bord Vindplaals: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Reimerswaal h.: 42 hr.: 38 lood-lin 5 x 5 veklen Vintlplaals: Afm. Materiaal: Bevestiaing: Daterina: " Details: Rotterdam h.: 43 br.: 32 lood-tin 6x6 velden 317
Alb.: 1006 Inv.: 2517 Alb.: 1007 Inv.: 1 140 Voorstelling: Twee veren met ban¬ derol Voorstelling: Twee veren met ban¬ derol Vindplaals: Nieuwlande Vindplaats: Nieuwlandc Atm h.: 37 br.: 29 Aim. h.: 31 br.: 20 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: draagspeld Bevestiging: draagspeld Dalering: 1375-1425 Datcring: 1375-1425 Opschrift: AMOVRS Opschrift: S M О A Alb.: 1008 Inv.: 1491 Voorstelling: Veerlnjuder Vindplaals: Atm. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Details: Nieuwlandc h.: 60 br.: 30 lood-tin oogjes 1400-1450 Alb.: 1009 Inv.: 2069 Voorstelling: Vlam А1Ъ.: 1010 Inv.: 0217 Voorstelling: Vrucht: Eikel DLBBELE VEREN Vindplaals: Alin. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Reimerswaal h.: 34 br.: 13 laloenkoper hangoogje 1450-1500 Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuwlandc h.: 22 br.: 15 lood-tin draagspeld 1375-1425 De insignes van alb. 1006 en 1007. beide nit Nieuwlande. duen sterk denken aan ccn prachlig in Engeland gevonden draagleken van een slruisvogclveer met banderol die geduid wordt als The Black Prince’s Ostrich feather en omstreeks 1376 moel warden gedateerd; de7e politieke insignes. waar\’an nicer en minder primitieve varian- ten zijn gevonden, dragen op de teksiband het devies ‘lch DieiT. Maar niel alle veer- insignes kunnen vervolgens daarmee in ver- band worden gebraehl. De liicr atgebeelde exemplaren /ijn er misschien verre alspic- gelingen van. maar hebben in elk geval een geheel anderc bclekenis gekregen. Het wourd ‘amours’ en de verbastering daarvan op hei andere exemplaar, seven dit duide- lijk aan. Alb.: 1011 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 0554 Vuurbok met maskerkop Reimerswaal h.: 34 br.: 27 lood-tin draagspeld 1375-1425 Alb.: 1012 Voorstelling: Vindplaals: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1594 Wan Nieuwlande h.: 27 br.: 33 lood-tin hangoogje 1400-1450 (vgl.alb.615) 318
Alb.: КПЗ lnv.: 1968 Alb.: 1014 lnv.: 1535 Alb.: 1015 lnv.: 0502 Voorstelling: Zvvaardschcde Voorstelling: Zwaardsehede Voorstelling: Z\v aardsehede Vindplaats: Rotterdam Vindplaats: Amsterdam Vindplaats: Nieuwlande Aim. h.: 93 hr.: 27 Afm. h.: 65 br.: 22 Afm. h.: 74 br.: 25 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-tin Bevestiging: Datering: draagspeld 1375-1425 Bevestiging: Dalering: draagspeld 1375-1425 Bevestiging: Datering: draagspeld 1375-1425 Details: drievoudige maskerkop Details: drievoudige maskerkop Details:*” maskerkop middelste met middelste met uilgestoken tong uilgestoken tong Afb.: 1016 Voorstelling: Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Details: Inv.: 0264 Gekroonde omlijsting/bloem Amsterdam h.: 48 br.: 33 lood-tin hangoogje 1450-1300 achter/ijde verdiept middenvekl Afb.: 1017 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datcring: Details: lnv.: 1970 Met bool'd versierde omlijsting/bloem Rotterdam h.: 59 hr.: 32 lood-tin hangoogje 1450-1500 aehter/ijde bevestigingslipjes Alb.: 1018 Voorstelling: Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: lnv.: 0879 Met hool’d versierde omlijsting/bloem Nieuwlande h.: 40 br.: 20 lood-tin aehterzijde bevestigingslipjes 319
АГЬ.: 1019 Inv.: 1932 Alb.: 1020 Inv.: 0565 Afb.: 1021 Inv.: 1730 Voorslelling: Omlijsting Voorslelling: Omlijsting Voorslelling: Omlijsting Vindplaats: Leiden Vindplaats: Sluis Vindplaats: Kampcn A fm. h.:42 br.:38 Afm. h.: 53 br.: 41 Afm. h.: 23 br.: 18 Matcriaal: lood-lin Matcriaal: lood-lin Maleriaal: lood-tin. glas Bevestiging: niet aanwczig Bevestiging: oogjes Bevestiging: hangooaje Datering: 1450-1500 Datering: 1400-1450 Dalering: 1400-1450 Opschrifl: AVE REGINA CELORUM AVE DOM1NA Details: binnenzijde losse ovale borgring Details: 2 glasplaatjes in lijst met onbckende inhoud Alb.: 1022 Inv.: 1319 Alb.: 1023 Inv.: 0724 Afb.: 1024 Inv.: 1725 Voorslelling: Omlijsting Voorslelling: banderol Voorslelling: Maansikkel Vindplaats: Dordrecht Vindplaats: Nieuwlande Vindplaats: Dordrecht Afm. h.: 37 br.: 37 Afm. h.: 37 br.: 55 Afm. h.: 26 br.: 37 Maleriaal: lood-tin Maleriaal: lood-tin Maleriaal: lood-tin Bevestiging: niet aanvve/.ig Bevestiging: haneoogje Bevestiging: haneoogje Dale ring: 1400-1450 Datering: 1450-1500 Datering: 1400-1450 Details: Opschrift: bcvcstigingslipjes: glas/spiegelt je verdvvenen D1EU MIRES DIEU Details: Opschrift: oogje onderzijde pseudo-tekst Opschrift: AMOVR 320
Afb.: 1025 Inv.: 0356 Alb.: 1026 Inv.: 1401 Voorstelling: Medaillonkruis Voorstelling: Medaillonkruis Vindplaals: Nieuwlandc Vindplaals: Nieuwlande Aim. h.: 28 br.: 23 Aim. h.: 17 br.: 20 Materiaal: lood-tin Materiaal: lood-lin Bevestiging: Datering: haneoogje 1450-1500 Bevestiging: Datering: hangoogje afgchroken Details: tekst op voor- en keerzijdc Details: tekst op voor- en keer/ijde Opschrilt: AG(-LA) Opschrilt: (AG-)LA А1Ъ.: 1027A Inv.: 2202Л А1Ъ.: 1027В Inv.: 2202В Voorstelling: Medaillonkruis Voorstelling: Medaillonkruis Vindplaals: Nieuwlandc Afm. h.: 31 br.: 28 Materiaal: lood-lin Bevestiging: hangoogje Datering: 1450-1500 Opschrilt: A Vindplaals: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Nicuwlandc h.:31 br.:2K lood-tin '.’S-’ii, Malte/crkruis Afb.: Ю28 Voorstelling: Vindplaals: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Inv.: 1273 Poort met vert Dordrecht h.: 21 br.: 24 lood-tin niet aanwezig 1375-1425 eclde doorgang А1Ъ.: 1029 Inv.: 1677 Voorstelling: Bouwsel met liguur Vindplaals: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Opschrilt: Dordrecht h.: 34 br.: 46 lood-tin niet aanwezig 1375-1425 onleesbaar 321
AIK: 1030 Inv.: 0408 Alb.: 1031 Inv.: 0219 AIK:1032 Voorstelling: Lam Gods Voorstelling: Vogel Voorstelling: Vindplaats: A fm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Details: Nieuwlande h.:23br.: 18 lood-tin gaatjes 1300-1350 lovertje of ‘token’ Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Datering: Details: Nieuwlande h.: 9 hr.: 7 lood-tin oaatjes 1300-1350 lovertje of ‘token’ Vindplaats: Aim. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Details: Amsterdam h.: 13 br.: 9 lood-tin gaatjes 1300-1350 lovertje of token' Ш AIK: 1033 Inv.: 0970 Voorstelling: Vogel Vindplaats: Dordrecht Afm. h.: I 1 br.: 8 Materiaal: lood-tin Bevestiging: gaatjes Datering: “ 1300-1550 Details: lovertje of ‘token’ LOVERTJES De kleine ‘insignes’ vvaarvan hicrcnkelc voorbceldcn zijn afgcbeeld (alb. 1030 - 1033), kunnen betcr worden aangeduid met hel Nederlandse vvoord 'loverljes’. in hel Engels ‘spangles’. Dczc loverijes waren nict. /.oals draagspeldcn. bedoeld om al'/on- derlijk le worden gedragen, maar werden in kleinere of grole aantallen genaaid op kle- ding, kaproenen, beurzen en dergelijke. We moelen oils een toepassing voorslellen /oals ook de 2200 verguld /ilveren letters /ullen /ijn gebruikt die de Holland.se gravin in hel derde kwart vail de veertiende eeuw aankocht om ‘up liaren roc te sctlen’ (zic bij atb. 962 982). Een ander goed Nedcrlands voorbccld is de tc Nijmegen (Nijmeegs Museum Commanderie van Sint Jan) bewaarde zestiende-eeuwse rood- en /wartlaken burgenieesierskovel. die geheel overdekt is met lionderden /ilveren orna- mentjes. Peter Stott beselirijfl in ‘Dress Accessories’ (Egan & Pritchard 1991) een denial lood-tinnen lovertjes uit Engelsc bodeni; deze zijn direct vergeljkbaar met de in Nederland gevonden cxempkiren. klein lot /сеr klein, rond en met twee hoekige bevcstigingsoogje.s mm de bovenzijde. Vaak zijn de loverljes versierd met geomc- trisehe molieveil, vogels of andcrc slerk geschemaiiseerde dierfiguren. Ook Arihur Forgeais beeldt er verscheidene af in zijn publikalies over in de Seine gevonden materiaal. In de veertiende eeuw moet bet gebruik om dergelijke lovertjes als versie- rend element op kleding cn dergelijke te naaien, /eer algemeen zijn gewcesl. AIK: 1034 Inv.: 0227 Voorstelling: Bloem binnen omlijsting met 2 kopjes AIK: 1035 Jnv.: 1929 Voorstelling: Staande figuur binnen omlijsting Vindplaats: Afm. Bevestiging: Dalering: Details: Nieuwlande h.: 38 br.: 24 lood-tin achterzijdc 1400-1450 Vindplaats: Afm. Materiaal: Bevestiging: Dalering: Details: Rotterdam h.: 29 br.: 29 lood-tin draagspeld 1400-1450 6 druiventrossen 322
Afb.: 1036 In\2561 Voor.4tclling: Rad van I'ortuin Vindplaais: Aim. Maleriaal: Bevestiging: Datering: Opsehrift: Zierikzee h.:58br.:41 lood-tin draaespeld 1375-1425 SI Dl: GHERHCHT: CONINC SONh: ON I S IH GHENE D1NC ...
SUMMARY In 'Heilig en Profaan* 1036 badges from the col¬ lection of II.J.E. van Beuningen arc illustrated and described. Most of these badges were found in the Netherlands and form part of a collection which now consists ol more than 2700 religious and profane badges, accumulated over 15 years. Increased use of the metal detector in the Netherlands has been largely instrumental in the discovery of a considerable num¬ ber of hitherto unobserved small metal objects and hence in their preservation. Especially in the south¬ west of the country, namely the province of Zeeland, metal objects have been well conserved because of the prevailing moistness of the soil. The devastating Hoods of 1530-1532 had important consequences for the affected villages situated along the Oosterschelde. Due to the Reformation and the lengthy war between Spain and the Low Countries it became increasingly difficult to reclaim the Hooded areas and the once prosperous villages as well as the town of Reimerswaal were permanently abandoned to the tidal currents. At low' tide the water recedes from the mud Hals which cover the remains of the old villa¬ ges. Houses built from wood were destroyed by the Hood, and brick walls of houses, church and castle were pulled down very soon after the depopulation of these sites, the bricks to be re-used for building on the mainland. Utensils w hich illustrate the daily life of the inhabitants prior to the Hoods were frequently found but scant attention was paid to small metal objects, or else these remained entirely unremarked. In recent years increasing use of metal detectors changed this and now buttons, buckles, coathooks, coins and medals are regularly found and, among alle these objects, badges. In 1978 only 22 badges from the province of Zeeland were known to exist. In 1987 this number grew to more than 700 and in 1991 to over 1000. New finds are still regularly brought to light, significantly adding to our knowledge of the subject. On the occasion of an exhibition of religious badges found in Zeeland which was held in Middelburg in 1987 a catalogue of the exhibited material was publis¬ hed entitled ‘Heiligen uit de Modder' - literally trans¬ lated: 'Saints raised from the Mud’. This catalogue confined itself to badges which referred to places of pilgrimage, saints and relics and specifically did not include profane badges already known to exist. Since 1989 several new and hitherto unknown types of religious badges have been found and are published here for the first time. Moreover, a number of reli¬ gious badges have been identified. But the 500 pro¬ fane badges illustrated here are entirely new and form an interesting illustration of aspects of the daily life of their medieval wearers. This material covers an area previously completely uncharted. No publications dealing w'ith the subject exist and therefore we are as yet unable to determine who wore these profane bad¬ ges or when and why they were worn. Similar profane badges were found, though in smaller quantities, outside the Netherlands, in France, Belgium and England. But there are important differences and these differences are puzzling. For example: why do erotic profane badges occur in appreciable qualities in the Netherlands whereas they are rarely found among the profane badges discovered in England, though other types of profane badges from both sides of the Channel show similarity of form. Since interest in life in the late Middle Ages has increased considerably we may perhaps reasonably expect this publication to lead to greater interest on the part of disciplines other than archaeology in badges in general and profane badges in particular. Up to the present few works dealing with religious badges have appeared and these are widely spread and therefore not easily accessible. Those of Arthur Forgcais, published towards the middle of the last century when large quantities of badges were dredged from the Seine as a result of the rebuilding of bridges in Paris, are still standard reference books. In England, Brian Spencer, retired Keeper of the Museum of London, w'as the pioneer in this field, publishing works dealing with badges found in London. Norfolk and Salisbury, and it is to be hoped that the numerous important finds from London and the shores of the Thames will shortly be published. In Germany, Dr. Kurt Kostcr’s publication on the occurence of pilgrim badges reproduced on medieval cast bronze church bells and the relation of these reproductions to their known originals or badges of a similar type are of prime importance. Moreover, Kbster examined other aspects of pilgrim badges such as their occurence, either physically or as illustration, in Books of Hours, and the use of pilgrim badges equipped with mirrors meant for pilgrims who because of the huge increase in the number of pilgrim travellers were unable to approach the relics closely. In the Netherlands R.M. van Heeringen, A.M. Koldeweij and A.A.G. Gaalman broke new ground with their publication ‘Heiligen uit de modder’ and in Scandinavia Lars Andersson published 324
‘Pilgrimsmarken och Vallfart’ with new information about badges found in these countries. In collecting this material the aim has always been to document the acquired badges as exhaustively as possible. The number of badges which can be ascri¬ bed to a specific saint, to specific relics or places of pilgrimage, where the badges were found and in what circumstances, all this information enables us to gain some insight into the importance and spread of parti¬ cular cults. Almost without exception the badges were procured directly from the finders who were willing to part from them and provide us with the relevant data and to whom a word of thanks is owing. Moreover, the collecting of this material was not our only considera¬ tion. Much attention has also been given to badges which do not belong to the collection, and more than 5.000 cards have been filed on which data concerning badges from this country and abroad have been ente¬ red. Obviously, every addition to this body of refe¬ rence material leads to greater understanding and knowledge. In this context, one may express the hope that, where hitherto scant attention has been given in badges in general, close co-operation between those interested in this material, both here and abroad, and a fruitful exchange of information will be seen to be urgently necessary. The use of metal detectors in the exploration of metal objects has led to a conflict of interest - in the Netherlands as elsewhere - between archaeologists and amateurs. This is regrettable, not least where the optimal preservation of all data relevant to the badges is concerned and it is to be hoped that this conflict can in some way be resolved. For these badges, practically without exception, are found in deep, extremely moist layers of soil, very often disturbed and subsequently transported and dumped elsewhere and rarely subject to archaeological examination. Every badge not found in such soil will inevitably succumb to the destructive influences of weather and corrosion due to the vulnerability of its metal composition. The authors have been very careful when ascribing badges to specific saints or shrines. For example: the numerous badges depicting pairs of gloves found - in the Netherlands as well - are catalogued under profane and not ascribed to Thomas Becket, as are the horns of Hubertus and the head-and-shoulders badges of which it is is difficult to be certain whether they had any religious significance. The reader will also note that fewcrucifixes and ampoules have been included though many have been found. Only where these can be related to a specific shrine has it been considered useful to include them. Nieuwlande Of the 1036 badges described in this publication 534 (57.5%) were found on the site where once the town of Nieuwlande, inundated in 1530, was situated. This area forms part of the Hooded land of the Oosterschelde, in the province of Zeeland. Of the 1011 badges found in Zeeland by the end of 1991 895 (nearly 88%) were discovered in Nieuwlande. In only two other areas of Europe have similar large concen¬ trations of badges been uncovered. These are the above mentioned Seine find-spots and those of the Thames shores near London. Nieuwlande was entirely destroyed by the floods of 5 November, 1530, on the ‘horrible Saturday of Saint Felix’. Unfortunately few written sources are extant, consequently we know little of the size of the population or its composition. Nieuwlande first occurs in the sources of 1238 and the badges uncovered there can be dated between 1250 and 1530. In 1926 and 1927 the remains of the village were surveyed, in the course of which attention was concentrated on the church, situated on an cast-west axis. By that time tidal currents had scoured the cemetery which surrounded the church on higher ground and laid bare the skeletons. Pottery remains until recently found everywhere on the site point to a period of prosperity from between the second half of the four¬ teenth to the beginning of the sixteenth century, with a possible depression in 1421 w hen Nieuw lande suffered damage incurred in the Hoods of that year. The houses were probably built mainly of wood. On aerial photographs the site of the church with the surrounding village is still visible as, in various places, are the silt-choked dilches and waterways. In the course of the centuries the village was extended by raising ground on which new agglomerations of housing were built. Badges have been recovered from the ditches as well as the areas of raised earth. A curious phenomenon has been noted, namely that badges, for the greater part religious, were deliberately mutilated before being thrown aw'ay. Not only do various badges lack arms and legs, these badges were often crumpled up. This mutilation occurs less frequently in the case of profane badges. Up to the present we cannot ascertain whether these 325
badges were fortuitously lost or deliberately discar¬ ded- Nor do we know why they were deliberately thrown away, should this indeed have been the case. Nieuwlande has always enjoyed the attention of those interested in its history and in that of its inhabitants and what remained of their domestic utensils. It had been observed that these were found in the ditches near housing concentrations and consequently in the beginning of this century excavation was begun which, in the course of the years, came to include the entire village. Originally no one thought to look for small metal objects which would in any case have been difficult to find in the extremely moist clay of the sea bed without the help of metal detectors. Increased use of the metal detector has led to impor¬ tant changes in methods of investigation in Nieuwlande. The interest hitherto confined to pottery was now concentrated on the search with metal detec¬ tors. Surface finds probably previously uncovered proved in most cases to have been severely affected by corrosion. But during the excavation of the oldest deposits, occasionally more than two meters below ground surface, ever-increasing quantities of well- preserved badges were recovered. Research showed conclusively that the find-placc of a badge in Nieuwlande determines its dating. For, as the village was extended by raising the ground level of the area to be built upon, so it follows that the further from the village centre a badge is found, the more recent its date. Conversations with people interested in Nieuwlande and involved in a variety of ways with investigations in its past, as well as aerial photographs, enabled us to chart the development of the village. Our thanks go to Mr. L. Hopstaken of Bergcn-op-Zoom whose work on the map illustrated here proved to be invaluable. In the course of 1991 the area, including Nieuwlande, w'as declared out-of-bounds and all who ventured on to it were prosecuted as trespasser. It had been thought necessary to protect the archaeological sites by defi¬ ning the mudflats as nature conservation area. Since then all is quiet in Nieuwlande and metal detectors are no longer seen there. Nevertheless the designating effects of tidal currents and corrosion continue unabated and one wishes that investigation of the sites, preferably by archeologists in co-operation with amateurs, could do likewise. The extraordinary significance of Nieuwlande for our knowledge and understanding of late medieval religious and profane badges should be justification enough. 326
LITERATUUR Opgenomen is in deze bibliografie de voor dc identificatic van de insignes in bet catalogusdeel gehruikte litciatuur. alsmede de daarmee overecnstemmcnde literatuur die in dc nolcn bij dc hoofdslukken I - XVIII is gcciteerd. Dc door Malcolm Jones in hoofdstuk XVII gecitccrde vverken zijn nict in deze bibliogralic verwerkt. Dc in dc vcrwijzingen gebruiktc afkorlingcn bcslaan steeds uit ccn hoofdwoord (auteurs- of plaatsnaain). gevolgd door ecu jaartal en zonodig ccn Irefwoord. In de hier volgende bibliografie zijn deze allabetiseh lerug te vinden. Voor drie seriewerken werden bovendien afkorlingcn gebruikt: LCI : Lexikonderchristliclien Ikonografie. 1968П976 (ed. Kirsehhaum, E. & Braunfels, YV.) Freiburg i. Hr. LMA : Lexikon des Mittelallers. 1977-1993. Munchen/Ziirich. LThK : Lexikon furThcologic und Kirche. 1937-1968 (cd. Buchberger, M.) Freiburg i. Br. (herdruk 1986). Aalter. 1974. De Sint-Corneliusdevotie in Vlaanderen (lent, cal.i. Aardenburg. 1991. Pilgremme lot Aardenbuercli. Aardenburg als pelgrimsplaats (lent.cat.). Aarschol. 1962. Markl, Kapillcl 1462-1962. Tenloonstelling ingeriehl ter gelegenheid van de 50()e verjaardag der oprichting van de markt en het kapiltel te Aarschol (tent. cal.). Abelmann, L.J. & Heel, C. & Uil, H. 1974. Strafbedevaarten in Zeeland. In: Bulletin van de workgroup Historic en Archeologie, onder auspicien van het Koninklijk Zeeuws Genootschap der Welenschappen. p. 2-72. Aken. 1965. Karl derGrossen - Werk und Wirkung (lent.cat.). Amsterdam. 1977. Opgravingen in Amsterdam, tiviniie jaar stadskernonderzoek (p. 386-399: Pelmimsinsimics. skapulicrcn XIV-XV). Andersson, A. 1981. Junglru Marie Bebaolse. Ett parisiskt pilgrimsmarkc funnel i Visby. In: Fornvannen 76, p. 30-35. Andersson, L. 1989. Pilgrimsmarken och vail fart. Lund (=Lund Studies in Medieval Archaeology 7). Appuhn, H. 1973. Der Fund vom Nonnenchor. Klostcr Wicnhausen (=Klostcr Wienhausen 4)(p. 16-21: Pilgerzeichen). Barasch, M. 1971. Crusader figural sculpture in the Holy Land. New Brunswick. Bax, D. 1949. De ontcijlering van Jeroen Bosch. ’s-Cnavenhage. Bedaux. J.B. 1989. Laalmiddclceuwse sexuele amuletten. Een sociobiologische benadering. In: Bedaux, J.B. & Koldeweij, A.M. (ed.). Annus Quadriga Mundi. Opstellen over middeleeuw.se kunsl opgedragen aan prof. dr. Anna C. Esmeijer. Utrechl/Zutphen (Clavis Kunslhistorische Monografieen VIII), p. 16-30. Bedaux. J.B. 1993. Functie en betekenis van randdecoralie in middeleeuwse handschriflen. In: Kunstlichl 14, p. 28-33. Веек. H.H. 1969. Waanzin in de niiddeleeuwen, beeld van de gestoorde en bemoeienis met dc zieke. Haarlem (herdruk Hoofddoip 1974). de Beer, J. 1932. Bedevaart- en pelgrimplaatjes. In: Gedenkboek Frans Claes. Museum “Dc Gulden Spoor te Antwerpen. Antwerpen, p. 53-69. de Beer. J. 1933. Une enseigne de pelerinage de I’abbaye de Baudeloo a Sinay. In: Revue Beige de numismatique el de sigillo- graphie 85, p. 83-88. Bcgg, E. 1985. The Cult of the Black Virgin. Londen/Boslon/Henley. Bergen op Zoom. 1987. Schatten uit de Schelde (lent. cal. I let Markiczenhof). Berling, K. 1919. Altes Zinn. Berlijn (=Bibliothek fur Kunsl- und Anliquitalensammler 16). van Bcuningen, H.J.E. 1987. Een nieuvv type pelgrimsinsignc van Sinte Kuncra. In: Maandblad Oud-Utrecht 60, p. 105-106. van Bcuningen. H.J.E. & Jurion, F. & de Waha, M. 1987. Over pelgrimstochtcn naar Aarschol en daarop belrekking hebbende insignes. Tn: Het Oude Land van Aarschol 22, p. 115-136. van Bcuningen, H.J.E. 1989. Nogmaals dc insignes van Sinte Kunera. In: Maandblad Oud-Utrecht 62, p. 123-125.
van Bcuningcn. H.J.E. 1990. Pelgrimstekens van Sinte Kunera. In: The Coinhunter 33. p. 33-33. van Beuningen, II.J.E. 1990. Van silvercn ende anderc tcekenen van Sint Job te Wesemaal. In: Hei Omle Land van Aarsehot 25, p. 161-171. Bode, G. 1895-1X96. Lhkundebuch der Sladt Goslar und dcr in und bei Goslar bclegcncn geistlichcn Slillungen. Halle, de Bodt. S. & Koldeweij, A.M. 1985. Museumaanwinsien. Middeleemvse pelgrimstekens. In: Antiek 20. p. 240-244. Boelmke, H. & Johannsmeier, R. 1987. Das liuch der Vaganten. Spieler, Huren, Leutbetriiger. Keulen. Boeren, P.C. 1962. Heiligdomsvaart Maastricht. Maastricht. Bom. R. 1981. Les Croy. Brussel. van Boxhorn, M.Z. 1644. Chronijck van Zeelandt, verbeterd door J.J. van Reijgersberch. Middelbnrg. van Brabant, J. 1938. De Mariaverering te Aarsehot. In: Eigen Sclioon en De Brabander 21, p. 345-358. Brandenburg. 7. e.a. 1992. Heilige Anna. Grole Moeder. De cullus van de Heilige Moeder Anna en haar familie in de Nederlanden en aangren/ende si reken. Nijmegen/Uden (tent. cat. Museum voor Religieu/e Kunsl L'denl. Braunschweig. 1985. Stadl ini VVandel (lent, cal.) (I, p. 404-414: K. Rosier, Millelalierlichen Pilgeiveichen). Bremen. 1982. Bremer Lundesmuseum fur Kunsl- und Kulturgeschichte (Focke-Muscum). Braunschweig (=Museum 1982). Bremen. 1982-1983. Aus dem Alhag der mitlelalterlichen Stadt (tent.cat.)(=Hcfte des Foeke-Museums 62)(p. 193-200: J. Witislock, Pilger/eichen und anderc Wallfalmsdevolionalien in Norddeuisehland). de Brouwer, J. 1971-1972. De kerkelijke rechtspraak en haar evolulie in dc bisdommen Antwerpen. Gent en Mechelen tussen 1570 en 1795. Tiell. Bruna, D. 1991. Les enseignes de pelerinage el les coqLillies Saint-Jacques dans les sepultures du Moyen Age en Europe occi- dentale. In: Bulletin de la Soeiete Nationale des Anliquaires de France, p. 178-190. Brussel 1982. Luistcr van By/antium (tent. cat.). Brussel 1992. Van sirenen en nieerminneii (lent. cat. ASKL-Galerij). Budde, R. 1979. Deutsche Romanisehe Skulptur 1050-1250. Munchen. Calm, W. 1982. Die Bibel in der Romanik. Freiburg/Miinchen. Camille, M. 1992. Image on the edge. The margins of medieval art. Louden. Caspers. С.М.Л. 1992. De cucharistische vroomheid en het feest van Sacramcntsdag in de Nederlanden lijdens de late middel- eeuvven. Leuven (= Miscellanea Ncerlandica V). Cauberghc, J. 1967. Vroomheid en volksgeloof in Vlaanderen. Folkloristisch calendarium. Hasselt. van Cauvvenbergh. E. 1922. Les pelerinages expiatoires et judiciaircs dans le droit communal dc la Belgique au Moycn-age. Leuven (= Cniversite de Louvain - Rcceuil de Travaux publies par les membres des conferences d histoire et de philologie 48). Christopherscn, A. 1987. Trondheim - en by i middclaldcrcn. Trondheim. De Coo, J. 1969. Museum Mayer van den Bergh. Catalogus 2. Becldhouwkunst, Plakctten, Antiek. Antwerpen. Coornaeri, M. 1985. Dudzele en Sint-Lenaart. Dudzele. Coornaen, M. 1988. De pelgrimstekens van Sint-Lenaart te Dudzele. In: Biekorf-Weslvlaams Archie Г 88, p- 241-256. van Coppenole, M. 1942. Westvlaamsche bedevaartvaantjes. Brugge. 328
Covelicrs, L. 1912. Un/e Lieve Vrouw van Aarsehot. Aarschoi. Cuvelier, J. 1912. Lcs denombremenb dc foyers cn Brabant (XlV-XVlc siecles). Brussel. Dansacrl. G. /.j. Guillaume dc Croy-Chicvrcs. dit Ic sage 1458-1521. Brussel. Dalcma, R.R. 1978. Pelgrims-insignes in Nederlands be/.it cn Nedcrlandsc tokens in het buitenland 1250-1500. Leiden (onge- publieeerde doctoraalscriptie kunstgeschiedenis; exemplaar bibliolheek R.O.R. Amersfoort). Dekker, C. 1971. Zuid-Beveland. De historische geogralie en de instellingen van ecu Zceuvvs eiland in de middeleeuwen. Assen. Delaporte, Y. 1905. Les irois Notre-Dame de la Calhcdrale de Clianres. Chartres. Del marcel, G. <& Duverger. E. 1987. Brugge en de lapijtkunsl. Brugge/Moeskroen (= lent. cat. Brugge 1987: Meesters van de Brugse tapijlkunst). Demus, O. 1970. Romanesque mural painting. Louden (= Mundicn 1908). Denis, V. 1952. Saint Job. Patron des Musiciens. In: Revue Beige d’Archeologie ct d'histoire de Part 16. p. 257-262. Derks, K.J. 1947. Oii7e Lieve Vrouw van den Polder (z.p.). Deviller, L. 1857. Memoire historique ct descriptil sur Leglise Sainle-Waudru a Mons. Bergen. Deys, H.P. 1987. Het Cunerafeesl te Rhenen in 1571. In: Maandblad Oud-Utrecbt 60, p. 75-79: gelijktijdig verschenen in: Oud Rhenen 6, nr. 2. Divaeus, P. 1584. De Galliae Belgiae Anliqiiilatibus. Antwerpen. Dodvvell, C.R. 1971. Painting in Europe 800-1200. Harmnndsworth (Pelican History of Art). Doornik. 1975. Saints populaires dans le diocese de Tournai (tent. cat.). Doulrepont, G. & Jodognc, O. 1935. Chroniques de Jean Molinci, II, 1488-1506. Dubbe, B. 1978. Tin en tinnegieters in Nederland. Lochcm. van Eeghen. I.H. 1986. De inquisitie van Amsterdam. In: Amsterdam. 1987. Woelige tijden. Amsterdam in de eeuvv van de bee I den storm (tent. cat.). Egan, G. & Pritchard. F. 1991. Medieval Finds from Excavations in London. 3. Dress Accesories. Louden. Elbern, V. 1962. Das erste Jahrtauscnd. Kultur und Kunst im werdenden Abendland an Rhein und Ruhr. Dusseldorf. van Empel. M. & Pieters, H. 1959. Zeeland door de eeuvven been. II. Middelburg. Encyclopedic van Zeeland. 1982-1984. Middelburg. Endhoven, J.G. 1978. Bedevaarl als straf. Door het Lcids Gcreeht opgclcgde bedevaarlen van 1370-1500. In: Jaarboekjc voor Gesehiedenis en Oudheidkimde van Leiden en omslreken 70, p. 32-68. Engelmann, H. 1959. Pelerinages. Parijs. English. M. 1930. Sinte Godelieve en haar heiligdommen in Gislel. Brugge. Erens. A. 1939. De Eeredienst van Sint Job tc Wezemaal. In: Eigen Schoon en De Brahander 22. p. 1-12. Ermerins, J. 1787. Eenige Zecuvvschc Oudhcden, nil Echte Stukken opgehelderd cn in het lichl gebragi. Behelzcnde eene beschrijving van de gevvezen Stad Romerswale. Middelburg. van den Eviidc. G. 1986. Areheologische Kroniek vail de Gcmecntc Breda over 1985. In: De Oranjeboom 39. Flahault, R. 1894. Note sur le Cruvs-Bellaerl Venere a Pelite-Synthe. Duinkerkcn. .329
Fleming, J.V. I%9. The Roman tie la Rose. A study in Allegory and Iconography. Princeton. Forgcais. A, 1858. Notice site des plomhs histories trouves dans la Seine. Parijs. Forgeais, A, 1863. Notice sur des plombs histories trouves dans la Seine II. Enseigncs de pelerinage. Parijs. Forgcais, A. 1865. Notice sur des plombs histories trouves dans la Seine IV. Imageric religieuse. Pari js. Forgeais. A. 1866. Notice sur des plombs histories trouves dans la Seine V. Numismatiqiie populaire. Parijs. Fritz, J.M. 1982. Goldschmiedekunst dor Gotik in Millcleuropa. Miinchen. Frijhoff, VV. 1980. Geloofsleven, politiek en maatschappij. Hypolhesen over de middelccuwse oorsprong van de Ileiligc Stede van Hassell (Ov.). In: Volkskundig Bulletin 6, p. 1-25. Gachard. 1846. Notice des Archives le M. le due de Caraman. B.C.R.M. I 1-1. Gaidoz. H. 1887. La rage ct St. Hubert. Parijs. Gandert, O.-F. 1971. Das Heilige Blut von Wilsnack und seine Pilgerzeichen. In: Brandenburgische Jahrhunderle. Festgabe lur Johannes Schultze zuni 90. Geburtstag. Berlijn, p. 73-90. Gay, V. 1887/1928. Glossaire archeologique du Moyen Age el de la Renaissance. Parijs. Geluk. J. Azn. A. 1877. Beschrijvingen der stad Reimerswaal in haren bloei en ondergang. Middelburg. Gent. 1975. Gent duizend jaar kunst en cultuur (lent.cat.). Gent. 1985. Santiago de Compostela. 1000 jaar Europesc Bcdcvaart (lent.cat.). Gerits. J. 1983. Strafbedevaarleu naar O.L. Vrouw van Aarschot. In: Ons Heem 37, p. 165-167. Gerritsen, H.A. & H.J. 1978. Een pelgrimsinsigne uit Heteren. In: AWN-afdeling Nijmegen, jaarverslag 1978, p. 30-31. Gieben, S. 1983. San Francesco nelFarte popolare. In: Francesco d’Assisi nella Storia. 1. Convegno di Studii secoli X1II-XV. Istituto Storico dei Cappuccini. Rome, p. 339-340. Gcssler, J. 1937. De Vlaamsche Baardheilige Wilgefortis of Onicommer. Antwerpen/’s-Gravenhage. Goetschalck, PJ. 1891. Herenthals. Eenige zocnakten. In: Kempisch Museum 2, p. 273-274. Gorissen, F. 1953. Kranenburg. Ein Hciligtumdes Niederrheins. Kranenburg. Gramaye, J.B. 1610. Antiquitates Brabantiac. Brussel. Grimmc. E.G. 1967. Karl der Grosse in seiner Stadt. In: W. Braunfels (ed.). 1967. Karl der Grosse. Lebenswcrk und Nachleben. Diisseldorf, IV (ed. W. Braunfels, P.E. Schramm), p. 229-273. Grimmc. E.G. 1972. Der Aachener Domschatz. DLisseldoif (= Aachencr Kunstblaller 42) (tent. cat. Aken). Grivot, D. 1974. La Legende Doree d’Autun, Chalon. Macon. Charolles et Louhans. Lyon. Grohne, E. 1929. Bremische Bodcn- und Baggerfunde. In: Jahresschrift des Focke-Museums, p. 43-102. de Groot, A. D. 1965. Saint Nicholas. A psychoanalytic study of his history and myth. ’s-Gravenhagc/Parijs. Guillaume, G. 1873. De Croy. In: Biographie Nationale 4, p. 524-533. van Haesendonck, C. 1982. De historiek en de aktualitcit rond de devotic lot Onze Lieve Vrouw en tot Sint Rochus in de Onze Lievc Vrouwekerk te Aarschot. In: Het Oude Land van Aarschot 17, p. I 13-128. 1 lagen, U. 1973. Die Wallfahrtsmedaillen des Rheinlandes in Gcschichte und Volksleben. Keulen/Bonn (Wcrken und Wohnen. Volkskundliche Untersuchungen im Rheinland 9). Hall. D. J. 1965. English Mediaeval Pilgrimage. Londen. 330
Hallewas. D. & Woltering, P.J. 1982. Areheologisehe Kronick van Zuid-Holland over 1981. In: Holland 14, p. 277 (‘Dordrecht: Do Boogjes’). van I lam. W. H. 1987. De vcrdronkcn landen langs dc Ooslerschelde bij Bergen op Zoom, in: Bergen op Zoom 1987, p. 7-17. Hansen. S. (ed.) 1991. Die deulsehen Wallfahrisortc. bin Kunst- und Kulturfuhrcr /и iiber 1000 Gnadenstallen. Augsburg. Harbison, C. 1991. Jan van Eyck. The Play of Realism. Louden. Hasquin, H. 1981. Gemeenten van Belgie, 4, Vlaanderen. Brussel. van Heeringen, R. M. & Henkes, H. E. 1987. Een merkwaardig vroeg-l7deeeuvv.se glasvondst uit Middclhuni. VVesierheem 37. van Heeringen, R.M. & Koldeweij, A.M. & Gaalman. A.A.G. 1987. Heiligen uit de modder. In Zeeland gevonden pelgrimste- kens. Utrecht/Zutphen (Clavis Kunslhistorische Monografieen IV). van Heeringen, R.M. & Hendrikse, H. 1991. Nieuvv liehl op de Maria-verering te Aardenburg in de Middeleeuwen. In: Zeeuws Tijdsehrift, p. 97-102. van Heeringen, R.M. 1989. Areheologisehe Kronick van Zeeland over 1988. In: Archief. Mededelingen van hci Koninklijk Zeeuvvsell Genootschap der Wetenscliappen, p. 129-134. van Heeringen, R.M. 1990. Areheologisehe Kronick van Zeeland over 1989. In: Archief. Mededelingen van het Koninklijk Zeeuwseh Genootschap der Welenschappen, p. 105-1 19. van Heeringen, R.M. 1991. Areheologisehe Kroniek van Zeeland over 1990. In: Archief. Mededelingen van het Koninkli jk Zeeuwseh Genootschap der Welenschappen, p. 123-145. van Heeringen, R.M. 1992. Areheologisehe Kronick van Zeeland over 1991. In: Archief. Mededelingen van het Koninklijk Zeeuwseh Genootschap der Welenschappen. p. I 17-143. Helbig, J. 1949. Dc glasschilderkunst in Belgie. Repertorium en documenten. Antwerpen. Hendrikse, H. 1986. Laat-Middeleeuwse broches uit Middelburgse bodem. In: Nehalennia 63. p. 2-10. Hens, H. & Bavel, H. van & Dijck, G. С. M. van & brant/en. J. H. M. 1978. Mirakelen van Onze Lieve Vrouw te \- Herlogenbosch 1381-1603. Tilburg (= Bijdragcn tot de Geschiedenis van het Zuiden van Nederland 42). llerwaarden, J. van. 1974. Pelgrimstochten. Btissum. Herwaarden, J. van. 1978. Opgelegde bedevaarten. Asscn/Amslerdam. Hervvaarden, J. van e.a. 1985. Santiago de Compostela. Pelgrims door de eeuwen been. Utrecht. Heurck, E. van. 1922. Les drape lets de pelerinage en Belgique et dans les pays voisins. Antwerpen. Helbig, J. & Vandenbemdcn. 1974. Les Vitraux de la premiere moilie du XVle siecle conserves en Belgique. Brabant et Limbourg. Gent (Corpus Vitrearum Medii Aevi V-3). Heijenga, T. 1983. Belangrijke aanwinsl voor het streekmuscum Rhenen. In: Maandblad Oud-Utreeht 56. p. 21 1-212. Hczenmans, J.C.A. 1886. Anniversarium van het oude kapittel der Sl.Janskerk te \s-l lertogenbosch. In: Algemeen Nederlandsch Familieblad 3, p. 132-138. Hoc. M. 1931. Medailles de Notre-Dame de Tongre. In: Revue Beige de Nuinismatiquc 83, p. 55-61. Hoc. M. 1937. Medailles de S. Job venere a Wesemael. In: Revue Beige de Nuinismatiquc et de Sigillographie 89, p. 39- 48. Holder, C. 1957. The Badge of St. James. In: I. Cox (ed.). The Scallop. Studies of a shell and its influences on humankind. Louden, p. 49-70. Hopstaken, L. 1984. Een 15c ccuws carnavalsinsigne uit de Ooslerschelde. In: De Waterschans 14, p. 58-64. Horst, van der. 1880. De kerken en parochicn op Walcheren. In: Bijdragcn voor de Geschiedenis van het bisdom Haarlem 8 tp. 33
134 e.v. over Vrouwenpolder). Houben, G. M. M. 1983. 14de eeuvvse immtgevvichtdoosjes. In: Jaarboek van hel Koninklijk Nederlands Gcnoulschap voor Munt- en Penningkunde 70, p. 5-14. van In, J. 1938. De H. Gummurus, pairoon van Lier. Biblio-Iconomaphische Studic. In: Tijdsehiift voorGeschiedenis en Folklore I, p. 129-131. Janssen, H.Q. 1853-1856. Nalezingen aangaande St. Anna ter Muiden. In: Cadsandria, 1855, p. 165-182; 1856. p. 59-71. Jurion, F. 1984. Woluwe-Saini-Lamberi. Slot. Archeologie; Annales d’Archeologie et d'histoire de l ari (li.L.B.) 6. Kampfcr. F. 1978. Das russischc Hcrrseherbild, von den Anfangcn bis /u Peter dem Grossen. Recklinghausen. Kahsnit/, R. 1990. Pilgerzeichen mil hi. Odilia. In: Anzeiger des Germanisehen Nationalimiseums. Neurenberg. Kcsleloo, H. VI. 1936. Oostkapelle in woord en beeld. Middelburg. Kculen-Brussel 1972. Rhein and Maas. Kunst und Kultur 800-1400 (tent.cal.). Keulen. 1975. 500 Jahre Rosenkranz. 1475 Koln 1975 (leni.cai.). Kculen. 1976. Zinn (H. U. Ilaedeke) (= Kunstgevvcrbcmuseum der Stadt Koln. Kataloge Ml). Kirschbaum, E. & Braunfels, W. 1968-1976. Lex ikon der christlichen Ikonographie. Rome/Frciburg/Ba2el/Wenen. (Kjellherg. S.T.) S.T.K. (1937). Pilgrimsmarken fraon mcdcltiden. In: Kulluren. En Aorsbok till medlemmarna av kulturhisto- riska loreningen for Sodra Sverige. Klaint. J.-Chr. 1983. Elisabeth van Thurincen. In: Andere structuren, andere heiligen. Utrecht (Ulrechtsc Bijdragen tot de medievisiiek III), p. 134-159, 201-204. “ Kncefcl, F. 1983,4. Blcekslraal. In: Areheologische en Bouvvhistorisehe Kroniek van de gemeente Utrecht over 1982. Utrecht, p. 35-36 (ook als Muandblad Oud-Utrechl 56, p. 35-36). Knippenberg, W. H. Th. 1968. Oude pelgrimages vanuil Noord-Brabant. Oislerwijk (= Kuliuurhislorische Verkenningen in de Kempen 3). Knippenberg. W. H. Th. 1980. Devotionalia. Eindhoven. Koster, K. 1956. Gutenbergs Aachener Heiltumsspiegel. In: das vverck der bucher. Festschrift fur I lorst Kliemann. Freiburg i. Br., p. 284-301. Koster, K. 1957. Meisler Tilmann von Hackenburg. Sludien zum Werk eines mittelrheinischen Gloekengiessers des 15. Jahrhunderts. Mil besonderer Bcrucksichtigung der als Glockenzier verwendeten mittelalterlichcn Pilger- und Wallfahrtzeichen. In: Jahrbuch der hessischen Kirchengeschiehtlichen Vereinigung 8, p. 1-206. Koster, K. 1963. Eine neuerschlossene Quelle zur Geschichtc der Blomberger YVallfahrt und ihre Pilgerzeichen. In: Lippische Mitleilungen aus Geschichte und Landeskunde 32. p. 5-15. Koster, K. 1963. Pilgerzeichen-Studien. Neuc Beilrage zur Kenntnis eines mittelalterlichen Massenarlikels und seiner Uberlieferungsformen. In: Bibliotheca Docet. Festgabe I'iirCarl Wehmei. Amsterdam, p. 77-100. Koster, K. 1965. Religiose Medaillen und Wallfahrts-Devotionalien in der flamischen Buchmalerei des 15. und friihen 16. Jhs. Zur Kenntnis gemalter und vvirklicher Kollcktionen in spatmittclalterlichen Gebetblichern. In: Bueh und Welt. Gustav Hofmann zum 65. Geburtstag dargebracht. Wiesbaden, p. 459-504. Koster. K. 1972. Middeleeuvvse pelgrimstekens en bedevaarldevotionalien uil het Rijn- en Maasland. In: Rijn en Maas. Kunst en Cultuur 800-1400. Keulen/Brussel (tent. cat. Kunsthalle Keulen en Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel) l.p. 146-160. Koster, K. 1972. Wallfahrtszcichcn und Pilgerdevotionalien aus der Friihzeit der Sankt-Anna-Walllahrl. In: Gatz, E. (ed.). 1972. St.Anna in Diircn. Monchengladbach, p. 191-209. Koster. K. 1973. Pilgerzeichen und Wallfahrtsplaketten von St. Adrian in Gcraardsbergcn. In: Stiidcl-Jahrbuch 4, p. 103-120. 332
Rosier, К. 1979. Kollektioncn metallener Wallfahrls-Devotionalien und kleincr Andachtsbikler, eingenaht in spatmiltclalterli- che Gebelbuch-1 landschriften. In: Erlcsenes aus tier Welt ties Buclies (etl. B. Haller). Wiesbaden, p. 77-130. Koster, K. 1981. Pilgcrzeichen von Marburg (?), mil Vera Icon, St. Elisabeth und St. Franziskus. In: Marburg 1981. p. 458-459 nr. 100. Koster, K. 1983. Gutenbergs S trass burger Aachenspiegel-Untei nehmen von 1438/1440. In: Gutenberg-Jahrbuch 1983. p. 24- 44. Rosier, K. 1983. Pilgcrzeichen und Pilgermuschcln von mittelaltcrlichen Santiago-slrassen. Neumunster (= Ausgrabungen in Schleswig. Bcriehte und Studicn 2). Koster, K. 1984. Gemaltc Kollekiionen von Pilger/eichen und religiose» Medaillcn in flamischcn Gcbet- und Slundenbiichem des 15. und friihen 16. Jalirhunderts. Neue Funde in Handschriflen der Geni-Rriigger Sclmle. In: I iher Amicorum Herman Liebaers. Brussel, p. 485-535. Rosier, K. 1984. Die Pilger/eichen der Neusser Quirinus-Wallfahrl im Spiilmittelalter. In: Neusser Jahrbueh fur Kunsl. Kulturgeschichle und Heimatkunde. p. I 1-29. Roster, R. 1984. Miilelallerliehe Pilgcrzeichen. In: Kriss-Retlenbeek & Moliler 1984. Wallfahrt etc., p. 203-223. Roster, R. 1985. Pilgcrzeichen und Ampullen. Zu neuen Braunschvveiger Bodenfunden. In: H. Rotting. Sladtarchaologie in Braunschweig (= Forschnngen der Denkmalpllege in Niedersachsen 3), p. 277-286. Koster, R. 1985. Pelgrimsschelpen en -tokens van Santiago do Compostela en de Furope.se bedevaartvvegen naar Sint-.laeob in Galicie. In: Gent 1985, p. 85-95. Roldeweij, A.M. & van Beuningen. ll.J.E. 1990. Pelgrimsteken van Sint-Gummarus. In: Sint-Gummarus. lconografie en verering. Lier, p. 56-58 (tent. cat. Museum Wuyts-Van Campen en baron Caroly). Roldeweij, A. M. 1981. Sinl-Servaas te Maastricht als bedevaartsplants. In: De Maasgouw 100, kol. 3-29. Roldeweij, A. M. 1982. De transeptportalen. In: De transeptportalen, St. Janskathedraal 's-Hertogenbosch. 's-Hertogenbosch. p. 4-11 (tenl.cal.). Roldeweij, A.M. 1983. Sint ScrvatiuS, een pion in de politick van Duitse keizers 7 In: Andere strucluren, andere heiligen. Utrecht (Utrechtse Bijdragcn tot de medievistick HI), p. 217-239, 278-283. Roldeweij, A. M. 1985. Der gude sente Servas. Assen/Maastrichl (De Geschiedenis \an de kerkschat van het Sint- Servaaskapittel tc Maastricht 1) (Maaslandse Monografien. grout formaal 5). Roldeweij. A.M. 1985. Stads/.egels van 's-Hertogenbosch. In: Zilver uit 's-Hertogenboseh. 's-Hertogenbosch (tenl.cal. Noordbrabants Museum), p. 124-127. Roldeweij, A.M. 1985. De zegelstempels van de stad 's-Herlogenbosch. In: Spiegel Historiacl 20, p. 223-227, 257. Roldeweij. A.M. 1987. ‘Teekenen van mynheere st. Lenaert’: pelgrimsinsignes nil Dud/ele. In: Biekorf-Westvlaams Archie!' 87, p. 305-317. Roldeweij. A.M. 1989. Karel de Grotc-souvenirs uit Aken. In: Bedaux. J.B. & Roldeweij, A.M. (ed.). 1989. Annus Quadriga Mundi. Opstcllen over middeleeuwse kunsl opgedragen aan prof. dr. Anna C. Esmeijer. Utrecht/Zulphen (Clavis Kunsthistorische Monografieen 8), p. 116-128. Roldeweij. A.M. (cd.). 1989. In Buscoducis. 's-Gravcnhage/'s-llertogenbosch (tenl.cal. Noordbrabants Museum); dec I 2: 1990. Bijdragcn. Maarsscn/’s-Gravenhage. Roldeweij, A.M. 1991. Pilgrim Badges painted in Manuscripts: a North Netherlandish Example. In: van der Horst. K. At Klamt. J.-Chr. (ed.). Masters and Miniatures. Proceedings of the Congress on Medieval Manuscript Illumination in the Northern Netherlands ( Utrecht, 10 - 13 December 1989) Doornspijk (Studies and facsimiles of Netherlandish Illuminated Manuscripts 3), p. 211-218. Roldeweij. A.M. 1992. Het beeldbcpalendc Sint-Servatiusbecld. opkomst en ontwikkeling van 900 tot in de twintigste ccuw. In: Magister Artium. Ondervvijs, kerk en kunst in Limburg. Opstcllen Br. Sigismund Tagage aangeboden bij /ijn zeventigste verjaardag. Maastricht/Sittard. p. 24-45. 333
Koldewcij. A.M. 1992. Medieval pilgrim badges found in the Netherlands. In: Medieval Europe 1992. A conference oil medie¬ val archeology in Europe. Preprinted Papers 7. Art and Symbolism. York, p. 41-46. Koldeweij, A.M. 1993. Ondereen Sint-Jan met drie lorens. Pelgrimstekens uit 's-Hertogenboseh. In: Bouwkunst. Studies in vriendschap voor Kces Peelers. Amsterdam, p. 305-315. Koldeweij. A.M. 1993. ’Van ecus csels been de beste fleuylen comen’. De blokfluit in do Nederlandse kunsl van de I7e ecuw. In: Holland Festival Oude Muziek. Programma 27 augusius - 5 September 1993. Utrecht, p. 52-62. de Kreek. M. 1989. De verering van de heilige Barbara in de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Maastriehl. In: Millennium 3, p. 32- 50. Kriss-Rettenbeck. L. & Mdhler, G. (ed.) 1984. Walllahrl kennt keinc Grenzen. Themen zu cincr Ausstellung des Bayerisehen Nationalmuseums und des Adalbert Stiller Vcreins, MLinchen. Ziirieh. Kronenburg, J. A. F. 1904-1914. Maria’s Heerlijkheid in Nederland. Amsterdam, 8 din (+ registerhand. Roermond 1931). Kuhn, A. 1911. Die Illustration des Roscnromans. Freiburg i. Br. de Laborde, L. 1872. Glossaire Frangais du Moyen Age. Parijs. I.aenen, J. 1934. Geschiedenis van Mechelen tot op 4 einde der Middclecuvven. Mechelen. Lamy-Lassallc, C. 1966-1967. Quelques enseignes de pelerinage. In: Bulletin de la Societe Nationale des Antiquaires de France, p. 282-285. Lamy-Lassalle. C. 1971. Lcs enseignes de pelerinage du Mont Saint-Michel. In: Millenaire monastique du Monl-Sainl-Michel 3, Culte de saint Michel el pelerinage au Mont. Parijs, p. 113-126. Lasko. P. 1972. Ars sacra 800-1200. 1 larmondsworlh (Pelican History of Art). van Lerberghe. L. & Roussc, J. 1845. Audenaerdsche mengelingen, I. Oudenaarde. Liebgott, N.-K. 1971-1972. Frpslevklokkens relieffer. In: Historisk Samfund for Praestp Amt. Arbog, p. 291-315. Liebgotl, N.-K. 1973. Dobefonten i Varde Jacobi Kirke. In: Nationalmuseets Arbejdsmark, p. 31-44. Lier 1990. Sint-Gummarus. Iconografie en verering. Catalogus. (ed. Baudouin, P. Boschmans. M. Darquennes. M. & Mees, M. (tent. cat. Museum Wuyts-Van Campen en baron Caroly). Lightbovvn, R.VV. 1992. Mediaeval European Jewellery - with a catalogue of the collection in the Victoria & Albert Museum. Londen. Linden. R. van der. 1986. Bedevaartvaantjes. Volksdevotie rond 200 heiligen op 1000 vaantjes. Brugge. Ldhr, A. 1980. Die Heilige Corona und ihre mittclalterlichen Darstellungen in Bremen. In: Bremisches Jahrbuch 66, p. 47-58. Londen. 1954. Medieval Catalogue London Museum (herdruk 1976. oorspr. ed. 1940) (Pilgrim-siens and other pewter badges, p. 254-264J. Londen. 1987. Age of Chivalry. Art in Plantagenet England 1200-1400 (ed. Alexander, J. & Binski, P.) (tent. cat. Royal aca¬ demy of Arts). Liiheck, 1981. Kirchlichc Kunst des Mittelallers und der Reformationszcit. St. Annen-Museum Liibeck. Liibcck (Liibeeker Museumkataloge I) (J. Wiitstock. Pilgerzeichen. p. 289-291). Maes. L. Th. 1951. Middeleeuwse Strafbedevaarders en Tvvintigstc-eeuvv.se reizigers naar Santiago de Compostella en O.L. Vrouw van Finisterra. In: Handelincen van de Zuid-Nederlandse Maatschappij voorTaal- en Letterkunde en Geschiedenis V. p. 16-39. Man, J. C. de. 1983. Tvvaalf schedels van Reimerswale en de bevolking van Zeeland. Middclburg. Man. M. G. A. de. 1937. Zeldzame muntgevvichtdoosjes. In: Jaarboek van hel Koninklijk Nederlandsch Gcnoolschap voor Munt- en Penningkunde 24, p. 43-54. 334
Maorlensson, A.W. ik Wahldb, C. 1970. Lundafyiul. En hilderbok. Lund (Arehaeologia Lundensis IV). Marburg 1981. Sankt Elisabeth. Furstin, Dieneiin, Heiligc. Sigmaringen (lent. cat. Marburg). Marburg 19X3. 700 Jahre Llisabcthkirchc in Marburg 12X3-19X3. Kalalog 7. St. HIisabclli-Kull. Kirche. Konfessionen (lent, cal.). Margry, P.J. I9XS. Amsterdam en liet mirakel van hot heilig sacrament. Amsterdam. Maris, A.J. 1945/1946. Van Sinete Kuneren Vaert. In: Jaarbock Oud Utrecht, p. 214-219. Marlin. G. 19X0. I listoire et genealogie de la Maison de Croy. Mechelen. 1976. Hanswijk-Juhelleeslen. Tenloonstclling Mari ale* Devotic tc Mechelen (tent.cal.). Meehin, С. 197X. Saint Nicolas. Fe*tcs ct traditions populates d'hierel d’aujourd'hui. Parijs. Meerbcrgen, .1. 1937. Sint Gummarus’ leven. Tongerloo. Mekkin», A.J.J- 1986. Dc Sint-Servaaskerk tc Maasiriehi. Bijdragen lot de kennis van de symboliek en de gesehiedenis van de bouwdelcn en de houwsculptuur lot ca. 1200. L'lreehi/Zuiphen (Clavis Kunsthistorische Monograficcn II). Mencndez Pidal, R. 1969. Histoirc dc Espana, IX. La Espana de los Reyes Catolieos (1474-1516). Madrid. de Mever. V. & Baekelmans. 1914. Hel bock der Rabauvven en Naaktriddcrs. Bijdragen tot dc studie van het volkslevcn dcr I6e en 17e ccuwcn. Aniwcipcn. Meyer-Wurmbach. E. 1964. Kdlner ‘Zeiehen’ und 'Pfennige' zu Ehrcn der Mciligen Drei Kdnige. In: Kdlner Domblatt 23-24, p. 205-290. Mitchiner. M. 1986. Medieval Pilgrims &. Secular Badges. Londen. Mont-Saint-Michel. 1971. Millionaire Monastique du Mont Sainl-Michcl. tome III, Culte de Saint Michel ct pclerinages au Mont (ed. M. Baudot) (C. Lamy-Lassalle. Les cnscigncs de pelerinage du Mont Sainl-MicheL p. 271-2X6). Mosmans. J. 1931. De St. Janskcrk te ’s-Hertogcnbosch. 's-Heriogenbosch. Muller, I. 1965-1966. Zum Cluirer Pilgerzeichcn. In: Zeitsehritl fur schvveizerisehe Archaologie und Kunstgcsehicluc 2d. p. 245-247. Miinchen. 1984. Wallfahrt kennt keine Grenzen (tent.cat.) (zie ook Kriss-Rcllenbeek & Mohler. 1984). Miinehen 1986. Das Evanceliar Heinrichs des Lowcn und tlas mittelalterliche Herrscherbild (lent. cat.). Murdoch, T. 1991. Treasures and trinkets. Jewellery in London from pre-Roman limes to 1930s. Londen (lent. cat. Museum of London). Nahuys, M. 1X82. Medailles et jetons inedits relalifs a Phistoire des dixscpl anciennes provinces des Pays-Bas (Aerschol). In: Revue Beige de Numismatique 38, p. 286-289. Nauwelaers. J. 1937. De viergildcn van Vilvoordc. In: De Brabanlsche Folklore. Noordeloos. P. 1949. Enigc gegevens over brocderschappen van S. Antonins. In: Publications de la Societe Historique el Archeologique dans le Limbourg 85. p. 477-499. Nooijer, J. M. de. 1928. Kerk en toren van Nieuwlandc. In: Archicf van bet Koninklijk Zeeuwsch Gcnootsdiap der Wctenschappen, p. 116-124. Norberg, R. 1954. Pilgrimsmarkcn Iran VVilsnaek i Alvastra Kloslcrruin. in: Fornvanncn 49. p. 161-166. Ousterliout. R. (ed.) 1990. The Blessings of Pilgrimage. Urbana / Chicago (Illinois Byzantine Studies I). Pallemarts, J. 1934-1936. O.L. Vrouw van Scherpenheuvel. Mechelen. 335
Parijs/Mont-Saint-Michcl. 1966. Millenairedu Mont-Saint-Michel 966-1966 exposition, (tcnt.cat.). Pastor, L. 1905. Die Reise des Kardinals Luigi d'Aragona dureh Deutsehland, die Niederliindc, Frankreieh und Oberitalien 1517-1518, beschrieben von Antonio de Bcatis. In: Erlautcrungcn und Ergan/ungcn /u Janssens Geschielile des deutsehen Volkes. Bd.IV-4. Freiburg i.Br. Peeters. C. 1985. De Sint Janskalhedraal ’s-Herlogenbosch. \s-Gravenhage (De Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst). Peeters, R. 1956. Kempisehe zocnsedingen en stralbedevaarten tot aan de vooravond van de Beeldcnstorm. In: Taxandria 33, p. 26-105. Plotzl. R. 1984. Imago Beati Iaeobi. Beitriige zur Ikonographic des hi. Jaeobus Maior ini I loehmittelalter. In: Kriss-Rettenbeck & Mdhler 1984. p? 248-264. Piaag 1 986 - nor 1987. Strcdovekc umelecke remeslo (tent. cat.). De Proost. W. (1989) Lierse Tinnegieters (Lier). Quetel, Cl. 1991. Le Mont-Saint-Miehel. Parijs. van Reenen, P.Th. 1991. Thomas Becket in Diemen. In: Net Profiel (maart 1991). p. 6-8. Reglercn Aliena. II. II. 1968. Town-centre research in Amsterdam. In: Rotterdam Papers I. (cd. J. G. N. Renaud) Rotterdam, p. 121-136. Roscnkranz, A. 1927. Dcr Bundsehuh. die Erhcbungen des sudwestdeutschen Bauernstandes in den Jahren 1493-1517. Heidelberg. Rouen. 1923. Musec des Anliquites de la Seine Infericure. Guide du visiteur. Rouen/Caen. 1979. Tresors des Abbayes Normandes (tenl.cal.) (H. Decaens. Les Pelerinages. Enscignes de pelerinage XlVe- XVIc siecles, p. 294-305) Ruge. J. & Thomas. K. 1985. Meiallkundliehe Uniersuchungen einiger Braunschweiger Pilgerzcichcn-Fundc. In: H. Rotting. Stadtarchaologie in Braunschweig (= Forschungen der Dcnkmalpflege in Niedersachsen 3), p. 287-289. Schramm, P.E. & Miitherich. FI. 1962. Denkmale der deutsehen Konige und Kaiser. Miinchen. Schutijser, A.M.J. 1988. De Lieve Vrouwtjcs van Zeeland. Bedevaartplaatsen in Zeeland. Vlissingen. Sartaty. H. 1972. Dordrecht deel 2. In: Spiegel Historiael 7, p. 659-667. Schuijf, J. e.a. 1971. Reimerswaal, z.p. (gestencild rapport Nederlandse Jeugdbond ter Bcstudering van de Geschiedenis. werkgroep S.A.O.). Sehuijf. J. e.a. 1972. Reimerswaal. z.p. (gestencild rapport Nederlandse Jeugdbond ter Bestudcring van de Geschiedenis, werkgroep S.A.O.). Sigal. P.A. 1974. Les marcheurs de dieu. Pelerinages et pelerins au Moyen Age. Parijs. Sijnkc, P. W. 1977. Aanvullingen opgelegde bedevaarten vanuit Middelburg. In: Nchalennia 27. p. 9-14. Spencer, B. VV. 1968. Medieval pilgrim badges. Some general observations illustrated mainly Irom Englisch sources. In: Rotterdam Papers I. (ed. J. G. N. Renaud) Rotterdam, p. 137-153. Spencer. B. W. 1980. Medieval Pilgrim Badges from Norfolk (Norfolk Museums Service). Spencer, B. 1987. Pilgrim Souvenirs. In: The Age of Chivalry. London (tent. eat. 1987/1988). p. 218-222. Spencer. B. 1990. Pilgrim Souvenirs and Secular Badges. Salisbury (Salisbury Museum Medieval Catalogue, Part 2). 336
Spielings, M. 1979. И el obiluariinn oldodenbock van de Sinl-Janskcrk te VHertogcnbosch (1280-1435). In: Boschboombladeren 23. p. 1-61. Sprengcr. J. & Insliluris. II. 1487. Malleus Ма1еПсатт: ed. Schmidt, J.W.R. 1006. Der llcxenhammer. Bcrlijn (herdruk Darmstadt 1074). (Staal, C.) C.S. 1085. Hen tweede pelgriinstekcn van Sint Cuncra. In: Maandblad Oud-liiechi 58. p. 284. Stalpaert. H. 1082. Middelecuvvse pelgrimstckens up Brugse schilderijen. In: Volkskunde S3, p. 288-303. Steppe, J.K. 1085. De iconografie van de heilige Jacobus de Meerdere (Santiago). In: Gent 1085, p. 120-152. Sterck, J.M.F. 1038. De Heilige Stede in de geschiedcnis van Amsterdam. Hiherstmi. Stockholm 1951. Relikeroch relii|varier IVfion Svenska kyrkor. Ulstallning i Statens Historiska Museum (cal.). Stockman. L. 1091. De nprichling van tie dekenij Aardenburg (ca. 12951 en bet rijke титле levcn in en от de Mariakerk van Aardenburg (966-1625). In: Appeltjes van bet Meetjcsland. p. 5-58. Stuttgart 1977. Die Zeit der Stauler, Geschichle-Kunst-Kultur (tent. cat.). Sumption, J. 1975. Pilgrimage, an image of mediaeval religion. Louden. Talbot Rice, D. 1968. Byzantine Art. Harmondsworth (Pelican History of Art). Tambuyser. K. 1963. De Hanswijk-Jubell'eesten. In: Handelingcn van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde. Letteren en Kunst van Mechelen 67. p. 134-143. Timmers, J.J.M. 1971. De kunst van bet Maasland. A.sscn (Maaslandse Monografieen. Groot Korniaai I). Timmers, J. J. M. 1978. Christelijke symboliek en iconografie. VVeesp. Tolh-Ubbens, M. 1963. ‘Van Goude, Zclver. Juellen elide anderen Saken'. Twintig jaren llaagse tresorie-rekeningen betreffende beeldendc kunst en kunstnijvcrheid ten tijde van Albrecht van Beieren 1358-1378. In: Oud-llolland 78. p. 87-134 Triinpe Burner. J. A. 1964. Een oudheidkuinlig onder/oek in de Ahdij te Middelburg in 1961. In: Beriehien van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodcmonderzoek 14, p. 97-132. Udcn. 1990. Volksdevolie. Beeldcn van religieuze volksculluur in Noord-Brabant (tent.cal. Museum voor Religieuze Kunst). Uil, H. 1980. Middelceuwse strafbedevaarlen vanuil Zierik/ce. In: Kroniek van het land van de Zeemeermin (Sehouwen- Duiveland) 5, p. 24-44. Utrecht. 1980. Een sehilderij centmal. De Jeru/alemvaarders van Jan van Seorel (tent.cal.). Utrecht. 1981. Vroomheid per dozijn (tent.cat.) (los toegevoegde voorvverpenlijst). Utrecht. 1985. Schatkamers uit ltd Zuiden (ed. A. M. Koldevveij & P. M. L. van Vlijmen) (tent.cal.). Utrecht. 1988. Helse en hemelse vrouvven (ed. M. Caron) (lent. cat. Rijksimiseum Het Catharijneeonvent). van Uytvcn. R. 1973. Leuvensc glasschiklers Klaas Romhouis en Croy-ramen te Aarschol en elilers. In: Area Lovaniensis 2, p. 66-87. Vandenberche, St. 1975. Pelgrimstekens nil Mechelse baggervverken. In: Handelingcn van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde. Letteren en Kunst van Mechelen 79, p. 81-98. Vandenberizhe, St. 1977. L'ne medaillc dc pelerinagc de Saint Rombaut et Pindulgence ponlificale sous le pape Nicolas V (1447-1455) a Mahnos. In: Bibliothek-Buch-Geschichtc. Kurt Rosier zum 65. Geburtslag. Pranklurt a.M.. p. 405-41 I. Vandenberghe. St. & Dezutler. W. P. 1983. Trois insignes de pelerinage du 15c siccle de Noire-Dame d’Aardenburg. In: Berichten v an dc Rijksdienst voor bet Oudheidkundig Bodcmonderzoek 33, p. 455-459. 337
Vangasson, H. 1948. Gcschicdcnis van Ninove, dl. I. van de Veil, W. 1924. Hei miraeuleus blocd ic Boxlel, 1380-1924. Leiden/Boxtel. Viaene. A. 1982. Vlaamse pelgrimsiochicn. Brugge (bundeling van 44 eerder versclienen arlikelen). Vorsterman van Oven, О. Л. 1889. Hel Archief van Aardenburg I. Middelburg. Vroonu W. 1993. Hut jachtgebied van Sint-Hu be rtus. In: Bouwkunst. Studies in vriendschap voor Kees Peelers. Amsterdam, p. 571-579. Waal, A. de. 1900. Andenken an die Romfahrt ini Miltclalter. In: Rdmische QuarLuIsellrift fur ehristlielie Allerlhumskunde und fur Kirchengeschichle 14, p. 54-67. de Waha, M. 1984. Documents sur le pelerinage d'Aerschot. A propos d'un insigne de pelerinage decouvert an slot (Woluwe- Saint-Lamberi). In: Annales de la Federation Historique et Archcologiquc de Belgique XLV1 Congres. Nijvel, p. 447-457. Warncke, J. 1930-1931. Mittelalterliehe Pilger/eichen aus Liibeck und Lauenburg. In: Nordelbingen. Beitriige zur Ileiniatfurschun in Schleswig-Holstein, Hamburg und Liibeck 8. p. 158-183. Wasser, B. 1983. Nederlandse pelgrims naar bet heilige land. Zutphen 1983. Weiler. H. 1972. Kolner Dom-Medaillen. I.Teil: 12. Bis 16. Juhrhundert. Krefcld-Huls 1977. Weit/mann, K. 1966. Various aspects of byzantyne influence on the Latin countries from the sivt to the twellih century. In: Dumbarton Oaks Papers 20, p. 1-24. De Werd. G. 1986. Die St. Nicolaikirche zu Kalkar, Miinchen/Berlijn. We/emaal 1988. Pelgrims naar Sint Job (tent. cat. Pinkstervveekeinde 1988). Wichmans, A. 1632. Brabanlia Mariana. Antwerpen. Willems. J.F. 1839, ‘Aenleekeningen van eenen pelgrim der XVe eeuvv’. In: Belgisch Museum voor de Nederduilschc Tael- en Letterkunde en de Gcschicdcnis des Vaderlands 3, p. 408-410. Willemsen, С.Л. 1977. Die Bildnisse der Staufcr. Goppingen (Schriflen zur slaufischen Geschichte und Kunsl 4). Witte, A. de. 1910. La mcdaillc rcligicusc cn Belgique. In: Bulletin de Г academic royale d'archcologie de Belgique 1910, p. 81-88. Wittstoek, J. 1984. Pilger/eichen in Liibeck - alte und neue Funde. In: Lubecker Schriftcn zur Archiiologie und Kulturgesehichle 8, p. 15-21. Wijmans, G. 1977. lnvenlaire des Archi\es des due* de Croy. Brussel. Wolff. C. 1901. Die Kunstdenkmaler der Provinz Hannover II. Regierungsbezirk Hildesheim I und 2. Sladt Goslar. Hannover. Wright, Th. 1866. The worship of the generative powers during the middle ages of Western Europe. Reprint als deel 2 in: Knight, Richard Payne & Wright, Th. 1992. A History of Phallic Worship. New York. Wright, Th. 1875. History of caricature and the Grotesque. Londen. (Wiistefeld, W.C.M.) H.W. 1992. Hct Van Adrichcm-handschrift. vervvorven met steun van de de Vercniging van Vrienden en de Vereniging Rembrandt. In: Catharijncbrief 10. nr. 37. p. 1-6. Wynands. D.P.J. 1986. Geschichte der Wallfahrlen im Bislum Aachen. Aken (Veroffenilichimgcn des Bischbllichen Dio/esanarchivs Aachen 41). Zwolle. 1980. Thuis in de late middeleeuwen. Het Nederlandse burgerintcrieur 1400-1535 (tent.cat.). 338
REGISTER Met register betrel’l uitsluitend de 1036 insignes die in hoofdstuk XIX Catalogus staan algebeokl en beschre- ven: de inlcidcnde teksten bij de afbeeldingen /ijn niet verwerkt. Verwexen wordt naar de afbeeldingsnum- mers. eigennamcii Adrian us 1-19 Aegidius 196 Andreas 20 Anna 20-25 Anna-te-Drieen 2 I Antonius Abt 26-35. 356 Arisloteles en Phyllis 539 Arnoldus 36-37 Barbara 38-48 Bernardus 49-50 Catharina 51-57.421 Christoflel 58-68 Chrisms Christuskind 58-68, 69-72 Aanhidding Driekoningcn 167-177 Geseling 130-137 Kruisiging. crucilix, kruis 81-102, 128, 130-137, 139, 173,179, 354. 419, 450, 517, 772 Verrijzenis 106, 130-137 Laatste Oordeel 526 Patriarchaal kruis 106 Vera Icon 73-80, 300, 303-307. 309-310. 420, 422, 453,509 Man van Smarten 105, 512 Lijdenswerktuigen 109-110. 508 Christusmonogram 79, 107. 506-507 Salvator 103 Drievuldighcid 141 Hciligc Traan 104 Pelikaan 115-117 Lam Gods 77-78. 111-114 Eucharistie. hoslie 118-122, 125-140 Eucharistic. II. RIoed 123-124 Christos en Maria 422 Christos als bisschop 446 Christos als bedelaar 283-284. 398 Claude 142-145 Cornelius 146-160. 316,416 Corona 161 Cunera 162-165 Driekoningcn 167-178 Dymphna 179-185 Eligius/Eloy 186-190 Elisabeth 193 Eulropius 194 Fortuna 1036 Franc iscus 193 Georgius 249-260 Ghislenus 195 Gilles 196 God de Vader 141 Godelieve 197 Gum mams 198 Guido 190 Hubertus 200-201.203 Jacobus de Meerdere 208-215, 223, 226-227, 229 Job 233-243 Johannes de Doper 244-248. 457, 465. 526 Johannes Apostcl en Evangelist 81-92. 101. 173, 455- 456, 458-464. 536 Josse 261-263 Joris 104, 249-260 Judas 289 Karel de Grote 264-267. 416-417. 421.427 Laurentius (?) 268 Leonardus 269- 280 Liborius 281 Lutgar 282 Maria 81-92, 101, 173.417,526.529.531 met Kind 166. 355,405-416.418-421,426-428, 430-448. 450-466, 468-519, 521.528. 530. 532-536 annunciatie 520. 522-524 kroning 422, 527 pieta 467, 525 Martinus 283-284 Maternus (?) 288 Matthias 285-289 Michael 290-293 Nicolaus 295 Odilia 296 Ontcommer 297 Paul us 73. 299-300, 472 Petrus 73, 298-301,472 Petrus van Luxemburg 315 339
Quinlen 160. 316 Quirinus 317-326 Rochus327 Romhoul 328 Sebastiaan 329-332 Servatius 333-350, 353-356 Silvester 357-358 Theobald us 359-360 Thomas Becket 361 -369 Simon 289 Ubaklus 370 Ursula 174-175,371-374 (7) Vincent (7) 268 Wilgefortis 297 Niel geidentifkeerde personen bisschop 141, 376-379, 391-392, 528 boogschuller 547-548. 574-575, 656 cngel 92-93, 118-120, 140, 179, 327, 359, 394, 400, 402, 405-406, 422, 450. 452. 468-470, 533. 562, 773 koningspaar 604-606, 864 kreupele 398, 660-662 minnaars 543, 610-616, 967. 970 molenaar 577-584 muzikani 233-243, 542, 574-575, 585-587, 616, 642, 645-648 pans 375 pelgrim 27, 94, 146-153. 159. 273. 276-279. 297. 384, 466-467, 534, 663-666 ploegende boer 537-539 ridder/ruiter 562-573, 649-650, 656 soklaat/ridder 397. 549-561.574-576. 642. 894 sphinx 603 vaandeldrager 546-545 wildeman 397 (?), 588-595 Diemi-fahelwezens aap 595-597. 668-669 adelaar 717. 885 adelaar, dubbelkoppig 764-767 borstkuras 774-776 draak/duivel 179-185, 249-260, 290-293, 333-336, 339-341,350,391 duivel 591-592 ezel 577-580. 670 fabeldier 668, 687-689 haan 712-715 haan en hen 713 hen 196, 200-203. 672-674 hontl 200, 327, 404. 610-61 1,675-680 Lam Gods 77-78, 111-114. 246-248 leeuw 1 -19, 681 -686, 757-763. 864 paard 199, 200, 203, 249-258, 283-284,288 pegasus 690 pelikaan 115-117 runderen 199 struisvogel 71 I varken 27-29, 32 vis 596-597, 602,719-720 vliegende vis 718 vogel 403, 694-702, 900 zeemeerman 601 zeemeermin 598-600 /waan 703-710 zwijn 691-693 zaken, atiributen aambeeld 1-19, 186-188 achterwerk 924 altaar 315 Andreaskruis 20, 768 banderol 700-710. 1006-1007 be I 27, 29. 32-33. 35. 95-97, 233-237. 634-635, 637, 668, 679 beurs 811-820 bijl 285-287, 289, 855-859 blaasbalg 540, 821 bloem 822-849, 1016-1018 boog 547-548, 574-575. 656, 771,959-961 boom 439, 455-466, 474, 541-542, 604-606, 622-624 boor 282 braadspit 654 brock 541,625-626 brouwersstaf 37 doedelzak 691 -693, 860-861 dobbelsteen 890 dolk 815-816, 862-863 draagbaar 652-653 driedubbelhooi'd 1013-1014 dubbelhoofd 608 eikel 1010 erotica 610-668 ex voto 92, 455-465, 536 fleur de I is 294, 444, 769-770 gesp, gcspbroche 864-894 humer 1-19, 186-192 340
hand Gods 48 handjes 887, 907 handschocn 895-898. 900 hark 899 harp 585-586 hart 107-108, 351-352, 496. 528. 884. 900-908 haspel 909 herberg 612 hocd/muts 926-930 hocfijzer 711,920-922 hoof'd 609, 721 -756, 998, 1017-1018 hoorn 146-160, 93 1-938 kam 404, 598, 939-945 kan 449. 542, 572. 612, 946-951.954-956 kapel 446 kaprocn 627-628, 923-925 kelk 45, 46 kerk 607 kerkniodel 195 kist 1003 korf 621 kroon 957-958 kruiwagen 630-631 krukken 398. 660-662 ladder 655 letters A 302, 569, 917.962-965 1918 M 966-978 0 979 R 980-982 liefdeskrans 543 lijstje 1016-1022. 1034 luit 587, 986 maan 225,402.914, 1024 mand 987-988 molen 579-584 monstrans 118-120, 125, 128-129, 138, 140, 289 mossclschelp 667 muni 777-810 angel/mouton 784 gouden angel 806 gouden ecu 795-798 gouden fiorino 777-783 gouden lam 789 gouden nobel 802-805 gouden pieler 793-794 gouden rijder 807 gouden royal 785 zilveren botdragcr 799-801 /i Keren dubbele stuiver 808 zilveren groot 790, 809 zilveren leeuwengmot 786-788 /iK eren plak 791 sell Herman 792 palmtak 38-41,45. 47 ploeg 537-538 pclgrimsstaf 222, 231-232 phallus 617-618. 620-655, 668, 670, 720 pijl 44, 989-990 rad 51 -53, 55-57. 853 reliekarm 289 reliekkruis 289 relieksehrijn 289, 478-479 rieni 198 roskam 945 schaar 991 sclielp 204-207, 209-226, 228-230. 312, 447-448 schild 590 sell ip 101, 174-175. 371-374, 440-444. 574-576, 642- 644, 992 sclioenen 993-997 sleutel 298-299. 301,303-314. 328, 333-337. 342- 344. 347-356, 472 slot 998-1002 spade 198,399 speelbord 1004-1005 spinrokken 540, 670 ster 223. 271. 753-756, 872, 877, 915-919 Taustaf 27. 29, 32-35 tiara 303-305, 308-309, 311.328 lobbe/emmer 385, 436-438 tobbe met kinderen 295 torcn 38-44, 46-48588 tunica van Maria 416-435, 445 veerliouder 1008 veldfles 561. 952-953 veren 988, 1006-1007 vijzcl 596-597 v lam 1009 vuurbok 1011 vulva 619-620, 623-624. 638-640. 652, 654-667 wan 1012.615 wapcnschild 21, 128, 178, 185, 227, 238-241, 289, 294, 318-319. 325-326, 328,400, 411-415, 449, 454. 477, 552-556. 558-559. 563-568, 757-759. 768-769, 771-776. 857, 888-889,990 wcgkapel 439 wikkclkind 69-70, 388 wimpel 317. 319, 325-326 worgdoek 162-165, 197 zon 402,910-913 341
/waard 1-19. 52-53, 55-57, 179-185, 299. 311.317- 326. 364, 368-369, 384, 397. 404, 472, 550, 601 zwaardschede 1013-1015 hcrkomst van de pelgrimstekens Aardenburg 405-410, 533 (?) Aarschot 41 1-415.494(7) Aken 264-267,416-435 Amersfoort 436-438 Amsterdam 118-120, 141 (?) Amiens 244-245 Anderlecht 199 Autim 282 Avignon 315 Baudelo 439 Blomberg 121-122 Boulogne-sur-Mer 440-444 Вох1еГ 123-124 Bremen 161 Canterbury 361-369 Chartres 445 Damme 101 Dudzele 273-275 Diiren 22-25 Einsiedeln 376 (?), 446 Finistcrre 447-448 Geel 179-185 Geraardsbergen 1-19 Gistel 197 Goslar 289 Gubbio 370 Haarlem 449 Halle 450- 453,534(?) Hanswijk (Meehelen) 454 Hassell (Ov.) 125 \s-Hertogenbosch 455-465, 536 (?) Hulsterloo 466 Keulen 167-178, 371-374 (7) Korneli minister 416 Krancnburg 126-127 Lier 198 Lede 467 Loo (?) 268 Loreto 468-470 I ucca 94 Maastricht 333-356, 377-379 (?) Marburg 193 Mechelen 328, 454 Mcscn 357-358, 471 Mont-St.-Michel 290-294 Nazareth (?) 522 Neuss 317-326 Ninove 146-158 Nob hit 269-271 Noyon 186-188 Odilienberg (Elzas) 296 Oudenburg 36-37 Oviedo (?) 103 Paderborn 281 Petile-Synthe 95-97 Reimerswaal, 472 Rhenen 162-165 Rocamadour 473 Rome 73-78, 80, 298-314 Sainles 194 Santiago de Compostela 204-215, 222-227, 229-232 Steenbergen 297 Sternberg 128-129 St.-Andrcws 20 St. Anna terMuiden (?) 21 St.-Claude 142-145 St.-Ghislain 195 St.-Gilles 196 St.-Hubert-en-Ardenne 200-203 St.-Josse-sur-Mer 261 -263 Thann 359-360 Tongre-Notre-Dame 474 Vauvert 475-476 Vendome 104 Vienne 26 Vrouwenpolder 477 Waver 478-479 Wczcmaal 233-240, 241-243 (?) Wilsnack 130-137 342